ECLI:NL:RBGEL:2017:6482

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
15 december 2017
Publicatiedatum
15 december 2017
Zaaknummer
05/840936-17
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling van drie mannen uit Apeldoorn voor openlijke geweldpleging

Op 15 december 2017 heeft de Rechtbank Gelderland in Zutphen uitspraak gedaan in de zaak tegen drie mannen uit Apeldoorn, die verdacht werden van openlijke geweldpleging. De zaak kwam voort uit een incident op 19 augustus 2017, waarbij het slachtoffer, [slachtoffer], werd mishandeld door meerdere mannen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachten, waaronder de hoofdverdachte, betrokken waren bij de mishandeling van het slachtoffer, die zich op dat moment in een kwetsbare positie bevond. De rechtbank heeft de verklaringen van het slachtoffer en getuigen als bewijs gebruikt, evenals camerabeelden van het incident. De rechtbank oordeelde dat de verdachten in vereniging geweld hebben gepleegd, wat resulteerde in lichamelijk letsel voor het slachtoffer. De rechtbank sprak de hoofdverdachte vrij van de poging tot zware mishandeling, maar achtte de openlijke geweldpleging wettig en overtuigend bewezen. De rechtbank legde een taakstraf op van 80 uren, waarvan 50 uren voorwaardelijk, en koppelde hieraan bijzondere voorwaarden, waaronder deelname aan een gedragsinterventie. Daarnaast werd de benadeelde partij, [slachtoffer], schadevergoeding toegewezen van € 920,-, te vermeerderen met wettelijke rente.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND
Team strafrecht
Zittingsplaats Zutphen
Parketnummer : 05/840936-17
Datum uitspraak : 15 december 2017
Tegenspraak
vonnis van de meervoudige kamer
in de zaak van
de officier van justitie bij het arrondissementsparket Oost-Nederland
tegen
[verdachte]
geboren op [geboortedatum] 1998 te [geboorteplaats] ,
wonende te [adres] .
Raadsvrouw: mr. I. Nagelmaker, advocaat te Apeldoorn.
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 1 december 2017.

1.De inhoud van de tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
1.
Primair
hij op of omstreeks 19 augustus 2017, in de gemeente Apeldoorn, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan [slachtoffer] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, die [slachtoffer] meermalen, althans eenmaal in het gezicht en/althans tegen het hoofd en/of elders tegen het lichaam heeft geschopt en/of getrapt en/of gestompt en/of geslagen en/of (terwijl) die [slachtoffer] op de grond lag die [slachtoffer] in het gezicht en/althans tegen het hoofd heeft geschopt en/of getrapt, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
althans, indien het vorenstaande onder 1 niet tot een veroordeling leidt:
Subsidiair
hij op of omstreeks 19 augustus 2017, in de gemeente Apeldoorn, openlijk, te weten op of aan de openbare weg de [straat] , in elk geval op of aan de openbare weg en/of op een voor het publiek toegankelijjke plaats, in vereniging geweld heeft gepleegd tegen een persoon, te weten [slachtoffer] door het opzettelijk aanvallen van en/of indringen op en/of schoppen en/of
trappen en/of slaan en/of stompen van die [slachtoffer] terwijl dit door hem gepleegde geweld enig lichamelijk letsel, te weten diverse bloeduitstortingen en/of wond(en) aan hoofd en/of hand(en) en/of benen, voor die [slachtoffer] ten gevolge heeft gehad.
2. Overwegingen ten aanzien van het bewijs [1]
Aanleiding onderzoek
Op 19 augustus 2017 om 01:35 uur ontving de politie een melding van een mishandeling die zou hebben plaatsgevonden bij [stichting] aan de [straat] in Apeldoorn (hierna: [stichting] ). Het slachtoffer zou zijn geslagen en geschopt door verscheidene personen, onder wie oud-bewoner [medeverdachte 1] .
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van de primair ten laste gelegde poging tot zware mishandeling in vereniging. Ter zitting heeft de officier van justitie de bewijsmiddelen opgesomd en nader toegelicht.
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft integrale vrijspraak bepleit. Primair heeft de raadsvrouw zich op het standpunt gesteld dat niet kan worden bewezen dat verdachte aangever een trap heeft gegeven, nu zijn verklaringen niet worden ondersteund door enig ander bewijs. Subsidiair heeft de raadsvrouw aangevoerd dat de trap van verdachte geen aanmerkelijke kans op het veroorzaken van zwaar lichamelijk letsel met zich brengt en dat geen sprake is van groepsverband maar van een geïsoleerd incident.
Beoordeling door de rechtbank
Bewijsmiddelen
Aangever [slachtoffer] , woonachtig bij [stichting] in Apeldoorn, heeft verklaard dat hij op 19 augustus 2017 rond 1:15 uur wakker werd doordat er zo hard op zijn voordeur werd gebonsd, dat hij dacht dat zijn voordeur eruit zou worden gebroken. Voor zijn deur stonden de hem bekende [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] [de rechtbank begrijpt: [medeverdachte 2] ]. Vervolgens is aangever in zijn onderbroek via de achterdeur uit zijn woning gevlucht en richting het [locatie van de stichting] gerend om aan de leiding te melden dat er een conflict was. Toen hij bijna bij het [locatie van de stichting] was, zag hij [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] op hem afrennen. Toen zij bij hem waren, begonnen zij hem direct te slaan, [medeverdachte 1] als eerste. Ook hoorde hij dat [medeverdachte 2] op zijn vingers floot, waarna een groep jongens op hem af kwam rennen, die hem vervolgens in de bosjes mishandelde. In totaal ging het om vijf personen, onder wie [medeverdachte 1] , [medeverdachte 2] en een jongen en meisje, die aangever nog nooit had gezien. [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] zijn de haantjes uit de groep, de rest van de groep zijn meelopers. Hierna is aangever op de grond gevallen en is hij korte tijd bewusteloos geweest. Toen hij bijkwam, moest hij braken en had hij veel pijn. Aangever is die nacht per ambulance naar het ziekenhuis vervoerd ter observatie. Op 22 augustus 2017 moest aangever eigenlijk werken, maar hij was hiertoe niet in staat omdat hij nog steeds hoofdpijn had en nierletsel waardoor er bloed in zijn urine zat. [2]
Op 22 augustus 2017 heeft een forensisch onderzoek plaatsgevonden naar het letsel van verdachte. Daarbij is het volgende letsel geconstateerd:
-roodkleurige kras/snee op de ellenboog van de rechter hand, op de rechter zijde en het midden van de rug, op de rechter zijde van de hals, in de hoofdhuid achter het linker oor, op de bovenzijde van beide voeten en tenen
-roodkleurige schaafwond op de rechter schouder
-twee roodkleurige schaf/krasverwondingen op de linker zijde van het lichaam
-een open wond in de huid aan de binnenzijde van de linker hand en rondom de rechter knie
-zwartkleurige klemblaren op de onderzijde van de groten tenen. [3]
Bij de politie heeft medeverdachte [medeverdachte 1] (hierna: [medeverdachte 1] ) verklaard dat hij voorafgaand aan het incident samen met onder meer [medeverdachte 2] [de rechtbank begrijpt: medeverdachte [medeverdachte 2] ], [naam 1] , de vriend van [naam 1] [de rechtbank begrijpt: verdachte] en [naam 2] [de rechtbank begrijpt medeverdachte [naam 2] ] op een verjaardagsfeest was. Tijdens het feest kwamen zij in gesprek over aangever, waardoor zij opgefokt raakten. [naam 2] wilde eerst alleen naar aangever gaan, maar [medeverdachte 1] wilde met [naam 2] mee naar aangever omdat hij en zijn vriendin last hadden aangever. Ook de rest besloot mee te gaan naar aangever. Aangekomen bij de woning van aangever, heeft verdachte in aanwezigheid van [verdachte] een aantal minuten op de deur van aangever geklopt, terwijl de anderen bleven wachten. Hierna heeft verdachte een rondje om de woning van aangever gelopen. Verdachte hoorde geschreeuw aan de achterkant van de woning en zag dat aangever, gevolgd door [verdachte] , hem tegemoet rende. Toen verdachte bij aangever was, heeft hij aangever opzettelijk een stomp tegen zijn been gegeven zodat hij onderuit ging. Hierna heeft hij aangever in aanwezigheid van [verdachte] met de vuist een paar klappen tegen zijn achterhoofd gegeven. [verdachte] heeft toen een beweging met zijn arm gemaakt. [4]
Ter zitting heeft verdachte verklaard dat hij aangever op/tegen zijn benen heeft getrapt. Aangever had [medeverdachte 1] [de rechtbank begrijpt verdachte [medeverdachte 1] ] bedreigd. Zelf had verdachte nog wat wrok tegen aangever vanwege een eerdere (internet)ruzie. Verdachte hoorde dat de anderen na afloop van het feest naar aangever gingen. Verdachte herkent zichzelf als de jongen met de jas met de bontkraag, die op de beschreven en ter zitting bekeken camerabeelden tijdens het geweldsincident tegen aangever is te zien. [5] Bij de politie heeft verdachte verklaard dat [naam 2] [de rechtbank begrijpt [naam 2] ] er op het feest opgefokt en agressief uit zag. Na afloop van het feest is verdachte bij zijn vriendin [naam 1] achterop de scooter achter de auto van [medeverdachte 2] [de rechtbank begrijp [medeverdachte 2] ] aan gereden naar de woning van aangever. Daar heeft verdachte gezien dat anderen op aangever intrapten. [6]
Medeverdachte [medeverdachte 2] (hierna: [medeverdachte 2] ) heeft bij de politie verklaard dat zijn roepnaam [medeverdachte 2] is en dat de achternaam van zijn moeder [achternaam] is. Na afloop van het feest is hij samen met zijn vriendin en [medeverdachte 1] met de auto naar de [straat] gereden. Daar aangekomen, zag hij aangever richting het [locatie van de stichting] rennen, waarna hij op aangever is afgelopen. Vervolgens liep aangever terug. Even later, toen [medeverdachte 2] ook terugliep, zag hij aangever in de bosjes liggen. Hij heeft aangever toen met zijn voet een paar tikken in/tegen zijn rug gegeven. Daarna heeft hij zijn arm om aangever gedaan. [7]
Getuige [getuige] heeft verklaard dat [medeverdachte 1] wist waar aangever woonde en dat hij naar hem wilde gaan om verhaal te halen vanwege een eerder die dag door aangever verzonden app-bericht. Daar zij bevriend zijn met [medeverdachte 1] , zijn zij met hem meegegaan. Iedereen was opgefokt en had alcohol gedronken. Zij had nog tegen de jongens gezegd dat zij het moesten laten zitten. Haar vriend [verdachte] , aldus verdachte, heeft haar verteld dat hij aangever één trap tegen de benen heeft gegeven. [8]
Medeverdachte [naam 2] [hierna: [naam 2] ] heeft verklaard dat hij na afloop van het feest met de scooter naar een adres is gegaan waar hij had afgesproken met [medeverdachte 2] . Daar aangekomen, zag hij dat [medeverdachte 2] , [medeverdachte 1] en [verdachte] om aangever heen stonden en met hem begonnen te vechten. Aangever werd schoppend naar de grond gebracht. Iemand met een capuchon gaf aangever een paar klappen en trappen. Dat was op een andere plek dan de plaats waar de camerabeelden zijn opgenomen. [9]
Op de camerabeelden die tijdens de mishandeling zijn gemaakt, is onder meer het volgende te zien:
-1:29 uur
:twee mannen lopen naar de woning en terug. Een van de mannen wordt door verbalisant herkend als [medeverdachte 1] . De andere man draagt een jas met vermoedelijk een bontkraag. [10]
- 1:35 uur: te zien is dat aangever wordt mishandeld door meerdere mannen, onder wie een man met een jas met een bontkraag. Tevens is te zien is dat aangever wordt geschopt door een man in een gewatteerde jas en door een andere man, door verbalisant herkend als [medeverdachte 2] , terwijl aangever op de grond [de rechtbank begrijpt: in de struiken] ligt. [11]
Bewijsoverwegingen
De rechtbank is van oordeel dat het dossier onvoldoende aanknopingspunten biedt voor een bewezenverklaring van de primair ten laste gelegde poging tot zware mishandeling in vereniging, gelet op de eisen die de rechtspraak stelt aan het bewijs van het in vereniging plegen van een dergelijk feit, alsook aan het bewijs van het (potentieel) zwaar lichamelijk letsel. De rechtbank zal verdachte daarom van het primaire feit vrijspreken. Wel acht zij de subsidiair ten gelaste gelegde openlijke geweldpleging door verdachte wettig en overtuigend bewezen. Hiertoe overweegt zij als volgt.
Op grond van bovenstaande verklaringen stelt de rechtbank vast dat medeverdachten [medeverdachte 1] en [naam 2] die avond het plan hadden opgevat om na afloop van het feest naar de woning van aangever te gaan om verhaal te halen en dat de overige verdachten, onder wie verdachte, zich vervolgens bij hen hebben aangesloten. Hierna zijn zij met zes personen met één auto en twee scooters richting de woning van aangever gereden.
Het verweer dat de verklaringen van verdachte, dat hij aangever op/tegen zijn benen heeft getrapt, bij gebrek aan steunbewijs niet tot een bewezenverklaring kunnen leiden, wordt verworpen. Zoals hierboven opgenomen, heeft niet alleen verdachte, maar ook getuige [getuige] verklaard dat verdachte aangever een trap tegen de benen heeft gegeven. Weliswaar baseert getuige haar verklaringen op hetgeen verdachte tegen haar heeft gezegd, maar deze verklaringen worden ondersteund door de in het dossier beschreven – en ter zitting bekeken- camerabeelden. Daarop is namelijk te zien dat aangever wordt mishandeld door meerdere mannen, waarbij een man met een jas met een bontkraag is te zien. Ter zitting heeft verdachte verklaard dat hij de man met de jas met de bontkraag is. Bovendien is voor een bewezenverklaring niet voor ieder bestanddeel van de tenlastelegging een tweede bewijsmiddel noodzakelijk. Gezien het voorgaande acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte aangever een trap op/tegen de benen heeft gegeven. Tevens is de rechtbank van oordeel dat verdachte hiermee een voldoende wezenlijke bijdrage heeft geleverd aan het geweld dat die avond in vereniging tegen aangever nabij zijn woning is uitgeoefend. Daarbij acht de rechtbank voorts het volgende van belang.
Uit bovenstaande bewijsmiddelen blijkt dat verdachte bij de voordeur van aangever stond toen verdachte [medeverdachte 1] hierop dusdanig hard bonsde dat aangever wakker werd en zich genoodzaakt voelde om enkel gekleed in zijn onderbroek zijn huis uit te vluchten om hulp te zoeken. Ook heeft hij aangever samen met [medeverdachte 1] ingesloten en stond hij er bij toen [medeverdachte 1] aangever de struiken in schopte en meerdere malen tegen de achterkant van zijn hoofd stompte. Uit de bewijsmiddelen blijkt dat deze gebeurtenissen kort na 1:29 uur hebben plaatsgevonden. Verdachte heeft zelf geweld gebruikt tegen aangever. Dat geweld moet gezien worden in de context van het met meerdere personen verhaal gaan halen bij aangever, op agressieve wijze aankloppen bij zijn deur en het achtervolgen van aangever waarbij deze door diverse personen is geschopt en geslagen. Verder is gesteld noch gebleken dat verdachte heeft geprobeerd om [medeverdachte 1] ervan te weerhouden aangever aan te vallen, noch heeft hij zich van het gebeuren gedistantieerd.
Uit de verklaringen van aangever volgt dat [medeverdachte 2] op enig moment op zijn vingers floot, waarna meerdere jongens op aangever kwamen afrennen, die hem vervolgens hebben mishandeld. Uit de in het dossier beschreven - en ter zitting bekeken - camerabeelden blijkt dat aangever om 1:35 uur - opnieuw - wordt mishandeld door drie personen, onder wie verdachte en medeverdachte [medeverdachte 2] . Ook gelet op het zeer korte tijdsbestek tussen het eerste geweldsincident tussen [medeverdachte 1] en aangever en het tweede geweldsincident tussen onder meer verdachte en aangever, namelijk slechts enkele minuten, is de rechtbank van oordeel dat beide confrontaties niet los van elkaar kunnen worden gezien en als één openlijke geweldspleging tegen aangever dienen te worden aangemerkt. Gezien het voorgaande wordt het verweer, dat de trap van verdachte moet worden gezien als een geïsoleerd incident en niet als een groepshandeling, weerlegd door de bewijsmiddelen. Het voorgaande leidt de rechtbank tot de slotsom dat verdachte als medepleger van het openlijke geweld tegen aangever moet worden gezien gelet op de wezenlijke bijdrage die hij heeft geleverd bij de uitvoering daarvan.

3.Bewezenverklaring

Naar het oordeel van de rechtbank is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan, te weten dat:
hij op
of omstreeks19 augustus 2017, in de gemeente Apeldoorn, openlijk, te weten
op of aan de openbare weg de [straat] , in elk gevalop of aan de openbare weg en
/ofop een voor het publiek toegankelijke plaats, in vereniging geweld heeft gepleegd tegen een persoon, te weten [slachtoffer] door het opzettelijk aanvallen
van en/of indringen open
/ofschoppen en
/of
trappen en
/ofslaan en
/ofstompen van die [slachtoffer] terwijl dit door hem gepleegde geweld enig lichamelijk letsel, te weten diverse
bloeduitstortingen en/ofwond(en) aan hoofd en
/ofhand(en) en
/ofbenen, voor die [slachtoffer] ten gevolge heeft gehad.
Voor zover er in de tenlastelegging kennelijke taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn die fouten in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet in zijn verdediging geschaad.
Wat meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard, is niet bewezen.
Verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.

4.De kwalificatie van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert op:
Openlijk in vereniging geweld plegen tegen personen, terwijl het door de schuldige gepleegde geweld enig lichamelijk letsel ten gevolge heeft

5.De strafbaarheid van het feit

Het feit is strafbaar.

6.De strafbaarheid van de verdachte

Verdachte is strafbaar, nu geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit.

7.Overwegingen ten aanzien van straf en/of maatregel

Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft geëist dat verdachte ter zake van het primair ten laste gelegde zal worden veroordeeld tot een jeugddetentie voor de duur van 20 dagen met aftrek, waarvan 14 dagen voorwaardelijk zodat het onvoorwaardelijk deel volgens de officier gelijk is aan de duur van het voorarrest. Tevens heeft de officier van justitie verzocht aan het voorwaardelijk strafdeel alle door de reclassering geadviseerde bijzondere voorwaarden te verbinden met een proeftijd van drie jaren.
Het standpunt van de verdediging
In geval van strafoplegging heeft de raadsvrouw in navolging van de reclassering verzocht om toepassing van het jeugdstrafrecht en rekening te houden met de zeer beperkte rol van verdachte in het geheel. Tevens heeft de raadsvrouw erop gewezen dat aan verdachte in het kader van de schorsing van de voorlopige hechtenis reeds een pakket aan voorwaarden is opgelegd, zodat hij al een heel traject achter de rug heeft. Verder leidt verdachte een stabiel leven en werkt hij fulltime. Tot slot verzet de raadsvrouw zich niet tegen de strafeis van de officier. Verdachte heeft veel baat bij de opgelegde schorsingsvoorwaarden en staat open voor hulp en nader (diagnostisch) onderzoek.
Beoordeling door de rechtbank
De rechtbank heeft bij de bepaling van de op te leggen straf gelet op de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard, de omstandigheden waaronder dit is begaan, mede gelet op de persoon en de omstandigheden van de verdachte zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken, waarbij onder meer is gelet op:
- het verdachte betreffend uittreksel uit het algemeen documentatieregister, gedateerd 8 november 2017;
- een voorlichtingsrapportage van de reclassering, gedateerd 14 november 2017; en
- een terugkoppeling-/vroeghulprapportage van de reclassering (ongedateerd) .
De rechtbank heeft bij de straftoemeting in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan een ernstig strafbaar feit. Hij is samen met medeverdachten na afloop van een feestje tijdens het nachtelijk uur in beschonken en opgefokte toestand naar de woning van aangever gegaan. Op dat moment wist verdachte dat een van hen eerder die avond agressief was, dat een andere verdachte verhaal wilde halen vanwege een door aangever verzonden app-bericht en zelf koesterde verdachte ook nog enige wrok tegen aangever vanwege een ruzie uit het verleden. Doordat een van de medeverdachten in aanwezigheid van verdachte dusdanig hard op de deur van aangever heeft gebonsd, voelde aangever - die hierdoor wakker werd - zich zo bedreigd dat hij in zijn onderbroek uit zijn woning de straat op is gevlucht op zoek naar hulp. Vervolgens heeft verdachte aangever samen met een medeverdachte nabij zijn woning ingesloten, waarna deze medeverdachte aangever onderuit heeft geschopt en hem meerdere malen met de vuist achter tegen het hoofd heeft gestompt. Enkele minuten later is aangever, terwijl hij grotendeels ontkleed en weerloos in de struiken lag, opnieuw aangevallen door drie verdachten, onder wie verdachte, die hem een trap op/tegen de benen heeft gegeven. Als gevolg van het door verdachte en medeverdachten uitgeoefende geweld, heeft aangever pijn en letsel opgelopen waarvoor hij diezelfde nacht ter observatie naar het ziekenhuis is vervoerd. Enkele dagen later was aangever nog niet in staat om te werken. Ten tijde van het onderzoek ter terechtzitting waren ook nog niet alle medische klachten verdwenen.
Gelet op het numerieke overwicht van de verdachten en gezien het feit dat aangever midden in de nacht ruw uit zijn slaap is gewekt, zijn woning op zijn onderbroek na ontkleed is ontvlucht en buiten vervolgens vrijwel naakt, deels liggend in de struiken, is mishandeld, gaat de rechtbank ervan uit dat deze confrontatie intimiderend, traumatiserend en zeer bedreigend voor aangever is geweest. Dit blijkt ook uit de namens hem ter zitting gegeven toelichting op de vordering benadeelde partij. Door zijn handelen heeft verdachte samen met anderen een situatie gecreëerd, waarin een grove inbreuk kon worden gemaakt en ook is gemaakt op de lichamelijke en geestelijke integriteit van aangever. Daarnaast brengt openlijke geweldpleging gevoelens van onrust en onveiligheid teweeg in de samenleving.
Daarnaast houdt de rechtbank rekening met de persoonlijke omstandigheden van verdachte.
Uit bovenstaand reclasseringsadvies en de door de reclassering ter zitting gegeven mondelinge toelichting hierop, komt het volgende naar voren.
Verdachte houdt zich goed aan de schorsingsvoorwaarden. Ook is er sociale controle vanuit zijn moeder en zijn zus. Verdachte heeft veel stabiliteit weten te verwerven waaronder een fulltime baan. Het is belangrijk dat verdachte deze stabiliteit behoudt zodat oplegging van een gevangenisstraf niet wenselijk is. Verdachte is onlangs begonnen aan de training Alcohol en Geweld, die bestaat uit 9 bijeenkomsten en hij werkt hier goed aan mee. Uit het ASR-wegingskader komt naar voren dat toepassing van het jeugdstrafrecht het meest passend is. Verdachte is beïnvloedbaar. Ook bestaan er vermoedens dat hij een lager IQ heeft, waarvoor diagnostiek is geïndiceerd. Verdachte gedraagt zich jonger dan zijn kalenderleeftijd en pedagogische beïnvloeding is wenselijk. Er zijn geen signalen dat verdachte bewust heeft gekozen voor het ten laste gelegde delictgedrag. Hij lijkt daadwerkelijk te zijn beïnvloed door anderen en te zijn ‘meegelopen’. Geadviseerd wordt om aan verdachte een taakstraf en een (deels) voorwaardelijke straf op te leggen met daaraan gekoppeld een aantal bijzondere voorwaarden. Deze bestaan uit een meldplicht, de gedragsinterventie Alcohol en Geweld, een alcoholband (of urinecontrole en blaasproeven) en een ambulante behandelverplichting/ begeleiding en diagnostiek. Daar het wenselijk is om het huidige toezicht door Tactus Reclassering voort te zetten, wordt geadviseerd om het toezicht te (blijven) laten uitvoeren door de volwassenreclassering in plaats van de jeugdreclassering.
Mede gelet op bovenstaand reclasseringsadvies ziet de rechtbank aanleiding verdachte te berechten volgens het jeugdstrafrecht. Verder weegt de rechtbank bij de strafoplegging mee dat verdachte weliswaar eerder is veroordeeld voor het plegen van een strafbaar feit, waaronder mishandeling, maar dat hij de laatste jaren geen veroordelingen meer op zijn naam heeft staan. Ook betrekt de rechtbank bij de strafmaat dat de bijdrage van verdachte aan de fysieke geweldsuitoefening tegen aangever relatief beperkt is gebleven.
Alles afwegend, zal de rechtbank verdachte veroordelen tot een taakstraf voor de duur van 80 uren met aftrek, waarvan 50 uren voorwaardelijk en een proeftijd van twee jaren. Aan het voorwaardelijk strafdeel zal de rechtbank de door de reclassering geadviseerde bijzondere voorwaarden koppelen, te weten (continuering van) de meldplicht bij Tactus Reclassering en het volgen van de gedragsinterventie Alcohol en Geweld. Anders dan de officier van justitie, ziet de rechtbank geen aanleiding om aan verdachte tevens een alcoholverbod/controle op te leggen, nu verdachte volgens de door de reclassering ter zitting gegeven toelichting goed meewerkt aan bovenstaande gedragsinterventie. Daarnaast acht de rechtbank vanuit het oogpunt van proportionaliteit de oplegging van een ambulante behandelverplichting en een langere proeftijd van drie jaren, zoals geëist door de officier van justitie, niet passend.
Weliswaar acht de rechtbank minder bewezen dan de officier van justitie, te weten openlijke geweldpleging in plaats van medeplegen tot poging zware mishandeling, naar het oordeel van de rechtbank doet de strafeis van de officier van justitie onvoldoende recht aan de ernst van het feit, reden waarom de straf van de rechtbank hoger uitvalt.

8. De beoordeling van de civiele vordering(en), alsmede de gevorderde oplegging van de schadevergoedingsmaatregel

De benadeelde partij [slachtoffer] heeft zich in het strafproces gevoegd ter verkrijging van schadevergoeding ter zake van het ten laste gelegde feit. Gevorderd wordt een totaalbedrag van € 1.493,89, waarvan € 643,89 aan materiële schade en € 850,- aan immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente met ingang van de pleegdatum. Tevens is verzocht om oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering benadeelde partij volledig dient te worden toegewezen en dat het bedrag aan immateriële schade allerzins redelijk is gelet op het leed dat aangever is aangedaan. Tevens is verzocht om toepassing van de wettelijke rente met ingang van de pleegdatum en oplegging van de schadevergoeding, waarbij voor verdachte en zijn medeplegers van hoofdelijke aansprakelijkheid dient te worden uitgegaan.
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft zich op het standpunt gesteld dat de telefoonkosten niet voor toewijzing in aanmerking komen. Op de camerabeelden is immers niet te zien dat aangever een telefoon bij zich had. Voorts zijn de gestelde reparatiekosten van de telefoon op geen enkele wijze onderbouwd. Dat benadeelde als gevolg van het feit nog angstig is voor verdachte wordt niet gevolgd, nu aangever recentelijk dicht bij de woning van verdachte is gesignaleerd.
Beoordeling door de rechtbank
Vaststaat dat de benadeelde partij rechtstreeks schade heeft geleden als gevolg van het bewezenverklaarde feit en dat verdachte hiervoor naar burgerlijk recht (mede) aansprakelijk is. Gelet op de ernst en de aard van het feit, als ook de omstandigheden waaronder het feit is begaan en de schadebedragen die in soortgelijke zaken worden toegewezen, acht de rechtbank de door benadeelde partij gevorderde immateriële schade niet meer dan redelijk zodat zij deze volledig zal toewijzen. Ook de materiële schade is voldoende onderbouwd en komt voor volledige toewijzing in aanmerking met uitzondering van de telefoonkosten. Wat de telefoon van benadeelde betreft, is de rechtbank, gelet op het proces-verbaal van aangifte en het verhandelde ter zitting, van oordeel dat alleszins aannemelijk is dat benadeelde als gevolg van het tegen hem uitgeoefende geweld schade aan zijn telefoon heeft opgelopen. De rechtbank overweegt echter dat alleen de kosten voor een nieuw scherm voor toewijzing in aanmerking komen, die zij schattenderwijs op € 70,- bepaalt. De overige telefoonschade is betwist en (zeker in dat licht) onvoldoende onderbouwd zodat de rechtbank de vordering ten aanzien van dit onderdeel niet-ontvankelijk zal verklaren. Daar verdachte het feit in vereniging heeft begaan, zal zij verdachte samen met zijn mededaders hoofdelijk veroordelen tot vergoeding van de schade, die zij bepaalt op een totaalbedrag van € 850,- + € 70 = € 920,- te vermeerderen met de wettelijke rente met ingang van de pleegdatum, te weten 19 augustus 2017. Eveneens ziet de rechtbank aanleiding om aan verdachte en zijn medeplegers hoofdelijk de schadevergoedingsmaatregel op te leggen, eveneens met toepassing van de wettelijke rente. Bij het bepalen van het aantal dagen vervangende hechtenis is rekening gehouden met het feit dat er meerdere (4) daders zijn.

9.De toegepaste wettelijke bepalingen

De beslissing is gegrond op de artikelen 36f, 77c, 77g, 7h, 77m, 77n, 77w, 77wc, 77x, 77y, 77z, 77aa en 141 van het Wetboek van Strafrecht.

10.De beslissing

De rechtbank:
 spreekt verdachte vrij van het primair ten laste gelegde;
 verklaart bewezen dat verdachte het subsidiair ten laste gelegde, zoals vermeld onder punt 3, heeft begaan;
 verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij;
 verstaat dat het aldus bewezenverklaarde oplevert het strafbare feit zoals vermeld onder punt 4;
 verklaart verdachte hiervoor strafbaar;
 veroordeelt verdachte wegens het bewezenverklaarde tot een
taakstrafgedurende
80 (tachtig) uren, met bevel dat indien deze straf niet naar behoren wordt verricht vervangende jeugddetentie zal worden toegepast voor de duur van 40 (veertig) dagen;
 bepaalt, dat een gedeelte van de taakstraf groot 50 (vijftig) uren,
niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, wegens niet nakoming van na te melden voorwaarden voor het einde van de proeftijd die op twee jaren wordt bepaald;
 de algemene voorwaarden dat de veroordeelde:
- zich voor het einde van de proeftijd niet zal schuldig maken aan een strafbaar feit;
- ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit zijn medewerking zal verlenen aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 Wet op de identificatieplicht ter inzage zal aanbieden;
- zijn medewerking zal verlenen aan het door de Reclassering Nederland te houden toezicht, bedoeld in artikel 14d, tweede lid (zie ook artikel 77aa) van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen;
 de bijzondere voorwaarden dat de veroordeelde:
- zich op de reeds geplande afspraken meldt bij Tactus Reclassering (mevrouw B. Pasman) op het adres aan de Stationsstraat 47a te Apeldoorn en zich gedurende de proeftijd zal blijven melden bij en zich aan de aanwijzingen van deze instelling zal houden, zo frequent en zolang de instelling dat noodzakelijk acht;
- gedurende de proeftijd zal deelnemen aan de gedragsinterventie GI-GGZ Alcohol en Geweld en zich zal houden aan de aanwijzingen zoals die gedurende deze gedragsinterventie door of namens voornoemde instelling worden gegeven.
 geeft opdracht aan de Reclassering Nederland tot het houden van toezicht op de naleving van voormelde bijzondere voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden (artikel 14d, tweede lid, van het Wetboek van Strafrecht);
 beveelt dat voor de tijd die door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van de taakstraf in verzekering en voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van die straf uren in mindering worden gebracht volgens de maatstaf dat per dag in verzekering doorgebracht 2 uur in mindering wordt gebracht;

heft ophet - geschorste - bevel tot
voorlopige hechtenis;
 wijst de vordering van de
benadeelde partij [slachtoffer]toe tot het hierna te melden bedrag en veroordeelt veroordeelde tot betaling aan deze benadeelde partij van een bedrag van
€ 920,- (zegge negenhonderdtwintig euro),te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 19 augustus 2017 tot aan de dag der algehele voldoening;
 verstaat dat indien en voor zover door de mededaders het betreffende schadebedrag is betaald, veroordeelde daarvan zal zijn bevrijd;
 verklaart de vordering van de
benadeelde partij [slachtoffer]voor het overige niet-ontvankelijk;
 legt aan veroordeelde de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer
[slachtoffer]te betalen een bedrag van
€ 920,- (zegge negenhonderdtwintig euro),te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 19 augustus 2017 tot aan de dag der algehele voldoening, met bepaling dat bij gebreke van betaling en verhaal bij wettelijke rente van de hoofdsom, (18 dagen : 4 daders = naar boven afgerond) 5 (vijf) dagen hechtenis zal kunnen worden toegepast zonder dat de betalingsverplichting vervalt;
 bepaalt daarbij dat, indien veroordeelde heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer
[slachtoffer], daarmee de verplichting van veroordeelde tot betaling aan de benadeelde partij in zoverre komt te vervallen en andersom dat, indien veroordeelde heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat in zoverre komt te vervallen;
 verstaat dat indien en voor zover door de mededaders het betreffende schadebedrag is betaald, veroordeelde daarvan zal zijn bevrijd.
Dit vonnis is gewezen door mr. G.M.L. Tomassen (voorzitter), mr. M.C. van der Mei en mr. M.P. Bos, rechters, in tegenwoordigheid van mr. H.J.M. Fransen, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 15 december 2017.
mr. G.M.L. Tomassen is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.

Voetnoten

1.Het bewijs is terug te vinden in het in de wettelijke vorm door verbalisant [verbalisant] van de politie Oost-Nederland, district Noord- en Oost-Nederland, opgemaakte proces-verbaal, dossiernummer PL0600-2017385520-21, gesloten op 21 augustus 2017 en in de bijbehorende in wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal en overige schriftelijke bescheiden, tenzij anders vermeld. De vindplaatsvermeldingen verwijzen naar de pagina’s van het doorgenummerde dossier, tenzij anders vermeld.
2.Proces-verbaal van aangifte p. 1-2 en proces-verbaal van verhoor aangever p. 2-3
3.Proces-verbaal letselfotografie p. 1, zie ook een door aangever overgelegd e-mailbericht van het Gelre Ziekenhuis van 21 augustus 2017
4.Proces-verbaal van 2e verhoor van verdachte [medeverdachte 1] p. 2-3
5.Verklaringen van verdachte, afgelegd tijdens het onderzoek ter terechtzitting
6.Proces-verbaal van 2e verhoor verdachte [verdachte] p. 3
7.Proces-verbaal van verhoor van verdachte [medeverdachte 2] van 24 augustus 2017 p. 2-6
8.Proces-verbaal van verhoor getuige [getuige] p. 1-2
9.Proces-verbaal van minderjarige verdachte [naam 2] p. 2-4
10.Proces-verbaal van bevindingen van 21 augustus 2017 p. 1
11.Proces-verbaal van bevindingen van 21 augustus 2017 p. 2