ECLI:NL:RBGEL:2017:6726

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
27 december 2017
Publicatiedatum
21 december 2017
Zaaknummer
AWB - 14 _ 6182
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen aanslag vennootschapsbelasting en heffingsrente na boekenonderzoek

In deze zaak heeft de Rechtbank Gelderland op 27 december 2017 uitspraak gedaan in een geschil tussen [X] B.V. (eiseres) en de inspecteur van de Belastingdienst (verweerder) over een aanslag vennootschapsbelasting voor het jaar 2008. De inspecteur had een aanslag opgelegd op basis van een boekenonderzoek, waarbij eiseres een belastbaar bedrag van € 421.730 was opgelegd, en daarnaast was er € 12.354 aan heffingsrente in rekening gebracht. Eiseres had bezwaar gemaakt tegen deze aanslag, maar de inspecteur handhaafde deze bij uitspraak op bezwaar van 29 juli 2014. Eiseres heeft vervolgens beroep ingesteld bij de rechtbank.

De rechtbank heeft vastgesteld dat eiseres een vordering had op [N] CV, die zij wilde afwaarderen ten laste van het fiscale resultaat. De inspecteur betwistte deze afwaardering en stelde dat de beherend vennoot van [N] CV, [O] BV, hoofdelijk aansprakelijk was voor de schulden van [N] CV. Eiseres kon niet aannemelijk maken dat [O] BV niet aan haar verplichtingen kon voldoen, waardoor de rechtbank oordeelde dat er geen reden was voor afwaardering van de vordering. De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond, evenals het beroep inzake de beschikking heffingsrente, omdat eiseres geen afzonderlijke beroepsgronden had aangevoerd.

De uitspraak werd gedaan door een meervoudige kamer, en de rechtbank zag geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De beslissing is openbaar uitgesproken en partijen hebben de mogelijkheid om binnen zes weken hoger beroep in te stellen bij het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND

Zittingsplaats Arnhem
Belastingrecht
zaaknummer: AWB 14/6182

uitspraak van de meervoudige belastingkamer van 27 december 2017

in de zaak tussen

[X] B.V., te [Z] , eiseres

(gemachtigde: mr. [gemachtigde] ),
en

de inspecteur van de Belastingdienst, kantoor Almere, verweerder.

Procesverloop

Verweerder heeft aan eiseres voor het jaar 2008 een aanslag (aanslagnummer [000] .V.86.0112) vennootschapsbelasting (hierna: Vpb) opgelegd, berekend naar een belastbaar bedrag van € 421.730. Tevens is bij beschikking € 12.354 aan heffingsrente in rekening gebracht.
Verweerder heeft bij uitspraak op bezwaar van 29 juli 2014 de aanslag en de beschikking heffingsrente gehandhaafd.
Eiseres heeft daartegen bij brief van 21 augustus 2014, ontvangen door de rechtbank op 25 augustus 2014, beroep ingesteld.
Verweerder heeft de op de zaak betrekking hebbende stukken overgelegd en een verweerschrift ingediend.
Eiseres heeft, na daartoe de rechtbank in de gelegenheid te zijn gesteld, schriftelijk gerepliceerd, waarna verweerder schriftelijk heeft gedupliceerd. Eiseres heeft schriftelijk gereageerd op de conclusie van dupliek en nog een nader stuk ingediend. Alle stukken zijn in afschrift aan de wederpartij verstrekt.
Het eerste onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 9 december 2016. Namens eiseres is verschenen [A] , bijgestaan door de gemachtigde en diens kantoorgenoot [B] . Namens verweerder zijn verschenen mr. [gemachtigde] , mr. [C] , mr. [D] , [E] en [F] .
De zaken met nummers 14/33, 14/35, 14/6181, 14/6182, 14/6206, 14/6229, 14/6234, 14/6235, 14/6918, 14/6919, 14/6921, 14/8172, 14/8173 en 14/8975 zijn ter zitting gelijktijdig behandeld. De zaken met nummers 14/8172 en 14/8173 zijn ter zitting ingetrokken.
Het onderzoek ter zitting is geschorst teneinde partijen in de gelegenheid te stellen een compromis te beproeven.
Op 27 februari 2017 heeft de gemachtigde van eiseres de rechtbank geïnformeerd dat geen minnelijk overleg heeft kunnen plaatsvinden.
Op 17 maart 2017 heeft de rechtbank partijen geïnformeerd over het verdere verloop van de procedures en heeft de rechtbank eiseres op haar verzoek in de gelegenheid gesteld aanvullend te mogen reageren.
Op 18 april 2017 en 29 september 2017 heeft de gemachtigde van eiseres aanvullend gereageerd. Afschriften van deze aanvullende reacties zijn aan verweerder gezonden.
Het tweede onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 12 en 13 oktober 2017. Namens eiseres is verschenen [A] , bijgestaan door de gemachtigde en diens kantoorgenoot [B] . Namens verweerder zijn verschenen mr. [gemachtigde] , [E] en [F] .
De zaken met nummers 14/33, 14/35, 14/6181, 14/6182, 14/6206, 14/6229, 14/6234, 14/6235, 14/6918, 14/6919, 14/6921 en 14/8975 zijn ter zitting gelijktijdig behandeld.
Eiseres heeft ter zitting een pleitnota voorgedragen en exemplaren daarvan overgelegd aan de rechtbank en aan verweerder.
Verweerder heeft ter zitting een overzicht van de lopende beroepszaken met omschrijving van onder meer het geschil en het belang per zaak overgelegd aan de rechtbank en aan eiseres.
De rechtbank heeft het onderzoek ter zitting gesloten en een schriftelijke uitspraak aangekondigd. Daarbij zijn partijen op hun verzoek nog wel in de gelegenheid gesteld (alsnog) een compromissoire oplossing te beproeven, ook voor toekomstige, niet in geschil zijnde jaren. Op 20 november 2017 heeft verweerder de rechtbank bericht dat partijen definitief niet tot overeenstemming zullen komen.

Overwegingen

Feiten
1. Eiseres is op [2000] opgericht onder de naam [G] BV, waarna de naam van eiseres op [2007] is gewijzigd in haar huidige naam. [H] BV (hierna: [H] ) houdt 99% van de aandelen in eiseres. Alle aandelen in [H] worden gehouden door Stichting [I] . Voorzitter van deze stichting is [A] (hierna: [A] ). [A] houdt alle certificaten van aandelen in [H] . De resterende 1% van de aandelen in eiseres wordt gehouden door [J] Ltd. [A] houdt alle aandelen in laatstgenoemde vennootschap.
2. Eiseres was tot [2008] beherend vennoot in de commanditaire vennootschap [K] CV (voorheen: [L] CV). Per [2008] is [M] BV in haar plaats getreden als beherend vennoot. [A] is enig aandeelhouder en bestuurder van [M] BV. [H] is de commanditaire vennoot van [K] CV.
3. [K] CV is één van de commanditaire vennoten in [N] CV. Beherend vennoot van die CV is [O] BV.
4. De aandelen in [O] BV worden gehouden door maatschap [P] . [K] CV is één van de maten in maatschap [P] .
5. Eiseres heeft per 1 januari 2008 een vordering van € 1.073.186 op [N] CV.
6. Eiseres heeft voor het jaar 2008 aangifte Vpb gedaan naar een verlies van € 83.588. In die aangifte is een afwaardering van de vordering op [N] CV in aanmerking genomen van € 505.381.
7. Op 25 januari 2011 is verweerder gestart met een boekenonderzoek naar onder meer de aanvaardbaarheid van de aangiften vennootschapsbelasting over de jaren 2006 tot en met 2008. Tot de gedingstukken behoort een rapport van dat boekenonderzoek van 22 februari 2013. Verweerder heeft hierin de afwaardering van de vordering op [N] CV niet geaccepteerd.
8. Naar aanleiding van de bevindingen in het controlerapport heeft verweerder de aanslag Vpb 2008 opgelegd naar een belastbaar bedrag van € 421.730. Hij heeft de afwaardering dus niet voor het gehele bedrag van € 505.381 gecorrigeerd, maar in plaats daarvan, zoals ter tweede zitting is komen vast te staan door een fout, tot een bedrag van € 505.318.
Geschil
9. In geschil is of grond bestaat voor de afwaardering van de vordering op [N] CV en zo ja, of die afwaardering ten laste van het fiscale resultaat kan worden gebracht.
10. Eiseres heeft zich op het standpunt gesteld dat zij bij de verkoop van haar participatie in [N] CV genoegen heeft moeten nemen met een lager bedrag dan zij als vordering had uitstaan, waardoor zij haar vordering mocht afwaarderen ten laste van het fiscale resultaat.
11. Verweerder heeft zich primair op het standpunt gesteld dat [O] BV, de beherend vennoot van de debiteur, hoofdelijk aansprakelijk is voor de schulden van [N] CV. Eiseres had dus betaling kunnen vorderen van deze beherend vennoot, maar heeft dat nagelaten. Eiseres heeft niet aannemelijk gemaakt dat [O] BV de (resterende) schuld aan eiseres niet kon voldoen. Daarmee heeft zij ook niet aannemelijk gemaakt dat ruimte bestaat voor afwaardering van de vordering, aldus verweerder. Subsidiair heeft verweerder zich op standpunt gesteld dat sprake is van een zogenoemde onzakelijke lening, zodat een eventuele afwaardering niet ten laste van het fiscale resultaat komt.
12. Ter zitting van 12 en 13 oktober 2017 heeft eiseres het door haar gedane bewijsaanbod (het horen van getuigen) en haar verzoek om een integrale (proces)kostenvergoeding ingetrokken.
Beoordeling van het geschil
Vooraf: smaad en laster
13. Voor zover eiseres zich beroept op smaad of laster jegens haar voormalig gemachtigde is de fiscale bestuursrechter onbevoegd om daar een oordeel over te geven. Voor wat de onderhavige aanslag betreft, heeft eiseres hieraan verder geen conclusies verbonden.
Vereiste aangifte
14. Ter tweede zitting heeft verweerder te kennen gegeven het door hem in zijn verweerschrift ingenomen standpunt dat eiseres niet de vereiste aangifte heeft gedaan, omdat geen duidelijkheid is verkregen over de werkelijke rechtsverhoudingen met de debiteur, in te trekken. De rechtbank ziet geen reden om ambtshalve te oordelen dat eiseres de vereiste aangifte niet heeft gedaan, mede gelet op hetgeen hierna wordt overwogen.
Afwaardering vordering [N] CV
15. Op eiseres rust, gelet op de gemotiveerde betwisting door verweerder, de bewijslast aannemelijk te maken dat ruimte bestaat voor afwaardering van de vordering op [N] CV. Met hetgeen eiseres daarvoor heeft aangevoerd, heeft zij haar stelling niet aannemelijk gemaakt. De rechtbank is van oordeel dat geen reden bestaat voor afwaardering van de vordering, aangezien de beherend vennoot van [N] CV hoofdelijk aansprakelijk is voor de schulden van [N] CV. Eiseres heeft niets naar voren gebracht waaruit kan worden afgeleid dat [O] BV niet aan haar verplichtingen jegens eiseres zou kunnen voldoen.
Conclusie
16. Gelet op het voorgaande dient het beroep ongegrond te worden verklaard.
Heffingsrente
17. Omdat eiseres geen afzonderlijke beroepsgronden tegen de in rekening gebrachte heffingsrente heeft aangevoerd, dient ook het beroep inzake de beschikking heffingsrente ongegrond te worden verklaard.
Proceskostenveroordeling
18. De rechtbank ziet geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr.drs. M.J.C. Pieterse, voorzitter, mr. I. Linssen en mr.drs. V.F.R. Woeltjes, rechters, in tegenwoordigheid van mr. R.W.H. van Brandenburg, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op: 27 december 2017
griffier
voorzitter
Afschrift verzonden aan partijen op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kunnen partijen binnen zes weken na de verzenddatum hoger beroep instellen bij het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden (belastingkamer), Postbus 9030, 6800 EM Arnhem.
Bij het instellen van hoger beroep dient het volgende in acht te worden genomen:
1 - bij het beroepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak overgelegd;
2 - het beroepschrift moet ondertekend zijn en ten minste het volgende vermelden:
a. de naam en het adres van de indiener;
b. een dagtekening;
c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het hoger beroep is ingesteld;
d. de gronden van het hoger beroep.