Uitspraak
RECHTBANK GELDERLAND
1.De procedure
- het tussenvonnis van 26 juli 2017
- het proces-verbaal van comparitie van 18 oktober 2017.
2.De feiten
De Ontvanger heeft [eiser] bij brief van 27 mei 2010 medegedeeld dat geen uitstel van betaling wordt verleend.
De Ontvanger heeft op 14 juni 2017 onder dat beslag een bedrag van € 8.795,-- geïncasseerd.
3.De vordering
a. zal verklaren dat de Ontvanger het dwangbevel van 24 februari 2017 ter zake de naheffingsaanslag Loonheffingen / Zorgverzekeringswet 2006 niet ten uitvoer mag leggen,
5.De beoordeling
Tussen partijen is niet in geschil dat de verjaringstermijn is ingegaan op 27 mei 2010.
De door de Ontvanger als productie 4 overgelegde aanmaningen bevatten als kenmerk 8975.4444.63, 89.75.4446.50, 8975.4444.60 en 8975.4447.31.
De Ontvanger heeft niet gesteld dat zulks het gevolg is van aan [eiser] toe te rekenen omstandigheden.
904,00(2,0 punten × tarief € 452,00)
6.De beslissing
14 dagen na aanschrijving aan het vonnis heeft voldaan en er vervolgens betekening van de uitspraak heeft plaatsgevonden, met een bedrag van € 68,00 aan salaris advocaat en de explootkosten van betekening van de uitspraak,