ECLI:NL:RBGEL:2017:6602

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
19 december 2017
Publicatiedatum
20 december 2017
Zaaknummer
05/740341-17 en 05/162664-16 (TUL)
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Poging tot doodslag met mes in Arnhem

Op 19 december 2017 heeft de Rechtbank Gelderland een 67-jarige man uit Arnhem veroordeeld voor poging tot doodslag. De man stak op 2 augustus 2017 een vrouw met een mes in haar hals en benen na een conflict. Het slachtoffer wist te ontsnappen en raakte gewond. De rechtbank oordeelde dat de man verminderd toerekeningsvatbaar was, rekening houdend met zijn psychische gesteldheid, hoge leeftijd en kwetsbaarheid. De rechtbank legde een gevangenisstraf op van drie jaar, waarvan twee jaar voorwaardelijk, met bijzondere voorwaarden voor klinische behandeling. De rechtbank achtte de verklaringen van de verdachte ongeloofwaardig en concludeerde dat hij opzettelijk handelde met de intentie om het slachtoffer te doden. De rechtbank wees ook een schadevergoeding van € 2.075,00 toe aan het slachtoffer.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND
Team strafrecht
Zittingsplaats Zutphen
Parketnummers : 05/740341-17 en 05/162664-16 (TUL)
Datum uitspraak : 19 december 2017
Tegenspraak
vonnis van de meervoudige kamer
in de zaak van
de officier van justitie bij het arrondissementsparket Oost-Nederland
tegen
[verdachte],
geboren op [geboortedag] 1950 te [geboorteplaats] (Vietnam), wonende te [adres] , thans gedetineerd te Vught PPC te Vught,
raadsvrouw: mr. S. Grilk, advocaat te Arnhem.
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen
van 31 oktober 2017 en 5 december 2017.

1.De inhoud van de tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
primair
hij op of omstreeks 2 augustus 2017 te Arnhem, althans in Nederland, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om [slachtoffer] opzettelijk van het leven te beroven, met dat opzet meermalen, althans éénmaal met een mes in en/of in de richting van de hals en/of de rug en/of het been/de benen van die [slachtoffer] heeft gestoken, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
althans, indien het vorenstaande onder 1 niet tot een veroordeling leidt:
subsidiair
hij op of omstreeks 2 augustus 2017 te Arnhem, althans in Nederland, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan [slachtoffer] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met dat opzet meermalen, althans eenmaal, met een mes in en/of in de richting
van de hals en/of de rug en/of het been/de benen van die [slachtoffer] heeft gestoken, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
meer subsidiair
hij op of omstreeks 2 augustus 2017 te Arnhem, althans in Nederland, [slachtoffer] heeft mishandeld door die [slachtoffer] meermalen, althans eenmaal, met een mes in en/of in de richting van de hals en/of de rug en/of het been/de benen te steken.
1a. De vordering na voorwaardelijke veroordeling
Bij de stukken bevindt zich een vordering na voorwaardelijke veroordeling (parketnummer 05/162664-16) betreffende de voorwaardelijke veroordeling tot een geldboete van € 500,00, opgelegd door de politierechter te Gelderland op 11 juli 2017.
2. Overwegingen ten aanzien van het bewijs [1]
De feiten
Op grond van de bewijsmiddelen wordt het volgende, dat verder ook niet ter discussie staat, vastgesteld.
Op 2 augustus 2017 huurde mevrouw [slachtoffer] (hierna: [slachtoffer] ) een kamer in de woning van verdachte te Arnhem. Op die datum heeft verdachte bij die kamer [slachtoffer] kenbaar gemaakt dat zij weg moest uit zijn woning. Vervolgens is er een incident geweest waarbij een mes is gehanteerd. Hierna is [slachtoffer] uit het huis weggevlucht. [2] Toen zij buiten kwam, zat zij onder het bloed. [3] Bij [slachtoffer] is letsel waargenomen: drie snijverwondingen, te weten één aan de hals en twee aan het rechterbeen, welke verwondingen geheel door de huid heen zijn, en een krasverwonding op het hoofd. [4]
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gesteld dat wettig en overtuigend bewezen kan worden geacht dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan een poging tot doodslag, zoals primair tenlastegelegd.
Het standpunt van de verdediging
Verdachte heeft verklaard dat [slachtoffer] hem met een mes wilde steken, maar dat hij dit kon afweren. Verdachte heeft het mes gepakt en heeft [slachtoffer] één keer gestoken. Dit uit angst om zelf dood gestoken te worden.
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat de verklaringen van [slachtoffer] niet consistent en geloofwaardig zijn. Daarnaast is er naast de aangifte onvoldoende steunbewijs voorhanden, zodat vrijspraak dient te volgen. Subsidiair heeft de verdediging gesteld dat verdachte uit noodweer heeft gehandeld en wel op een proportionele manier. Meest subsidiair, voor het geval niet aangenomen zou worden dat het handelen van verdachte proportioneel was, is een beroep op noodweer exces gedaan. Verdachte was immers net aangevallen door een jonge vrouw en was aan de dood ontsnapt. De emoties vanuit die aanval duurden nog voort op het moment dat verdachte heeft gestoken.
Beoordeling door de rechtbank
De rechtbank overweegt dat bij het daadwerkelijke steekincident slechts twee mensen aanwezig waren, te weten verdachte en [slachtoffer] . De verklaringen van beiden over dit steekincident staan lijnrecht tegenover elkaar [slachtoffer] heeft verklaard dat verdachte haar aanviel met het mes. Verdachte heeft de verklaringen [slachtoffer] betwist en heeft verklaard dat hij juist door haar werd aangevallen. De rechtbank moet dan ook bezien welke verklaringen geloofwaardig en betrouwbaar zijn en steun vinden in ander bewijs.
Verdachte heeft over meerdere voor deze zaak essentiële onderdelen van het voorval tegenstrijdige verklaringen afgelegd. Zo heeft hij bij de politie verklaard dat de reden dat het [slachtoffer] uit zijn huis moest, was omdat hij het niet eens was met haar werkzaamheden als prostituee in zijn woning. [5] Ter terechtzitting heeft verdachte als reden verklaard dat hij zag dat ze drugs (heroïne) verkocht en dat ze verboden spullen bij zich had. [6]
Bij de politie heeft verdachte verklaard dat [slachtoffer] het mes, dat van haar was, uit haar bruine tas haalde. Hij had het mes al eerder in die bruine tas gezien. [7] Ter terechtzitting heeft verdachte verklaard dat het gebruikte mes van hem was. Het mes had hij normaal gesproken onder zijn kussen liggen. Het zou hebben gelegen in een zwarte tas van verdachte in een aparte kamer. [slachtoffer] had deze zwarte tas van hem gestolen. [8]
Bij de politie heeft verdachte voorts verklaard dat [slachtoffer] het mes na haar steekpoging niet meer kon vasthouden, waardoor het mes op de grond viel. Vervolgens heeft hij het mes gepakt. Bij het ontwijken van het mes was verdachte gewond geraakt aan zijn hand. [9]
Ter terechtzitting heeft hij verklaard dat hij de pols van [slachtoffer] heeft vastgepakt en daar een bepaalde druk op heeft uitgeoefend waardoor zij het mes moest loslaten. Voordat het mes viel, was verdachte niet door dat mes geraakt. De wond aan de hand van verdachte zou zijn ontstaan op het moment dat hij het mes van de grond pakte. [10]
Deze tegenstrijdigheden in zijn verklaringen doen afbreuk aan de betrouwbaarheid van de verklaringen van verdachte.
Daarnaast is de verklaring van verdachte over de verwondingen van [slachtoffer] aan haar been ongeloofwaardig. Verdachte heeft verklaard dat hij richting het hoofd en buik van [slachtoffer] stak. De verwondingen aan haar been zouden zijn ontstaan omdat zij bij haar vlucht naar buiten tegen het mes aan kwam. [11]
Bij [slachtoffer] zijn op haar rechterbeen twee snijwonden waargenomen. Een snijwond zat aan de binnenzijde van het been, was circa vier centimeter lang en de huid is geheel door geweest. De andere snijwond zat aan de achterzijde van het been, was circa drie centimeter lang en ook daar is de huid geheel door geweest. [12] Naar het oordeel van de rechtbank is het ongeloofwaardig dat deze twee (niet geringe) snijwonden op twee verschillende plekken op het rechterbeen, zouden kunnen ontstaan doordat [slachtoffer] (per ongeluk) tegen het mes aan kwam.
Gelet op de voorgaande tegenstrijdigheden en ongeloofwaardigheid in de verklaringen van verdachte hecht de rechtbank geen waarde aan de verklaringen van verdachte dat hij werd aangevallen door [slachtoffer] .
De hiervoor vermelde verwondingen bij [slachtoffer] passen wel bij haar verklaringen omtrent het voorval.
[slachtoffer] heeft verklaard dat verdachte tegenover haar in de kamer van zijn woning stond en dat hij een mes achter zijn rug vandaan haalde en haar in haar hals stak. Het was een lang mes. Nadat zij op de grond was gevallen, bleef de man doorsteken op haar rechter onderbeen. Daarna is zij hard naar beneden en naar buiten gerend. [13] De forensisch arts heeft gerapporteerd dat het geconstateerde letsel goed kan passen bij de door [slachtoffer] aangegeven toedracht, te weten dat verdachte met een mes letsel aan haar heeft toegebracht. [14] De rechtbank neemt deze conclusie over.
Voorts neemt de rechtbank het volgende in aanmerking.
Verdachte had een snijverwonding aan de zijkant van zijn rechterduim. [15] De forensisch arts heeft gerapporteerd dat het zeker mogelijk is dat verdachte zich de betreffende snijverwonding zelf heeft aangedaan. [16] De rechtbank neemt deze conclusie over.
Op het politiebureau is bij een fouillering van verdachte een briefje van € 50,00 aangetroffen. [17] Dit kan passen bij de verklaringen van [slachtoffer] . Zij heeft verklaard dat zij tegen betaling van € 50,00 seksuele diensten bij verdachte zou verlenen. Nadat zij hiermee was begonnen, is zij gestopt en heeft zij verdachte de € 50,00 teruggegeven. [18] Verdachte heeft bevestigd dat hij haar € 50,00 had gegeven, maar dat zij dit had teruggegeven. [19]
Verder acht de rechtbank van belang dat bij het fouilleren van verdachte bij het dienstvoertuig voor het vervoer naar het politiebureau het gebruikte mes in zijn broeksband en bij het fouilleren op het politiebureau een plastic hoesje zijn aangetroffen. [20] Verdachte heeft verklaard dat dit plastic hoesje bij het gebruikte mes hoorde. [21] De aanwezigheid van het hoesje behorende bij het gebruikte mes bij verdachte past bij het scenario dat verdachte met dit mes naar [slachtoffer] is toegegaan en dit mes heeft gehanteerd.
De verklaring van verdachte dat hij na het incident het hoesje heeft gepakt, het mes erin heeft gedaan en toen in zijn broekzak heeft gedaan, volgt de rechtbank niet. Dit strookt immers niet met het aantreffen van het mes en het hoesje op verschillende plaatsen bij verdachte.
Concluderend overweegt de rechtbank dat de verklaringen van [slachtoffer] over het steekincident voldoende worden ondersteund door andere bewijsmiddelen. De verklaringen van verdachte zijn onvoldoende betrouwbaar dan wel geloofwaardig. Derhalve gaat de rechtbank ervan uit dat verdachte bij [slachtoffer] stond, hij een mes heeft getrokken en haar eerst in haar hals en, nadat zij is gevallen, in haar benen heeft gestoken.
De rechtbank is van oordeel dat het met een (lang) mes steken in de hals een handeling betreft die de dood tot gevolg kan hebben. In de halsregio bevinden zich immers slagaders en de luchtpijp die door een messteek fors en potentieel dodelijk beschadigd kunnen worden.
Doordat verdachte, terwijl [slachtoffer] voor hem stond, haar met een lang mes onverhoeds in haar hals heeft gestoken, waren de handelingen van verdachte naar de uiterlijke verschijningsvormen zo zeer gericht op het doden van [slachtoffer] , dat daaruit het opzet op dat gevolg van verdachte blijkt. Dat [slachtoffer] niet is komen te overlijden, heeft niet aan verdachte gelegen. Integendeel, hij heeft haar nog meer steekverwondingen toegebracht en heeft geen hulpdiensten ingeschakeld toen zij hevig bloedend naar buiten was gevlucht.
De rechtbank komt dan ook tot een bewezenverklaring van het primair tenlastegelegde.

3.Bewezenverklaring

Naar het oordeel van de rechtbank is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het primair tenlastegelegde heeft begaan, te weten dat:
hij op
of omstreeks2 augustus 2017 te Arnhem
, althans in Nederland,ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om [slachtoffer] opzettelijk van het leven te beroven, met dat opzet meermalen
, althans éénmaalmet een mes in en
/of in de richting vande hals
en/of de rugen
/ofhet been
/de benenvan die [slachtoffer] heeft gestoken, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
Wat meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard, is niet bewezen.
Verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.

4.De kwalificatie van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert op:
poging tot doodslag

5.De strafbaarheid van het feit

Het feit is strafbaar.

6.De strafbaarheid van de verdachte

De verdediging heeft een beroep gedaan op noodweer (exces) en heeft daartoe aangevoerd dat verdachte werd aangevallen door [slachtoffer] waartegen hij zich heeft verdedigd.
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat het handelen van verdachte niet proportioneel was, wat aan een geslaagd beroep op noodweer in de weg staat. Niet is gebleken dat verdachte in een hevige gemoedsbeweging heeft gehandeld, zodat ook geen geslaagd beroep op noodweer exces kan worden gedaan.
De rechtbank overweegt als volgt.
In het voorgaande heeft de rechtbank uiteengezet dat en waarom de verklaringen van verdachte, dat hij werd aangevallen, niet worden gevolgd. Er wordt uitgegaan van de verklaringen van [slachtoffer] dat verdachte haar heeft aangevallen. Hieruit vloeit ook voort dat er geen sprake was van een noodweersituatie, zoals in artikel 41 van het Wetboek van Strafrecht is bedoeld, en daarmee ook niet van noodweer exces. Het verweer wordt dan ook verworpen.
Verdachte is strafbaar, nu geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit.

7.Overwegingen ten aanzien van straf en/of maatregel

Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte ter zake van het primair tenlastegelegde zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van drie jaren, waarvan één jaar voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren. Daarbij dienen de bijzondere voorwaarden zoals geadviseerd door de reclassering te worden opgelegd.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft geen strafmaatverweer gevoerd.
Beoordeling door de rechtbank
De rechtbank heeft bij de bepaling van de op te leggen straf gelet op de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard, de omstandigheden waaronder dit is begaan, mede gelet op de persoon en de omstandigheden van de verdachte zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken, waarbij onder meer is gelet op:
- het uittreksel uit het algemeen documentatieregister, gedateerd 23 oktober 2017;
- een reclasseringsrapport, gedateerd 16 november 2017;
- een rapport van een psychiatrisch trajectconsult van [naam 1] , justitieel forensisch psychiater, gedateerd 28 augustus 2017;
- een rapport van psychiatrisch onderzoek van [naam 2] , psychiater, gedateerd 16 november 2017.
De rechtbank heeft bij de straftoemeting in het bijzonder in aanmerking genomen - en vindt daarin de redenen die tot de keuze van een deels onvoorwaardelijke vrijheidsstraf van na te melden duur leiden - dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan een poging tot doodslag. Hij heeft een vrouw na een conflict met een lang mes gestoken in haar hals en haar benen. Het slachtoffer heeft aan verdachte kunnen ontsnappen en is gewond en onder het bloed het huis uit gevlucht, terwijl verdachte de deur achter haar dicht deed. Dit moet voor grote onrust en gevoelens van onveiligheid in de buurt hebben gezorgd.
Voor het slachtoffer moeten het ook angstaanjagende momenten zijn geweest. De snijwonden hebben littekens achtergelaten. Het slachtoffer wordt hierdoor nog elke dag geconfronteerd met het handelen van verdachte.
Verdachte heeft tot op de terechtzitting zijn verantwoordelijkheid niet willen nemen. Dit neemt de rechtbank hem kwalijk.
Bij verdachte is een ziekelijke stoornis geconstateerd en wordt de intelligentie geschat op een beneden-gemiddeld niveau en mogelijk is er zelfs sprake van zwakbegaafdheid. Deze pathologie lijkt van ongunstige invloed te zijn geweest op het vermogen van verdachte om adequate afwegingen te maken, en om dienovereenkomstig te handelen. Het advies om verdachte verminderd toerekeningsvatbaar te achten, zal de rechtbank overnemen.
Gelet op de aard en de ernst van het bewezenverklaarde is de rechtbank van oordeel dat slechts een deels onvoorwaardelijke gevangenisstraf recht doet aan deze zaak. Bij het bepalen van de duur daarvan houdt de rechtbank, onverminderd het voorgaande, in het voordeel van verdachte rekening met zijn hoge leeftijd en zijn kwetsbaarheid. In het dossier zitten aanwijzingen dat anderen misbruik van verdachte maakten. Verder houdt de rechtbank rekening met de broze gezondheid van verdachte, die in het PPC een hartstilstand heeft gehad en nog een operatie aan zijn arm moet ondergaan.
De rechtbank zal deze omstandigheden in grotere mate dan de officier van justitie mee laten wegen in de strafoplegging. Alles overwegende zal de rechtbank verdachte veroordelen tot een gevangenisstraf voor de duur van drie jaren, waarvan twee jaar voorwaardelijk met een proeftijd van drie jaren. Gelet op de uitgebrachte rapportages ziet de rechtbank, ter voorkoming van recidive door verdachte, aanleiding als bijzondere voorwaarden (onder meer) op te leggen dat hij klinische wordt behandeld, gevolgd door een ambulante behandeling bij een begeleid woonvoorziening.
Ten aanzien van het beslag
Nu zich geen strafvorderlijk belang daartegen verzet, zal de teruggave worden gelast van de aan verdachte toebehorende en onder hem in beslaggenomen kleding, zoals genoemd op pagina’s 153 t/m 157, en het geldbiljet van € 50, genoemd op pagina 33.
De na te melden in beslag genomen en nog niet teruggegeven voorwerpen, met behulp waarvan het bewezenverklaarde is begaan, dienen te worden onttrokken aan het verkeer, aangezien zij van zodanige aard zijn dat het ongecontroleerde bezit daarvan in strijd is met het algemeen belang. Het betreffen het inbeslaggenomen vleesmes, het plastic opbergzakje en papieren zakdoek onder bloed, zoals genoemd op pagina’s 32 en 33.
7a. De beoordeling van de civiele vordering(en), alsmede de gevorderde oplegging van de schadevergoedingsmaatregel
De benadeelde partij [slachtoffer] heeft zich in het strafproces gevoegd ter verkrijging van schadevergoeding ter zake van het bewezenverklaarde feit. Gevorderd wordt een bedrag van € 2.075,00.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering geheel kan worden toegewezen.
Het standpunt van de verdediging
Gelet op de bepleite vrijspraak heeft de verdediging gepleit voor het niet-ontvankelijk verklaren van de benadeelde partij in haar vordering.
Beoordeling door de rechtbank
Naar het oordeel van de rechtbank is, op grond van de gebezigde bewijsmiddelen en hetgeen verder ter terechtzitting met betrekking tot de vordering is gebleken, komen vast te staan dat de benadeelde partij als gevolg van het bewezen verklaarde handelen tot het gevorderde bedrag schade heeft geleden, waarvoor verdachte naar burgerlijk recht aansprakelijk is. De vordering is voor toewijzing vatbaar. Gelet op het vorenstaande ziet de rechtbank aanleiding om aan verdachte op basis van het bepaalde in artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht de verplichting op te leggen tot betaling aan de Staat van het toe te wijzen bedrag ten behoeve van genoemde benadeelde partij(en). De gevorderde en toegewezen rente/vergoeding voor proceskosten, zijn daar niet bij inbegrepen. De gevorderde wettelijke rente is toewijsbaar vanaf 2 augustus 2017.
7b. De beoordeling van de vordering na voorwaardelijke veroordeling
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat vordering tot tenuitvoerlegging van de voorwaardelijke straf kan worden toegewezen.
De verdediging heeft voor vrijspraak gepleit en heeft zich daarom op het standpunt gesteld dat de vordering dient te worden afgewezen.
De rechtbank overweegt als volgt. Verdachte heeft zich binnen de proeftijd opnieuw schuldig gemaakt aan een strafbaar feit, waardoor de vordering kan worden toegewezen. Gelet op de bij dit vonnis op te leggen gevangenisstraf acht de rechtbank de tenuitvoerlegging van gemelde voorwaardelijke geldboete echter thans niet opportuun. Daarom zal de rechtbank de vordering afwijzen.

8.De toegepaste wettelijke bepalingen

De beslissing is gegrond op de artikelen 10, 14a, 14b, 14c, 27, 36b, 36c, 36f, 45 en 287 van het Wetboek van Strafrecht.

9.De beslissing

De rechtbank:
 verklaart bewezen dat verdachte het tenlastegelegde, zoals vermeld onder punt 3, heeft begaan;
 verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij;
 verstaat dat het aldus bewezenverklaarde oplevert het strafbare feit zoals vermeld onder punt 4;
 verklaart verdachte hiervoor strafbaar;
  • veroordeelt verdachte wegens het bewezenverklaarde tot een
  • bepaalt, dat een gedeelte van de gevangenisstraf groot 2 (twee) jaar,
de algemene voorwaarden dat de veroordeelde:
  • zich voor het einde daarvan niet zal schuldig maken aan een strafbaar feit;
  • ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit zijn medewerking zal verlenen aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 Wet op de identificatieplicht ter inzage zal aanbieden;
  • zijn medewerking zal verlenen aan het door de Reclassering Nederland te houden toezicht, bedoeld in artikel 14d, tweede lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen;
de bijzondere voorwaarde(n) dat de veroordeelde:
- zich zal melden bij de Reclassering Nederland en gedurende de proeftijd zich zal blijven melden bij deze instelling, zo frequent en zolang de instelling dat noodzakelijk acht;
- zich gedurende de proeftijd, of zoveel korter als zijn behandelaars in overleg met de reclassering nodig achten,
maar niet langer dan een periode van 1,5 (anderhalf) jaar,zal laten opnemen in een door het DIZ te bepalen zorginstelling, waarbij veroordeelde zich zal houden aan de aanwijzingen die hem in het kader van die behandeling door of namens de (geneesheer-)directeur van die instelling zullen worden gegeven. Het innemen van medicijnen kan onderdeel zijn van de behandeling;
- gedurende de proeftijd aansluitend aan de klinische opname zal verblijven in een instelling voor begeleid wonen of maatschappelijke opvang, te bepalen door de reclassering, en zich zal houden aan het (dag-)programma dat deze instelling in overleg met de reclassering heeft opgesteld. Tevens werkt veroordeelde mee aan de indicatiestelling en plaatsing bij voornoemde instelling;
 geeft opdracht aan de Reclassering Nederland tot het houden van toezicht op de naleving van voormelde bijzondere voorwaarde(n) en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden;
 beveelt dat de tijd, door veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht;
 beveelt de
onttrekking aan het verkeervan de in beslag genomen, nog niet teruggegeven voorwerpen, te weten: het vleesmes, het plastic opbergzakje en papieren zakdoek onder bloed, zoals genoemd op pagina’s 32 en 33;
 gelast de
teruggavevan de in beslag genomen, nog niet teruggegeven voorwerpen aan veroordeelde, te weten: inbeslaggenomen kleding, zoals genoemd op pagina’s 153 t/m 157, en het geldbiljet van € 50, genoemd op pagina 33;
De beslissing op de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer]
 veroordeelt verdachte ten aanzien van het bewezenverklaarde feit tot betaling van
schadevergoedingaan de
benadeelde partij [slachtoffer], van een bedrag van
€ 2.075,00(tweeduizend vijfenzeventig euro), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 2 augustus 2017 tot aan de dag der algehele voldoening en met betaling van de kosten van het geding en de tenuitvoerlegging door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil;
  • legt aan veroordeelde de
  • bepaalt dat, indien veroordeelde heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat daarmee de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij in zoverre komt te vervallen en andersom dat, indien veroordeelde heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat in zoverre komt te vervallen;
  • wijst af de vorderingvan de officier van justitie van 6 november 2017, strekkende
    tot tenuitvoerleggingvan de bij vonnis van de politierechter te Gelderland van 11 juli 2017 voorwaardelijk opgelegde geldboete.
Dit vonnis is gewezen door mr. J. Barrau (voorzitter), mr. C. van Linschoten en mr. T.N. Ritzer, rechters, in tegenwoordigheid van mr. C. Aalders, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 19 december 2017.
Mr. Aalders is buiten staat dit vonnis te ondertekenen.

Voetnoten

1.Het bewijs is terug te vinden in het in de wettelijke vorm door verbalisant [verbalisant] van de politie, districtsrecherche Gelderland-Midden, opgemaakte proces-verbaal met nummer20170913.1200, gesloten op 13 september 2017 en in de bijbehorende in wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal en overige schriftelijke bescheiden, tenzij anders vermeld. De vindplaatsvermeldingen verwijzen naar de pagina’s van het doorgenummerde dossier, tenzij anders vermeld.
2.Proces-verbaal van aangifte door [slachtoffer] , p. 51 en 52 en verklaringen van verdachte afgelegd ter terechtzitting d.d. 5 december 2017.
3.Proces-verbaal van verhoor getuige [getuige] , p. 100.
4.Een forensisch geneeskundig rapport, p. 74 en 75.
5.Proces-verbaal van verhoor verdachte, p. 180.
6.Verklaringen van verdachte afgelegd ter terechtzitting d.d. 5 december 2017.
7.Proces-verbaal van verhoor verdachte, p. 181 en 182.
8.Verklaringen van verdachte afgelegd ter terechtzitting d.d. 5 december 2017.
9.Proces-verbaal van verhoor verdachte, p. 182 en 183.
10.Verklaringen van verdachte afgelegd ter terechtzitting d.d. 5 december 2017.
11.Verklaringen van verdachte afgelegd ter terechtzitting d.d. 5 december 2017.
12.Een forensisch geneeskundig rapport, p. 75.
13.Proces-verbaal van aangifte door [slachtoffer] , p. 52.
14.Een forensisch geneeskundig rapport, p. 74 en 75.
15.Proces-verbaal sporenonderzoek d.d. 25 oktober 2017 en een forensisch geneeskundig rapport letselverklaring d.d. 30 november 2017;
16.Een forensisch geneeskundig rapport letselverklaring d.d. 30 november 2017;
17.Proces-verbaal van aanhouding, p. 30.
18.Proces-verbaal van aangifte door [slachtoffer] , p. 51 en 52.
19.Verklaringen van verdachte afgelegd ter terechtzitting d.d. 5 december 2017.
20.Proces-verbaal van aanhouding, p. 29 en 30.
21.Verklaringen van verdachte afgelegd ter terechtzitting d.d. 5 december 2017.