ECLI:NL:RBGEL:2017:6734

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
22 december 2017
Publicatiedatum
22 december 2017
Zaaknummer
05/175676-16
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Poging tot zware mishandeling en vernieling met een auto in Arnhem

Op 22 december 2017 heeft de Rechtbank Gelderland uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die op 19 augustus 2016 in Arnhem met zijn auto opzettelijk op een slachtoffer inreed. De verdachte, die met hoge snelheid reed, heeft geprobeerd zwaar lichamelijk letsel toe te brengen aan het slachtoffer door met zijn auto (Nissan) op hem in te rijden, waardoor het slachtoffer moest wegspringen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte opzettelijk handelde en dat zijn gedrag gericht was op het toebrengen van letsel. Daarnaast heeft de verdachte een scooter van het slachtoffer beschadigd en is hij na de aanrijding doorgereden zonder te stoppen, wat in strijd is met de Wegenverkeerswet. De rechtbank heeft de verdachte schuldig bevonden aan poging tot zware mishandeling, opzettelijke vernieling van de scooter en het verlaten van de plaats van het ongeval. De verdachte is veroordeeld tot een gevangenisstraf van zes maanden en een ontzegging van de rijbevoegdheid voor twaalf maanden. De rechtbank heeft bij de strafoplegging rekening gehouden met de ernst van de feiten en de gevolgen voor het slachtoffer, die knieletsel opliep door de aanrijding.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND
Team strafrecht
Zittingsplaats Zutphen
Parketnummer : 05/175676-16
Datum uitspraak : 22 december 2017
Tegenspraak
vonnis van de meervoudige kamer
in de zaak van
de officier van justitie bij het arrondissementsparket Oost-Nederland
tegen
[verdachte]
geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats] ,
ingeschreven op [adres] te [plaats]
raadsman: mr. J.W. Schouten, advocaat te Arnhem.
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 12 december 2017.

1.De inhoud van de tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
1.
primair:
hij op of omstreeks 19 augustus 2016 in de gemeente Arnhem ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan [slachtoffer 1] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen met voormeld oogmerk als bestuurder van een auto (Nissan) (met hoge snelheid)
toe en/of in is gereden op voornoemde [slachtoffer 1] , waardoor deze weg moest springen, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
subsidiair:
hij op of omstreeks 19 augustus 2016 in de gemeente Arnhem [slachtoffer 1] heeft mishandeld door als bestuurder van een auto (Nissan) (met hoge snelheid) in te rijden op voornoemde [slachtoffer 1] ;
meer subsidiair:
hij op of omstreeks 19 augustus 2016 in de gemeente Arnhem [slachtoffer 1] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, althans met zware mishandeling, immers heeft verdachte opzettelijk dreigend als bestuurder van een auto (Nissan) (met hoge snelheid) toe en/of ingereden op voornoemde [slachtoffer 1] , waardoor deze weg moest springen;
2.
hij op of omstreeks 19 augustus 2016 in de gemeente Arnhem opzettelijk en wederrechtelijk een scooter (La Souris Vespelini en gekentekend [kenteken] ), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 2] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, heeft vernield en/of beschadigd en/of onbruikbaar gemaakt;
3.
hij, als degene door wiens gedraging een verkeersongeval was veroorzaakt, welke gedraging hij al dan niet als bestuurder van een motorrijtuig had verricht en welk verkeersongeval had plaatsgevonden in Arnhem op/aan de Laan van Presikhaaf, op of omstreeks 19 augustus 2016 de (voornoemde) plaats van vorenbedoeld ongeval heeft verlaten, terwijl bij dat ongeval, naar hij wist of redelijkerwijs moest vermoeden, aan (een) ander(en) (te weten [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] ) letsel en/of schade was toegebracht.
2. Overwegingen ten aanzien van het bewijs [1]
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gesteld dat wettig en overtuigend bewezen kan worden geacht dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de onder 1 primair, onder 2 en 3 ten laste gelegde feiten.
Het standpunt van de verdediging
Ten aanzien van het onder feit 1 primair en subsidiair tenlastegelegde heeft de verdediging gesteld dat verdachte dient te worden vrijgesproken. Volgens de verdediging heeft de aangever achter een lantaarnpaal gestaan waardoor hij niet geraakt kon worden. Dit levert daarom geen poging zware mishandeling op. Ook mishandeling kan niet bewezen worden. De zere knie van aangever is niet ontstaan door handelingen van verdachte.
De raadsman heeft zich verder op het standpunt gesteld dat de onder feit 1 meer subsidiair ten laste gelegde bedreiging kan worden bewezen. Dit geldt eveneens voor het onder feit 2 tenlastegelegde.
Ten aanzien van feit 3 heeft de raadsman vrijspraak bepleit omdat het door artikel 7 van de Wegenverkeerswet beschermde belang, namelijk het vaststellen van de identiteit van de veroorzaker om deze aansprakelijk te kunnen stellen voor de schade, niet door verdachte is geschonden. In dit geval is geen sprake van een onbekende bestuurder; aangever kent verdachte zodat verhaal van de schade mogelijk is.
Beoordeling door de rechtbank
Ten aanzien van feit 1
De rechtbank ziet zich voor de vraag gesteld of sprake is van een poging tot het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel. Om tot een bewezenverklaring daarvan te kunnen komen, zal moeten worden vastgesteld of verdachte het (voorwaardelijk) opzet heeft gehad om aan aangever zwaar lichamelijk letsel toe te brengen. Daartoe wordt het volgende overwogen.
Aangever heeft verklaard dat hij op 19 augustus 2016 op de Laan van Presikhaaf te Arnhem rechts naast de Twingo stond. [2] Hij liep aan de linkerzijde van de scooter en had deze vast in zijn handen. [3] Hij zag dat verdachte in zijn auto midden op de kruising Laan van Presikhaaf met de IJssellaan stil stond en op hem afreed. Hij kon goed zien dat verdachte achter het stuur zat. Hij zag dat verdachte snel vaart maakte en rechts op hem afreed. Hij schrok zich kapot en vreesde voor zijn leven. Hij zag dat zijn scooter vol werd aangereden door de auto van verdachte. Aangever viel en hij voelde dat zijn knie geraakt werd. Hij zag dat de scooter 8 meter verderop lag. [4]
Getuige [getuige 1] heeft verklaard dat hij als bestuurder in de Twingo zat met [getuige 2] als bijrijder. Getuige zag dat verdachte hard in een auto kwam aanrijden. Verdachte kwam met volle vaart aanrijden op aangever. [5] Getuige zag de koplampen schijnen en hij zag dat de lampen naar rechts afweken. [6]
Getuige [getuige 2] heeft verklaard dat aangever half op de weg stond met de scooter en dat de auto daarnaast stond. Aangever stond rechts naast hen met de scooter in de hand. Verdachte kwam via de achterzijde aanrijden. Getuige hoorde dat de auto van verdachte gasgeluiden maakte, geen gas terugnam en bleef doorrijden. Hij zag verdachte met snelheid op aangever inrijden, doelbewust. Hij zag dat de scooter door de lucht vloog en hij zag aangever hun kant opspringen. [7] Getuige zag dat aangever links van de scooter stond en rechts werd geraakt door het voertuig. Getuige zag dat het voertuig deels de scooter deels de benen van aangever raakte. [8]
Getuige [getuige 3] heeft verklaard dat hij met verdachte in de auto zat en dat hij zag dat aangever met de bromfiets wegliep. Hij hoorde verdachte zeggen: “ik rij hem voor zijn flikker”. Getuige zag dat aangever voor de Twingo langs liep die daar stil stond. Hij merkte dat verdachte gas gaf en dat ze sneller gingen rijden. Hij zag dat verdachte rechts langs de Twingo en vol tegen de bromfiets botste. Verdachte raakte de scooter met de voorzijde van de Nissan. Hij zag dat verdachte daarna vol gas wegreed. [9]
In het proces-verbaal van de Verkeers Ongevallen Analyse is het volgende vermeld. Verbalisanten zagen dat de scooter La Souris Vespelini met kenteken [kenteken] aan de achterzijde beschadigd was. De linkerzijde was ernstig bekrast en beschadigd. Ze zagen dat de Nissan aan de rechtervoorzijde beschadigd was. Ze zagen dat de rechterkoplamp, motorkap, richtingaanwijzer en bumper bekrast en gescheurd waren. Tijdens de schade-inpassing zagen de verbalisanten dat de beide schadedelen van beide botspartners dermate veel overeenkomsten vertoonden dat dit volledig past in het beeld dat deze twee betrokken voertuigen met elkaar in botsing zijn geweest. [10]
De rechtbank stelt op basis van deze bewijsmiddelen de volgende feitelijke toedracht vast.
Aangever stond met de scooter aan zijn rechterzijde naast de Twingo op het midden van de Laan van Presikhaaf. Verdachte reed over diezelfde weg. Hij heeft gas gegeven en is met verhoogde snelheid doorgereden. Hij is vervolgens naar rechts afgeweken, rechts langs de Twingo gereden en in botsing gekomen met de scooter. De aangever die tussen de Twingo en de scooter stond, is weggesprongen maar door de auto van verdachte aan zijn knie geraakt. Verdachte is na de botsing doorgereden.
De rechtbank concludeert hieruit dat verdachte met verhoogde snelheid, zonder te remmen, gericht op de aangever is toegereden, dat hij hem ook heeft geraakt en dat hij vervolgens is doorgereden. Deze toedracht vindt ook steun in het -kort gezegd- schadebeeld van het voorval. De scooter is door de lucht gevlogen en er is behoorlijke schade vastgesteld zowel bij de auto van verdachte als bij de scooter. Dit betekent dat verdachte met hoge snelheid op de aangever moet zijn ingereden.
Dit gedrag van verdachte is naar het oordeel van de rechtbank naar zijn uiterlijke verschijningsvorm zo zeer gericht op het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel bij de aangever dat het niet anders kan dan dat verdachte opzet op zwaar lichamelijk letsel bij de aangever heeft gehad. Die opzet blijkt eveneens uit de woorden die verdachte heeft gebruikt tegenover getuige [getuige 3] .
Door en namens verdachte is aangevoerd dat hij de scooter en de aangever niet heeft gezien omdat de aangever achter een lantaarnpaal stond. Dit acht de rechtbank echter niet aannemelijk.
Getuige [getuige 3] die nota bene bij verdachte in de auto zit, ziet wél dat aangever met de scooter bij de stilstaande Twingo loopt. Juist op dat moment merkte getuige dat verdachte gas gaf en sneller ging rijden. Ook heeft hij, zoals gezegd, verklaard dat verdachte aangever voor zijn flikker wilde rijden. Hieruit kan niet anders worden geconcludeerd dan dat verdachte bewust op de aangever heeft willen inrijden en dat hij de aangever met de scooter dus wel degelijk heeft gezien. De rechtbank acht de getuigenverklaring van [getuige 3] geloofwaardig omdat deze met betrekking tot de feitelijke toedracht steun vindt in de overige getuigenverklaringen. Uit deze verklaringen rijst hetzelfde beeld op, namelijk dat verdachte gericht op de aangever afreed, die op dat moment met de scooter rechts naast de Twingo stond. Niemand verklaart dat de aangever achter een lantaarnpaal stond.
De rechtbank overweegt tot slot nog het volgende.
Verdachte is op de zitting gebleven bij zijn verklaring dat hij werd achtervolgd door een Opel Astra en dat hij genoodzaakt was door te rijden op de Laan van Presikhaaf en daardoor ongewild tegen de scooter is gebotst. Deze verklaring acht de rechtbank niet geloofwaardig. Er is door geen enkele getuige (ook niet door de getuige [getuige 3] ) verklaard dat er een Opel Astra ten tijde van de overdracht van de scooter aanwezig was. Ook is deze Opel Astra niet door hen op de Laan van Presikhaaf gezien. Verdachte heeft niet over de achtervolging gesproken met zijn passagier [getuige 3] . Verdachte heeft daarnaast ook niet op het kenteken van de Opel Astra gelet. Dit ligt wel voor de hand als verdachte zich bedreigd voelde.
De rechtbank gaat er dan ook van uit dat verdachte niet door een Opel Astra werd achtervolgd.
Alles overziende acht de rechtbank het onder feit 1 primair tenlastegelegde wettig en overtuigend bewezen.
Ten aanzien van feit 2
Getuige [slachtoffer 2] heeft verklaard dat zij een scooter met kenteken [kenteken] heeft. Haar broer zou de scooter ophalen bij verdachte. [11] Zij en verdachte hebben deze scooter samen betaald. [12]
[slachtoffer 1] heeft verklaard dat hij op 19 augustus 2016 op de Laan van Presikhaaf in Arnhem stond. Hij zag dat verdachte in zijn auto op hem af reed. Hij zag dat de scooter vol werd geraakt door de auto van verdachte. [13]
In het proces-verbaal van de Verkeers Ongevallen Analyse is vermeld dat verbalisanten zagen dat de scooter La Souris Vespelini met kenteken [kenteken] aan de achterzijde beschadigd was. De linkerzijde was ernstig bekrast en beschadigd. [14]
De rechtbank is op grond hiervan van oordeel dat wettig en overtuigend bewezen kan worden dat verdachte de scooter, die in ieder geval ten dele toebehoort aan [slachtoffer 2] , heeft beschadigd.
Ten aanzien van feit 3
Verdachte heeft verklaard dat hij de scooter van zijn ex-vriendin [slachtoffer 2] op 19 augustus 2016 heeft overhandigd aan haar broer [slachtoffer 1] . Hij reed daarna in zijn Nissan op de Laan van Presikhaaf in Arnhem. Hij is langs een Twingo gereden en voelde toen een botsing. Hij is vervolgens doorgereden. [15]
Getuige [getuige 3] heeft verklaard dat hij zag dat [slachtoffer 1] met de bromfiets de kruising van de IJssellaan met de Laan van Presikhaaf overstak en voor de Twingo langs liep die daar stil stond. Hij zag vervolgens dat verdachte vol tegen de bromfiets botste. Hij zag dat verdachte daarna vol gas wegreed. Hij hoorde dat de bumper los zat en hij hoorde schrapende geluiden. [16]
Getuige [getuige 1] heeft verklaard dat hij naast [slachtoffer 1] stond toen hij zag dat verdachte hard kwam aanrijden. Hij hoorde een harde klap en zijn auto schudde. Hij zag dat verdachte met volle snelheid doorreed. [17]
De rechtbank trekt uit deze bewijsmiddelen de conclusie dat verdachte de plaats van het ongeval heeft verlaten nadat hij als bestuurder van een auto een ongeval had veroorzaakt terwijl hij redelijkerwijs had moeten vermoeden dat aan [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] schade en letsel was toegebracht.
Onder feit 1 is reeds overwogen dat verdachte de opzet heeft gehad om aan [slachtoffer 1] zwaar lichamelijk letsel toe te brengen. Verdachte is op hem afgereden en heeft naar eigen zeggen een botsing gevoeld. Mede gelet op het feit dat bij zijn auto schade is ontstaan die door zijn passagier direct na het ongeval is opgemerkt én de impact van de botsing zoals door [getuige 1] beschreven, had verdachte moeten vermoeden dat aan [slachtoffer 1] letsel en aan [slachtoffer 2] (als mede-eigenaar van de scooter) schade was toegebracht.
Dat de betrokkenen bij het ongeval wisten dat de veroorzaker van het ongeval verdachte was, ontslaat hem geenszins van de verplichting om te stoppen. Naast de identiteit van de veroorzaker dient namelijk ook de juiste identiteit van het motorrijtuig te worden vastgesteld. Bovendien blijkt uit artikel 7 tweede lid van de Wegenverkeerswet dat voor een uitsluiting van strafbaarheid een actieve opstelling van de veroorzaker wordt verwacht. De veroorzaker dient zelf op de plaats van het ongeval de gelegenheid tot vaststelling van zijn identiteit en zijn motorrijtuig te bieden. Dat is in dit geval niet gebeurd.
De rechtbank acht dan ook feit 3 wettig en overtuigend bewezen.

3.Bewezenverklaring

Naar het oordeel van de rechtbank is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 primair, onder 2 en 3 ten laste gelegde heeft begaan, te weten dat:
1.
primair:
hij op
of omstreeks19 augustus 2016 in de gemeente Arnhem ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan [slachtoffer 1] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen met voormeld oogmerk als bestuurder van een auto (Nissan) (met hoge snelheid)
toe en
/ofin is gereden op voornoemde [slachtoffer 1] , waardoor deze weg moest springen, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
2.
hij op
of omstreeks19 augustus 2016 in de gemeente Arnhem opzettelijk en wederrechtelijk een scooter (La Souris Vespelini en gekentekend [kenteken] ),
in elk geval enig goed,geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 2] , i
n elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte,heeft
vernield en/ofbeschadigd
en/of onbruikbaar gemaakt;
3.
hij, als degene door wiens gedraging een verkeersongeval was veroorzaakt, welke gedraging hij
al dan nietals bestuurder van een motorrijtuig had verricht en welk verkeersongeval had plaatsgevonden in Arnhem op
/aande Laan van Presikhaaf, op
of omstreeks19 augustus 2016 de (voornoemde) plaats van vorenbedoeld ongeval heeft verlaten, terwijl bij dat ongeval, naar hij
wist ofredelijkerwijs moest vermoeden, aan
(een)ander
(en
)(te weten [slachtoffer 1] en
/of[slachtoffer 2] ) letsel en
/ofschade was toegebracht.
Voor zover er in de tenlastelegging kennelijke taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn die fouten verbeterd. Verdachte is daardoor niet in zijn verdediging geschaad.
Wat meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard, is niet bewezen.
Verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.

4.De kwalificatie van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert op:
Ten aanzien van feit 1:
‘poging tot zware mishandeling’
Ten aanzien van feit 2:
‘opzettelijk en wederrechtelijk enig goed dat geheel of ten dele aan een ander toebehoort beschadigen’
Ten aanzien van feit 3:
‘overtreding van artikel 7, eerste lid, van de Wegenverkeerswet 1994’

5.De strafbaarheid van het feit

De feiten zijn strafbaar.

6.De strafbaarheid van de verdachte

Voor zover namens en door verdachte naar voren is gebracht dat verdachte niet strafbaar is omdat hij werd achtervolgd door inzittenden van een Opel Astra, verwijst de rechtbank naar wat hiervoor onder 2 over de verklaring van verdachte op dit punt is overwogen. De feitelijke toedracht die door verdachte is gesteld, is niet aannemelijk geworden.
Nu er ook geen andere omstandigheid is gebleken of aannemelijk is geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit, is de rechtbank van oordeel dat verdachte strafbaar is.

7.Overwegingen ten aanzien van straf en/of maatregel

Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft geëist dat verdachte ter zake van het onder feit 1 primair, 2 en 3 tenlastegelegde zal worden veroordeeld tot een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 6 maanden en een ontzegging van de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen voor de duur van één jaar.
Het standpunt van de verdediging
Omdat artikel 63 van het Wetboek van Strafrecht van toepassing is, heeft de verdediging verzocht een werkstraf tussen de 80 en 100 uren op te leggen. Daarnaast is verzocht om de ontzegging van de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen slechts voorwaardelijk op te leggen, omdat verdachte een chauffeursopleiding wil volgen.
Met betrekking tot feit 3 heeft de verdediging betoogd dat sprake is van een overtreding en dat een aparte straf zou moeten worden opgelegd.
Beoordeling door de rechtbank
De rechtbank heeft bij de bepaling van de op te leggen straf gelet op de aard en de ernst van wat bewezen is verklaard, de omstandigheden waaronder dit is begaan, mede gelet op de persoon en de omstandigheden van de verdachte zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken, waarbij onder meer is gelet op het uittreksel uit het algemeen documentatieregister, gedateerd 6 november 2017.
De rechtbank heeft bij de straftoemeting in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan een poging tot zware mishandeling door met zijn auto bewust in te rijden op het slachtoffer. Daardoor heeft het slachtoffer knieletsel opgelopen en is de scooter die het slachtoffer bij zich had, ernstig beschadigd. Verdachte is niet gestopt tijdens of direct na de aanrijding. Hij is doorgereden en heeft zich pas op 23 augustus 2016 bij de politie gemeld. Het hoeft geen betoog dat het hier gaat om een ernstig voorval dat grote gevolgen had kunnen hebben voor het slachtoffer. Zoals uit de bewijsmiddelen blijkt is het niet aan verdachte maar aan het slachtoffer te danken dat door de aanrijding geen zwaar lichamelijk letsel is toegebracht. Het slachtoffer kon ternauwernood wegspringen. Daardoor zijn de gevolgen van de handelingen van verdachte beperkt gebleven tot knieletsel bij het slachtoffer en tot een fors beschadigde scooter. Verdachte heeft hiermee niet alleen het slachtoffer, maar ook zijn vrienden schrik aangejaagd door met zijn auto in volle vaart op hen af te rijden. De rechtbank neemt het verdachte daarnaast kwalijk dat hij is doorgereden na het ongeval, terwijl hij moest vermoeden dat er door zijn handelen schade en letsel was ontstaan.
De rechtbank is daarom van oordeel dat een vrijheidsbenemende straf zoals door de officier van justitie is geëist, dient te worden opgelegd. De rechtbank constateert dat artikel 63 van het Wetboek van Strafrecht van toepassing is maar ziet daarin geen aanleiding om zoals door de verdediging is aangevoerd, een werkstraf op te leggen. Daarvoor zijn de bewezenverklaarde feiten te ernstig.
De rechtbank is verder van oordeel dat aan verdachte voor de tijd van 12 maanden de bevoegdheid om motorrijtuigen te besturen moet worden ontzegd, omdat verdachte, als verkeersdeelnemer, met zijn auto heeft getracht het slachtoffer zwaar lichamelijk letsel toe te brengen.
De rechtbank ziet in de persoonlijke omstandigheden van verdachte zoals op de zitting toegelicht, geen aanleiding om een gedeelte van die ontzegging voorwaardelijk op te leggen.
De rechtbank zal slechts één straf opleggen voor de bewezenverklaarde feiten omdat artikel 7 van de Wegenverkeerswet niet een overtreding, maar een misdrijf betreft.
Beslag:
Met betrekking tot de inbeslaggenomen “3 stuks onderdelen voertuig” overweegt de rechtbank dat deze kennelijk onderdeel uitmaken van de auto van verdachte. Daarmee zijn het voorwerpen met betrekking tot welke het bewezenverklaarde is begaan en dus vatbaar voor verbeurdverklaring.

8.De toegepaste wettelijke bepalingen

De beslissing is gegrond op de artikelen 10, 14a, 14b, 14c, 24, 27, 33, 33a, 45, 57, 63, 91, 302, 350 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 7, 176, 178 en 179a van de Wegenverkeerswet.

9.De beslissing

De rechtbank:
 verklaart bewezen dat verdachte het ten laste gelegde, zoals vermeld onder punt 3, heeft begaan;
 verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij;
 verstaat dat het aldus bewezenverklaarde oplevert de strafbare feiten zoals vermeld onder punt 4;
 verklaart verdachte hiervoor strafbaar;
 veroordeelt verdachte wegens het bewezenverklaarde tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
6 (zes) maanden;
 beveelt dat de tijd, door veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht;
 ontzegt verdachte ten aanzien van het
onder feit 1 primair bewezen verklaardede
bevoegdheid motorrijtuigente besturen voor de duur van
12 (twaalf ) maanden;

verklaart verbeurdde in beslag genomen, nog niet teruggegeven voorwerpen, te weten: drie stuks onderdelen voertuig.
Dit vonnis is gewezen door mr. A. Zuil (voorzitter), mr. M.F. Gielissen en mr. C.H.M. Pastoors, rechters, in tegenwoordigheid van D. Waizy, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 22 december 2017.

Voetnoten

1.Het bewijs is terug te vinden in het in de wettelijke vorm door verbalisant [verbalisant] van de politie Oost Nederland, district Gelderland-Midden, opgemaakte proces-verbaal, dossiernummer PL0600-2016408117, gesloten op 21 oktober 2016 en in de bijbehorende in wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal en overige schriftelijke bescheiden, tenzij anders vermeld. De vindplaatsvermeldingen verwijzen naar de pagina’s van het doorgenummerde dossier, tenzij anders vermeld.
2.Het proces-verbaal van aangifte, p. 15.
3.Het proces-verbaal van bevindingen, p. 51.
4.Het proces-verbaal van aangifte, p. 15.
5.Het proces-verbaal van verhoor getuige, p. 41.
6.Het proces-verbaal van bevindingen, p. 51.
7.Het proces-verbaal van verhoor getuige, p. 43.
8.Het proces-verbaal van bevindingen, p. 51.
9.Het proces-verbaal van verhoor getuige, p. 45 en p. 46.
10.Het proces-verbaal van bevindingen vanaf p. 75.
11.Het proces-verbaal van verhoor getuige, p. 38.
12.Het proces-verbaal van bevindingen, p. 50.
13.Het proces-verbaal van aangifte, p. 15.
14.Het proces-verbaal van bevindingen, vanaf p. 75.
15.De verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 12 december 2017.
16.Het proces-verbaal van verhoor getuige, p. 46.
17.Het proces-verbaal van verhoor getuige, p. 41.