ECLI:NL:RBGEL:2017:6493

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
15 december 2017
Publicatiedatum
15 december 2017
Zaaknummer
05/840934-17
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling van drie mannen voor openlijke geweldpleging in Apeldoorn

Op 15 december 2017 heeft de Rechtbank Gelderland in Zutphen uitspraak gedaan in de zaak tegen drie mannen uit Apeldoorn, die beschuldigd werden van openlijke geweldpleging. De zaak kwam voort uit een incident op 19 augustus 2017, waarbij het slachtoffer, [slachtoffer], werd mishandeld door meerdere personen, waaronder de verdachten. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachten, in een beschonken toestand, naar de woning van het slachtoffer gingen om verhaal te halen na een eerder conflict. Tijdens de confrontatie heeft het slachtoffer letsel opgelopen, waarvoor hij medische hulp nodig had. De rechtbank oordeelde dat er onvoldoende bewijs was voor de primair ten laste gelegde poging tot zware mishandeling, maar dat de subsidiair ten laste gelegde openlijke geweldpleging wel bewezen kon worden. De verdachten werden veroordeeld tot gevangenisstraffen en werkstraffen, met bijzondere voorwaarden voor de reclassering. De rechtbank hield rekening met de persoonlijke omstandigheden van de verdachten, waaronder een verstandelijke beperking en gedragsproblemen, maar vond de ernst van het feit en de impact op het slachtoffer zwaarwegend genoeg voor een hogere straf. De benadeelde partij, [slachtoffer], kreeg een schadevergoeding toegewezen van €920,-, te vermeerderen met wettelijke rente.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND
Team strafrecht
Zittingsplaats Zutphen
Parketnummer : 05/840934-17
Datum uitspraak : 15 december 2017
Tegenspraak
vonnis van de meervoudige kamer
in de zaak van
de officier van justitie bij het arrondissementsparket Oost-Nederland
tegen
[verdachte]
geboren op [geboortedatum] 1996 te [geboorteplaats] ,
wonende te [adres] .
Raadsman: mr. J.M. Keizer, advocaat te Amsterdam.
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 1 december 2017.

1.De inhoud van de tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
1.
Primair
hij op of omstreeks 19 augustus 2017, in de gemeente Apeldoorn,
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan [slachtoffer] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, die [slachtoffer] meermalen, althans eenmaal in het gezicht en/althans tegen het hoofd en/of elders tegen het lichaam heeft geschopt en/of getrapt en/of gestompt en/of geslagen en/of (terwijl) die [slachtoffer] op de grond lag die [slachtoffer] in het
gezicht en/althans tegen het hoofd heeft geschopt en/of getrapt, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
Subsidiair
hij op of omstreeks 19 augustus 2017, in de gemeente Apeldoorn, openlijk, te weten op of aan de openbare weg de [straat 1] , in elk geval op of aan de openbare weg en/of op een voor het publiek toegankelijjke plaats, in vereniging geweld heeft gepleegd tegen een persoon, te weten [slachtoffer] door het opzettelijk aanvallen van en/of indringen op en/of schoppen en/of
trappen en/of slaan en/of stompen van die [slachtoffer] terwijl dit door hem gepleegde geweld enig lichamelijk letsel, te weten diverse bloeduitstortingen en/of wond(en) aan hoofd en/of hand(en) en/of benen, voor die [slachtoffer] ten gevolge heeft gehad.
2. Overwegingen ten aanzien van het bewijs [1]
Aanleiding onderzoek
Op 19 augustus 2017 om 01:35 uur ontving de politie een melding van een mishandeling die zou hebben plaatsgevonden bij [stichting] aan de [straat 1] in Apeldoorn (hierna: [stichting] ). Het slachtoffer zou zijn geslagen en geschopt door verscheidene personen, onder wie oud-bewoner [verdachte] .
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van de primair ten laste gelegde poging tot zware mishandeling in vereniging. Ter zitting heeft de officier van justitie de bewijsmiddelen opgesomd en nader toegelicht.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft integrale vrijspraak bepleit. Op de camerabeelden is te zien dat aangever door drie personen wordt mishandeld. Verdachte is echter niet één van deze drie personen en is niet betrokken geweest bij dit – tweede – incident tegen aangever. Verdachte heeft weliswaar verklaard dat hij aangever tijdens een eerder incident die nacht een paar tikken heeft gegeven, maar hierbij waren geen andere daders betrokken. Gelet hierop is ten aanzien van verdachte geen sprake van medeplegen, zoals primair ten laste is gelegd, noch van een gezamenlijke uitvoering, zoals is vereist voor de subsidiair ten laste gelegde openlijke geweldpleging. Evenmin kan worden bewezen dat verdachte (voorwaardelijk) opzet had op het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel bij aangever of dat door het slaan door verdachte een aanmerkelijke kans op zwaar lichamelijk letsel bij aangever ontstond. Aangever heeft ook geen ernstig letsel opgelopen.
Beoordeling door de rechtbank
Bewijsmiddelen
Aangever [slachtoffer] , woonachtig bij [stichting] in Apeldoorn, heeft verklaard dat hij op 19 augustus 2017 rond 1:15 uur wakker werd doordat er zo hard op zijn voordeur werd gebonsd, dat hij dacht dat zijn voordeur eruit zou worden gebroken. Voor zijn deur stonden de hem bekende [verdachte] en [medeverdachte 1] [de rechtbank begrijpt: medeverdachte [medeverdachte 1] ]. Vervolgens is aangever in zijn onderbroek via de achterdeur uit zijn woning gevlucht en richting het [locatie van de stichting] gerend om aan de leiding te melden dat er een conflict was. Toen hij bijna bij het [locatie van de stichting] was, zag hij [verdachte] en [medeverdachte 1] op hem afrennen. Toen zij bij hem waren, begonnen zij hem direct te slaan, [verdachte] als eerste. Ook hoorde hij dat [medeverdachte 1] op zijn vingers floot, waarna een groep jongens op hem af kwam rennen, die hem vervolgens in de bosjes mishandelde. In totaal ging het om vijf personen, onder wie [verdachte] , [medeverdachte 1] en een jongen en meisje, die aangever nog nooit had gezien. [verdachte] en [medeverdachte 1] zijn de haantjes uit de groep, de rest van de groep bestaat uit meelopers. Hierna is aangever op de grond gevallen en is hij korte tijd bewusteloos geweest. Toen hij bijkwam, moest hij braken en had hij veel pijn. Aangever is die nacht per ambulance naar het ziekenhuis vervoerd ter observatie. Op 22 augustus 2017 moest aangever eigenlijk werken, maar hij was hiertoe niet in staat, omdat hij nog steeds hoofdpijn had en nierletsel waardoor er bloed in zijn urine zat. [2]
Op 22 augustus 2017 heeft een forensisch onderzoek plaatsgevonden naar het letsel van aangever. Daarbij is het volgende letsel geconstateerd:
-roodkleurige kras/snee op de ellenboog van de rechter hand, op de rechter zijde en het midden van de rug, op de rechter zijde van de hals, in de hoofdhuid achter het linker oor, op de bovenzijde van beide voeten en tenen
-roodkleurige schaafwond op de rechter schouder
-twee roodkleurige schaf/krasverwondingen op de linker zijde van het lichaam
-een open wond in de huid aan de binnenzijde van de linker hand en rondom de rechter knie
-zwartkleurige klemblaren op de onderzijde van de groten tenen. [3]
Bij de politie heeft verdachte verklaard dat hij voorafgaand aan het incident samen met onder meer [medeverdachte 1] [de rechtbank begrijpt: medeverdachte [medeverdachte 1] ], [naam] , de vriend van [naam] [de rechtbank begrijpt: medeverdachte [medeverdachte 2] ] en [medeverdachte 3] [de rechtbank begrijpt medeverdachte [medeverdachte 3] ] op een verjaardagsfeest was. Tijdens het feest kwamen zij in gesprek over aangever, waardoor zij opgefokt raakten. [medeverdachte 3] wilde eerst alleen naar aangever gaan, maar verdachte wilde met [medeverdachte 3] mee naar aangever omdat hij en zijn vriendin last hadden aangever. Ook de rest besloot mee te gaan naar aangever. Aangekomen bij de woning van aangever, heeft verdachte in aanwezigheid van [medeverdachte 2] een aantal minuten op de deur van aangever geklopt, terwijl de anderen bleven wachten. Hierna heeft verdachte een rondje om de woning van aangever gelopen. Verdachte hoorde geschreeuw aan de achterkant van de woning en zag dat aangever, gevolgd door [medeverdachte 2] , hem tegemoet rende. Toen verdachte bij aangever was, heeft hij aangever opzettelijk een stomp tegen zijn been gegeven zodat aangever onderuit ging. Hierna heeft hij aangever in aanwezigheid van [medeverdachte 2] met de vuist een paar klappen tegen zijn achterhoofd gegeven. [medeverdachte 2] heeft toen een beweging met zijn arm gemaakt. [4]
Ter zitting heeft verdachte verklaard dat hij eerder die middag een app-bericht had ontvangen van aangever, waarin aangever hem bedreigde en dat hij hierdoor kwaad was op aangever. Ook heeft verdachte verklaard dat hij weinig kan hebben en heel boos was op aangever op het moment dat aangever kwam aanrennen en hij aangever tegen zijn been schopte. Toen verdachte een schuifdeur van het [locatie van de stichting] hoorde opengaan, is hij er vandoor gegaan, waarna aangever weg kon komen. [5]
Medeverdachte [medeverdachte 1] (hierna: [medeverdachte 1] ) heeft bij de politie verklaard dat zijn roepnaam [medeverdachte 1] is en dat de achternaam van zijn moeder [achternaam] is. Na afloop van het feest is hij samen met zijn vriendin en [verdachte] met de auto naar de [straat 2] gereden. Daar aangekomen, zag hij aangever richting het [locatie van de stichting] rennen, waarna hij op aangever is afgelopen. Vervolgens liep aangever terug. Even later, toen [medeverdachte 1] ook terugliep, zag hij aangever in de bosjes liggen. Hij heeft aangever toen met zijn voet een paar tikken in/tegen zijn rug gegeven. Daarna heeft hij zijn arm om aangever gedaan. [6]
Medeverdachte [medeverdachte 2] (hierna: [medeverdachte 2] ) heeft bij de politie verklaard dat hij na afloop van het verjaardagsfeest van de anderen hoorde dat zij naar aangever gingen. Hierop is verdachte bij zijn vriendin [naam] achterop de scooter achter de auto van [medeverdachte 1] aan gereden naar de woning van aangever. Hij denkt dat hij aangever één schop tegen zijn been heeft gegeven. Ook heeft hij gezien dat anderen op aangever intrapten. [medeverdachte 2] droeg die avond een jas met een bontkraag. [7]
Getuige [naam] heeft verklaard dat [verdachte] wist waar aangever woonde en dat hij naar hem wilde gaan om verhaal te halen vanwege een eerder die dag door aangever verzonden app-bericht. Daar zij bevriend zijn met [verdachte] , zijn zij met hem meegegaan. Iedereen was opgefokt en had alcohol gedronken. Zij had nog tegen de jongens gezegd dat zij het moesten laten zitten. Haar vriend [medeverdachte 2] heeft haar verteld dat hij aangever één trap tegen de benen heeft gegeven. [8]
Medeverdachte [medeverdachte 3] [hierna: [medeverdachte 3] ] heeft verklaard dat hij na afloop van het feest met de scooter naar een adres is gegaan waar hij had afgesproken met [medeverdachte 1] . Daar aangekomen, zag hij dat [medeverdachte 1] , [verdachte] en [medeverdachte 2] om aangever heen stonden en met hem begonnen te vechten. Aangever werd schoppend naar de grond gebracht. Iemand met een capuchon gaf aangever een paar klappen en trappen. Dat was op een andere plek dan de plaats waar de camerabeelden zijn opgenomen. [9]
Op de camerabeelden die tijdens de mishandeling zijn gemaakt, is onder meer het volgende te zien:
-1:29 uur
:twee mannen lopen naar de woning en terug. Een van hen draagt een jas met vermoedelijk een bontkraag. De andere man wordt door verbalisant herkend als [verdachte] . [10] Ter zitting heeft verdachte bevestigd dat hij op dit tijdstip in beeld is. [11]
- 1:35 uur: te zien is dat aangever wordt mishandeld door meerdere mannen, onder wie een man met een jas met een bontkraag. Tevens is te zien is dat aangever wordt geschopt door een man in een gewatteerde jas en door een andere man, door verbalisant herkend als [medeverdachte 1] , terwijl aangever op de grond [de rechtbank begrijpt: op de grond in de struiken] ligt. [12]
Bewijsoverwegingen
De rechtbank is van oordeel dat het dossier onvoldoende aanknopingspunten biedt voor een bewezenverklaring van de primair ten laste gelegde poging tot zware mishandeling in vereniging, gelet op de eisen die de rechtspraak stelt aan het bewijs van het in vereniging plegen van een dergelijk feit, alsook aan het bewijs van het opzet op het toebrengen van (potentieel) zwaar lichamelijk letsel. De rechtbank zal verdachte daarom van het primaire feit vrijspreken. Wel acht zij de subsidiair ten gelaste gelegde openlijke geweldpleging door verdachte wettig en overtuigend bewezen. Hiertoe overweegt zij als volgt.
Mede op grond van de verklaringen van verdachte en getuige [naam] stelt de rechtbank vast dat verdachte en [medeverdachte 3] die avond het plan hadden opgevat om na afloop van het feest naar de woning van aangever te gaan en dat in ieder geval [medeverdachte 2] en [medeverdachte 1] zich vervolgens bij hen hebben aangesloten. In totaal zijn zij met zes personen met één auto en twee scooters richting de woning van aangever gereden.
Het verweer dat verdachte - samen met de anderen - enkel naar aangever is gegaan om met hem te praten en niet om hem te pakken te nemen, wordt weerlegd door de bewijsmiddelen. Daaruit blijkt immers dat verdachte reeds eerder die dag kwaad was op aangever vanwege een door hem verzonden app-bericht en dat hij – nota bene na middernacht - met de rest van de groep in beschonken en opgefokte toestand richting de woning van aangever is gegaan, omdat hij verhaal wilde halen, hetgeen bij de anderen bekend was. Ook volgt uit de bewijsmiddelen dat getuige [naam] (tevergeefs) tegen de groep heeft gezegd dat zij het moesten laten zitten, hetgeen er evenmin op duidt dat verdachte en medeverdachten naar aangever zijn gegaan enkel om met hem te praten.
Verder heeft verdachte direct bij aankomst bij de woning van aangever enkele minuten dusdanig hard op de deur gebonsd, dat aangever zich genoodzaakt voelde om ’s nachts in zijn onderbroek via de achterdeur zijn eigen woning uit te vluchten om hulp te zoeken. Tevens blijkt uit de bewijsmiddelen dat verdachte en [medeverdachte 2] aangever buiten hebben ingesloten en dat verdachte aangever hierna direct opzettelijk onderuit heeft geschopt en hem diverse malen met de vuist achter op het hoofd heeft geslagen. Ook heeft verdachte verklaard dat hij heel boos was op aangever toen hij hem tegemoet rende. Van enig gesprek tussen verdachte en aangever of een aanzet daartoe, is de rechtbank ook overigens niet gebleken.
Verder volgt uit de verklaringen van aangever dat [medeverdachte 1] in zijn tuin stond en op enig moment op zijn vingers floot waarna meerdere jongens op aangever kwamen afrennen en die hem vervolgens hebben mishandeld.
Op de in het dossier beschreven en ter zitting bekeken camerabeelden is te zien dat aangever door in ieder geval twee jongens wordt geschopt. Dat verdachte hierbij niet is te zien op deze camerabeelden, laat onverlet dat hij, door op een eerder moment aangever te schoppen en meerdere malen met de vuist tegen het achterhoofd van aangever te stompen, een voldoende wezenlijke bijdrage heeft geleverd aan het geweld dat die avond in vereniging tegen aangever nabij zijn woning is uitgeoefend. Dat betekent dat het verweer, dat tussen verdachte en aangever sprake zou zijn van een één op één confrontatie die los staat van het later door anderen tegen aangever toegepaste geweld, niet slaagt. Immers, verdachte is samen met medeverdachten richting de woning van aangever gegaan, heeft in aanwezigheid van [medeverdachte 2] hard op de deur gebonsd, heeft aangever samen met [medeverdachte 2] ingesloten en heeft hem in aanwezigheid van [medeverdachte 2] geschopt en geslagen. Daar komt bij dat uit de verklaringen van verdachte ter zitting is op te maken dat hij na dit – eerste – geweldsincident tegen aangever weliswaar is weggaan, maar dat dit was omdat hij bang was te worden overlopen door een medewerker van het [locatie van de stichting] . Tevens neemt de rechtbank daarbij in aanmerking dat verdachte niets heeft ondernomen om de rest van de groep, onder wie [medeverdachte 2] en [medeverdachte 1] , ervan te weerhouden geweld te gebruiken tegen aangever. Ook gelet op het zeer korte tijdsbestek tussen het eerste geweldsincident tussen verdachte en aangever (op basis van bovenstaande camerabeelden kort na 1:29 uur) en het tweede geweldsincident tussen medeverdachte en aangever (op basis van bovenstaande camerabeelden 1:35 uur), namelijk slechts enkele minuten, is de rechtbank van oordeel dat beide confrontaties niet los van elkaar kunnen worden gezien en als één openlijke geweldspleging tegen aangever dienen te worden aangemerkt.
Het voorgaande leidt de rechtbank tot de slotsom dat verdachte als medepleger van het openlijke geweld tegen aangever moet worden gezien gelet op de wezenlijke bijdrage die hij heeft geleverd bij de voorbereiding en de uitvoering.

3.Bewezenverklaring

Naar het oordeel van de rechtbank is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan, te weten dat:
hij op
of omstreeks19 augustus 2017, in de gemeente Apeldoorn, openlijk, te weten
op of aan de openbare weg de [straat 1] , in elk gevalop of aan de openbare weg en
/ofop een voor het publiek toegankelijke plaats, in vereniging geweld heeft gepleegd tegen een persoon, te weten [slachtoffer] door het opzettelijk aanvallen
van en/of indringen open
/ofschoppen en
/of
trappen en
/ofslaan en
/ofstompen van die [slachtoffer] terwijl dit door hem gepleegde geweld enig lichamelijk letsel, te weten diverse
bloeduitstortingen en/ofwond(en) aan hoofd en
/ofhand(en) en
/ofbenen, voor die [slachtoffer] ten gevolge heeft gehad.
Voor zover er in de tenlastelegging kennelijke taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn die fouten in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet in zijn verdediging geschaad.
Wat meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard, is niet bewezen.
Verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.

4.De kwalificatie van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert op:
Openlijk in vereniging geweld plegen tegen personen, terwijl het door de schuldige gepleegde geweld enig lichamelijk letsel ten gevolge heeft

5.De strafbaarheid van het feit

Het feit is strafbaar.

6.De strafbaarheid van de verdachte

Verdachte is strafbaar, nu geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit.

7.Overwegingen ten aanzien van straf en/of maatregel

Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft geëist dat verdachte ter zake van het primair ten laste gelegde zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 150 dagen met aftrek, waarvan 138 uur voorwaardelijk zodat het onvoorwaardelijk deel volgens de officier gelijk is aan de duur van het voorarrest. Tevens heeft de officier van justitie verzocht aan het voorwaardelijk strafdeel alle door de reclassering geadviseerde bijzondere voorwaarden te verbinden met een proeftijd van drie jaren.
Het standpunt van de verdediging
In geval van strafoplegging heeft de raadsman verzocht rekening te houden met de verstandelijke beperking van verdachte en zijn beïnvloedbaarheid. Bepleit is een werkstraf voor de duur van maximaal 100 uren waarvan 76 uren voorwaardelijk, waarbij het onvoorwaardelijk deel gelijk is aan de tijd die verdachte preventief heeft vastgezeten. In geval van oplegging van een gevangenisstraf is eveneens bepleit dat het onvoorwaardelijk strafdeel de duur van het voorarrest niet overtreft. De verdediging verzet zich niet tegen oplegging van de door de reclassering geadviseerde bijzondere voorwaarden. Tot slot is verzocht om opheffing van het geschorste bevel tot voorlopige hechtenis.
Beoordeling door de rechtbank
De rechtbank heeft bij de bepaling van de op te leggen straf gelet op de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard, de omstandigheden waaronder dit is begaan, mede gelet op de persoon en de omstandigheden van de verdachte zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken, waarbij onder meer is gelet op:
- het verdachte betreffend uittreksel uit het algemeen documentatieregister, gedateerd 19 oktober 2017;
- een voorlichtingsrapportage van de reclassering, gedateerd 24 november 2017; en
- een terugkoppeling-/vroeghulprapportage van de reclassering (ongedateerd ).
De rechtbank heeft bij de straftoemeting in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan een ernstig strafbaar feit. Samen met een ander heeft verdachte het initiatief genomen om na afloop van een feestje tijdens het nachtelijk uur in beschonken en opgefokte toestand naar de woning van aangever te gaan om verhaal te halen op aangever naar aanleiding van (onder meer) een eerder die dag van aangever ontvangen app-bericht. Door dit voornemen met anderen uit zijn vriendengroep te bespreken, hebben die anderen zich die avond bij hem aangesloten en zijn zij met zijn allen naar aangever gegaan. Doordat verdachte dusdanig hard op de deur van aangever heeft gebonsd, voelde aangever – die hierdoor wakker werd - zich zo bedreigd dat hij in zijn onderbroek uit zijn woning de straat op is gevlucht op zoek naar hulp. Vervolgens heeft verdachte aangever samen met een medeverdachte nabij zijn woning ingesloten, hem onderuit geschopt en meerdere malen met de vuist achter tegen het hoofd gestompt. Daar verdachte bang was om betrapt te worden, is hij direct hierna weggegaan waarna aangever kon wegrennen. Vervolgens is aangever, terwijl hij grotendeels ontkleed en weerloos in de struiken lag, opnieuw aangevallen door in ieder geval twee anderen. Als gevolg van het door verdachte en medeverdachten uitgeoefende geweld, heeft aangever pijn en letsel opgelopen waarvoor hij diezelfde nacht ter observatie naar het ziekenhuis is vervoerd. Enkele dagen later was aangever nog niet in staat om te werken. Ten tijde van het onderzoek ter terechtzitting waren ook nog niet alle medische klachten verdwenen.
Gelet op het numerieke overwicht van de verdachten en gezien het feit dat aangever midden in de nacht ruw uit zijn slaap is gewekt, zijn woning op zijn onderbroek na ontkleed is ontvlucht en buiten vervolgens bijna naakt, deels liggend op de grond, is mishandeld, gaat de rechtbank ervan uit dat deze confrontatie intimiderend, traumatiserend en zeer bedreigend voor aangever is geweest. Dit blijkt ook uit de namens hem ter zitting gegeven toelichting op de vordering benadeelde partij. Door zijn handelen heeft verdachte samen met anderen een situatie gecreëerd, waarin een grove inbreuk kon worden gemaakt en ook is gemaakt op de lichamelijke en geestelijke integriteit van aangever. Daarnaast brengt een dergelijke openlijke geweldpleging gevoelens van onrust en onveiligheid teweeg in de samenleving.
De rechtbank houdt ook rekening met de persoonlijke omstandigheden van verdachte. Uit bovenstaand reclasseringsadvies komt onder meer het volgende naar voren. Verdachte heeft een verstandelijke beperking en gedragsproblemen. Voorts is sprake van beperkt zelfinzicht. Hij heeft veel moeite met overzicht, planning en geheugen, hetgeen tot uiting kan komen in impulsief gedrag. Hij heeft behoefte aan duidelijkheid en structuur en heeft moeite met het leren van nieuwe situaties. Uit onderzoek komt naar voren dat het wenselijk is dat verdachte binnen een individuele behandeling kan werken aan het controleren van en omgaan met zijn emoties (met name agressie) en het verbeteren van zijn zelfbeeld. Ook zijn er zorgen omtrent zijn netwerk. Het recidiverisico wordt als matig tot hoog ingeschat. De reclassering ziet argumenten voor toepassing van het jeugdstrafrecht, maar evengoed zijn er argumenten voor toepassing van het commune (volwassenen) strafrecht. Alles afwegend adviseert de reclassering het commune strafrecht toe te passen. De reclassering heeft een deels voorwaardelijke straf en een werkstraf geadviseerd met daaraan gekoppeld bijzondere voorwaarden. Deze bestaan uit een meldplicht, een ambulante behandelverplichting gericht op zijn cognitie, emoties en zelfbeeld, een alcoholverbod, andere voorwaarden betreffende het gedrag waaronder meewerken aan een dagbesteding, alsook een contactverbod met aangever en een locatieverbod ten aanzien van het terrein van [stichting] .
In het nadeel van verdachte weegt de rechtbank bij de strafoplegging mee dat hij reeds eerder is veroordeeld wegens het plegen van een strafbaar feit, meest recentelijk nog een geweldsdelict, en dat de (mede) daarvoor aan hem opgelegde taakstraf hem er kennelijk niet van heeft weerhouden het bewezenverklaarde feit te plegen. Tevens acht de rechtbank van belang dat verdachte bij het plegen van het onderhavige geweldsfeit een initiërende rol heeft gehad.
In het dossier en het verhandelde ter zitting ziet de rechtbank onvoldoende aanknopingspunten om toepassing te geven aan het jeugdstrafrecht zodat zij verdachte zal berechten volgens het commune strafrecht. Wel houdt zij bij de strafoplegging in het voordeel van verdachte rekening met zijn nog jeugdige leeftijd.
Alles afwegend, zal de rechtbank verdachte veroordelen tot een gevangenisstraf van 42 dagen met aftrek waarvan 30 dagen voorwaardelijk en een proeftijd van twee jaren en daarnaast een werkstraf voor de duur van 100 uren. Het onvoorwaardelijk deel is gelijk aan de tijd die verdachte al in voorarrest heeft doorgebracht zodat hij niet terug hoeft in detentie. Aan het voorwaardelijk strafdeel zal de rechtbank tevens de volgende door de reclassering geadviseerde bijzondere voorwaarden koppelen, te weten een meldplicht, een ambulante behandelverplichting en bovenstaand contact- en gebiedsverbod, zolang de reclassering dit noodzakelijk acht. Anders dan de officier van justitie en de reclassering, ziet de rechtbank geen aanleiding om aan verdachte een alcoholverbod op te leggen. Verdachte had die nacht weliswaar gedronken, maar uit het dossier en het verhandelde ter zitting blijkt naar het oordeel van de rechtbank onvoldoende dat bij verdachte sprake is van een zodanig alcoholprobleem, dan wel van een rechtstreeks verband tussen zijn alcoholgebruik en het plegen van het bewezenverklaarde feit, dat een dergelijke voorwaarde zou moeten worden opgenomen. Voorts kan in het kader van de ambulante behandeling worden gekeken naar het middelengebruik van verdachte. Daarnaast acht de rechtbank de oplegging van de door de reclassering geadviseerde andere voorwaarden betreffende het gedrag (zoals het meewerken aan dagbesteding) en een proeftijd van drie jaar vanuit het oogpunt van proportionaliteit niet passend.
Weliswaar acht de rechtbank minder bewezen dan de officier van justitie, te weten openlijke geweldpleging in plaats van medeplegen tot poging zware mishandeling, naar het oordeel van de rechtbank doet de strafeis van de officier van justitie onvoldoende recht aan de ernst van het feit, reden waarom de straf van de rechtbank hoger uitvalt.

8. De beoordeling van de civiele vordering(en), alsmede de gevorderde oplegging van de schadevergoedingsmaatregel

De benadeelde partij [slachtoffer] heeft zich in het strafproces gevoegd ter verkrijging van schadevergoeding ter zake van het ten laste gelegde feit. Gevorderd wordt een totaalbedrag van € 1.493,89, waarvan € 643,89 aan materiële schade en € 850,- aan immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente met ingang van de pleegdatum. Tevens is verzocht om oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering benadeelde partij volledig dient te worden toegewezen en dat het bedrag aan immateriële schade alleszins redelijk is gelet op het leed dat aangever is aangedaan. Tevens is verzocht om toepassing van de wettelijke rente met ingang van de pleegdatum en oplegging van de schadevergoeding, waarbij voor verdachte en zijn medeplegers van hoofdelijke aansprakelijkheid dient te worden uitgegaan.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft verzocht de vordering van de benadeelde partij niet-ontvankelijk te verklaren en daarbij primair verwezen naar de bepleite integrale vrijspraak. Voor zover verdachte wel mede verantwoordelijk wordt geacht voor de door de benadeelde partij geleden schade, is verzocht de kosten voor de telefoon af te wijzen, daar niet bekend is wat de feitelijke schade is en of deze schade daadwerkelijk door de mishandeling is ontstaan. In de aangifte heeft benadeelde ook geen gewag gemaakt van schade aan zijn telefoon. Ook de immateriële schade dient te worden afgewezen nu de in dat verband overgelegde jurisprudentie weinig overeenkomsten heeft met de onderhavige zaak.
Beoordeling door de rechtbank
Vaststaat dat de benadeelde partij rechtstreeks schade heeft geleden als gevolg van het bewezenverklaarde feit en dat verdachte hiervoor naar burgerlijk recht (mede) aansprakelijk is. Gelet op de ernst en de aard van het feit, als ook de omstandigheden waaronder het feit is begaan en de schadebedragen die in soortgelijke zaken worden toegewezen, acht de rechtbank de door benadeelde partij gevorderde immateriële schade niet meer dan redelijk zodat zij deze volledig zal toewijzen. Ook de materiële schade is, met uitzondering van de kosten die zien op de telefoon, voldoende onderbouwd en komt voor volledige toewijzing in aanmerking.
Wat de telefoon van benadeelde betreft, is de rechtbank, gelet op het proces-verbaal van aangifte en het verhandelde ter zitting, van oordeel dat alleszins aannemelijk is dat benadeelde als gevolg van het tegen hem uitgeoefende geweld schade aan zijn telefoon heeft opgelopen, te weten schade aan het scherm van zijn telefoon. Verdere schade is betwist en (zeker in dat licht) onvoldoende onderbouwd. De rechtbank is daarom van oordeel dat alleen de kosten voor een nieuw scherm voor toewijzing in aanmerking komen, die zij schattenderwijs op € 70,- bepaalt. De overige telefoonschade zal de rechtbank niet-ontvankelijk verklaren.
Daar verdachte het feit in vereniging heeft begaan, zal zij verdachte samen met zijn mededaders hoofdelijk veroordelen tot vergoeding van de schade, die zij bepaalt op een totaalbedrag van
€ 850,- + € 70,- = € 920,- te vermeerderen met de wettelijke rente met ingang van de pleegdatum, te weten 19 augustus 2017. Eveneens ziet de rechtbank aanleiding om aan verdachte en zijn medeplegers hoofdelijk de schadevergoedingsmaatregel op te leggen, eveneens met toepassing van de wettelijke rente. Bij het bepalen van het aantal dagen vervangende hechtenis is rekening gehouden met het feit dat er meerdere (4) daders zijn.

9.De toegepaste wettelijke bepalingen

De beslissing is gegrond op de artikelen 10, 14a, 14b, 14c, 14d, 22c, 22d, 27, 36f en 141 van het Wetboek van Strafrecht.

10.De beslissing

De rechtbank:
 spreekt verdachte vrij van het primair ten laste gelegde feit;
 verklaart bewezen dat verdachte het subsidiair ten laste gelegde, zoals vermeld onder punt 3, heeft begaan;
 verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij;
 verstaat dat het aldus bewezenverklaarde oplevert het strafbare feit zoals vermeld onder punt 4;
 verklaart verdachte hiervoor strafbaar;
 veroordeelt verdachte wegens het bewezenverklaarde tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
42 (tweeënveertig) dagen;
 bepaalt, dat een gedeelte van de gevangenisstraf groot 30 (dertig) dagen,
niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, wegens niet nakoming van na te melden algemene en bijzondere voorwaarden voor het einde van de proeftijd die op twee jaren wordt bepaald;
 de algemene voorwaarden dat de veroordeelde:
- zich voor het einde van de proeftijd niet zal schuldig maken aan een strafbaar feit;
- ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit zijn medewerking zal verlenen aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 Wet op de identificatieplicht ter inzage zal aanbieden;
- zijn medewerking zal verlenen aan het door de Reclassering Nederland te houden toezicht, bedoeld in artikel 14d, tweede lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen;
 de bijzondere voorwaarden dat de veroordeelde:
- zich binnen drie dagen na dit vonnis meldt bij de Reclassering Nederland op het adres aan de Rosariumstraat 41 te Apeldoorn en zich tijdens de proeftijd blijft melden zo frequent en zolang de Reclassering dat noodzakelijk acht;
- gedurende de proeftijd meewerkt aan onderzoek en eventueel een behandeltraject gericht op zijn cognitie, emoties en zelfbeeld bij Trajectum of een soortgelijke ambulante forensische zorg voor mensen met een verstandelijke beperking, zulks ter beoordeling van de reclassering, waarbij hij zich zal houden aan de aanwijzingen die hem in het kader van die behandeling door of namens de instelling/behandelaar zullen worden gegeven;
- gedurende de proeftijd op geen enkele wijze – direct of indirect – contact zal opnemen, zoeken of hebben met [slachtoffer] , zolang de reclassering dit noodzakelijk acht;
- zich gedurende de proeftijd niet zal begeven op het terrein van [locatie] van [stichting] in Apeldoorn, zolang de reclassering dit noodzakelijk acht.
 geeft opdracht aan de Reclassering Nederland tot het houden van toezicht op de naleving van voormelde bijzondere voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden (artikel 14d, tweede lid, van het Wetboek van Strafrecht);
 beveelt dat de tijd, door veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht;
 veroordeelt verdachte daarnaast wegens het bewezenverklaarde tot een
werkstrafgedurende
100 (honderd) uren, met bevel dat indien deze straf niet naar behoren wordt verricht vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van 50 (vijftig) dagen;

heft ophet – geschorste - bevel tot
voorlopige hechtenis;
 wijst de vordering van de
benadeelde partij [slachtoffer]toe tot het hierna te melden bedrag en veroordeelt veroordeelde tot betaling aan deze benadeelde partij van een bedrag van
€ 920,- (zegge negenhonderdtwintig euro),te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 19 augustus 2017 tot aan de dag der algehele voldoening;
 verstaat dat indien en voor zover door de mededaders het betreffende schadebedrag is betaald, veroordeelde daarvan zal zijn bevrijd;
 verklaart de vordering van de
benadeelde partij [slachtoffer]voor het overige niet-ontvankelijk;
 legt aan veroordeelde de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer
[slachtoffer]te betalen een bedrag van
€ 920,- (zegge negenhonderdtwintig euro),te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 19 augustus 2017 tot aan de dag der algehele voldoening, met bepaling dat bij gebreke van betaling en verhaal bij wettelijke rente van de hoofdsom, (18 dagen : 4 daders = naar boven afgerond) 5 (vijf) dagen hechtenis zal kunnen worden toegepast zonder dat de betalingsverplichting vervalt;
 bepaalt daarbij dat, indien veroordeelde heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer
[slachtoffer], daarmee de verplichting van veroordeelde tot betaling aan de benadeelde partij in zoverre komt te vervallen en andersom dat, indien veroordeelde heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat in zoverre komt te vervallen;
 verstaat dat indien en voor zover door de mededaders het betreffende schadebedrag is betaald, veroordeelde daarvan zal zijn bevrijd.
Dit vonnis is gewezen door mr. G.M.L. Tomassen (voorzitter), mr. M.C. van der Mei en mr. M.P. Bos, rechters, in tegenwoordigheid van mr. H.J.M. Fransen, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 15 december 2017.
mr. G.M.L. Tomassen is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.

Voetnoten

1.Het bewijs is terug te vinden in het in de wettelijke vorm door verbalisant [verbalisant] van de politie Oost-Nederland, district Noord- en Oost-Nederland, opgemaakte proces-verbaal, dossiernummer PL0600-2017385520-21, gesloten op 21 augustus 2017 en in de bijbehorende in wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal en overige schriftelijke bescheiden, tenzij anders vermeld. De vindplaatsvermeldingen verwijzen naar de pagina’s van het doorgenummerde dossier, tenzij anders vermeld.
2.Proces-verbaal van aangifte p. 1-2 en proces-verbaal van verhoor aangever p. 2-3
3.Proces-verbaal letselfotografie p. 1, zie ook een door aangever overgelegd e-mailbericht van het Gelre Ziekenhuis van 21 augustus 2017
4.Proces-verbaal van 2e verhoor van verdachte [verdachte] p. 2-3
5.Verklaringen van verdachte, afgelegd tijdens het onderzoek ter terechtzitting
6.Proces-verbaal van verhoor van verdachte [medeverdachte 1] van 24 augustus 2017 p. 2-6
7.Proces-verbaal van 2e verhoor verdachte [medeverdachte 2] p. 2, 3 en 5
8.Proces-verbaal van verhoor getuige [naam] p. 1-2
9.Proces-verbaal van minderjarige verdachte [medeverdachte 3] p. 2-4
10.Proces-verbaal van bevindingen van 21 augustus 2017 p. 1-2
11.Verklaring van verdachte afgelegd tijdens het onderzoek ter terechtzitting
12.Proces-verbaal van bevindingen van 21 augustus 2017 p. 1-2