ECLI:NL:RBGEL:2017:6401

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
12 december 2017
Publicatiedatum
13 december 2017
Zaaknummer
05/720116-17
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Poging tot doodslag en andere strafbare feiten door het gooien van kraaienpoten uit een rijdende auto

In deze zaak heeft de Rechtbank Gelderland op 12 december 2017 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen de verdachte, die werd beschuldigd van meerdere strafbare feiten, waaronder poging tot doodslag en diefstal. De verdachte, geboren in 1987 en gedetineerd in P.I. Zuid Oost, werd bijgestaan door de advocaten mr. M.C. Jonge Vos en mr. S. Römer. De zaak kwam voort uit een incident op 30 maart 2017, waarbij de verdachte en zijn medeverdachten kraaienpoten uit een rijdende auto gooiden, wat leidde tot schade aan voertuigen van andere weggebruikers. De rechtbank oordeelde dat er onvoldoende bewijs was voor de aanmerkelijke kans op de dood of zwaar lichamelijk letsel, en sprak de verdachte vrij van poging tot doodslag. Echter, de rechtbank achtte de diefstal van sigaretten uit een tankshop en de diefstal van kentekenplaten wel bewezen. De rechtbank legde een gevangenisstraf van zeven maanden op, met inachtneming van de omstandigheden waaronder de feiten zijn gepleegd. De benadeelde partijen, die schadevergoeding vorderden, werden gedeeltelijk in het gelijk gesteld, waarbij de verdachte werd veroordeeld tot betaling van schadevergoeding aan de benadeelde partijen.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND
Team strafrecht
Zittingsplaats Zutphen
Parketnummer : 05/720116-17
Datum uitspraak : 12 december 2017
Tegenspraak
vonnis van de meervoudige kamer
in de zaak van
de officier van justitie bij het arrondissementsparket Oost-Nederland
tegen
[verdachte] (gedagvaard als [verdachte] ),
geboren op [geboortedag] 1987 te [geboorteplaats] ,
Z.V.W.O.V.H.T.L.,
thans gedetineerd te P.I. Zuid Oost, HvB Roermond te Roermond
raadslieden: mr. M.C. Jonge Vos en mr. S. Römer, advocaten te Amsterdam.
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen van
10 juli 2017, 3 oktober 2017 en 28 november 2017.

1.De inhoud van de tenlastelegging

Aan verdachte is, na vordering nadere omschrijving tenlastelegging, ten laste gelegd dat:
1.
primair:
hij op of omstreeks 30 maart 2017 te Apeldoorn en/of Ede, in ieder geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, ter uitvoering van het door verdachte en/of zijn mededader(s) voorgenomen misdrijf om [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3] en/of een of meer andere(n) (tijdens de rechtmatige uitvoering van hun
bediening als politieman/vrouw) opzettelijk van het leven te beroven, immers heeft/hebben verdachte en/of zijn mededaders
-met betrekking tot die [slachtoffer 1] en/of die [slachtoffer 2] en/of een of meer
ander(en):
op een of meer tijdstippen (telkens) zogenaamde kraaienpoten vanuit een rijdende auto ( [auto 1] ) op het wegdek gegooid, welke auto ( [auto 1] ) reed over de Rijksweg A1, met een snelheid van ongeveer 190 km/u, terwijl die [slachtoffer 1] en/of die [slachtoffer 2] en/of een of meer andere(n), rijdende met ongeveer dezelfde snelheid, in een achtervolgende politieauto/surveillancevoertuig achter de door verdachte en/of zijn mededader(s) bestuurde auto ( [auto 1] ) reed
en/of
-met betrekking tot die [slachtoffer 3] :
rijdende op de Rijksweg N304 pardoes en/of onverhoeds naar links gestuurd, toen die [slachtoffer 3] , rijdende in het door hem bestuurde achtervolgende politieauto/surveillancevoertuig, zich naast het voertuig bevond waarin verdachte en of zijn mededaders reden/waren gezeten (teneinde die [slachtoffer 3] van de weg te duwen/drukken/rijden), terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
subsidiair:
hij op of omstreeks 30 maart 2017 te Apeldoorn en/of Ede, in ieder geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, ter uitvoering van het door verdachte en/of zijn mededader(s) voorgenomen misdrijf om aan [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3] en/of een of meer anderen (tijdens de rechtmatige uitvoering van hun bediening als politieman/vrouw) opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, immers heeft/hebben verdachte en/of zijn mededaders
-met betrekking tot die [slachtoffer 1] en/of die [slachtoffer 2] en/of een of meer ander(en);
-op een of meer tijdstippen (telkens) zogenaamde kraaienpoten vanuit een rijdende auto ( [auto 1] ) op het wegdek gegooid, welke auto ( [auto 1] ) reed over de Rijksweg A1, met een snelheid van ongeveer 190 km/u, terwijl die [slachtoffer 3] , rijdende met ongeveer dezelfde snelheid, in een achtervolgende politieauto/surveillancevoertuig achter de door verdachte en/of zijn mededader(s) bestuurde auto ( [auto 1] ) reed en/of
-met betrekking tot die [slachtoffer 3] :
-rijdende op de Rijksweg N304 pardoes en/of onverhoeds naar links gestuurd, toen die [slachtoffer 3] , rijdende in het door hem bestuurde achtervolgende politieauto/surveillancevoertuig, zich naast het voertuig bevond, waarin verdachte en of zijn mededaders reden/waren gezeten(teneinde die [slachtoffer 3] van de weg te duwen/drukken/rijden, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
2.
hij op of omstreeks 30 maart 2017 te Wekerom, gemeente Ede, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening in/uit een winkel (behorende bij een tankstation, gelegen aan de [adres] ) heeft weggenomen -een hoeveelheid sigaretten, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 4] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededaders, waarbij verdachte en/of zijn mededaders zich de toegang tot de plaats van het misdrijf hebben verschaft en/of die/dat weg te nemen sigaretten voornoemd onder zijn/haar/hun bereik hebben gebracht door middel van braak, verbreking en/of inklimming;
3.
primair:
hij op of omstreeks 28 maart 2017 te Beesel, in elke geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening van een auto, merk [auto 5] , heeft weggenomen twee kentekenplaten ( [kenteken 1] ), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 5] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededaders, waarbij verdachte en/of zijn mededaders zich de toegang tot de plaats van het misdrijf hebben verschaft en/of die/dat weg te nemen kentekenplaten voornoemd onder zijn/haar/hun bereik hebben gebracht door
middel van braak verbreking of inklimming;
subsidiair:
hij op of omstreeks 30 maart 2017 te Apeldoorn en/of Ede, in ieder geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, (een) goed(eren), te weten twee kentekenplaten ( [kenteken 1] ) heeft verworven, voorhanden gehad en/of overgedragen, terwijl hij en zijn mededader(s) ten tijde van de verwerving of het voorhanden krijgen van dit goed wist(en), althans redelijkerwijs hadden moeten vermoeden dat het een door misdrijf verkregen goed(eren) betrof;
4.
primair:
hij in of omstreeks de periode van 29 maart tot 2017 en met 31 maart 2017 te Voorthuizen, gemeente Barneveld, en/of elders in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening van een auto, [auto 2] , heeft weggenomen twee kentekenplaten ( [kenteken 2] ), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 6] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededaders, waarbij verdachte en/of zijn mededaders zich de toegang tot de plaats van het misdrijf hebben verschaft en/of die/dat weg te nemen kentekenplaten voornoemd onder zijn/haar/hun bereik hebben gebracht door middel van braak verbreking of inklimming;
subsidiair:
hij op of omstreeks 30 maart 2017 te Apeldoorn en/of Ede, in ieder geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, (een) goed(eren), te weten twee kentekenplaten ( [kenteken 2] ) heeft verworven, voorhanden gehad en/of overgedragen, terwijl hij en zijn mededader(s) ten tijde van de verwerving of het voorhanden krijgen van dit goed wist(en), althans redelijkerwijs hadden moeten vermoeden, dat het een door misdrijf verkregen goed betrof;
5.
hij op of omstreeks 30 maart 2017 te Apeldoorn en/of Ede, in ieder geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen opzettelijk en wederrechtelijk (een) goed(eren), te weten
- een auto, [auto 3] , (gekentekend [kenteken 3] ) en/of
- een auto, [auto 4] (gekentekend [kenteken 4] ),
welke geheel of ten dele aan (een) ander(en) dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde(n), te weten aan (respectievelijk) [slachtoffer 7] en [slachtoffer 8] heeft vernield, beschadigd, onbruikbaar gemaakt en/of weggemaakt.

2.A. Geldigheid van de dagvaarding

Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat de dagvaarding partieel nietig moet worden verklaard. Daartoe heeft de verdediging aangevoerd dat de zinsnede ‘een of meer andere(n)’ ten aanzien van het onder 1 ten laste gelegde onvoldoende feitelijk is omschreven. Volgens de verdediging kan uit deze zinsnede niet worden opgemaakt op welke gevallen het ten laste gelegde nog meer betrekking heeft dan de gevallen die in de dagvaarding worden vermeld.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gesteld dat ‘een of meer andere(n)’ voldoende feitelijk is omschreven, nu deze zinsnede ziet op andere weggebruikers.
Beoordeling door de rechtbank
Ingevolge de artikelen 348 en 350 van het Wetboek van Strafvordering dient de rechtbank te beraadslagen op de grondslag van de tenlastelegging. Artikel 261 van het Wetboek van Strafvordering schrijft voor aan welke eisen de tenlastelegging moet voldoen. Kort gezegd houden deze eisen onder meer in dat de tenlastelegging duidelijk moet zijn, niet innerlijk tegenstrijdig mag zijn en voldoende feitelijk moet zijn.
Naar het oordeel van de rechtbank is voldoende duidelijk wat met ‘een of meer andere(n)’ wordt bedoeld, namelijk de overige weggebruikers die op 30 maart 2017 over de Rijksweg A1 deelnamen aan het verkeer. Dit moet, mede gelet op de inhoud van het dossier, ook voor de verdediging duidelijk zijn. De rechtbank verwerpt het verweer.
2 B. Overwegingen ten aanzien van het bewijs [1]
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gesteld dat wettig en overtuigend bewezen kan worden geacht dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de onder 1 primair, 2, 3 primair, 4 subsidiair en 5 ten laste gelegde feiten. Ter terechtzitting van 28 november 2017 heeft de officier van justitie de bewijsmiddelen opgesomd en toegelicht.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft ten aanzien van de onder 1, 2, 3 primair, 4 en 5 ten laste gelegde feiten vrijspraak bepleit en heeft daartoe het volgende aangevoerd.
Ten aanzien van het onder 1 ten laste gelegde heeft de verdediging zich met betrekking tot [slachtoffer 3] primair op het standpunt gesteld dat niet kan worden bewezenverklaard dat verdachte een stuurbeweging in de richting van die [slachtoffer 3] heeft gemaakt. Subsidiair heeft de verdediging zich op het standpunt gesteld dat geen sprake kan zijn van een aanmerkelijke kans op de dood, dan wel zwaar lichamelijk letsel. Meer subsidiair heeft de verdediging zich op het standpunt gesteld dat verdachte de aanmerkelijke kans op de dood, dan wel zwaar lichamelijk letsel niet bewust heeft aanvaard.
Met betrekking tot [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] heeft de verdediging primair bepleit dat het gooien van kraaienpoten uit een rijdende auto geen aanmerkelijke kans op de dood, dan wel zwaar lichamelijk letsel in het leven roept. Subsidiair heeft de verdediging bepleit dat verdachte niet kan worden aangemerkt als medepleger.
Ten aanzien van het onder 2 ten laste gelegde heeft de verdediging aangevoerd dat uit het dossier niet is gebleken dat er daadwerkelijk sigaretten zijn weggenomen.
Ten aanzien van het onder 3 en 4 primair ten laste gelegde heeft de verdediging zich op het standpunt gesteld dat niet kan worden bewezen wie de diefstal heeft gepleegd. Ten aanzien van het onder 4 subsidiair ten laste gelegde heeft de verdediging bepleit dat verdachte geen wetenschap had van de kentekenplaten in de auto. Verdachte was niet de eigenaar van de auto en hoefde niet te weten wat er in de kofferbak lag.
Ten aanzien van het onder 5 ten laste gelegde heeft de verdediging zich op het standpunt gesteld dat verdachte niet kan worden aangemerkt als medepleger. Voorts is volgens de verdediging een gedeelte van het ten laste gelegde niet aan de orde. Volgens de verdediging is het gehele voertuig niet vernield of weggemaakt door één of meer lekke banden.
Beoordeling door de rechtbank
Ten aanzien van feit 1
Kraaienpoten
Aan verdachte is ten laste gelegd medeplegen van poging tot doodslag dan wel zware mishandeling. Om te kunnen komen tot een bewezenverklaring hiervan dient te worden vastgesteld dat verdachte opzet had op de dood van [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] en/of andere(n) dan wel op zwaar lichamelijk letsel bij hen. Voor opzet is tenminste vereist dat verdachte bewust de aanmerkelijke kans heeft aanvaard dat deze personen door zijn gedragingen zouden overlijden dan wel zwaar lichamelijk letsel op zouden lopen.
De rechtbank overweegt dat naar haar oordeel niet vast staat dat er sprake was van een aanmerkelijke kans op de dood dan wel zwaar lichamelijk letsel. Uit het ‘onderzoek naar de gevolgen van het inrijden op kraaienpoten’ volgt dat banden die over de kraaienpoten reden lek kunnen raken. In dit onderzoek is echter niet onderzocht hoe groot de kans is op een klapband en welk effect dat heeft op de stabiliteit van het voertuig en in het bijzonder hoe groot het risico op een ongeval is. Nu uit het dossier de aanmerkelijke kans op de dood dan wel zwaar lichamelijk letsel niet blijkt en de rechtbank ook ambtshalve hier niet mee bekend is, zal verdachte van dit onderdeel (primair en subsidiair) worden vrijgesproken.
Stuurbeweging
Uit het proces-verbaal Verkeers Ongevallen Analyse van 10 april 2017 blijkt dat het voor verbalisanten niet mogelijk is om op basis van het schadebeeld te interpreteren welke bestuurder met zijn voertuig instuurde tegen het andere voertuig. Op 16 april 2017 is er een UDS analyse opgemaakt, gebaseerd op het uitlezen van de UDS die was geplaatst in de politieauto, een [auto 6] , voorzien van kenteken [kenteken 5] . Uit deze analyse wordt afgeleid dat er bij seconde 28 een vertraging ontstond door een kop-staart aanrijding door snelheidsverschil tussen de twee betrokken voertuigen (schermafdruk 7). Op schermafdruk 8 is te zien dat ongeveer bij seconde 33 er door de politieauto werd geremd, dat het remmen kort voor seconde 34 ophield en dat er dan een bocht naar rechts werd gemaakt. Iets voorbij seconde 34 tot aan het einde van de registratie, ontstond er een grote vertraging in lengterichting zonder dat er werd geremd en er vond een ruk naar links plaats. Dit wordt geduid als een incident, waarbij de politieauto met de rechter zijde tegen de linker zijde van de auto van verdachte duwde waardoor die auto in een slip raakte en tot stilstand kwam. Nu er iets voorbij seconde 34, vóór er contact was tussen de beide voertuigen, door de politieauto een bocht naar rechts werd gemaakt en daarna de aanrijding geregistreerd werd, is het waarschijnlijk dat de bestuurder van de politieauto met die actie de aanrijding bewust heeft veroorzaakt, aldus de analyse.
Uit het onderzoek van NFI-deskundige ir. [naam 1] van 7 november 2017 blijkt dat er vlak voor seconde 34 een geleidelijke bewegingsverandering (naar rechts begrijpt de rechtbank) plaatsvindt die gevolgd wordt door het botsend contact dat plaatsvindt vlak na seconde 34. De geleidelijke bewegingsverandering is tegengesteld aan de bewegingsverandering door het botsend contact. De deskundige vindt deze beweging passen bij de conclusie zoals hiervoor vermeld. De deskundige voegt daaraan toe dat op het moment dat de politieauto naar rechts werd gestuurd, er ruimte was tussen de politieauto en de [auto 1] . Hij sluit niet uit dat er enig contact is geweest tussen de auto’s maar dat contact was al beëindigd voordat de politieauto naar rechts werd gestuurd. Bij die beweging kon er een zodanig groot verschil tussen de dwarssnelheden van de auto’s ontstaan dat de daaruit volgende botsing een als zodanig herkenbare bots registratie opleverde.
De rechtbank stelt op basis van het voorgaande vast dat de politieauto en de auto van verdachte zijn gebotst door een stuurbeweging van de bestuurder van de politieauto. Dat de bestuurder van de politieauto deze stuurbeweging heeft gemaakt in reactie op een stuurbeweging van verdachte, zoals hij verklaart, is mogelijk, echter, uit de UDS-analyse blijkt dat hooguit niet valt uit te sluiten dat vóór de botsing als hiervoor vermeld enig contact tussen de beide auto’s is geweest. De eventuele stuurbeweging van verdachte kan weliswaar bedreigend zijn geweest, maar niet de aanmerkelijke kans in het leven hebben geroepen dat de verbalisant hierdoor het leven zou laten of zwaar lichamelijk letsel zou oplopen. Gelet daarop, zal verdachte ook van dit onderdeel (primair en subsidiair) worden vrijgesproken.
Dit betekent dat verdachte ten aanzien van feit 1 integraal zal worden vrijgesproken.
Ten aanzien van de feiten 2, 3 en 4
Op 30 maart 2017 omstreeks 02:48 uur kregen verbalisanten melding om naar het benzinestation aan de [adres] te gaan. Ter plaatse kregen zij van de melder te horen dat onbekende personen de voordeur van de winkel hadden vernield en vervolgens de winkel waren ingelopen. [2]
Aangever [slachtoffer 4] heeft verklaard dat hij eigenaar is van een rijwielwinkel en benzinestation gelegen aan de [adres] . Op 30 maart 2017 omstreeks 02:45 uur werd [slachtoffer 4] wakker door glasgerinkel. [slachtoffer 4] hoorde dat iemand tegen de voordeur van de tankshop aan het trappen was. Hij hoorde dat het alarm af ging en zag een blauwe auto bij één van de pompen staan. [slachtoffer 4] zag aan de passagierszijde van deze auto een manspersoon staan. Nadat [slachtoffer 4] een bloemenvaas in de richting van de auto had gegooid, stapte de manspersoon aan de passagierszijde in de auto. [3] De auto draaide vervolgens om het benzinestation en reed weg richting Harskamp. Toen [slachtoffer 4] in de tankshop kwam, zag hij dat het raam van de voordeur was ingeslagen. [4] [slachtoffer 4] zag een aantal lege plekken in het schap en vermoedt dat er 25 à 30 pakjes sigaretten zijn weggenomen. [5]
Door een verbalisant zijn de camerabeelden van het benzinestation bekeken. Daaruit is het volgende gebleken. [6]
Bestand 1:Te zien is dat rechts van de rijwielwinkel een persoon aan kwam lopen. Deze persoon droeg een zwarte jas met capuchon, een blauwe spijkerbroek met witte plekken erop en gele schoenen. Deze persoon liep langs de rijwielwinkel, keek naar links, liep door en verdween vervolgens uit beeld.
Bestand 2:Te zien is dat een blauwe driedeurs [auto 1] , voorzien van kenteken [kenteken 1] , aan kwam rijden. De [auto 1] stopte voor het pand en de lampen gingen uit. Vervolgens stapte een persoon (hierna: persoon 1) uit het rechterportier. Persoon 1 droeg een zwarte bivakmuts, een grijze trui met capuchon, een donker grijze broek, zwarte schoenen en zwarte handschoenen. Vervolgens stapte een andere persoon (hierna: persoon 2) uit de auto. Persoon 2 droeg een zwarte bivakmuts, een donkere jas, een blauwe spijkerbroek en witte schoenen.
Te zien is dat persoon 1 een moker vast hield. Vervolgens stapte nog een persoon (hierna: persoon 3) uit de auto. Persoon 3 droeg een zwarte broek, een zwarte jas, zwarte Nike schoenen met een witte streep en had een rode capuchon op. Persoon 1 zwaaide met de moker en liep naar de linkerkant van het pand. Persoon 3 liep naar de auto, pakte een witte zak uit de auto en liep vervolgens naar de linkerkant van het pand. Te zien is dat een wit voorwerp van boven naar beneden viel. Persoon 3 kwam vanaf het pand aanlopen en had een grote witte zak vast. Persoon 1 liep achter persoon 3 aan en hield de witte zak ook vast. Persoon 1 en persoon 3 stapten in de auto en reden weg.
Naar aanleiding van de melding van [slachtoffer 4] is het kenteken [kenteken 1] ingevoerd in het Automatic Number Plate Recognition (ANPR) systeem. Op 30 maart 2017 omstreeks 04:00 uur werd het kenteken [kenteken 1] gelezen door een ANPR-camera op de autosnelweg A1. [7] Op enig moment werd een blauwe [auto 1] met dat kenteken rijdend aangetroffen. Na een achtervolging crashte het voertuig. In het voertuig bleken de volgende personen te zitten: [verdachte] (verdachte), [8] [naam 2] , [9] [naam 3] [10] en [naam 4] . [11]
Door een verbalisant zijn de kleding en schoenen die verdachte en zijn medeverdachten droegen vergeleken met de kleding en schoenen van de personen op de camerabeelden van het benzinestation. Daaruit is het volgende gebleken.
Verdachte had onder meer de volgende kleding en schoenen aan: gele schoenen en een zwarte jas. De kleding van verdachte is door de verbalisant herkend als de kleding die de persoon op bestand 1 van de camerabeelden aan had.
Medeverdachte [naam 2] had onder meer de volgende kleding en schoenen aan: een rode trui, een zwart/grijze trui, zwarte Nike schoenen met een witte streep. De kleding van medeverdachte [naam 2] is door de verbalisant herkend als de kleding die persoon 3 op de camerabeelden aan had.
Medeverdachte [naam 3] had onder meer de volgende kleding en schoenen aan: witte schoenen en een bruin/zwarte jas. De kleding van medeverdachte [naam 3] is door de verbalisant herkend als de kleding die persoon 2 op de camerabeelden aan had.
Medeverdachte [naam 4] had onder meer de volgende kleding en schoen aan: zwart/bruine schoenen, grijs vest en een donker grijze broek. De kleding van medeverdachte [naam 4] is door de verbalisant herkend als de kleding die persoon 1 op de camerabeelden aan had. [12]
Tussenconclusie
De rechtbank trekt hieruit de conclusie dat verdachte en medeverdachten [naam 2] , [naam 3] en [naam 4] de personen zijn die op de camerabeelden van het benzinestation te zien zijn.
In de [auto 1] is voor de bijrijdersstoel één schoen aangetroffen. [13] In de fouillering van medeverdachte [naam 4] is één zwart/bruine schoen aangetroffen. [14] In de schoen uit de auto zijn glasscherven aangetroffen en veiliggesteld (AAKS4570NL). [15] Door het NFI is onderzocht of de glasscherven uit deze schoen overeenkomen met het referentieglas (AAKS4572NL) van de vernielde ruit van de tankshop. Het NFI heeft naar aanleiding van dit onderzoek geconcludeerd dat het veel waarschijnlijker is dat de in de schoen aangetroffen glasscherven afkomstig zijn van de vernielde ruit van de tankshop, dan dat ze afkomstig zijn van een willekeurig andere ruit of glazen object. [16]
Tussenconclusie
De rechtbank trekt hieruit de conclusie dat de onderzochte schoen van medeverdachte [naam 4] is en dat er glasscherven van de vernielde ruit van de tankshop in deze schoen zijn aangetroffen. Nu op de camerabeelden te zien is dat medeverdachte [naam 4] een moker in zijn handen vasthad, is de rechtbank van oordeel dat hij degene is geweest die de ruit heeft ingeslagen.
In de [auto 1] zijn daarnaast diverse andere goederen aangetroffen, waaronder: een zwart leren heuptasje met daarin 39 sieraden met de prijskaartjes eraan, een grote hoeveelheid kraaienpoten, een grote voorhamer, een zwarte zaklamp, een hoofdlampje, meerdere handschoenen, een grote witte puinzak, brandstofslangen, kentekenplaten ( [kenteken 2] en [kenteken 6] ), voedsel en een tas met daarin kleding, reispapieren en foto’s. [17] Ook is een rugzak met gereedschap aangetroffen. [18]
De [auto 1] was voorzien van een chassisnummer ( [nummer] ). Voor het voertuig was een Belgisch kenteken afgegeven ( [kenteken 6] ). [19] Na onderzoek bleek het voertuig op 27 maart 2017 omstreeks 05:55 uur te Diekirch (Luxemburg) te zijn weggenomen van [slachtoffer 9] . [20] De 39 in de auto aangetroffen sieraden bleken na onderzoek op 28 maart 2017 omstreeks 02:10 uur te zijn weggenomen bij [slachtoffer 10] te March-en-Famenne (België). [21]
De eigenaar van de [auto 1] heeft voormelde goederen niet als zijn eigendom herkend. [22]
De op de [auto 1] bevestigde kentekenplaten ( [kenteken 1] ) waren afgegeven voor een groene [auto 5] en behoorden toe aan [slachtoffer 5] . [23]
Aangeefster [slachtoffer 5] heeft verklaard dat zij op 28 maart 2017 in haar woning te Beesel was. Omstreeks 10:28 uur stopte er voor haar woning een auto voor haar geparkeerde auto. [slachtoffer 5] zag dat een getinte jongeman haar kentekenplaat van de achterzijde van haar auto trok. [slachtoffer 5] is toen naar buiten gerend en zag de jongeman in een blauwe [auto 1] met Belgisch kenteken stappen. Toen [slachtoffer 5] naar haar auto keek, zag zij dat beide kentekenplaten van haar auto waren getrokken. [24]
De in de [auto 1] aangetroffen kentekenplaten ( [kenteken 2] ) waren afgegeven voor een [auto 2] en behoorden toe aan [slachtoffer 11] .
Namens [slachtoffer 11] is aangifte gedaan. Aangever [slachtoffer 6] heeft verklaard dat de [auto 2] geparkeerd stond op een afgesloten terrein te Voorthuizen. Op 29 maart 2017 omstreeks 15:00 uur waren de kentekenplaten nog bevestigd op de [auto 2] . De voorste kentekenplaat was losgeschroefd en de achterste kentekenplaat was er af gebroken. [25]
Conclusie
Op grond van bovenstaande bewijsmiddelen stelt de rechtbank allereerst de volgende tijdlijn vast:
 de [auto 1] waarin verdachte en zijn medeverdachten zijn aangetroffen, is op 27 maart 2017 omstreeks 05:55 uur in Luxemburg weggenomen;
 in de [auto 1] zijn 39 sieraden aangetroffen. Deze sieraden zijn op 28 maart 2017 omstreeks 02:10 uur bij een juwelier in België weggenomen;
 op 28 maart 2017 omstreeks 10:28 uur te Beesel zijn de kentekenplaten ( [kenteken 1] ) van de auto van [slachtoffer 5] gehaald;
 op 30 maart 2017 omstreeks 02:45 uur vond een inbraak plaats bij het benzinestation aan de [adres] . Daarbij was een blauwe [auto 1] , voorzien van kenteken [kenteken 1] , betrokken;
 op 30 maart 2017 omstreeks 04:00 uur is het kenteken [kenteken 1] gelezen door een ANPR-camera.
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte samen met medeverdachten [naam 2] , [naam 3] en [naam 4] sigaretten heeft weggenomen uit een tankshop te Wekerom en dat zij daarbij met een moker de ruit in hebben geslagen
(feit 2). Het feit dat in de [auto 1] geen pakjes sigaretten zijn aangetroffen wil niet zeggen dat de pakjes niet zijn weggenomen. De rechtbank heeft geen reden om aan de verklaring van aangever [slachtoffer 4] te twijfelen en acht deze verklaring betrouwbaar. Volgens bovenstaande tijdlijn heeft er vijf kwartier gezeten tussen de inbraak en de ANPR-melding. Verdachte en zijn medeverdachten hebben vijf kwartier de tijd gehad om de pakjes sigaretten elders neer te leggen. Dat zij voor hun aanhouding ergens anders zijn geweest wordt bovendien ondersteund door het feit dat de bivakmutsen – die medeverdachten [naam 3] en [naam 4] op de camerabeelden droegen – ook niet in de [auto 1] zijn aangetroffen.
Ook acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte samen met zijn medeverdachten twee kentekenplaten ( [kenteken 1] ) hebben weggenomen van [slachtoffer 5] door deze van haar auto af te trekken
(feit 3, primair). Aangeefster [slachtoffer 5] heeft gezien dat de daders in een blauwe [auto 1] reden en dat deze [auto 1] was voorzien van een Belgisch kenteken. Naar het oordeel van de rechtbank kan het, mede gelet op bovenstaande tijdlijn, niet anders dan dat dit verdachte en zijn medeverdachten zijn geweest. Dat daarbij niet kan worden vastgesteld wie van de verdachten de kentekenplaten van de auto af heeft getrokken, doet aan het voorgaande niet af. Immers wijst alles erop dat verdachte en zijn medeverdachten op rooftocht waren en niet gepakt wilden worden, en dat onderdeel van het – al dan niet stilzwijgende – plan moet zijn geweest om met behulp van de gestolen kentekenplaten uit handen van de politie te blijven.
Met betrekking tot feit 4 volgt de rechtbank dezelfde redenatie als bij feit 3. De kentekenplaten zijn na 29 maart 2017 om 15.00 uur gestolen en lagen in de kofferbak, waar ook de originele kentekenplaten van de [auto 1] alsmede persoonlijke spullen (kleding, reispapieren en foto’s) van de verdachten lagen. De rechtbank gaat ervan uit dat deze kentekenplaten ook door verdachten gestolen zijn met het doel op hun rooftocht niet door de politie gepakt te worden. Niet aannemelijk is dat deze kentekenplaten door een ander dan de verdachten gestolen zijn en dit wordt overigens ook niet gesteld door de verdachten; zij beroepen zich op hun zwijgrecht terwijl deze situatie schreeuwt om een verklaring.
Ten aanzien van feit 5
Op 30 maart 2017 omstreeks 04:00 uur kregen verbalisanten - naar aanleiding van een ANPR melding op kenteken [kenteken 1] – de opdracht om naar de autosnelweg A1 te gaan.
Hierop zijn verbalisanten via de autosnelweg A1 in de richting van Apeldoorn gereden. Ter hoogte van hectometerpaal 60.1 zagen zij een blauwe [auto 1] , voorzien van kenteken [kenteken 1] , rijden. Verbalisanten zijn achter de [auto 1] aangereden. [26] Terwijl zij achter de [auto 1] reden, zagen zij dat er op drie momenten goederen uit de rechterzijde van het voertuig werden gegooid. Dit was op de autosnelweg A1 ter hoogte van hectometerpalen 68.3 en 74.9 en op de parallelweg naast de N304. Verbalisanten hoorden dat de goederen het dienstvoertuig raakten en hoorden dat de aanraking daarvan als metaal op metaal klonk. Toen verbalisanten later terugkeerden naar de parallelweg naast de N304, troffen zij meerdere ijzeren staafjes op het wegdek aan. Verbalisanten herkenden deze staafjes als kraaienpoten. [27]
In de [auto 1] , voorzien van kenteken [kenteken 1] , zijn op de grond aan de zijde van de bijrijder een flink aantal kraaienpoten aangetroffen. Deze kraaienpoten komen overeen met de door de verbalisanten aangetroffen kraaienpoten. [28]
Aangever [slachtoffer 7] heeft verklaard dat hij op 30 maart 2017 omstreeks 04:45 uur met zijn voertuig (een [auto 3] , voorzien van kenteken [kenteken 3] ) onderweg was naar zijn werk. [slachtoffer 7] reed over de N224 richting de N304, waarna hij de route richting Ede, Otterlo, Hoenderloo en Apeldoorn nam. Hij ging vervolgens de A1 op. Omstreeks 05:10 uur is [slachtoffer 7] bij de afslag Hoenderloo/Apeldoorn van de autosnelweg A1 afgegaan. Toen [slachtoffer 7] omstreeks 12:30 uur na zijn werk in zijn auto wilde stappen, zag hij dat de rechter voorband van zijn voertuig lek was. Hij zag dat er een metalen voorwerp uit de band stak. [29] Bij de KwikFit hoorde hij dat het voorwerp een kraaienpoot betrof. [30]
Aangeefster [slachtoffer 12] heeft verklaard dat zij op 30 maart 2017 omstreeks 04:15 uur in een voertuig (een [auto 4] , voorzien van kenteken [kenteken 4] ) reed. [31] Dit voertuig is van [slachtoffer 8] . [32] [slachtoffer 12] reed over de autosnelweg A1 in de richting van Apeldoorn. Op enig moment hoorde zij het voertuig tikken. [slachtoffer 12] heeft vervolgens haar voertuig geparkeerd en zag dat haar voorbanden leeg waren. Zij zag even later dat haar achterbanden ook leeg waren. Toen zij goed naar de banden keek, zag zij in één van de banden een ijzeren haak zitten. [slachtoffer 12] herkende deze ijzeren haak als zijnde een kraaienpoot. [33]
Gelet op bovenstaande bewijsmiddelen acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte en zijn medeverdachten één autoband van [slachtoffer 7] en vier autobanden van [slachtoffer 8] hebben beschadigd. Dat de bijrijder (medeverdachte [naam 4] ) degene is geweest die de kraaienpoten uit de [auto 1] heeft gegooid, doet aan het voorgaande niet af. De kraaienpoten waren met de hand gefabriceerd en meegenomen in het voertuig. Evenals bij feit 3 wijst ook hier alles erop dat verdachten en zijn medeverdachten niet gepakt wilden worden, en dat onderdeel van het plan moet zijn geweest om met behulp van de kraaienpoten uit handen van de politie te blijven. Bovendien lagen de kraaienpoten zichtbaar in het voertuig.

3.Bewezenverklaring

Naar het oordeel van de rechtbank is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 2, 3 primair, 4 primair en 5 ten laste gelegde heeft begaan, te weten dat:
2.
hij op
of omstreeks30 maart 2017 te Wekerom, gemeente Ede, tezamen en in vereniging met
een of meeranderen,
althans alleen,met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening in/uit een winkel (behorende bij een tankstation, gelegen aan de [adres] ) heeft weggenomen -een hoeveelheid sigaretten,
in elk geval enig goed,geheel
of ten deletoebehorende aan [slachtoffer 4] ,
in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededaders,waarbij verdachte en
/ofzijn mededaders zich de toegang tot de plaats van het misdrijf hebben verschaft en
/ofdie
/datweg te nemen sigaretten voornoemd onder
zijn/haar/hun bereik hebben gebracht door middel van braak
, verbreking en/of inklimming;
3.
primair:
hij op
of omstreeks28 maart 2017 te Beesel,
in elke geval in Nederland,tezamen en in vereniging met
een of meeranderen,
althans alleen,met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening van een auto, merk [auto 5] , heeft weggenomen twee kentekenplaten ( [kenteken 1] ),
in elk geval enig goed,geheel
of ten deletoebehorende aan [slachtoffer 5] ,
in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededaders,waarbij verdachte en
/ofzijn mededaders
zich de toegang tot de plaats van het misdrijf hebben verschaft en/ofdie
/datweg te nemen kentekenplaten voornoemd onder
zijn/haar/hun bereik hebben gebracht door
middel van
braakverbreking
of inklimming;
4.
primair:
hij in
of omstreeksde periode van 29 maart tot 2017 en met 31 maart 2017 te Voorthuizen, gemeente Barneveld,
en/of elders in Nederland, tezamen en in vereniging met
een of meeranderen,
althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening van een auto, [auto 2] , heeft weggenomen twee kentekenplaten ( [kenteken 2] ),
in elk geval enig goed, geheel of ten deletoebehorende aan [slachtoffer 6] ,
in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededaders, waarbij verdachte en
/ofzijn mededaders
zich de toegang tot de plaats van het misdrijf hebben verschaft en/ofdie
/datweg te nemen kentekenplaten voormeld onder
zijn/haar/hun bereik hebben gebracht door middel van
braakverbreking
of inklimming;
5.
hij op
of omstreeks30 maart 2017
te Apeldoorn en/of Ede, in ieder gevalin Nederland, tezamen en in vereniging met
een of meeranderen,
althans alleenopzettelijk en wederrechtelijk
(een)goed
(eren
), te weten
- een auto, [auto 3] , (gekentekend [kenteken 3] ) en
/of
- een auto, [auto 4] (gekentekend [kenteken 4] ),
welke geheel
of ten deleaan
(een)ander
(en
)dan aan verdachte en
/ofzijn mededader
(s
)toebehoorde
(n
), te weten aan (respectievelijk) [slachtoffer 7] en [slachtoffer 8] heeft
vernield,beschadigd
, onbruikbaar gemaakt en/of weggemaakt.
Voor zover er in de tenlastelegging kennelijke taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn die fouten in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet in zijn verdediging geschaad.
Wat meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard, is niet bewezen.
Verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.

4.De kwalificatie van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert op:
Ten aanzien van feit 2:
diefstal door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldigen zich de toegang tot de plaats van het misdrijf hebben verschaft door middel van braak.
Ten aanzien van feit 3, primair en feit 4, primair, telkens:
diefstal door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldigen het weg te nemen goed onder hun bereik hebben gebracht door middel van verbreking, meermalen gepleegd.
Ten aanzien van feit 5:
medeplegen van opzettelijk en wederrechtelijk enig goed dat geheel of ten dele aan een ander toebehoort, beschadigen, meermalen gepleegd.

5.De strafbaarheid van het feit

De feiten zijn strafbaar.

6.De strafbaarheid van de verdachte

Verdachte is strafbaar, nu geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit.

7.Overwegingen ten aanzien van straf

Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft geëist dat verdachte ter zake van de onder 1 primair, 2, 3 en 4 primair en 5 ten laste gelegde feiten zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 5 jaren met aftrek van de tijd in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht.
Voorts heeft de officier van justitie ter zake van feit 1 verzocht de oplegging van een ontzegging van de rijbevoegdheid voor de duur van 18 maanden.
Voorts heeft de officier van justitie gevorderd dat de onder verdachte inbeslaggenomen auto geretourneerd wordt aan de rechthebbende en dat de onder verdachte inbeslaggenomen kleding en schoeisel geretourneerd wordt aan verdachte. Ten aanzien van de onder verdachte inbeslaggenomen kraaienpoten en de brandstofleiding heeft de officier van justitie gevorderd dat deze worden onttrokken aan het verkeer. Ten aanzien van de gereedschappen, de handschoenen en de brandstof heeft de officier van justitie gevorderd dat deze worden verbeurdverklaard.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft gelet op de bepleite vrijspraak geen strafmaatverweer gevoerd.
Beoordeling door de rechtbank
De rechtbank heeft bij de bepaling van de op te leggen straf gelet op de aard en de ernst van wat bewezen is verklaard, de omstandigheden waaronder dit is begaan, mede gelet op de persoon en de omstandigheden van de verdachte zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken, waarbij onder meer is gelet op het uittreksel uit het algemeen documentatieregister, gedateerd 22 augustus 2017.
De rechtbank heeft bij de straftoemeting in het bijzonder het navolgende in aanmerking genomen.
Op 28 maart 2017 zijn verdachte en zijn medeverdachten Nederland binnengekomen met een in Luxemburg gestolen auto, waarin, naar het zich laat aanzien, in België gestolen sieraden bevonden. In Beesel hebben zij kentekenplaten van een auto gestolen en deze bevestigd op ‘hun’ auto. Vervolgens hebben zij op 30 maart 2017 midden in de nacht een inbraak gepleegd in een tankshop in Wekerom waarbij zij pakjes sigaretten hebben gestolen. Verdachten waren zogezegd op rooftocht. Toen de auto van verdachte en zijn medeverdachten een ANPR hit op de autosnelweg gaf, heeft de politie met diverse voertuigen een achtervolging ingezet. Tijdens de achtervolging hebben verdachte en zijn medeverdachten met zeer hoge snelheden gereden over autowegen en ook over fietspaden en hebben daarbij kraaienpoten uit de auto gegooid om te politie te belemmeren. Dit heeft, naast kapotte banden, voor de verbalisanten angstige momenten opgeleverd. Door deze kraaienpoten zijn autobanden van meerdere weggebruikers beschadigd. Tot slot zijn in de auto van verdachte en zijn medeverdachten kentekenplaten aangetroffen die zij in Voorthuizen hebben gestolen.
De rechtbank vindt het handelen van verdachte erg kwalijk. De inbraak bij de tankshop en de diefstal van de kentekenplaten getuigt niet alleen van een verregaande mate van brutaliteit, maar ook van een leefwijze zonder respect voor andermans bezit. Dergelijk feiten brengen gevoelens van angst met zich mee en veroorzaken – meer in het algemeen – maatschappelijke onrust.
Daarnaast mag verdachte van geluk spreken dat zijn rijgedrag geen ongeval heeft veroorzaakt. Voorts hebben de beschadigde autobanden tot ergernis en financiële schade geleid. Verdachte heeft er op geen enkele wijze blijk van gegeven enig inzicht te hebben in het laakbare van zijn handelen en de gevolgen daarvan.
De rechtbank is van oordeel dat voor afdoening van deze zaak een vrijheidsbenemende straf in aanmerking komt. Nu de rechtbank verdachte ten aanzien van feit 1 zal vrijspreken, komt zij tot een lagere straf dan door de officier van justitie is geëist. Alles afwegende acht de rechtbank – mede gelet op de oriëntatiepunten voor straftoemeting van het LOVS – een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van zeven maanden passend en geboden.
Nu zich geen strafvorderlijk belang daartegen verzet, zal de teruggave worden gelast van de na te melden voorwerpen aan verdachte (kleding en schoeisel) en de rechthebbende ( [auto 5] ).
De na te melden in beslag genomen en nog niet teruggegeven voorwerpen, te weten de kraaienpoten en de brandstofleiding, dienen te worden onttrokken aan het verkeer. Voorts zijn de gereedschappen, de handschoenen en de brandstof vatbaar voor verbeurdverklaring.
Tot slot merkt de rechtbank op dat ten aanzien van de inbeslaggenomen sieraden door de internationale rechtshulpkamer van de rechtbank Amsterdam de afgifte hiervan is bevolen aan de Belgische autoriteit.
7a. De beoordeling van de civiele vorderingen, alsmede de gevorderde oplegging van de schadevergoedingsmaatregel
[slachtoffer 3] en [slachtoffer 2] (feit 1)
De benadeelde partijen hebben zich in het strafproces gevoegd ter verkrijging van schadevergoeding ter zake van het onder 1 ten laste gelegde feit.
Nu verdachte zal worden vrijgesproken van het onder 1 ten laste gelegde, kunnen de benadeelde partijen niet in hun vordering worden ontvangen.
[slachtoffer 5] (feit 3)
De benadeelde partij heeft zich in het strafproces gevoegd ter verkrijging van schadevergoeding ter zake van het onder 3 bewezenverklaarde feit. Gevorderd wordt een bedrag van € 29,40.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft verzocht de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 5] geheel toe te wijzen, waarbij tevens de schadevergoedingsmaatregel ex artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht wordt opgelegd tot dit bedrag en te vermeerderen met de wettelijke rente.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft de vordering niet betwist.
Beoordeling door de rechtbank
Naar het oordeel van de rechtbank is, op grond van de gebezigde bewijsmiddelen en wat verder ter terechtzitting met betrekking tot de vordering is gebleken, komen vast te staan dat de benadeelde partij als gevolg van het onder 3 bewezenverklaarde handelen tot € 29,40 schade heeft geleden, waarvoor verdachte naar burgerlijk recht aansprakelijk is. De vordering is voor toewijzing vatbaar.
Gelet op het vorenstaande ziet de rechtbank aanleiding om aan verdachte op basis van het bepaalde in artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht de verplichting op te leggen tot betaling aan de Staat van het toe te wijzen bedrag ten behoeve van genoemde benadeelde partij.
De gevorderde wettelijke rente is toewijsbaar vanaf 28 maart 2017.
De verdachte is niet meer tot vergoeding gehouden indien en voor zover het gevorderde door zijn mededader(s) is of wordt voldaan.
[slachtoffer 7] (feit 5)
De benadeelde partij heeft zich in het strafproces gevoegd ter verkrijging van schadevergoeding ter zake van het onder 5 bewezenverklaarde feit. Gevorderd wordt een bedrag van € 176,11.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft verzocht de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 7] geheel toe te wijzen, waarbij tevens de schadevergoedingsmaatregel ex artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht wordt opgelegd tot dit bedrag en te vermeerderen met de wettelijke rente.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft de vordering niet betwist.
Beoordeling door de rechtbank
Naar het oordeel van de rechtbank is, op grond van de gebezigde bewijsmiddelen en hetgeen verder ter terechtzitting met betrekking tot de vordering is gebleken, komen vast te staan dat de benadeelde partij als gevolg van het onder 5 bewezenverklaarde handelen tot € 176,11 schade heeft geleden, waarvoor verdachte naar burgerlijk recht aansprakelijk is. De vordering is voor toewijzing vatbaar.
Gelet op het vorenstaande ziet de rechtbank aanleiding om aan verdachte op basis van het bepaalde in artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht de verplichting op te leggen tot betaling aan de Staat van het toe te wijzen bedrag ten behoeve van genoemde benadeelde partij.
De gevorderde wettelijke rente is toewijsbaar vanaf 30 maart 2017.
De verdachte is niet meer tot vergoeding gehouden indien en voor zover het gevorderde door zijn mededader(s) is of wordt voldaan.

8.De toegepaste wettelijke bepalingen

De beslissing is gegrond op de artikelen 10, 24, 24c, 27, 33, 33a, 36b, 36c, 36d, 36f, 47, 57, 310, 311 en 350 van het Wetboek van Strafrecht.

9.De beslissing

De rechtbank:
 spreekt verdachte vrij van het onder 1 ten laste gelegde feit;
 verklaart bewezen dat verdachte de overige tenlastegelegde feiten, zoals vermeld onder punt 3, heeft begaan;
 verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij;
 verstaat dat het aldus bewezenverklaarde oplevert de strafbare feiten zoals vermeld onder punt 4;
 verklaart verdachte hiervoor strafbaar;
 veroordeelt verdachte wegens het bewezenverklaarde tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
7 (zeven) maanden;
 beveelt dat de tijd, door veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht;
 gelast de
teruggavevan het in beslag genomen, nog niet teruggegeven voorwerp ( [auto 5] , kleur groen) aan de rechthebbende;
 gelast de
teruggavevan de in beslag genomen, nog niet teruggegeven voorwerpen (kleding en schoeisel) aan veroordeelde;
 beveelt de
onttrekking aan het verkeervan de in beslag genomen, nog niet teruggegeven voorwerpen, te weten: kraaienpoten en brandstofleiding;

verklaart verbeurdde in beslag genomen, nog niet teruggegeven voorwerpen, te weten: gereedschappen, handschoenen en brandstof;
De beslissing op de vordering van de benadeelde partijen
 verklaart de
benadeelde partijen [slachtoffer 3] en [slachtoffer 2](feit 1)
niet-ontvankelijkin hun vordering;
 veroordeelt verdachte tot betaling van
schadevergoedingaan de
navolgende benadeelde partijenvan de hierna genoemde bedragen, telkens vermeerderd met de kosten van het geding en de tenuitvoerlegging door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden steeds begroot op nihil.
Benadeelde partij Bedrag
1. [slachtoffer 5]feit 3)
€ 29,40
vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 28 maart 2017;
2. [slachtoffer 7]feit 5)
€ 176,11
vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 30 maart 2017.
Legt aan veroordeelde tevens de verplichting op aan de Staat ten behoeve van de navolgende benadeelde partijen te betalen, met bepaling dat bij gebreke van betaling en verhaal hechtenis zal kunnen worden toegepast van na te melden duur zonder dat de betalingsverplichting vervalt.
Benadeelde partij Bedrag Vervangende
hechtenis

1. [slachtoffer 5] € 29,40 1 dag

vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 28 maart 2017;

2. [slachtoffer 7] € 176,11 3 dagen

vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 30 maart 2017.
Bepaalt dat, indien veroordeelde heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat daarmee de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij in zoverre komt te vervallen en andersom dat, indien veroordeelde heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat in zoverre komt te vervallen;
 verstaat dat indien en voor zover door de mededader en/of mededaders het betreffende schadebedrag is betaald, veroordeelde daarvan zal zijn bevrijd.
Dit vonnis is gewezen door mr. C.J.M. van Apeldoorn (voorzitter), mr. M.F. Gielissen en
mr. A. Zuil, rechters, in tegenwoordigheid van D. Waizy, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 12 december 2017.

Voetnoten

1.Het bewijs is terug te vinden in het in de wettelijke vorm door verbalisant [verbalisant] van de politie Oost Nederland, district Gelderland-Midden, opgemaakte proces-verbaal, dossiernummer PL0600-2017287932, gesloten op 21 juni 2017 en in de bijbehorende in wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal en overige schriftelijke bescheiden, tenzij anders vermeld. De vindplaatsvermeldingen verwijzen naar de pagina’s van het doorgenummerde dossier, tenzij anders vermeld.
2.Het proces-verbaal van bevindingen, p. 198.
3.Het proces-verbaal van aangifte, p. 200.
4.Het proces-verbaal van aangifte, p. 201.
5.Het proces-verbaal van verhoor aangever, p. 203.
6.Het proces-verbaal van bevindingen, p. 207 en 208.
7.Het proces-verbaal van bevindingen, p. 230.
8.Het proces-verbaal van bevindingen, p. 121 t/m 123.
9.Het proces-verbaal van aanhouding, p. 164-165.
10.Het proces-verbaal van aanhouding, p. 78 t/m 80.
11.Het proces-verbaal van aanhouding, p. 33-34.
12.Het proces-verbaal van bevindingen, p. 209.
13.Het proces-verbaal van bevindingen, p. 245.
14.Het proces-verbaal van bevindingen, p. 209.
15.Het proces-verbaal van bevindingen, p. 245.
16.Het NFI-rapport vergelijkend glasonderzoek d.d. 22 juni 2017, p. 6.
17.Het proces-verbaal van bevindingen, p. 245 en 246.
18.Kennisgeving van inbeslagneming, p. 606
19.Het proces-verbaal van aanhouding, p. 122.
20.Een proces-verbaal van de Luxemburgse politie, l’unité Centre d'intervention secondaire Wiltz, gedateerd 27 maart 2017.
21.Europees onderzoeksbevel. Bijlage bij proces-verbaal van bevindingen d.d. 23 november 2017
22.Het proces-verbaal van bevindingen, p. 770.
23.Het proces-verbaal van aangifte, p. 519-520.
24.Het proces-verbaal van aangifte, p. 518.
25.Afschrift van aangifte, p. 543-544.
26.Het proces-verbaal van bevindingen, p. 496.
27.Het proces-verbaal van bevindingen, p. 497-498.
28.Het proces-verbaal van bevindingen, p. 511.
29.Het proces-verbaal van aangifte, p. 479.
30.Het proces-verbaal van aangifte, p. 480.
31.Het proces-verbaal van aangifte, p. 484.
32.Het proces-verbaal van aangifte, p. 488.
33.Het proces-verbaal van aangifte, p. 484-485.