ECLI:NL:RBGEL:2017:6596

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
19 december 2017
Publicatiedatum
20 december 2017
Zaaknummer
05/780083-16
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Mensenhandel en seksuele uitbuiting van een minderjarige in de prostitutie

In deze zaak heeft de Rechtbank Gelderland op 19 december 2017 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van mensenhandel en seksuele uitbuiting van een minderjarige. De verdachte, geboren in 1995, werd ervan beschuldigd een minderjarige, aangeduid als [slachtoffer], te hebben geworven voor prostitutie en webcamseks. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte, terwijl hij in detentie zat, het slachtoffer heeft aangespoord om geld voor hem te verdienen door middel van prostitutie en webcamseks. De rechtbank heeft de verklaringen van het slachtoffer als grotendeels betrouwbaar beoordeeld, ondanks enkele inconsistenties. De verdachte heeft het slachtoffer in contact gebracht met medeverdachte [medeverdachte 1], die het slachtoffer verder heeft geholpen in de prostitutie. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte en medeverdachte [medeverdachte 1] een nauwe en bewuste samenwerking hebben gehad, waarbij het oogmerk van uitbuiting duidelijk aanwezig was. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 18 maanden, waarvan 6 maanden voorwaardelijk, en heeft hem ook verplicht tot schadevergoeding aan het slachtoffer. De rechtbank heeft de vordering van de benadeelde partij gedeeltelijk toegewezen, waarbij de totale schadevergoeding is vastgesteld op € 17.146,90, vermeerderd met wettelijke rente.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND
Team strafrecht
Zittingsplaats Arnhem
Parketnummer : 05/780083-16
Datum uitspraak : 19 december 2017
Tegenspraak
vonnis van de meervoudige kamer
in de zaak van
de officier van justitie bij het arrondissementsparket Oost-Nederland
tegen
[verdachte]
geboren op [geboortedatum 1] 1995 te [geboorteplaats] ,
wonende te [adres 1] .
raadsman: mr. J.T.E. Vis, advocaat te Amsterdam.
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 18 juli 2016, 3 oktober 2016, 27 februari 2017, 20 november 2017, 21 november 2017 en 5 december 2017.
1A. Geldigheid van de dagvaarding
Door de verdediging is aangevoerd dat de dagvaarding nietig is. Uit de tenlastelegging volgt volgens de raadsman niet duidelijk welk verwijt de verdachte wordt gemaakt: [slachtoffer] in de prostitutie brengen of [slachtoffer] via een website voor ‘webcamseks’ te werk stellen als model.
Beoordeling door de rechtbank
De tenlastelegging is opgedeeld in drie subcategorieën (sub 2, 5 en 8).
De rechtbank merkt ten aanzien van sub 2 en 5 op dat een ‘oogmerk van uitbuiting’ is vereist. In de tenlastelegging zelf is dit begrip niet nader geconcretiseerd. Het begrip ‘uitbuiting’ wordt nader aangeduid in het tweede lid van art. 273f Sr, in die zin dat uitbuiting ten minste omvat, voor zover thans relevant, uitbuiting van een ander in de prostitutie en andere vormen van seksuele uitbuiting. De feitelijkheden waaruit de uitbuiting zou bestaan, hoeven in de tenlastelegging niet omschreven te worden. De invulling van die feitelijkheden volgt uit het dossier. De rechtbank is dan ook van oordeel dat de tenlastelegging ten aanzien van sub 2 en sub 5 voldoende feitelijk en voldoende duidelijk is.
De rechtbank merkt op dat sub 8 enkel ziet op het daadwerkelijk voordeel trekken. De feitelijke gedragingen waaruit dit volgt, dienen, in tegenstelling tot sub 2 en sub 5, te worden opgenomen in de tenlastelegging. Deze feitelijkheden zijn ten aanzien van sub 8 genoemd. De rechtbank is dan ook van oordeel dat ook ten aanzien van sub 8 de tenlastelegging voldoende feitelijk en voldoende duidelijk is.
De rechtbank verwerpt het verweer.
1B. De inhoud van de tenlastelegging
Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op een of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 1 oktober 2014
t/m 8 december 2014 te Arnhem, althans in Nederland,
(lid 3 sub 1) tezamen en in vereniging met een ander of anderen,
A.
een ander, te weten [slachtoffer] ( [slachtoffer] ) (geboren op [geboortedatum 2] ),
(sub 2) heeft geworven en/of vervoerd en/of overgebracht, (telkens) met het oogmerk van uitbuiting van die [slachtoffer] , terwijl die [slachtoffer] de leeftijd van 18 jaar nog niet had bereikt en/of
(sub 5) ertoe heeft gebracht zich beschikbaar te stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met of voor een derde tegen betaling dan wel ten aanzien van die [slachtoffer] enige handeling heeft ondernomen waarvan hij wist en/of moest vermoeden dat die [slachtoffer] zich daardoor beschikbaar zou stellen tot het verrichten van die handelingen terwijl die [slachtoffer] de leeftijd van 18 jaar nog niet had bereikt en/of
B.
(sub 8) opzettelijk voordeel heeft getrokken uit de seksuele handelingen van [slachtoffer]
(roepnaam [slachtoffer] ) met of voor een derde tegen betaling terwijl die [slachtoffer] de leeftijd van 18 jaar nog niet had(den) bereikt
immers heeft/hebben verdachte of (één van) de medeverdachte(n)
  • [slachtoffer] opgedragen, althans gevraagd, om seks te hebben met anderen voor geld en/of
  • [slachtoffer] opgedragen, althans gevraagd, seksueel/erotisch getinte foto's te maken van zichzelf en naar hem op te sturen en/of zelf seksueel/erotisch getinte foto's van die
[slachtoffer] gemaakt en/of
  • een aantal werknamen voor [slachtoffer] aangemaakt waarmee zij als prostituee adverteerde en/of
  • een of meerdere seksadvertenties gemaakt van die [slachtoffer] en die seksadvertenties op diverse sekssites geplaatst en/of
de seksadvertenties van [slachtoffer] omhoog gebeld en/of
  • die [slachtoffer] in het bezit gesteld van een of meer klantentelefoons en/of
  • de klantentelefoons van die [slachtoffer] beheerd en/of
  • [slachtoffer] naar klanten gebracht en/of
  • een woning aan de [adres 2] en/of [adres 3] gearrangeerd waar [slachtoffer] kon verblijven en/of klanten ontvangen en/of
  • het door [slachtoffer] verdiende geld ingenomen en/of door [slachtoffer] laten afdragen.
2A. Betrouwbaarheid verklaringen [slachtoffer]
De de verdediging heeft zich primair op het standpunt gesteld dat de verklaringen van aangeefster [slachtoffer] onvoldoende betrouwbaar zijn omdat zij wisselend verklaard heeft.
De rechtbank constateert dat aangeefster tijdens haar verhoren wisselend heeft verklaard over een aantal onderwerpen. De rechtbank zal dan ook die delen van haar verklaring waarin zij beduidend wisselend heeft verklaard, niet voor het bewijs gebruiken.
De rechtbank constateert tevens dat aangeefster wel consistent heeft verklaard over voor het bewijs van belang zijnde punten waar het onder meer betreft de rol van de verdachte. Haar verklaring vindt ook op essentiële punten steun in andere verklaringen in het dossier, zoals de getuigenverklaring van [getuige 1] , [getuige 2] , [getuige 3] , alsook telefoongegevens en WhatsApp-gesprekken. Daar waar haar verklaring consistent is, voldoende kan worden getoetst en voldoende wordt ondersteund door andere bewijsmiddelen, ziet de rechtbank geen aanleiding om te twijfelen aan de betrouwbaarheid daarvan. De rechtbank is van oordeel dat die delen van haar verklaring voor het bewijs kunnen worden gebezigd. De rechtbank verwerpt het verweer van de verdediging. Het enkele feit dat aangeefster onder invloed van drugs was in de ten laste gelegde periode, maakt naar het oordeel van de rechtbank niet dat haar verklaring per definitie onbetrouwbaar is.
De rechtbank merkt tot slot op dat aangeefster op meerdere momenten een verklaring heeft afgelegd. Aangeefster heeft bij de politie in januari en februari 2015, en derhalve korte na de tenlastegelegde periode, een aantal verklaringen afgelegd. Daarnaast heeft aangeefster twee jaar later (november 2016) bij de rechter-commissaris verklaringen afgelegd. Gelet op het tijdsverloop, zal de rechtbank bij haar beoordeling uitgaan van de verklaringen die aangeefster heeft afgelegd bij de politie, aangezien deze verklaringen gezien de korte termijn na het tenlastegelegde afgelegd door de rechtbank als betrouwbaar worden beoordeeld.
De raadsman heeft daarnaast, voorwaardelijk, verzocht om aangeefster te horen dan wel het opstellen van een deskundige rapport omtrent de betrouwbaarheid van de door aangeefster afgelegde verklaring. De rechtbank wijst, gelet op het voorgaande, het verzoek af nu de noodzaak daarvan niet is gebleken.
2B. Overwegingen ten aanzien van het bewijs [1]
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie is van mening dat het ten laste gelegde (met uitzondering van de onder sub 2 genoemde handelingen ‘vervoerd’ en ‘overgebracht’ en de onder sub 8 genoemde feitelijkheid ‘ [slachtoffer] naar klanten gebracht’) kan worden bewezen. De officier van justitie heeft verder geconcludeerd dat ten aanzien van het in de prostitutie brengen en de webcamseks er tussen [verdachte] , [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] sprake is medeplegen van seksuele uitbuiting van een minderjarige.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft verzocht verdachte vrij te spreken. Hiertoe heeft de verdediging aangevoerd dat – naast de verklaring van aangeefster – de betrokkenheid van verdachte onvoldoende volgt uit de andere bewijsmiddelen in het dossier en is niet voldaan aan het bewijsminimum.
Uit de bewijsmiddelen blijkt dat verdachte niet de enige gebruiker was van het nummer [nummer 1] . Ook kan uit contacten tussen het nummer van [slachtoffer] en de JJI [naam 1] (waar verdachte op dat moment verbleef) niet worden opgemaakt dat [slachtoffer] daadwerkelijk contact met verdachte zou hebben gehad.
Daarnaast volgt onvoldoende uit de stukken dat sprake is van een nauwe en bewuste samenwerking. Voor zover verdachte al een rol zou hebben, betreft dat enkel een doorverwijsfunctie naar [medeverdachte 1] . Dat is onvoldoende voor medeplegen. Tevens is niet gebleken dat verdachte daadwerkelijk voordeel heeft genoten.
Beoordeling door de rechtbank
Aangeefster [slachtoffer] is op [geboortedatum 2] geboren en zij was ten tijde van de ten laste gelegde periode (1 oktober 2014 tot en met 8 december 2014) 17 jaar en dus minderjarig. [2]
Niet ter discussie staat of [slachtoffer] in de prostitutie heeft gewerkt. De vraag die de rechtbank dient te beantwoorden is of hierbij sprake was van mensenhandel zoals strafbaar gesteld in art. 273f Sr en of verdachte hierbij betrokken was. De rechtbank zal bij de beantwoording van deze vraag – zoveel mogelijk – bij de door verdachte en/of medeverdachte verrichtte handeling, aangegeven onder welke subcategorie(n) van art. 273f Sr. deze handeling valt.
Verklaring [slachtoffer]
Aangeefster [slachtoffer] heeft verklaard over het werken als prostituee en webcamseks. [slachtoffer] heeft over de rol van verdachte [verdachte] en medeverdachten [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] hierin het volgende verklaard.
Prostitutie
[slachtoffer] heeft met [verdachte] contact gehad terwijl hij in de gevangenis in Amsterdam zat. [verdachte] had in de gevangenis een telefoon verstopt. [verdachte] heeft op een gegeven moment gezegd dat hij geld nodig had. Hij vroeg of [slachtoffer] iets voor hem wilde doen. [medeverdachte 1] kon er wel voor zorgen dat zij geld kon verdienen voor hen. [3]
[slachtoffer] heeft verklaard dat zij met medeverdachte [medeverdachte 1] heeft gesproken omdat [verdachte] geld nodig had. [medeverdachte 1] begon toen te praten over prostitutie. [4] Na dit gesprek was het duidelijk dat [slachtoffer] in de prostitutie zou gaan werken
(sub 2). Bij dit gesprek was neef 1 aanwezig (de rechtbank: medeverdachte [medeverdachte 2] ). Vanaf dat moment heeft [medeverdachte 1] dingen voor haar geregeld. [5]
[medeverdachte 1] heeft [slachtoffer] een klantentelefoon gegeven. Als zij bij [medeverdachte 1] was, nam [medeverdachte 1] die telefoon op
(sub 5). Als zij naar huis ging, bleef de telefoon bij [medeverdachte 1] . Zij had de telefoon niet vaak mee naar huis. [medeverdachte 1] heeft laten zien hoe zij de telefoon aannam, waarbij zij deed alsof zij de prostituee was. Daarnaast moest zij op het balkon afluisteren hoe [getuige 1] een klant ontving
(sub 5). [6]
[medeverdachte 1] heeft foto’s van [slachtoffer] gemaakt
(sub 5). Dit waren foto’s van [slachtoffer] in lingerie en naakt in de slaapkamer van [medeverdachte 1] . Daarnaast heeft zij ook foto’s van haar en [getuige 1] samen gemaakt. [medeverdachte 1] heeft verteld hoe zij moest poseren. [medeverdachte 1] heeft advertenties gemaakt van haar en van haar en [getuige 1] samen
(sub 5). Zij stond op meerdere sites. [medeverdachte 1] heeft gevraagd waar zij voor open stond en wat zij niet wilde doen. [medeverdachte 1] heeft eerst de naam ‘ [naam 2] ’ en daarna ‘ [naam 3] ’ gebruikt in de advertentie. In de advertenties stond dat haar leeftijd 18+ was. [medeverdachte 1] wist dat zij 17 jaar was. [medeverdachte 1] heeft gezegd dat als een klant naar haar leeftijd vroeg, dat zij altijd moest zeggen dat zij 21 jaar was. [medeverdachte 1] heeft ook verteld dat er al eerder iets was met meisjes onder de 18 jaar en dat zij daar toen straf voor heeft gekregen. [7]
[verdachte] beloofde alles altijd heel mooi. Hij zei ook dat als hij vrij zou zijn en er andere meisjes zouden werken zij ermee kon stoppen. In de laatste periode heeft [medeverdachte 1] gebruik gemaakt van haar telefoon waardoor haar vader een hoge telefoonrekening heeft ontvangen. [8]
Vanaf de dag dat de advertenties zijn geplaatst, was [slachtoffer] prostituee. Vanaf de week dat zij [medeverdachte 1] heeft ontmoet, heeft zij tot aan de week dat zij [medeverdachte 1] voor het laatst heeft gezien, klanten ontvangen. Zij heeft [medeverdachte 1] voor het laatst gezien op 28 of 29 november 2014 toen zij met de vriend van [medeverdachte 1] naar een feest ging.
De afspraken vonden bij [medeverdachte 1] thuis plaats
(sub 5).[medeverdachte 1] ging dan even naar buiten en [slachtoffer] moest haar bellen als de klanten weg waren. [medeverdachte 1] woont op de [adres 2] . [9]
[medeverdachte 1] maakte de prijsafspraken voor de seksuele handelingen. [slachtoffer] heeft verklaard dat als zij een klant had gehad, een gedeelte van het geld voor [medeverdachte 1] was en een gedeelte voor [verdachte] . [verdachte] kreeg meer dan [medeverdachte 1] . Zijzelf kreeg er niks voor omdat [verdachte] het voor hen samen zou bewaren. Zij gaf het deel voor [verdachte] aan neef 1 (de rechtbank: medeverdachte [medeverdachte 2] ), neef 2 of [naam 4] (de rechtbank: [verdachte] , broer van verdachte). Zij zorgden ervoor dat het bij [verdachte] in de gevangenis terecht kwam. [10]
Webcamseks
[slachtoffer] heeft verklaard dat [verdachte] van een ander meisje een profiel had op een webcamsekssite. [verdachte] wilde dat [slachtoffer] dit profiel ging gebruiken (
sub 2 en 5). [11]
Steunbewijsmiddelen
Naar het oordeel van de rechtbank vindt de verklaring van [slachtoffer] steun in de volgende bewijsmiddelen.
Prostitutie
Detentie- en telefoongegevens [verdachte]
Uit de detentiegegevens van [verdachte] volgt dat hij in de periode 9 oktober 2013 tot en met 5 februari 2015 verbleef in de Justitiële Jeugdinrichting (JJI) ‘ [naam 1] ’ gelegen aan de [adres 4] . [12]
[slachtoffer] heeft verklaard dat haar privételefoonnummer [nummer 2] is. [13]
Op het privénummer van [slachtoffer] ( [nummer 2] ) was er op 18 oktober 2014 een inkomend gesprek, op 7 november 2014 een uitgaand gesprek en op 20 november 2014 weer een inkomend gesprek van het telefoonnummer van de JJI [naam 1] ( [nummer 3] ). [verdachte] was op deze dagen niet met verlof. [14]
Tussen het privénummer van [slachtoffer] en het nummer [nummer 1] is vanaf 11 oktober 2014 tot en met 10 december 2014 in totaal 432 keer contact is geweest. In de periode voor 11 oktober 2014 is er geen contact geweest met dit nummer. [15] Dit telefoonnummer staat op naam van [getuige 2] . Getuige [getuige 2] heeft verklaard dat dit nummer nu bij [verdachte] in de gevangenis is en dat hij hem daar altijd gebruikt. [16] Getuige [getuige 3] heeft verklaard dat het nummer [nummer 1] een van de nummers van [verdachte] is. [17]
Gelet op de verklaring van de getuigen [getuige 2] en [getuige 3] , concludeert de rechtbank dat het nummer [nummer 1] van [verdachte] is. De verklaring van verdachte dat een ander in de JJI dit nummer heeft gebruikt en zou doen alsof hij [verdachte] was vindt onvoldoende steun in het dossier en acht de rechtbank ook volstrekt ongeloofwaardig. Dit temeer nu uit de onderstaande weergave van de WhatsApp-gesprekken over de webcamseks tussen [verdachte] met het nummer [nummer 1] en [slachtoffer] wordt gesproken over de broer van verdachte, genaamd [naam 4] . In de gesprekken tussen [naam 4] en [slachtoffer] wordt vervolgens de voornaam van verdachte, [verdachte] genoemd. De rechtbank stelt dan ook vast dat in de periode van 11 oktober 2014 tot en met 10 december 2014 tussen [slachtoffer] en [verdachte] veelvuldig telefonisch contact heeft plaatsgevonden.
Getuige [getuige 1]
Getuige [getuige 1] heeft verklaard dat [medeverdachte 1] de foto’s van haar en [slachtoffer] heeft gemaakt voor het plaatsen van een advertentie op een site om klanten te krijgen. Deze foto’s zijn gemaakt op de [adres 2] . Daarnaast heeft [medeverdachte 1] tegen [slachtoffer] gezegd dat [slachtoffer] op het balkon of in het keukentje moest gaan staan om te luisteren hoe [getuige 1] met klanten omging. [18] Dit komt overeen met de verklaring van [slachtoffer] dat [medeverdachte 1] foto’s van haar en [getuige 1] heeft gemaakt voor een advertentie op een sekssite en dat zij op het balkon moest afluisteren hoe [getuige 1] een klant ontving.
Seksadvertenties
Op website [naam 5] stond op 9 december 2014 een advertentie met plaatsingsdatum 30 oktober 2014 met de titel: “ [naam 3] escort en ontvangst”. Op één van de foto’s in de advertentie kwam het uiterlijk van het meisje overeen met het uiterlijk van [slachtoffer] . [19] Op deze advertentie is onder andere het IP-adres [nummer 4] ingelogd. Dit IP-adres staat op de volgende naam:
Gebruikersnaam: [naam 6]
E-mailadres: [e-mailadres]
Naam: [medeverdachte 1]
Adres: [adres 2]
Woonplaats: [adres 2]
In de advertentie stond bij bel voor contact het telefoonnummer [nummer 5] vermeld. Dit betreft het telefoonnummer van de werktelefoon van [slachtoffer] . [20]
Het IP-adres dat op naam staat van [medeverdachte 1] is tevens gebruikt om in te loggen op een advertentie op [naam website 1] met de username ‘ [naam 2] ’. Aan de seksadvertentie op de naam ‘ [naam 2] ’ zijn twee foto’s gekoppeld. Een verbalisant heeft de vrouw op de foto’s herkend als [slachtoffer] . De advertentie is op 29 oktober 2014 aangemaakt. [21]
Ook is er met het telefoonnummer [nummer 2] van [slachtoffer] op 27 november 2014 contact geweest met [naam website 1] om de seksadvertentie omhoog te bellen. [22]
De rechtbank maakt uit het voorgaande op dat er meerdere seksadvertenties van [slachtoffer] zijn geplaatst met de contactnamen ‘ [naam 3] ’ en ‘ [naam 2] ’. Op deze advertenties is ingelogd met het IP-adres van [medeverdachte 1] en is onder contact de werktelefoon van [slachtoffer] vermeld en is het telefoonnummer van [slachtoffer] , waarvan [medeverdachte 1] volgens [slachtoffer] in de laatste periode gebruik maakte, gebruikt om de advertentie [naam website 1] omhoog te bellen.
Telefooncontacten [slachtoffer] en [medeverdachte 1]
Tussen het privénummer van [slachtoffer] en het nummer [nummer 6] is tussen 27 oktober 2014 en 27 november 2014 in totaal 59 keer contact is geweest. In de periode voor 11 oktober 2014 is er geen contact geweest met dit nummer. [23]
In de privételefoon van [slachtoffer] staan de telefoonnummers [nummer 6] en [nummer 7] opgeslagen onder de namen ‘ [naam 7] ’ en ‘ [naam 7] ’. [medeverdachte 1] heeft verklaard dat haar nummer [nummer 7] is. [24]
Tussen de privételefoon van [slachtoffer] en de nummers onder de namen ‘ [naam 7] ’ en ‘ [naam 7] ’ zijn op de 24 november 2015 de volgende SMS-berichten gestuurd: [25]
Om 16:35.54 uur verstuurd naar ‘ [naam 7] ’ ( [nummer 6] ):
Ik ben klaar.
Om 16:39.39 uur een gemiste oproep van ‘ [naam 7] ’ ( [nummer 6] ).
Om 18:14.07 ontvangen van ‘ [naam 7] ’ ( [nummer 7] ):
Bel me op deze als je klaar bent.
Om 19:41 uur wordt met de privételefoon van [slachtoffer] gebeld naar [naam 7] ( [nummer 7] ). [26]
De rechtbank concludeert – gelet op de namen die [slachtoffer] heeft gekoppeld aan de nummers, de gesprekken die gevoerd zijn tussen de nummers en de verklaring van [medeverdachte 1] dat het nummer [nummer 7] van haar is – dat ook het nummer [nummer 6] van [medeverdachte 1] is. De rechtbank stelt dan ook vast dat er in de periode tussen 27 oktober 2014 en 27 november 2014 veelvuldig telefonisch contact heeft plaatsgevonden tussen [slachtoffer] en [medeverdachte 1] .
Telefoongegevens werktelefoon [slachtoffer]
Uit onderzoek naar de historische gegevens van de werktelefoon van [slachtoffer] ( [nummer 5] ) volgt het volgende:
  • Het telefoonnummer is op 29 oktober 2014 in gebruikt genomen.
  • Er is 99 keer mastcontact geweest met de masten aan de [adres 5] en [adres 6] . Deze masten staan in de omgeving van de [adres 2] (adres [medeverdachte 1]
  • Deze contacten vonden plaats in de periode van 29 oktober 2014 tot 2 december 2014, tussen de tijdstippen 06:58 uur en 23:51 uur.
  • Er is 14 keer mastcontact geweest via de mast gelegen aan het [naam 8] . Dit is een mast in de omgeving van de [adres 7] (woning [slachtoffer] ).
  • Deze contacten vonden plaats in de periode van 4 november 2014 tot en met 5 december 2014, tussen de tijdstippen 20:25 uur en 10:42 uur.
De rechtbank maakt uit het voorgaande op dat de werktelefoon van [slachtoffer] 99 keer de mast in de buurt van de woning van [medeverdachte 1] heeft aangestraald en slechts 14 keer de mast in de buurt van de woning van [slachtoffer] . Dit komt overeen met de verklaring van [slachtoffer] dat zij de werktelefoon meestal bij [medeverdachte 1] liet liggen en maar een paar keer mee naar huis heeft genomen.
Opbrengsten prostitutie
Tussen [verdachte] ( [nummer 1] ) en de privételefoon van [slachtoffer] ( [nummer 2] ) zijn volgende WhatsApp-berichten gestuurd:
2 december 2014
Bericht van [slachtoffer] :
16.28 uur:
‘maar wat doen we met dat geld? Is dat alleen van jou of samen?
Bericht van [verdachte] :
16.29 uur:
(…)
‘Ik om hier goed te zitten en jij voor jezelf gewoon’(…)
8 december 2014
Bericht van [verdachte] :
10.11 uur:
‘E zorg dat je vandaag iets pakt ik heb morgen bezoek dan moet ik zowiezo iets binnen krijgen’(…)
19.31 uur:
‘je bent tijdverspilling als er niks binnenkomt’ [29]
De rechtbank merkt op dat deze berichten weliswaar zijn gestuurd in het kader van de webcamseks verdiensten maar naar het oordeel van de rechtbank ondersteunen deze berichten de verklaring van [slachtoffer] dat [verdachte] het geld dat zij verdiende via het bezoek bij de JJI binnenkreeg.
Webcamseks
WhatsApp-gesprekken [verdachte] en [slachtoffer]
Tussen [verdachte] ( [nummer 1] ) en de privételefoon van [slachtoffer] ( [nummer 2] ) zijn de volgende WhatsApp-berichten gestuurd:
1 december 2014
Bericht van [verdachte] :
19.55 uur:
‘ [naam 9] heeft een account voor je gefixt’
19.55 uur:
‘met rekening’
19.56 uur:
‘hij gaat je die account sturen en dan wil ik dat je elke dag minimaal 2/3 uurtjes op die cam shit gaat’
(…)
2 december 2014
Bericht van [verdachte] :
16.26 uur:
‘Luister elke dag minimaal 3 uurtjes op dat ding
‘Op dit geld kunnen we rekenen snap je dus elke dag minimaal 3 uur’
Bericht van [slachtoffer] :
16.27 uur:
‘Okee is goedd’
16.28 uur:
‘maar wat doen we met dat geld? Is dat alleen van jou of samen?
Bericht van [verdachte] :
16.29 uur:
‘kijk me broer krijgt voor elk uur 5 euro
‘Anders zou hij het ook niet doen tog’
‘De rest gebruiken we allebij gewoon’
‘Ik om hier goed te zitten en jij voor jezelf gewoon’(…)
16.30 uur:
‘ga naar die site’
‘Maak een account aan’
‘Wanneer je die rekeningnummer in moet vullen’
‘Stuur ik het voor je’(…)
16.31 uur:
‘Als er geouwehoer komt met dit rek nummer heb je een probleem met mij persoonlijk’
‘En als het niet elke dag 3 uur is ook want dat geld is nodig’(…)
16.32 uur:
‘ga die account maken dan’
Bericht van [slachtoffer] :
16.32 uur:
‘jaa’
Bericht van [verdachte]
18.36 uur:
‘geef die site aan me broer hij gaat die account aanmaken’
Bericht van [slachtoffer]
18.36:
‘welke? [naam 4] ? Of bedoel je die neef’
Bericht van [verdachte]
18.36 uur:
‘ [naam 4] ’
4 december 2014
Bericht van [verdachte] :
14.41 uur:
‘Pssst ik heb goed nieuws’
Opmerking rechtbank: [verdachte] stuurt twee schermafbeeldingen van een e-mail met de tekst:
‘Beste [naam 10] ,
Gefeliciteerd, je kunt nu aan de slag bij [naam 11] en tot wel (…) 24 euro per uur verdienen! Je kunt met deze gegevens inloggen op [naam website 2]
Website: [naam website 2]
Profielnummer: [nummer 8]
Pincode (…)’
14.42 uur:
‘Is met de gegevens van een [naam 10] ’
14.45 uur:
‘ga maar meteen aan de slag [30]
WhatsApp-gesprekken [naam 4] en [slachtoffer]
Uit processen-verbaal van verhoor uit de politiesystemen volgt dat [naam 4] (rechtbank: broer van verdachte) heeft verklaard de gebruiker te zijn van het nummer [nummer 9] . Tussen het privénummer van [slachtoffer] ( [nummer 2] ) en het nummer van [naam 4] zijn de volgende berichten gestuurd:
2 december 2014
Bericht van [slachtoffer] :
18.43 uur:
‘Ik moest je appen van [verdachte] ’
Bericht van [naam 4] :
19.07 uur:
‘ja’(…)
‘ [naam 11] .nl’
9 december 2014
Bericht van [naam 4] :
12.46:
‘Heb je al die webcam tori gedaan’
De verbalisant heeft opgemerkt dat [naam 11] een website is waar je dames achter een webcam kunt bekijken tegen betaling. [31]
De rechtbank merkt op dat uit het dossier niet is gebleken dat daadwerkelijk webcamseks heeft plaatsgevonden en dat [slachtoffer] daarmee geld heeft verdiend.
Conclusie
De rechtbank acht op basis van de hiervoor genoemde bewijsmiddelen het volgende bewezen.
Ten aanzien van de prostitutie
Verdachte heeft aan [slachtoffer] gevraagd geld te verdienen voor hem en gezegd dat [medeverdachte 1] haar daarmee kon helpen en dat [slachtoffer] met de werkzaamheden kon stoppen als hij vrij zou zijn en er andere meisjes zouden werken. (
sub 2 en sub 5).
[medeverdachte 1] en [slachtoffer] hebben een gesprek gehad. Na het gesprek met [medeverdachte 1] , is [slachtoffer] in de prostitutie gaan werken
(sub 2).[medeverdachte 1] heeft aan [slachtoffer] laten zien hoe zij de telefoon moest opnemen en uitgelegd hoe zij klanten moest ontvangen. [medeverdachte 1] heeft daarbij ook de klantentelefoon van [slachtoffer] opgenomen en (prijs)afspraken gemaakt. [medeverdachte 1] heeft (naakt)foto’s van [slachtoffer] gemaakt en deze foto’s gebruikt voor seksadvertenties (
sub 5). [medeverdachte 1] heeft meerdere seksadvertenties van [slachtoffer] geplaatst waarbij verschillende werknamen worden gebruikt (
sub 5). [medeverdachte 1] heeft de seksadvertentie omhoog gebeld
(sub 5)
De afspraken met klanten waren in de woning van [medeverdachte 1] op het adres [adres 2] (
sub 5).
[slachtoffer] heeft de winst van de prostitutie aan [medeverdachte 1] en – via anderen – aan [verdachte] gegeven
(sub 8).
Oogmerk van uitbuiting
Werven (sub 2) en ertoe brengen zich beschikbaar te stellen voor prostitutie (sub 5).
De rechtbank is ten aanzien van de prostitutie van oordeel dat met de hiervoor genoemde handelingen sprake is van het werven en het bewegen tot het verrichten van seksuele handelingen van een minderjarige door [verdachte] en [medeverdachte 1] . De rechtbank acht daarbij bewezen dat bij [verdachte] en [medeverdachte 1] sprake is van een oogmerk van uitbuiting nu het geld dat door [slachtoffer] door de prostitutie is verdiend en verdiend zou worden, voor hen was. De door hen verrichtte handelingen waren enkel met het oog op financieel gewin.
Voordeel trekken (sub 8)
De rechtbank is van oordeel dat tevens sprake is van het voordeel trekken uit de uitbuiting van de minderjarige [slachtoffer] nu [slachtoffer] daarmee geld heeft verdiend en dat geld aan [verdachte] en [medeverdachte 1] heeft afgestaan.
Ten aanzien van de webcamseks
[verdachte] heeft tevens tegen [slachtoffer] gezegd dat zij drie uur per dag aan webcamseks moest doen via [naam 11] Zijn broer [naam 4] heeft [slachtoffer] de naam van de website gestuurd. Verdachte heeft [slachtoffer] de inloggegevens daarvoor gestuurd (
sub 2 en sub 5).
Het geld dat [slachtoffer] zou verdienen met de webcamseks zou voor [verdachte] en [slachtoffer] zijn. [naam 4] zou 5 euro per uur krijgen.
Oogmerk van uitbuiting
Werven (sub 2) en ertoe brengen zich beschikbaar te stellen voor prostitutie (sub 5).
De rechtbank is ten aanzien van de webcamseks van oordeel dat eveneens sprake is van het werven en bewegen tot het verrichten van seksuele handelingen van een minderjarige. De rechtbank is ook hier van oordeel dat verdachte daarbij het oogmerk van uitbuiting had nu het – gelet op de WhatsApp-gesprekken – de bedoeling was dat het verdiende geld (deels) voor hem en (en zijn broer) bestemd was. Dat geen daadwerkelijk voordeel is genoten, omdat de webcamseks zelf niet heeft plaatsgevonden, doet niet af aan het oogmerk van uitbuiting.
Partiële vrijspraak
De rechtbank is met de officier van justitie en de verdediging van oordeel dat zich in het dossier onvoldoende bewijs bevindt dat [verdachte] en [medeverdachte 1] [slachtoffer] hebben vervoerd en overgebracht met het oogmerk van uitbuiting. De rechtbank zal [verdachte] dan ook van dat deel van het ten laste gelegde vrijspreken.
De rechtbank zal [verdachte] tevens vrijspreken van het arrangeren van een woning aan de [adres 3] . In het dossier is wel te lezen dat foto’s van [slachtoffer] in die woning zijn gemaakt en dat daar mogelijk afspraken met klanten hebben plaatsgevonden. Uit het dossier volgt echter niet dat [verdachte] of [medeverdachte 1] hierbij betrokken zijn geweest. Het enkele feit dat [slachtoffer] met [naam 12] (de toenmalige vriend van [medeverdachte 1] ) bij die woning is geweest, is daarvoor onvoldoende.
Voorts zal de rechtbank [verdachte] vrijspreken van het [slachtoffer] opdragen, althans vragen, seksueel/erotisch getinte foto's te maken van zichzelf en naar hem, de rechtbank begrijpt [verdachte] , op te sturen nu uit het dossier niet volgt dat het opsturen van de foto’s door [slachtoffer] naar [verdachte] heeft plaatsgevonden om deze foto’s te gebruiken bij de prostitutiewerkzaamheden.
Medeplegen
De rechtbank merkt hierbij allereerst op zij dat medeplegen met medeverdachte [medeverdachte 2] niet bewezen acht nu – gelet op de verklaring van [slachtoffer] – niet is gebleken dat [medeverdachte 2] betrokkenheid bij de uitbuiting heeft gehad.
De vraag die de rechtbank dient te beantwoorden is of sprake is van een nauwe en bewuste samenwerking. Hierbij maakt de rechtbank onderscheid tussen het in de prostitutie brengen ( [verdachte] en [medeverdachte 1] ) en de webcamseks ( [verdachte] en [naam 4] ).
Voor een nauwe en bewuste samenwerking moet de intellectuele en/of materiële bijdrage van verdachte aan het delict van voldoende gewicht zijn. Dit kan worden beoordeeld aan de hand van onder meer de intensiteit van de samenwerking, de onderlinge taakverdeling, de rol in de voorbereiding, de uitvoering of de afhandeling van het delict en het belang van de rol van de verdachte, de aanwezigheid op belangrijke momenten en het zich niet terugtrekken op een daartoe geëigend tijdstip. De bijdrage aan het strafbare feit kan ook worden geleverd in de vorm van verschillende gedragingen voor of tijdens of na het begaan van het strafbare feit.
Prostitutie
[verdachte] heeft aan [slachtoffer] gevraagd of zij geld voor hen wilde verdienen en heeft [slachtoffer] vervolgens naar [medeverdachte 1] gestuurd. Vanaf dat moment heeft [medeverdachte 1] geregeld dat [slachtoffer] daadwerkelijk in de prostitutie is gaan werken door onder andere foto’s te maken, seksadvertenties te plaatsen, een seksadvertentie omhoog te bellen, de klantentelefoon te beheren en afspraken in haar woning te laten plaatsvinden. De winsten uit de prostitutie zijn naar [medeverdachte 1] en [verdachte] gegaan.
De rechtbank is op basis van deze handelingen van oordeel dat [verdachte] een zodanig wezenlijke bijdrage heeft geleverd aan het feit dat sprake was van een nauwe en bewuste samenwerking. [verdachte] heeft [slachtoffer] zover gekregen om naar [medeverdachte 1] te gaan en in de prostitutie te werken om daarmee geld voor hen te verdienen. Door de doorverwijzing heeft [verdachte] een actieve bijdrage geleverd aan het werven en het in de prostitutie brengen. Hierdoor heeft [medeverdachte 1] gezorgd dat [slachtoffer] in de prostitutie is gaan werken en hebben zij de winst kunnen delen, waarbij [verdachte] het grootste deel van de winst kreeg.
Webcamseks
[verdachte] heeft tegen [slachtoffer] gezegd dat zij webcamseks moest hebben om geld te verdienen. Hij heeft [slachtoffer] daarvoor verwezen naar [naam 4] . [naam 4] heeft [slachtoffer] de naam van de website gegeven en zou delen in de winst. De rechtbank is op basis hiervan van oordeel dat [verdachte] en [naam 4] beiden een zodanige wezenlijke bijdrage hebben geleverd aan het feit dat sprake is van een nauwe en bewuste samenwerking.
De rechtbank acht niet bewezen dat ten aanzien van de webcamseks sprake is van een nauwe en bewuste samenwerking met medeverdachte [medeverdachte 1] . In de WhatsApp-berichten is te lezen dat [verdachte] zegt dat [slachtoffer] aan ‘ [naam 13] ’ moet vragen hoe zij het gedaan heeft (p. 360). De rechtbank begrijpt dat daarmee [medeverdachte 1] wordt bedoelt. In het dossier bevinden zich – naast dit WhatsApp-bericht – verder geen aanknopingspunten dat [medeverdachte 1] enige betrokkenheid heeft gehad bij de webcamseks.

3.Bewezenverklaring

Naar het oordeel van de rechtbank is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het tenlastegelegde heeft begaan, te weten dat:
hij
op een of meer tijdstip(pen)in
of omstreeksde periode van 11 oktober 2014
t/m 27 november 2014 te Arnhem,
althans in Nederland,
(lid 3 sub 1) tezamen en in vereniging met een ander
of anderen,
A.
een ander, te weten [slachtoffer] ( [slachtoffer] ) (geboren op [geboortedatum 2] ),
(sub 2) heeft geworven
en/of vervoerd en/of overgebracht,(telkens) met het oogmerk van uitbuiting van die [slachtoffer] , terwijl die [slachtoffer] de leeftijd van 18 jaar nog niet had bereikt en
/of
(sub 5) ertoe heeft gebracht zich beschikbaar te stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met of voor een derde tegen betaling
dan wel ten aanzien van die [slachtoffer] enige handeling heeft ondernomen waarvan hij wist en/of moest vermoeden dat die [slachtoffer] zich daardoor beschikbaar zou stellen tot het verrichten van die handelingenterwijl die [slachtoffer] de leeftijd van 18 jaar nog niet had bereikt en
/of
B.
(sub 8) opzettelijk voordeel heeft getrokken uit de seksuele handelingen van [slachtoffer]
(roepnaam [slachtoffer] ) met of voor een derde tegen betaling terwijl die [slachtoffer] de leeftijd van 18 jaar nog niet had
(den)bereikt
immers
heeft/hebben verdachte of
(één van)de medeverdachte
(n)
  • [slachtoffer] opgedragen,
  • [slachtoffer] opgedragen, althans gevraagd, seksueel/erotisch getinte foto's te maken van zichzelf en naar hem op te sturen en/ofzelf seksueel/erotisch getinte foto's van die
[slachtoffer] gemaakt en
/of
  • een aantal werknamen voor [slachtoffer] aangemaakt waarmee zij als prostituee adverteerde en
  • een of meerdereseksadvertenties gemaakt van die [slachtoffer] en die seksadvertenties op diverse sekssites geplaatst en
    /of
  • de seksadvertenties van [slachtoffer] omhoog gebeld en
  • die [slachtoffer] in het bezit gesteld van een
  • de klantentelefoon
  • [slachtoffer] naar klanten gebracht en/of
  • een woning aan de [adres 2]
  • het door [slachtoffer] verdiende geld ingenomen en/of door [slachtoffer] laten afdragen;
Voor zover er in de tenlastelegging kennelijke taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn die fouten verbeterd. Verdachte is daardoor niet in zijn verdediging geschaad.
Wat meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard, is niet bewezen.
Verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.

4.De kwalificatie van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert op:
mensenhandel, door twee of meer verenigde personen, ten aanzien van een persoon die de leeftijd van achttien jaren nog niet heeft bereikt

5.De strafbaarheid van het feit

Het feit is strafbaar.

6.De strafbaarheid van de verdachte

Verdachte is strafbaar, nu geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit.

7.Overwegingen ten aanzien van straf en/of maatregel

Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft geëist dat verdachte ter zake van het tenlastegelegde zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 30 maanden, met aftrek van de tijd die de verdachte in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht.
De officier van justitie heeft voorts verzocht de schorsing van de voorlopige hechtenis op te heffen.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft verzocht rekening te houden met de jonge leeftijd van verdachte ten tijde van het delict en het tijdsverloop. De verdediging heeft daarnaast verzocht aan verdachte een deels voorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen waarvan het onvoorwaardelijk deel gelijk is aan het voorarrest in combinatie met een werkstraf.
Beoordeling door de rechtbank
De rechtbank heeft bij de bepaling van de op te leggen straf rekening gehouden met de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard, de omstandigheden waaronder dit is begaan, de persoon en de omstandigheden van de verdachte zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken, waarbij onder meer is gelet op:
- het uittreksel uit het algemeen documentatieregister, gedateerd 10 oktober 2017;
- voorlichtingsrapportage van Reclassering Nederland, gedateerd 14 april 2016, 17 mei 2016, 27 juni 2016, 11 augustus 2016, 1 november 2016 en 12 april 2017;
- een rapport van [naam 14] , GZ-psycholoog, gedateerd 1 september 2016.
De rechtbank overweegt in het bijzonder het navolgende.
[verdachte] heeft zich samen met [medeverdachte 1] schuldig gemaakt aan het in de prostitutie brengen en houden van een minderjarig meisje. [verdachte] en [medeverdachte 1] hebben het slachtoffer gebruikt om geld voor hen te verdienen. Het slachtoffer heeft gedurende een periode van zeven weken seksuele contacten gehad met andere mannen. Het geld dat zij daarmee heeft verdiend, moest zij afstaan aan [verdachte] en [medeverdachte 1] . Hierbij werd zij in de waan gelaten dat [verdachte] het geld voor haar en hem samen zou bewaren. [verdachte] is hierbij de initiator geweest door aan het slachtoffer te vragen om geld voor hen samen te verdienen. [verdachte] heeft ervoor gezorgd dat het slachtoffer naar [medeverdachte 1] is gegaan en zo in de prostitutie terecht is gekomen. Daarnaast heeft hij het slachtoffer ook opgedragen om aan webcamseks te doen om zo nog meer geld voor hem te verdienen. [verdachte] heeft met een ander geregeld dat het slachtoffer de naam van een website en de inloggegevens kreeg, zodat zij webcamseks kon gaan verrichten. Dit alles terwijl [verdachte] in een justitiële jeugdinrichting verbleef en enkel hoefde te wachten op zijn geld. De rechtbank neemt het [verdachte] zeer kwalijk dat hij geen enkel respect voor het slachtoffer heeft getoond. Verdachte heeft daarbij op grove wijze misbruik gemaakt van het slachtoffer en haar behandeld als een voorwerp waarmee geld was te verdienen.
Omdat het om prostitutiewerkzaamheden gaat, is een ernstige inbreuk gemaakt op de persoonlijke vrijheid en de lichamelijke en geestelijke integriteit van het slachtoffer. Uit de slachtofferverklaring blijkt dat wat het slachtoffer is overkomen een enorme impact gehad heeft op haar emotionele en psychische ontwikkeling. Zij is zelfs drie jaar na dato nog in therapie en het is de vraag hoe lang zij nog behandeling nodig heeft. De rechtbank rekent dit [verdachte] zeer zwaar aan. De rechtbank neemt het [verdachte] daarnaast zeer kwalijk dat hij op geen enkele wijze verantwoordelijkheid heeft genomen voor zijn gedrag en de vergaande gevolgen die het voor het slachtoffer heeft gehad. De rechtbank is dan ook van oordeel dat enkel een gevangenisstraf voor langere duur op zijn plaats is.
Gelet op de rol die [verdachte] als initiator heeft gehad en het feit dat [verdachte] het slachtoffer een langere periode en op meerdere manieren heeft uitgebuit, acht de rechtbank een gevangenisstraf voor de duur van 18 maanden passend en geboden. De rechtbank zal daarbij 6 maanden van deze gevangenisstraf voorwaardelijk opleggen als stok achter de deur om verdachte ervan te weerhouden in de toekomst opnieuw een dergelijk feit te plegen. Dit is een lagere straf dan is opgelegd dan aan medeverdachte [medeverdachte 1] . Dit omdat [verdachte] nog niet eerder is veroordeeld voor soortgelijke feiten. Daarnaast is deze straf lager dan geëist door de officier van justitie omdat de rechtbank, zonder daarmee op enige wijze iets af te willen doen aan de ernst van deze zaak, rekening houdt met opgelegde straffen in vergelijkbare zaken en het tijdsverloop.
De rechtbank ziet thans geen reden om de schorsing van de voorlopige hechtenis op te heffen en zal daarom het verzoek van de officier van justitie afwijzen.
7a. De beoordeling van de civiele vordering(en), alsmede de gevorderde oplegging van de schadevergoedingsmaatregel
De benadeelde partij [slachtoffer] heeft zich in het strafproces gevoegd ter verkrijging van schadevergoeding ter zake van het bewezenverklaarde feit. Gevorderd wordt een bedrag van € 17.390,75, waarvan € 2.000,- immateriële schade.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft verzocht de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer] hoofdelijk toe te wijzen tot het bedrag van € 17.336.23, waarbij tevens de schadevergoedingsmaatregel ex artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht wordt opgelegd tot dit bedrag. Voor het overige heeft de officier van justitie verzocht dat de benadeelde partij niet-ontvankelijk zal worden verklaard in de vordering.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft verzocht de benadeelde partij niet-ontvankelijk te verklaren in haar vordering nu de behandeling een onevenredige belasting van het strafgeding is. Er dient nader onderzoek te worden gedaan naar de wijziging van de psychische toestand van de benadeelde partij en de totstandkoming daarvan, alvorens te kunnen beoordelen of sprake is van rechtstreekse schade. Het rechtstreekse verband tussen de studievertraging en het ten laste gelegde is onvoldoende onderbouwd nu [slachtoffer] daarvoor al problemen had, drugs gebruikte en spijbelde.
Ten aanzien van de studieboeken heeft de verdediging aangevoerd dat deze kosten door de vader van de benadeelde partij zijn gemaakt en daarmee sprake is van verplaatste schade. Deze komen niet voor een vergoeding in aanmerking. Dit deel van de vordering dient dan ook te worden afgewezen.
Beoordeling door de rechtbank
Naar het oordeel van de rechtbank is, op grond van de gebezigde bewijsmiddelen en hetgeen verder ter terechtzitting met betrekking tot de vordering is gebleken, komen vast te staan dat de benadeelde partij als gevolg van het met betrekking tot het bewezenverklaarde schade heeft geleden, waarvoor verdachte naar burgerlijk recht aansprakelijk is. Naar het oordeel van de rechtbank is een behandeling van de vordering geen onevenredige belasting van het geding. De vordering is dusdanig onderbouwd dat deze beoordeeld kan worden. Nader onderzoek naar de psychische problematiek van de benadeelde partij is naar het oordeel van de rechtbank niet noodzakelijk.
Materiële schade
Verdeelsleutel
Een deel van de door de benadeelde partij geleden materiële schade is het gevolg van het bewezenverklaarde in de zaken van verdachte en medeverdachte [medeverdachte 1] (een periode van negen weken) en het bewezenverklaarde in de overige zaken in het dossier [naam 15] (een periode van één week). De benadeelde partij heeft daarom de materiële schade die door deze verdachten is veroorzaakt, verdeeld naar rato van het aantal weken dat het misdrijf heeft geduurd. In de onderhavige zaak dient de materiële schade die volgens de benadeelde partij toe te rekenen is aan alle verdachten, te worden vastgesteld op 9/10 van de totale materiële schade, aldus de benadeelde partij.
Hierbij merkt de rechtbank op dat zij in de zaken van verdachte en medeverdachte [medeverdachte 1] een kortere periode bewezen heeft verklaard waardoor de verdeelsleutel anders zal uitvallen. De totale periode betreft dan 9 weken, waarvan de bewezenverklaarde periode in de zaak van medeverdachte [medeverdachte 1] 7 weken is en in de zaak van verdachte 8 weken. De rechtbank zal dan ook bij de beoordeling van de vordering in de zaak van verdachte uitgaan van een verdeelsleutel van 8/9.
Studiekosten
Door het bewezenverklaarde heeft de benadeelde partij zich vanwege psychische problemen moeten laten uitschrijven van school. De rechtbank acht het aannemelijk dat de benadeelde partij door het bewezenverklaarde in de zaken van verdachte, medeverdachte en de andere verdachten in het dossier [naam 15] , heeft moeten stoppen met haar studie en dat daarmee sprake is van een causaal verband. Dat de benadeelde partij voorafgaand aan het bewezenverklaarde spijbelde doet niet af aan dat oordeel nu de benadeelde partij ondanks het spijbelen wel haar studie heeft voortgezet.
Nu de schadepost naar het oordeel van de rechtbank voldoende is onderbouwd, is zij van oordeel dat de vordering met betrekking tot deze schadepost, zijnde € 16.000, kan worden toegewezen.
Studieboeken
Voor de studie van de benadeelde partij zijn studieboeken aangeschaft. Door het gedwongen stoppen van de studie heeft de benadeelde partij geen gebruik kunnen maken van haar studieboeken. Deze gedane investering komen ten laste van de verdachten. Dat de studieboeken door de vader van de benadeelde partij zijn betaald, doet daar niet aan af nu deze boeken voor de benadeelde partij zijn gekocht en haar eigendom zijn. Deze kosten komen dan ook voor vergoeding in aanmerking.
De schadepost is naar het oordeel van de rechtbank voldoende onderbouwd. De rechtbank is dan ook van oordeel dat de vordering met betrekking tot deze schadepost, zijnde € 736,26, kan worden toegewezen.
Medische kosten
De benadeelde partij heeft een vergoeding gevraagd voor medicatie voor een SOA. Nu het onduidelijk is wanneer de benadeelde partij deze SOA heeft opgelopen en zij ook voor de bewezenverklaarde periode onveilige seks heeft gehad, zal de rechtbank de benadeelde partij in dit deel van de vordering niet-ontvankelijk verklaren.
Telefoon
De telefoon van de benadeelde partij is in beslag genomen waardoor zij geen gebruik heeft kunnen maken van haar abonnement. Doordat zij geen gebruik meer van haar abonnement heeft kunnen maken, heeft de benadeelde partij schade geleden. De rechtbank acht de schadepost voldoende onderbouwd en toewijsbaar tot een bedrag van € 304,-.
De totale materiële schade betreft € 17.040,26 euro, waarvan (8/9) is toe te rekenen aan verdachte:
€ 15.146,90.
Immateriële schade
Naar het oordeel van de rechtbank is, op grond van de gebezigde bewijsmiddelen en hetgeen verder ter terechtzitting met betrekking tot de vordering is gebleken, komen vast te staan dat de benadeelde partij door het bewezenverklaarde rechtstreeks nadeel toegebracht dat niet in vermogensschade bestaat.
Het misdrijf dat de benadeelde partij is overkomen, heeft een zeer grote impact op haar gehad. De benadeelde partij heeft langere periode, onder invloed van verdachte en medeverdachte, als minderjarige, in de prostitutie gewerkt, en al haar verdiende geld daarvoor aan hen moeten afstaan. In deze periode hebben meerdere seksuele contacten plaatsgevonden. De benadeelde partij is – drie jaar na het voorval – nog in therapie voor haar psychische klachten ten gevolge van het bewezenverklaarde. Door dit alles is de benadeelde partij ‘anderszins’ in haar persoon aangetast, doordat een vergaande inbreuk is gemaakt op haar persoonlijke en lichamelijke integriteit. Dit is aan verdachte en zijn mededaders toe te rekenen. Aan de wettelijke vereisten, waaronder die genoemd in artikel 6:106 van het Burgerlijk Wetboek, is voldaan. Naar maatstaven van billijkheid, rekening houdend met de aard en de ernst van de feiten en de bedragen die Nederlandse rechters in vergelijkbare gevallen plegen toe te wijzen, zal ten aanzien van de immateriële schade -die het slachtoffer door toedoen van verdachte heeft geleden- een bedrag van
€ 2.000,- worden toegekend.
In het meer of anders gevorderde zal de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaard worden, nu beoordeling daarvan een nadere onderbouwing zou vergen, hetgeen een onredelijke belasting van het strafproces zou betekenen.
Nu de schadeposten op meerdere momenten zijn ingetreden, zal de rechtbank een datum kiezen in het midden van de periode waarin de schadeposten zijn ontstaan. De gevorderde wettelijke rente is daarom toewijsbaar vanaf 1 december 2015.
De rechtbank zal verdachte met medeverdachte (tot een bedrag van € 15.253,54
)hoofdelijk veroordelen tot betaling aan de benadeelde partijen van de toewijsbare schadevergoeding. Dit betekent dat verdachte niet meer tot deze vergoeding gehouden is, indien en voor zover de toegewezen schadevergoeding tot een bedrag van € 15.253,54 door medeverdachte is of wordt voldaan.
Vorenstaande laat onverlet dat wanneer door medeverdachte [medeverdachte 1] een bedrag van € 15.253,54 is of wordt voldaan er voor verdachte een schadevergoeding resteert van (€ 17.146,90 -/- 15.253,54) € 1.893,36.
Verder ziet de rechtbank aanleiding om aan verdachte – eveneens hoofdelijk met medeverdachte tot een bedrag van € 15.253,54 – op basis van het bepaalde in artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht de verplichting op te leggen tot betaling aan de Staat van het toe te wijzen bedrag ten behoeve van genoemde benadeelde partijen, te vermeerderen met de wettelijke rente.

8.De toegepaste wettelijke bepalingen

De beslissing is gegrond op de artikelen 10, 14a, 14b, 14c, 24c, 27, 36f, 47, 63, 273f van het Wetboek van Strafrecht.

9.De beslissing

De rechtbank:
 verklaart bewezen dat verdachte het tenlastegelegde, zoals vermeld onder punt 3, heeft begaan;
 verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij;
 verstaat dat het aldus bewezenverklaarde oplevert het strafbare feit zoals vermeld onder punt 4;
 verklaart verdachte hiervoor strafbaar;
 veroordeelt verdachte wegens het bewezenverklaarde tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
18 (achttien) maanden;
 bepaalt, dat van deze gevangenisstraf een gedeelte groot 6 (zes) maanden,
niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, wegens niet nakoming van na te melden voorwaarde(n) voor het einde van de proeftijd die op drie jaren wordt bepaald;
 dat de veroordeelde zich voor het einde daarvan niet zal schuldig maken aan een strafbaar feit;
 beveelt dat de tijd, door veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht;
De beslissing op de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer] .
Wijst de vordering van de benadeelde partij ten dele toe.
  • veroordeelt verdachte ten aanzien van het bewezenverklaarde feit tot betaling van schadevergoeding aan de benadeelde partij [slachtoffer] , van een bedrag van € 17.146,90 (zeventienduizend eenhonderd zesenveertig euro en negentig eurocent), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 1 december 2015 tot aan de dag der algehele voldoening en met betaling van de kosten van het geding en de tenuitvoerlegging door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil;
  • verklaart de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk in haar vordering;
  • verstaat dat indien en voor zover door de mededader [medeverdachte 1] het betreffende schadebedrag tot een hoogte van € 15.253,54 (vijftienduizend tweehonderd drieënvijftig euro en vierenvijftig eurocent) is betaald, veroordeelde daarvan zal zijn bevrijd;
Maatregel van schadevergoeding
  • legt aan veroordeelde - met dien verstande dat indien en voor zover [medeverdachte 1] het schadebedrag tot € 15.253,54 heeft betaald, veroordeelde daarvan zal zijn bevrijd - de
  • bepaalt dat, indien veroordeelde heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat daarmee de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij in zoverre komt te vervallen en andersom dat, indien veroordeelde heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat in zoverre komt te vervallen
Dit vonnis is gewezen door mr. J. Barrau, voorzitter, mr. H.G. Eskes en mr. C.E.W. van de Sande, rechters, in tegenwoordigheid van mr. M.G.A. Luijckx, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 19 december 2017.

Voetnoten

1.Het bewijs is terug te vinden in het in de wettelijke vorm door verbalisant [verbalisant] van de politie Oost Nederland, Dienst Regionale Recherche, Afdeling vreemdelingenpolitie Identificatie en Mensenhandel (AVIM), opgemaakte proces-verbaal, dossiernummer BVH-nr. [nummer 10] ( [naam 15] - [nummer 11] ), gesloten op 24 augustus 2016 en in de bijbehorende in wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal en overige schriftelijke bescheiden, tenzij anders vermeld. De vindplaatsvermeldingen verwijzen naar de pagina’s van het doorgenummerde dossier, tenzij anders vermeld.
2.Proces verbaal van bevindingen, p. 85.
3.Proces-verbaal van aangifte [slachtoffer] d.d. 19 januari 2015, p. 101
4.Proces-verbaal van aangifte d.d. 19 januari 2015, p. 116.
5.Proces-verbaal van aangifte d.d. 19 januari 2015, p. 101.
6.Proces-verbaal van verhoor aangever d.d. 19 januari 2015, p. 116.
7.Proces-verbaal van verhoor aangever d.d. 19 januari 2015, p. 117-118
8.Proces-verbaal van aangifte [slachtoffer] d.d. 19 januari 2015, p. 101.
9.Proces-verbaal van verhoor aangever d.d. 19 januari 2015, p. 116-118; proces-verbaal van aangifte d.d. 19 januari 2015, p. 102.
10.Proces-verbaal van verhoor aangever d.d. 19 januari 2016, p. 117.
11.Proces-verbaal van aangifte d.d. 19 januari 2015, p. 102.
12.Proces-verbaal van bevindingen, p. 400.
13.Proces-verbaal van verhoor aangever, p. 134.
14.Proces-verbaal van bevindingen, p. 399-400.
15.Proces-verbaal van bevindingen, p. 334.
16.Proces-verbaal van bevindingen gesprek [getuige 2] , p. 329-330.
17.Proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 3] , p. 442-443.
18.Proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 1] , p.193, 197.
19.Proces-verbaal van bevindingen, p. 204.
20.Proces-verbaal van bevindingen, p. 203 -204.
21.Proces-verbaal verstrekking gevorderde gegevens, p. 468; proces-verbaal vordering verstrekking gebruikersgegevens (Internet) ex art 126na Sv, p. 474; proces-verbaal van bevindingen, p. 476; proces-verbaal verstrekking gevorderde gegevens, p. 479.
22.Proces verbaal van bevindingen, p. 335.
23.Proces-verbaal van bevindingen, p. 334.
24.Proces-verbaal van bevindingen, p. 590.
25.Proces-verbaal van bevindingen, p. 3472-3473, 3489-3490; proces-verbaal van bevindingen, p. 315.
26.Proces-verbaal van bevindingen, p. 563; proces-verbaal van bevindingen, p. 590.
27.Proces-verbaal, algemeen dossier, p. 36.
28.Proces-verbaal van bevindingen, p. 235, 237.
29.Proces-verbaal van bevindingen, p. 361.
30.Proces-verbaal van bevindingen, p. 358-359, 368-369, 378.
31.Proces-verbaal van bevindingen, p. 393-394.