ECLI:NL:RBGEL:2017:6502

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
15 december 2017
Publicatiedatum
18 december 2017
Zaaknummer
05/840935-17
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling van drie mannen voor openlijke geweldpleging in Apeldoorn

Op 15 december 2017 heeft de Rechtbank Gelderland in Zutphen uitspraak gedaan in de zaak tegen drie mannen uit Apeldoorn, die verdacht werden van openlijke geweldpleging. De zaak kwam voort uit een incident op 19 augustus 2017, waarbij het slachtoffer, [slachtoffer], werd mishandeld door meerdere personen, waaronder de verdachten. De rechtbank heeft vastgesteld dat het slachtoffer op die nacht werd aangevallen door de verdachten, die na een feestje naar zijn woning waren gegaan. De rechtbank oordeelde dat de verklaringen van het slachtoffer en getuigen voldoende bewijs boden voor de openlijke geweldpleging, maar sprak de verdachten vrij van de primair ten laste gelegde poging tot zware mishandeling. De rechtbank legde een taakstraf op van 180 uren, waarvan 80 uren voorwaardelijk, en bepaalde dat de verdachten hoofdelijk aansprakelijk zijn voor de schadevergoeding aan het slachtoffer, die in totaal €920,- bedraagt, te vermeerderen met wettelijke rente vanaf de pleegdatum. De rechtbank hield rekening met de persoonlijke omstandigheden van de verdachten, waaronder hun jeugdige leeftijd en het feit dat zij geen recidivegevaar vertoonden. De uitspraak benadrukt de ernst van openlijke geweldpleging en de impact daarvan op de slachtoffers.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND
Team strafrecht
Zittingsplaats Zutphen
Parketnummer : 05/840935-17
Datum uitspraak : 15 december 2017
Tegenspraak
vonnis van de meervoudige kamer
in de zaak van
de officier van justitie bij het arrondissementsparket Oost-Nederland
tegen
[verdachte]
geboren op [geboortedatum] 1996 te [geboorteplaats] ,
wonende aan [adres]
Raadsman: mr. W.L.M. Fleuren, advocaat te Apeldoorn.
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van
1 december 2017.

1.De inhoud van de tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
1.
Primair
hij op of omstreeks 19 augustus 2017, in de gemeente Apeldoorn, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan [slachtoffer] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, die [slachtoffer] meermalen, althans eenmaal in het gezicht en/althans tegen het hoofd en/of elders tegen het lichaam heeft geschopt en/of getrapt en/of gestompt en/of geslagen en/of (terwijl) die [slachtoffer] op de grond lag die [slachtoffer] in het gezicht en/althans tegen het hoofd heeft geschopt en/of getrapt, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
althans, indien het vorenstaande onder 1 niet tot een veroordeling leidt:
Subsidiair
hij op of omstreeks 19 augustus 2017, in de gemeente Apeldoorn, openlijk, te weten op of aan de openbare weg de Wilhelm Tellstraat, in elk geval op of aan de openbare weg en/of op een voor het publiek toegankelijjke plaats, in vereniging geweld heeft gepleegd tegen een persoon, te weten [slachtoffer] door het opzettelijk aanvallen van en/of indringen op en/of schoppen en/of
trappen en/of slaan en/of stompen van die [slachtoffer] terwijl dit door hem gepleegde geweld enig lichamelijk letsel, te weten diverse bloeduitstortingen en/of wond(en) aan hoofd en/of hand(en) en/of benen, voor die [slachtoffer] ten gevolge heeft gehad.
2. Overwegingen ten aanzien van het bewijs [1]
Aanleiding onderzoek
Op 19 augustus 2017 om 01:35 uur ontving de politie een melding van een mishandeling die zou hebben plaatsgevonden bij Stichting De Passerel aan de Wilhelm Tellstraat in Apeldoorn (hierna: De Passerel). Het slachtoffer zou zijn geslagen en geschopt door verscheidene personen, onder wie oud-bewoner [medeverdachte 1] .
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van de primair ten laste gelegde poging tot zware mishandeling in vereniging. Ter zitting heeft de officier van justitie de bewijsmiddelen opgesomd en nader toegelicht.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft integrale vrijspraak bepleit. Verdachte is niet betrokken geweest bij het eerste incident tegen aangever. Verder is er reden om te twijfelen aan de betrouwbaarheid van de verklaringen van aangever. Aangever heeft namelijk verklaard dat hij van een nachtwaker heeft gehoord dat hij, aangever met een knuppel of stok is geslagen, terwijl de nachtwaker hier niets over heeft verklaard bij de politie. Verdachte heeft aangever alleen een paar tikjes gegeven. Dat verdachte hierbij meer dan normale kracht heeft gebruikt, kan niet worden bewezen nu de camerabeelden hiervoor niet als doorslaggevend bewijs kunnen gelden. Voorts is bij aangever geen zwaar lichamelijk letsel geconstateerd. Evenmin is sprake van een bewuste en nauwe samenwerking tussen verdachte en de anderen, noch van een voldoende wezenlijke bijdrage.
Beoordeling door de rechtbank
Bewijsmiddelen
Aangever [slachtoffer] , woonachtig bij de Passerel in Apeldoorn, heeft verklaard dat hij op 19 augustus 2017 rond 1:15 uur wakker werd doordat er zo hard op zijn voordeur werd gebonsd, dat hij dacht dat zijn voordeur eruit zou worden gebroken. Voor zijn deur stonden de hem bekende [medeverdachte 1] en [verdachte] [de rechtbank begrijpt: medeverdachte [verdachte] ]. Vervolgens is aangever in zijn onderbroek via de achterdeur uit zijn woning gevlucht en richting het Steunpunt gerend om aan de leiding te melden dat er een conflict was. Toen hij bijna bij het Steunpunt was, zag hij [medeverdachte 1] en [verdachte] op hem afrennen. Toen zij bij hem waren, begonnen zij hem direct te slaan, [medeverdachte 1] als eerste. Ook hoorde hij dat [verdachte] op zijn vingers floot, waarna een groep jongens op hem af kwam rennen, die hem vervolgens in de bosjes mishandelde. In totaal ging het om vijf personen, onder wie [medeverdachte 1] , [verdachte] en een jongen en meisje, die aangever nog nooit had gezien. [medeverdachte 1] en [verdachte] zijn de haantjes uit de groep, de rest van de groep bestaat uit meelopers. Hierna is aangever op de grond gevallen en is hij korte tijd bewusteloos geweest. Toen hij bijkwam, moest hij braken en had hij veel pijn. Aangever is die nacht per ambulance naar het ziekenhuis vervoerd ter observatie. Op 22 augustus 2017 moest aangever eigenlijk werken, maar hij was hiertoe niet in staat, omdat hij nog steeds hoofdpijn had en nierletsel waardoor er bloed in zijn urine zat. [2]
Op 22 augustus 2017 heeft een forensisch onderzoek plaatsgevonden naar het letsel van aangever. Daarbij is het volgende letsel geconstateerd:
-roodkleurige kras/snee op de ellenboog van de rechter hand, op de rechter zijde en het midden van de rug, op de rechter zijde van de hals, in de hoofdhuid achter het linker oor, op de bovenzijde van beide voeten en tenen
-roodkleurige schaafwond op de rechter schouder
-twee roodkleurige schaf/krasverwondingen op de linker zijde van het lichaam
-een open wond in de huid aan de binnenzijde van de linker hand en rondom de rechter knie
-zwartkleurige klemblaren op de onderzijde van de groten tenen. [3]
Bij de politie heeft medeverdachte [medeverdachte 1] (hierna: [medeverdachte 1] ) verklaard dat hij voorafgaand aan het incident samen met onder meer [verdachte] [de rechtbank begrijpt: medeverdachte [verdachte] ], [getuige] , de vriend van [getuige] [de rechtbank begrijpt: verdachte] en [medeverdachte 3] [de rechtbank begrijpt medeverdachte [medeverdachte 3] ] op een verjaardagsfeest was. Tijdens het feest kwamen zij in gesprek over aangever, waardoor zij opgefokt raakten. [medeverdachte 3] wilde eerst alleen naar aangever gaan, maar [medeverdachte 1] wilde met [medeverdachte 3] mee naar aangever omdat hij en zijn vriendin last hadden aangever. Ook de rest besloot mee te gaan naar aangever. Aangekomen bij de woning van aangever, heeft verdachte in aanwezigheid van [medeverdachte 2] een aantal minuten op de deur van aangever geklopt, terwijl de anderen bleven wachten. Hierna heeft verdachte een rondje om de woning van aangever gelopen. Verdachte hoorde geschreeuw aan de achterkant van de woning en zag dat aangever, gevolgd door [medeverdachte 2] , hem tegemoet rende. Toen verdachte bij aangever was, heeft hij aangever opzettelijk een stomp tegen zijn been gegeven zodat hij onderuit ging. Hierna heeft hij aangever in aanwezigheid van [medeverdachte 2] met de vuist een paar klappen tegen zijn achterhoofd gegeven. [medeverdachte 2] heeft toen een beweging met zijn arm gemaakt. [4]
Medeverdachte [medeverdachte 2] (hierna: [medeverdachte 2] ) heeft bij de politie verklaard dat hij na afloop van het feest van de anderen hoorde dat zij naar aangever gingen. Hierop is verdachte bij zijn vriendin [getuige] achterop de scooter achter de auto van [verdachte] aan gereden naar de woning van aangever. Hij denkt dat hij aangever één schop tegen zijn been heeft gegeven. Ook heeft hij gezien dat anderen op aangever intrapten. [medeverdachte 2] droeg die avond een jas met een bontkraag. [5]
Verdachte heeft bij de politie verklaard dat hij na afloop van het feest samen met zijn vriendin en [medeverdachte 1] [de rechtbank begrijp [medeverdachte 1] ] met de auto naar de Wilhelm Tellstraat is gereden. Daar aangekomen, zag hij aangever richting het Steunpunt rennen, waarna hij op aangever is afgelopen. Vervolgens liep aangever terug. Even later liep verdachte ook terug en zag hij aangever in de bosjes liggen. Hij heeft aangever toen met zijn voet een paar tikken in/tegen zijn rug gegeven. Daarna heeft hij zijn arm om aangever gelegd. [6]
Ter zitting heeft verdachte verklaard dat zijn roepnaam [verdachte] is en dat de achternaam van zijn moeder [verdachte] is. Hij fluit vaak op zijn vingers. Verdachte herkent zichzelf op de ter zitting getoonde beelden, tijdstip 1:35 uur. Daarop is volgens verdachte te zien dat hij aangever met zijn voet nog een tik geeft. Aangever had toen al veel klappen gehad. Ook [medeverdachte 3] [de rechtbank begrijpt [medeverdachte 3] ] is op de beelden met tijdstip 1:35 uur te zien. [7]
Getuige [getuige] heeft verklaard dat [medeverdachte 1] wist waar aangever woonde en dat hij naar hem wilde gaan om verhaal te halen vanwege een eerder die dag door aangever verzonden app-bericht met een dreigende strekking. Op het feest had [medeverdachte 1] dit bericht aan hen voorgelezen, hetgeen de aanleiding is geweest voor wat er daarna is gebeurd. Daar zij en [medeverdachte 2] bevriend zijn met [medeverdachte 1] , zijn zij met hem meegegaan. Iedereen was opgefokt en had alcohol gedronken. Zij had nog tegen de jongens gezegd dat zij het moesten laten zitten. Haar vriend [medeverdachte 2] , heeft haar verteld dat hij aangever één trap tegen de benen heeft gegeven. [8]
Medeverdachte [medeverdachte 3] [hierna: [medeverdachte 3] ] heeft verklaard dat hij na afloop van het feest met de scooter naar een adres is gegaan waar hij had afgesproken met [verdachte] . Daar aangekomen, zag hij dat [verdachte] , [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] om aangever heen stonden en met hem begonnen te vechten. Aangever werd schoppend naar de grond gebracht. Iemand met een capuchon gaf aangever een paar klappen en trappen. Dat was op een andere plek dan de plaats waar de camerabeelden zijn opgenomen. [9]
Op de camerabeelden die tijdens de mishandeling zijn gemaakt, is onder meer het volgende te zien:
-1:29 uur
:twee mannen lopen naar de woning en terug. Een van hen draagt een jas met vermoedelijk een bontkraag. De andere man wordt door verbalisant herkend als [medeverdachte 1] . [10]
- 1:35 uur: te zien is dat aangever wordt mishandeld door meerdere mannen, onder wie een man met een jas met een bontkraag. Ook is te zien is dat aangever wordt geschopt door een man in een gewatteerde jas, die aangever vol richting het gezicht schopt. Nadat de man met de jas met de bontkraag en de man met de gewatteerde jas uit beeld zijn verdwenen, is te zie dat aangever nog eens door een andere man, door verbalisant herkend als [verdachte] , wordt geschopt, terwijl aangever op de grond [de rechtbank begrijpt: in de struiken] ligt. [11]
Bewijsoverwegingen
De rechtbank is van oordeel dat het dossier onvoldoende aanknopingspunten biedt voor een bewezenverklaring van de primair ten laste gelegde poging tot zware mishandeling in vereniging, gelet op de eisen die de rechtspraak stelt aan het bewijs van het in vereniging plegen van een dergelijk feit, alsook aan het bewijs van het (potentieel) zwaar lichamelijk letsel. De rechtbank zal verdachte daarom van het primaire feit vrijspreken. Wel acht zij de subsidiair ten gelaste gelegde openlijke geweldpleging door verdachte wettig en overtuigend bewezen. Hiertoe overweegt zij als volgt.
Op grond van bovenstaande verklaringen stelt de rechtbank vast dat verdachten [medeverdachte 1] en [medeverdachte 3] die avond het plan hadden opgevat om na afloop van het feest naar de woning van aangever te gaan om verhaal te halen en dat de overige verdachten, onder wie verdachte, zich vervolgens bij hen hebben aangesloten. Hierna zijn zij na het feest met zes personen met één auto en twee scooters richting de woning van aangever gereden. Uit de verklaringen van getuige [getuige] maakt de rechtbank op dat [medeverdachte 1] die dag een bericht met een dreigende strekking had ontvangen van aangever en dat [medeverdachte 1] de inhoud daarvan aan hen [de rechtbank begrijpt de groep] op het feest had voorgelezen. Hieruit concludeert de rechtbank dat verdachte, die ook op het feest was, wist dat [medeverdachte 1] een geschil had met aangever toen hij die nacht samen met [medeverdachte 1] met de auto richting de woning van aangever reed. Het door verdachte geschetste scenario, te weten dat hij niet op de hoogte was van de ruzie tussen [medeverdachte 1] en aangever en dat hij die nacht toevalligerwijs richting de woning van aangever is gereden omdat hij naar een vriend van hem, woonachtig in dezelfde wijk als aangever, ging, wordt dan ook weerlegd door de bewijsmiddelen.
Verder heeft aangever verklaard dat [medeverdachte 1] en verdachte bij hem aan de deur stonden en dat toen hij bijna bij het Steunpunt was, [medeverdachte 1] en verdachte op hem kwamen afrennen en hem direct begonnen te slaan. Ook volgt uit de verklaringen van aangever dat verdachte toen aangever in zijn onderbroek uit de woning kwam lopen op zijn vingers heeft gefloten, waarna een groep jongens op hem af kwam rennen, die hem in de bosjes heeft mishandeld. De rechtbank ziet geen reden om aan de betrouwbaarheid van de verklaringen van aangever te twijfelen, nu deze op voor de tenlastelegging essentiële onderdelen worden ondersteund door de overige bewijsmiddelen, waaronder de verklaringen van verdachte zelf. Bij de politie heeft verdachte namelijk verklaard dat hij aangever richting het Steunpunt zag rennen en dat hij toen achter aangever aan is gelopen. Voorts volgt uit de zich in het dossier bevindende beschrijving van bovenstaande camerabeelden dat aangever om 1:35 uur niet alleen door verdachte wordt geschopt, maar tevens door twee andere personen wordt mishandeld in de bosjes. Het door verdachte geschetste alternatieve scenario, te weten dat hij aangever alleen heeft aangetikt om te kijken of hij nog bewoog en dat hij zijn armen om aangever heeft geslagen om hem te beschermen tegen klappen van de anderen, acht de rechtbank gelet op bovenstaande bewijsmiddelen en gezien de context en het verloop van de gebeurtenissen die avond allerminst aannemelijk zodat dit wordt verworpen.
Op grond van het bovenstaande acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat in de bewuste nacht door meerdere personen geweld is gebruikt tegen aangever en dat daarbij sprake is geweest van een voldoende nauwe en bewuste samenwerking. De rechtbank stelt vast dat verdachte aangever heeft geslagen en hem vervolgens heeft geschopt. Hiermee heeft verdachte naar het oordeel van de rechtbank een voldoende wezenlijke bijdrage geleverd aan het geweld dat die avond in vereniging tegen aangever nabij zijn woning is uitgeoefend. Het voorgaande leidt de rechtbank tevens tot de slotsom dat verdachte als medepleger van het openlijke geweld tegen aangever moet worden gezien.

3.Bewezenverklaring

Naar het oordeel van de rechtbank is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan, te weten dat:
hij op
of omstreeks19 augustus 2017, in de gemeente Apeldoorn, openlijk, te weten
op of aan de openbare weg de Wilhelm Tellstraat, in elk gevalop of aan de openbare weg en
/ofop een voor het publiek toegankelijke plaats, in vereniging geweld heeft gepleegd tegen een persoon, te weten [slachtoffer] door het opzettelijk aanvallen
van en/of indringen open
/ofschoppen en
/of
trappen en
/ofslaan en
/ofstompen van die [slachtoffer] terwijl dit door hem gepleegde geweld enig lichamelijk letsel, te weten diverse
bloeduitstortingen en/ofwond(en) aan hoofd en
/ofhand(en) en
/ofbenen, voor die [slachtoffer] ten gevolge heeft gehad.
Voor zover er in de tenlastelegging kennelijke taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn die fouten in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet in zijn verdediging geschaad.
Wat meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard, is niet bewezen.
Verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.

4.De kwalificatie van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert op:
Openlijk in vereniging geweld plegen tegen personen, terwijl het door de schuldige gepleegde geweld enig lichamelijk letsel ten gevolge heeft

5.De strafbaarheid van het feit

Het feit is strafbaar.

6.De strafbaarheid van de verdachte

Verdachte is strafbaar, nu geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit.

7.Overwegingen ten aanzien van straf en/of maatregel

Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft geëist dat verdachte ter zake van het primair ten laste gelegde zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 14 dagen met aftrek en daarnaast een werkstraf van 80 uren voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren. Tevens heeft de officier van justitie verzocht aan het voorwaardelijk strafdeel de door de reclassering geadviseerde bijzondere voorwaarden te verbinden, bestaande uit een meldplicht en een gedragsinterventie zoals de COVA-training of een soortgelijke interventie.
Het standpunt van de verdediging
In geval van strafoplegging heeft de raadsman verzocht rekening te houden met de omstandigheid dat verdachte voor zijn werk als verkoper (steeds) dient te beschikken over een Verklaring omtrent het Gedrag. Hij heeft geen noemenswaardige antecedenten en er is geen sprake van een alcoholverslaving. Evenmin bestaat er recidivegevaar. Daarnaast heeft verdachte zich steeds aan de schorsingsvoorwaarden gehouden, waardoor hij al genoeg gestraft is. In het uiterste geval is een gevangenisstraf gelijk aan de duur van het voorarrest bepleit. Indien nog een onvoorwaardelijke straf dient te volgen, dan ligt een werkstraf in de rede, waarbij is opgemerkt dat een werkstraf lastig is te combineren met een fulltime baan, aldus de raadsman.
Beoordeling door de rechtbank
De rechtbank heeft bij de bepaling van de op te leggen straf gelet op de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard, de omstandigheden waaronder dit is begaan, mede gelet op de persoon en de omstandigheden van de verdachte zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken, waarbij onder meer is gelet op:
- het uittreksel uit het algemeen documentatieregister, gedateerd 19 oktober 2017;
- een voorlichtingsrapportage van de reclassering, gedateerd 24 november 2017; en
- een terugkoppeling-/vroeghulprapportage van de reclassering (ongedateerd ).
De rechtbank heeft bij de straftoemeting in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan een ernstig strafbaar feit. Verdachte is samen met medeverdachten na afloop van een feestje tijdens het nachtelijk uur in beschonken en opgefokte toestand richting de woning van aangever gereden. Op dat moment wist verdachte dat een van hen ruzie had met aangever en verhaal wilde halen vanwege een door aangever verzonden app-bericht. Doordat een van de medeverdachten in aanwezigheid van verdachte dusdanig hard op de deur van aangever heeft gebonsd, voelde aangever - die hierdoor wakker werd - zich zo bedreigd dat hij in zijn onderbroek uit zijn woning de straat op is gevlucht op zoek naar hulp. Vervolgens heeft verdachte aangever samen met een medeverdachte nabij zijn woning geslagen. Enkele minuten later is aangever, terwijl hij grotendeels ontkleed en weerloos in de struiken lag, opnieuw aangevallen door drie verdachten, onder wie verdachte, die hem nog een schop na heeft gegeven. Als gevolg van het door verdachte en medeverdachten uitgeoefende geweld, heeft aangever pijn en letsel opgelopen waarvoor hij diezelfde nacht ter observatie naar het ziekenhuis is vervoerd. Enkele dagen later was aangever nog niet in staat om te werken. Ten tijde van het onderzoek ter terechtzitting waren ook nog niet alle medische klachten verdwenen.
Gelet op het numerieke overwicht van de verdachten en gezien het feit dat aangever midden in de nacht ruw uit zijn slaap is gewekt, zijn woning op zijn onderbroek na ontkleed is ontvlucht en buiten vervolgens vrijwel naakt, deels liggend in de struiken, is mishandeld, gaat de rechtbank ervan uit dat deze confrontatie intimiderend, traumatiserend en zeer bedreigend voor aangever is geweest. Dit blijkt ook uit de namens hem ter zitting gegeven toelichting op de vordering benadeelde partij. Door zijn handelen heeft verdachte samen met anderen een situatie gecreëerd, waarin een grove inbreuk kon worden gemaakt en ook is gemaakt op de lichamelijke en geestelijke integriteit van aangever. Daarnaast brengt openlijke geweldpleging gevoelens van onrust en onveiligheid teweeg in de samenleving.
Daarnaast houdt de rechtbank rekening met de persoonlijke omstandigheden van verdachte.
Uit bovenstaand reclasseringsadvies komt het volgende naar voren. Het recidiverisico wordt ingeschat als gemiddeld. Verdachte lijkt in te zien dat de risicofactoren (sociaal netwerk en zijn houding) van invloed zijn geweest op het ten laste gelegde feit en staat open voor verandering. Daarbij dient te worden aangetekend dat verdachte onvoldoende zicht lijkt te hebben op zijn rol, zijn gedrag en de gevolgen hiervan. Het is opvallend te noemen dat verdachte ervan uit lijkt te gaan dat problemen hem overkomen en dat hij dit niet zelf in de hand heeft. Verdachte geeft aan dat hij ten tijde van het feit te veel had gedronken, maar er zijn geen aanwijzingen, ook gelet op de resultaten van de uitgevoerde alcoholcontroles, dat het gebruik van alcohol een probleem vormt voor verdachte. De relatie met zijn vriendin en zijn baan lijken beschermende factoren. Geadviseerd wordt om het commune strafrecht en niet het jeugdstrafrecht toe te passen en een (deels) voorwaardelijke straf op te leggen met daaraan gekoppeld bijzondere voorwaarden. Deze bestaan uit een meldplicht en een gedragsinterventie cognitieve vaardigheden (COVA).
In het dossier en het verhandelde ter zitting ziet de rechtbank onvoldoende aanknopingspunten om toepassing te geven aan het jeugdstrafrecht zodat zij verdachte zal berechten volgens het commune strafrecht. Wel houdt zij bij de strafoplegging in het voordeel van verdachte rekening met zijn nog jeugdige leeftijd. Verder weegt de rechtbank mee dat verdachte weliswaar eerder is veroordeeld voor het plegen van een strafbaar feit, te weten mishandeling, maar dat dit feit jaren geleden heeft plaatsgevonden en dat hem hiervoor geen straf of maatregel is opgelegd.
Alles afwegend, zal de rechtbank verdachte veroordelen tot een taakstraf voor de duur van 180 uren met aftrek, waarvan 80 uren voorwaardelijk en een proeftijd van twee jaren. Aan het voorwaardelijk strafdeel zal de rechtbank tevens door de reclassering geadviseerde bijzondere voorwaarden koppelen, te weten continueren van de meldplicht en de gedragsinterventie COVA, voor zover de reclassering dit nodig acht.
Weliswaar acht de rechtbank minder bewezen dan de officier van justitie, te weten openlijke geweldpleging in plaats van medeplegen tot poging zware mishandeling, naar het oordeel van de rechtbank doet de strafeis van de officier van justitie onvoldoende recht aan de ernst van het feit, reden waarom de straf van de rechtbank hoger uitvalt.

8. De beoordeling van de civiele vordering(en), alsmede de gevorderde oplegging van de schadevergoedingsmaatregel

De benadeelde partij [slachtoffer] heeft zich in het strafproces gevoegd ter verkrijging van schadevergoeding ter zake van het ten laste gelegde feit. Gevorderd wordt een totaalbedrag van € 1.493,89, waarvan € 643,89 aan materiële schade en € 850,- aan immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente met ingang van de pleegdatum. Tevens is verzocht om oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering benadeelde partij volledig dient te worden toegewezen en dat het bedrag aan immateriële schade alleszins redelijk is gelet op het leed dat aangever is aangedaan. Tevens is verzocht om toepassing van de wettelijke rente met ingang van de pleegdatum en oplegging van de schadevergoeding, waarbij voor verdachte en zijn medeplegers van hoofdelijke aansprakelijkheid dient te worden uitgegaan.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft verzocht de vordering van de benadeelde partij niet-ontvankelijk te verklaren dan wel af te wijzen. Mocht het feit bewezen worden, dan staat vast dat verdachte hierbij slechts een gering aandeel heeft gehad zodat de immateriële schade in ieder geval dient te worden gematigd. Verder is naar voren gebracht dat er geen enkele reden is om de gestelde schade aan de telefoon te vergoeden, nu ieder bewijs hiervan ontbreekt en de door benadeelde overgelegde nota niet op naam staat.
Beoordeling door de rechtbank
Vaststaat dat de benadeelde partij rechtstreeks schade heeft geleden als gevolg van het bewezenverklaarde feit en dat verdachte hiervoor naar burgerlijk recht (mede) aansprakelijk is. Gelet op de ernst en de aard van het feit, als ook de omstandigheden waaronder het feit is begaan en de schadebedragen die in soortgelijke zaken worden toegewezen, acht de rechtbank de door benadeelde partij gevorderde immateriële schade niet meer dan redelijk zodat zij deze volledig zal toewijzen. Ook de materiële schade is, met uitzondering van de kosten die zien op de telefoon, voldoende onderbouwd en komt voor volledige toewijzing in aanmerking.
Wat de telefoon van benadeelde betreft, is de rechtbank, gelet op het proces-verbaal van aangifte en het verhandelde ter zitting, van oordeel dat alleszins aannemelijk is dat benadeelde als gevolg van het tegen hem uitgeoefende geweld schade aan zijn telefoon heeft opgelopen, te weten schade aan het scherm van zijn telefoon. Verdere schade is betwist en (zeker in dat licht) onvoldoende onderbouwd. De rechtbank is daarom van oordeel dat alleen de kosten voor een nieuw scherm voor toewijzing in aanmerking komen, die zij schattenderwijs op € 70,- bepaalt. De overige telefoonschade zal de rechtbank niet-ontvankelijk verklaren.
Daar verdachte het feit in vereniging heeft begaan, zal zij verdachte samen met zijn mededaders hoofdelijk veroordelen tot vergoeding van de schade, die zij bepaalt op een totaalbedrag van
€ 850,- + € 70,- = € 920,- te vermeerderen met de wettelijke rente met ingang van de pleegdatum, te weten 19 augustus 2017. Eveneens ziet de rechtbank aanleiding om aan verdachte en zijn medeplegers hoofdelijk de schadevergoedingsmaatregel op te leggen, eveneens met toepassing van de wettelijke rente. Bij het bepalen van het aantal dagen vervangende hechtenis is rekening gehouden met het feit dat er meerdere (4) daders zijn.

9.De toegepaste wettelijke bepalingen

De beslissing is gegrond op de artikelen 14a, 14b, 14c, 14d, 22c, 22d, 27, 36f en 141 van het Wetboek van Strafrecht.

10.De beslissing

De rechtbank:
 spreekt verdachte vrij van het primair ten laste gelegde;
 verklaart bewezen dat verdachte het subsidiair ten laste gelegde, zoals vermeld onder punt 3, heeft begaan;
 verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij;
 verstaat dat het aldus bewezenverklaarde oplevert het strafbare feit zoals vermeld onder punt 4;
 verklaart verdachte hiervoor strafbaar;
 veroordeelt verdachte wegens het bewezenverklaarde tot een
werkstrafgedurende
180 (honderdtachtig) uren, met bevel dat indien deze straf niet naar behoren wordt verricht vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van 90 (negentig) dagen;
 bepaalt, dat een gedeelte van de taakstraf groot 80 (tachtig) uren,
niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, wegens niet nakoming van na te melden voorwaarden voor het einde van de proeftijd die op twee jaren wordt bepaald;
 de algemene voorwaarden dat de veroordeelde:
- zich voor het einde van de proeftijd niet zal schuldig maken aan een strafbaar feit;
- ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit zijn medewerking zal verlenen aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 Wet op de identificatieplicht ter inzage zal aanbieden;
- zijn medewerking zal verlenen aan het door de Reclassering Nederland te houden toezicht, bedoeld in artikel 14d, tweede lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen;
 de bijzondere voorwaarden dat de veroordeelde:
- zich binnen vijf dagen na het ingaan van de proeftijd meldt bij de Reclassering Nederland op het adres aan de Rosariumstraat 41 te Apeldoorn en zich gedurende de proeftijd zal blijven melden, zo frequent en zolang de reclassering dat noodzakelijk acht. Daarbij kan veroordeelde volgens de lopende afspraken met zijn toezichthouder aan de meldplicht voldoen;
- gedurende de proeftijd actief zal deelnemen aan de gedragsinterventie COVA of een andere door de reclassering te bepalen gedragsinterventie die is gericht op cognitieve vaardigheden, indien de reclassering dat nodig acht. Veroordeelde dient zich te houden aan de afspraken en aanwijzingen van de trainer/begeleider.
 geeft opdracht aan de Reclassering Nederland tot het houden van toezicht op de naleving van voormelde bijzondere voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden (artikel 14d, tweede lid, van het Wetboek van Strafrecht);
 beveelt dat voor de tijd die door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van de werkstraf in verzekering en voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van die straf uren in mindering worden gebracht volgens de maatstaf dat per dag in verzekering doorgebracht 2 uren in mindering wordt gebracht;

heft ophet – geschorste - bevel tot
voorlopige hechtenis;
 wijst de vordering van de
benadeelde partij [slachtoffer]toe tot het hierna te melden bedrag en veroordeelt veroordeelde tot betaling aan deze benadeelde partij van een bedrag van
€ 920,- (zegge negenhonderdtwintig euro),te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 19 augustus 2017 tot aan de dag der algehele voldoening;
 verstaat dat indien en voor zover door de mededaders het betreffende schadebedrag is betaald, veroordeelde daarvan zal zijn bevrijd;
 verklaart de vordering van de
benadeelde partij [slachtoffer]voor het overige niet-ontvankelijk;
 legt aan veroordeelde de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer
[slachtoffer]te betalen een bedrag van
€ 920,- (zegge negenhonderdtwintig euro),te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 19 augustus 2017 tot aan de dag der algehele voldoening, met bepaling dat bij gebreke van betaling en verhaal bij wettelijke rente van de hoofdsom, (18 dagen : 4 daders = naar boven afgerond) 5 (vijf) dagen hechtenis zal kunnen worden toegepast zonder dat de betalingsverplichting vervalt;
 bepaalt daarbij dat, indien veroordeelde heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer
[slachtoffer], daarmee de verplichting van veroordeelde tot betaling aan de benadeelde partij in zoverre komt te vervallen en andersom dat, indien veroordeelde heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat in zoverre komt te vervallen;
 verstaat dat indien en voor zover door de mededaders het betreffende schadebedrag is betaald, veroordeelde daarvan zal zijn bevrijd.
Dit vonnis is gewezen door mr. G.M.L. Tomassen (voorzitter), mr. M.C. van der Mei en mr. M.P. Bos, rechters, in tegenwoordigheid van mr. H.J.M. Fransen, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 15 december 2017.
mr. G.M.L. Tomassen is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.

Voetnoten

1.Het bewijs is terug te vinden in het in de wettelijke vorm door verbalisant [verbalisant] van de politie Oost-Nederland, district Noord- en Oost-Nederland, opgemaakte proces-verbaal, dossiernummer PL0600-2017385520-21, gesloten op 21 augustus 2017 en in de bijbehorende in wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal en overige schriftelijke bescheiden, tenzij anders vermeld. De vindplaatsvermeldingen verwijzen naar de pagina’s van het doorgenummerde dossier, tenzij anders vermeld.
2.Proces-verbaal van aangifte p. 1-2 en proces-verbaal van verhoor aangever p. 2-3
3.Proces-verbaal letselfotografie p. 1, zie ook een door aangever overgelegd e-mailbericht van het Gelre Ziekenhuis van 21 augustus 2017
4.Proces-verbaal van 2e verhoor van verdachte [medeverdachte 1] p. 2-3
5.Proces-verbaal van 2e verhoor verdachte [medeverdachte 2] p. 2, 3 en 5
6.Proces-verbaal van verhoor van verdachte [verdachte] van 24 augustus 2017 p. 5
7.Verklaringen van verdachte, afgelegd tijdens het onderzoek ter terechtzitting
8.Proces-verbaal van verhoor getuige [getuige] p. 1-2
9.Proces-verbaal van minderjarige verdachte N. [medeverdachte 3] p. 2-4
10.Proces-verbaal van bevindingen van 21 augustus 2017 p. 1
11.Proces-verbaal van bevindingen van 21 augustus 2017 p. 2