ECLI:NL:RBGEL:2017:6610

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
21 december 2017
Publicatiedatum
20 december 2017
Zaaknummer
05/038114-17
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak van twee mannen voor zware mishandeling en openlijk geweld in Ulft

Op 21 december 2017 heeft de Rechtbank Gelderland in Zutphen uitspraak gedaan in de zaak tegen twee mannen uit Ulft, die beschuldigd werden van het medeplegen van zware mishandeling en openlijk geweld. De rechtbank heeft de verdachten vrijgesproken van alle tenlastegelegde feiten. De zaak kwam voort uit een incident op 15 januari 2017, waarbij de verdachten zouden hebben deelgenomen aan een vechtpartij met twee slachtoffers, [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2]. De officier van justitie had geëist dat de verdachten zouden worden veroordeeld tot een werkstraf en een voorwaardelijke gevangenisstraf, maar de rechtbank oordeelde dat er onvoldoende bewijs was om de verdachten schuldig te verklaren. De verklaringen van de getuigen en de aangevers waren tegenstrijdig en de rechtbank kon niet vaststellen wie de agressor was in de vechtpartij. Hierdoor kon niet wettig en overtuigend worden bewezen dat de verdachten zich schuldig hadden gemaakt aan de tenlastegelegde feiten. De benadeelde partij, [slachtoffer 1], had een schadevergoeding gevorderd, maar deze werd niet-ontvankelijk verklaard omdat de verdachten waren vrijgesproken. Het vonnis werd uitgesproken door een meervoudige kamer, waarbij mr. Y.M.J.I. Baauw als voorzitter fungeerde, en de andere rechters mr. D.S.M. Bak en mr. T.C. Henniphof. De griffier was L.J.M. Visser.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND
Team strafrecht
Zittingsplaats Zutphen
Parketnummer : 05/038114-17
Datum uitspraak : 21 december 2017
Tegenspraak
vonnis van de meervoudige kamer
in de zaak van
de officier van justitie bij het arrondissementsparket Oost-Nederland
tegen
[verdachte] ,
geboren op [geboortedag] 1991 te [geboorteplaats] (Duitsland),
wonende te [adres] .
Raadsman: mr. J. Zeegers, advocaat te Doetinchem.
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting
van 7 december 2017.

1.De inhoud van de tenlastelegging

Aan verdachte is, na een door de rechtbank toegewezen vordering wijziging tenlastelegging, ten laste gelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 15 januari 2017 te Ulft, gemeente Oude IJsselstreek,
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
aan [slachtoffer 1] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel,
te weten een fractuur/breuk in (een deel van) een of meer nekwervel(s) (processus uncinatus), heeft toegebracht, door die [slachtoffer 1] meermalen, althans eenmaal
met kracht tegen het hoofd en/of het (boven)lichaam te stompen en/of te slaan
en/of door die [slachtoffer 1] (met kracht) bij de hals/nek vast te pakken en vast te houden
en/of door die [slachtoffer 1] (achterover) op de grond te stoten en/of te duwen en/of
te laten vallen en/of ten gevolge het stompen en/of slaan die [slachtoffer 1] (achterover)
op de grond is gevallen;
althans, indien het vorenstaande onder 1 niet tot een veroordeling leidt:
hij op of omstreeks 15 januari 2017 te Ulft, gemeente Oude IJsselstreek,
tezamen en in vereniging met een ander of meer anderen, althans alleen,
[slachtoffer 1] heeft mishandeld door die [slachtoffer 1] meermalen, althans eenmaal,
met kracht tegen het hoofd en/of het (boven)lichaam te stompen en/of te slaan
en/of door die [slachtoffer 1] (met kracht) bij de hals/nek vast te pakken en vast te houden
en/of door die [slachtoffer 1] (achterover) op de grond te stoten en/of te duwen
en/of te laten vallen en/of ten gevolge het stompen en/of slaan die [slachtoffer 1]
(achterover) op de grond is gevallen, terwijl het feit zwaar lichamelijk letsel,
althans enig lichamelijk letsel, te weten een fractuur / breuk in (een deel van)
een of meer nekwervel(s) (processus uncinatus) en/of een gebroken neus en/of
een gebroken jukbeen ten gevolge heeft gehad;
2.
hij op of omstreeks 15 januari 2017 te Ulft, gemeente Oude IJsselstreek openlijk,
te weten op of aan de openbare weg, de F.B. Deurvorststraat,
in elk geval op of aan een openbare weg in vereniging geweld heeft gepleegd tegen
[slachtoffer 2] , welk geweld bestond uit:
- het (met kracht) vastpakken en/of
- houden van / bij de keel en/of hals van die [slachtoffer 2] , en/of
- het meermalen, althans eenmaal stompen en/of slaan tegen het hoofd en/of het lichaam
van die [slachtoffer 2] ;
althans, indien het vorenstaande onder 2 niet tot een veroordeling leidt:
hij op of omstreeks 15 januari 2017 te Ulft, gemeente Oude IJsselstreek,
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen
[slachtoffer 2] heeft mishandeld door:
- die [slachtoffer 2] (met kracht) bij de keel en/of hals vast te pakken en/of vast te houden, en/of
- die [slachtoffer 2] meermalen, althans eenmaal tegen het hoofd en/of het lichaam te stompen en/of slaan;

2.Overwegingen ten aanzien van het bewijs

Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gesteld dat verdachte ten aanzien van feit 1 primair vrijgesproken dient te worden. Hij heeft voorts gesteld dat wettig en overtuigend bewezen kan worden geacht dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan feit 1 subsidiair en feit 2 primair.
De officier van justitie heeft geëist dat verdachte hiervoor zal worden veroordeeld tot een werkstraf voor de duur van 180 uren subsidiair 90 dagen hechtenis en een gevangenisstraf voor de duur van 2 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 3 jaren met als bijzondere voorwaarden reclasseringstoezicht, het volgen van een Cova-training en indien de reclassering het nodig vindt, meewerken aan ambulante behandeling bij GGNet.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging stelt ten aanzien van feit 1 en feit 2 dat niet wettig en overtuigend bewezen kan worden dat verdachte geweld heeft gepleegd en dat verdachte vrijgesproken dient te worden. Subsidiair heeft de verdediging aangevoerd dat er sprake was van een noodweersituatie en dat verdachte dient te worden ontslagen van alle rechtsvervolging.
Beoordeling door de rechtbank
De rechtbank is van oordeel van verdachte ten aanzien van de tenlastegelegde feiten moet worden vrijgesproken.
Op grond van de diverse bij de politie door aangevers, getuigen en verdachten afgelegde verklaringen staat vast dat de verdachte tegen de aangever [slachtoffer 2] “Ga aan de kant rooie” of woorden van gelijke strekking heeft geroepen. Vervolgens is er een vechtpartij ontstaan waarbij verdachte en zijn medeverdachte enerzijds en de aangevers [slachtoffer 2] en [slachtoffer 1] anderzijds betrokken zijn geweest.
De rechtbank kan echter op basis van de verklaringen van aangevers, verdachten en getuigen niet vaststellen in welke volgorde verdachte, zijn medeverdachte [medeverdachte] en de aangevers [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] daadwerkelijk met elkaar in gevecht zijn geraakt. Onduidelijk blijft op welke wijze het fysieke contact is begonnen, wie op welk moment welke - al dan niet - agressieve handelingen hebben verricht en wat de rechtstreekse gevolgen van die handelingen waren. De verklaringen van de gehoorde getuigen en de aangevers [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] hierover zijn op essentiële punten tegenstrijdig aan elkaar. Daar komt bij dat de gehoorde getuigen uitsluitend vrienden van de aangevers [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] zijn en daarmee niet als geheel onafhankelijk zijn aan te merken.
De rechtbank kan daarom niet wettig overtuigend bewijzen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het medeplegen van zware mishandeling of medeplegen van mishandeling met zwaar lichamelijk letsel tot gevolg ten aanzien van [slachtoffer 1] en dat verdachte openlijk geweld heeft gepleegd tegen [slachtoffer 2] of zich schuldig heeft gemaakt aan het medeplegen van mishandeling van die [slachtoffer 2] .
Om die reden dient er voor feit 1 (primair en subsidiair) en feit 2 (primair en subsidiair) vrijspraak te volgen.

3. De beoordeling van de civiele vordering, alsmede de gevorderde oplegging van de schadevergoedingsmaatregel

De benadeelde partij [slachtoffer 1] heeft zich in het strafproces gevoegd ter verkrijging van schadevergoeding ter zake van het onder 1 primair en subsidiair tenlastegelegde feit. Gevorderd wordt een bedrag van € 45.124,90.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie refereert zich aan het oordeel van de rechtbank.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging stelt primair dat de vordering afgewezen dient te worden nu de verdediging voor vrijspraak en subsidiair tot ontslag van alle rechtsvervolging heeft gepleit.
In geval van bewezenverklaring heeft de verdediging verzocht het smartengeld te matigen en niet apart de integriteitsschade toe te wijzen. Ten aanzien van de gevorderde materiele schade heeft de verdediging gesteld dat de hoogste posten tot een onevenredige belasting van het strafgeding leiden en daarom niet-ontvankelijk moeten worden verklaard. Een aantal kleine posten kunnen worden toegewezen.
Beoordeling door de rechtbank
De benadeelde partij zal niet-ontvankelijk worden verklaard in haar vordering, nu verdachte is vrijgesproken van het onder feit 1 primair en subsidiair tenlastegelegde. De benadeelde partij kan haar vordering dus slechts aanbrengen bij de burgerlijke rechter.

4. De beslissing

De rechtbank:
 Spreekt verdachte vrij van de onder
1 primair en subsidiair en 2 primair en subsidiairtenlastegelegde feiten.
 Verklaart
[slachtoffer 1] niet-ontvankelijkin zijn vordering.
Dit vonnis is gewezen door mr. Y.M.J.I. Baauw (voorzitter),
mr. D.S.M. Bak en mr. T.C. Henniphof, rechters,
in tegenwoordigheid van L.J.M. Visser, griffier,
en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op
21 december 2017.
mr. Y.M.J.I. Baauw is buiten staat het vonnis mede te ondertekenen.