ECLI:NL:RBGEL:2017:6362

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
12 december 2017
Publicatiedatum
11 december 2017
Zaaknummer
05/881764-17 + 15/800441-15 (TUL)
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor het plegen van twee gewapende overvallen en verboden wapenbezit

In deze zaak heeft de Rechtbank Gelderland op 12 december 2017 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van het plegen van twee gewapende overvallen en verboden wapenbezit. De verdachte, geboren in 1996 en thans gedetineerd, heeft op 2 augustus 2017 een overval gepleegd op een winkel in Nijmegen, waarbij hij met een vuurwapen de aanwezige medewerkster heeft bedreigd en geld heeft gestolen. Slechts acht dagen later, op 10 augustus 2017, heeft hij opnieuw een overval gepleegd, ditmaal op een andere winkel, waarbij hij wederom een wapen gebruikte en de medewerkster bedreigde. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de tenlastegelegde feiten, waarbij hij gebruik heeft gemaakt van een vuurwapen en de slachtoffers ernstig heeft bedreigd. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van vijf jaar, met aftrek van het voorarrest, en heeft de in beslag genomen wapens onttrokken aan het verkeer. Daarnaast zijn er schadevergoedingen toegewezen aan de benadeelde partijen, die als gevolg van de overvallen schade hebben geleden. De rechtbank heeft bij de strafoplegging rekening gehouden met de ernst van de feiten, de impact op de slachtoffers en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND
Team strafrecht
Zittingsplaats Arnhem
Parketnummer : 05/881764-17 + 15/800441-15 (TUL)
Datum uitspraak : 12 december 2017
Tegenspraak
vonnis van de meervoudige kamer
in de zaak van
de officier van justitie bij het arrondissementsparket Oost-Nederland
tegen
[verdachte]
geboren op [geboortedag] 1996 te [geboorteplaats] , wonende te [adres] , [woonplaats] ,
thans gedetineerd te P.I. Arnhem - HvB Arnhem Zuid te Arnhem.
raadsman: mr. J.A. Schadd, advocaat te Arnhem.
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting
van 28 november 2017.

1.De inhoud van de tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
1.
(2017360710) hij op of omstreeks 2 augustus 2017 in de gemeente Nijmegen, met het oogmerk
van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen ongeveer 100 Euro, in elk geval enig goed/geldbedrag, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, welke diefstal werd voorafgegaan en / of vergezeld en / of gevolgd van geweld en / of bedreiging met geweld tegen voornoemde [slachtoffer 2] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en / of gemakkelijk te maken en / of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf de vlucht mogelijk te maken, en / of het bezit van het gestolene te verzekeren, welk geweld en / of welke bedreiging met geweld hierin bestond(en) dat hij verdachte
- voorzien van een vuurwapen, in ieder geval een op een vuurwapen gelijkend voorwerp, naar voornoemd [slachtoffer 1] is gegaan en/of
- met dat vuurwapen in de hand de [slachtoffer 1] heeft betreden en/of direct met luide stem tegen die [slachtoffer 2] heeft geroepen dat zij de kassa open moest maken, in ieder geval woorden van gelijke dreigende aard en/of strekking en/of
- met het vuurwapen éénmaal in de lucht over het hoofd van die [slachtoffer 2] heeft geschoten en/of
- wederom met luide stem tegen die [slachtoffer 2] heeft geroepen dat zij de kassa moest
openmaken, in ieder geval woorden van gelijke dreigende aard en/of strekking;
2.
(2017371784) hij op of omstreeks 10 augustus 2017, in de gemeente Nijmegen, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen een pakje sigaretten, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 3] en/of [slachtoffer 4] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, welke diefstal werd voorafgegaan en / of vergezeld en / of gevolgd van geweld en / of bedreiging met geweld tegen voornoemde
[slachtoffer 4] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en / of gemakkelijk te maken en / of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf de vlucht mogelijk te maken, en / of het bezit van het gestolene te verzekeren, welk geweld en / of welke bedreiging met geweld hierin bestond(en) dat hij verdachte
- voorzien van een vuurwapen, in ieder geval een op een vuurwapen gelijkend voorwerp, naar voornoemde [slachtoffer 3] is gegaan en/of
- voorzien van een sjaal en/of een petje en/of een capuchon, in ieder geval van gezichtsbedekking, en/of handschoenen en/of met dat vuurwapen in zijn hand de [slachtoffer 3] heeft betreden en/of
- meermalen tegen die [slachtoffer 4] heeft gezegd 'Ik wil geld, schiet op!' en/of 'Geef me het geld nu.', in ieder geval woorden van gelijke dreigende aard en/of strekking en/of
- dat vuurwapen aan die [slachtoffer 4] heeft getoond en/of
- meermalen tegen die [slachtoffer 4] heeft gezegd dat hij geld wilde, in ieder geval woorden van gelijke dreigende aard en/of strekking en/of
- het vuurwapen heeft doorgeladen en/of met het vuurwapen naar boven heeft geschoten en/of tegen die [slachtoffer 4] heeft gezegd 'De volgende gaat door je kop, geef me geld nu!', in ieder geval woorden van gelijke dreigende aard en/of strekking;
3.
hij op één of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 2 augustus 2017 tot en met 15 augustus 2017, in de gemeente Nijmegen, in ieder geval in Nederland, één of meer wapens van categorie III, een gaspistool (merk Umarex, type S&W Mp9c, kaliber 9 mm PAK) en/of bijbehorende patronen (kaliber 9 mm PAK), voorhanden heeft gehad;
De in deze tenlastelegging gebruikte termen en uitdrukkingen worden, voorzover daaraan in de Wet wapens en munitie betekenis is gegeven, geacht in dezelfde betekenis te zijn gebezigd.
2. Overwegingen ten aanzien van het bewijs [1]
Ten aanzien van feit 1
Verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat hij een bedrag van ongeveer € 40,= heeft meegenomen uit de [slachtoffer 1] en niet een bedrag van € 100,= zoals ten laste is gelegd. De rechtbank ziet echter geen aanleiding te twijfelen aan de berekening van de hoeveelheid gestolen contant geld door de eigenaar van de [slachtoffer 1] . Dit bedrag is door aangever uiteindelijk vastgesteld op € 65,= en daar zal de rechtbank in haar bewezenverklaring dan ook van uit gaan.
Nu verdachte voor het overige het tenlastegelegde feit heeft bekend, en derhalve sprake is van een bekennende verdachte als bedoeld in artikel 359 derde lid, laatste zin van het Wetboek van Strafvordering, zal worden volstaan met een opgave van de bewijsmiddelen.
Bewijsmiddelen:
- de bekennende verklaring van de verdachte, afgelegd ter terechtzitting van 28 november 2017;
- een proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 2] d.d. 2 augustus 2017 (p. 96-97).
Ten aanzien van feit 2
Nu verdachte het tenlastegelegde feit heeft bekend, en derhalve sprake is van een bekennende verdachte als bedoeld in artikel 359 derde lid, laatste zin van het Wetboek van Strafvordering, zal worden volstaan met een opgave van de bewijsmiddelen.
Bewijsmiddelen:
- de bekennende verklaring van de verdachte, afgelegd ter terechtzitting van 28 november 2017;
- een proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 4] namens benadeelde [slachtoffer 3] d.d. 10 augustus 2017 (p. 188-191).
Ten aanzien van feit 3
Nu verdachte het tenlastegelegde feit heeft bekend, en derhalve sprake is van een bekennende verdachte als bedoeld in artikel 359 derde lid, laatste zin van het Wetboek van Strafvordering, zal worden volstaan met een opgave van de bewijsmiddelen.
Bewijsmiddelen:
- de bekennende verklaring van de verdachte, afgelegd ter terechtzitting van 28 november 2017;
- een proces-verbaal onderzoek wapen d.d. 16 augustus 2017 (p. 340-341) met bijlagen (p. 342-346).

3.Bewezenverklaring

Naar het oordeel van de rechtbank is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte de tenlastegelegde feiten heeft begaan, te weten dat:
1.
hij op
of omstreeks2 augustus 2017 in de gemeente Nijmegen, met het oogmerk
van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen
ongeveer 100 Euro, in elk gevalenig
goed/geldbedrag, geheel
of ten deletoebehorende aan [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] ,
in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte,welke diefstal werd voorafgegaan en
/ofvergezeld
en/of gevolgdvan
geweld en/ofbedreiging met geweld tegen voornoemde [slachtoffer 2] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en
/ofgemakkelijk te maken
en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf de vlucht mogelijk te maken, en/of het bezit van het gestolene te verzekeren,
welk geweld en/ofwelke bedreiging met geweld hierin bestond
(en)dat hij verdachte
- voorzien van een vuurwapen,
in ieder geval een op een vuurwapen gelijkend voorwerp,naar voornoemd [slachtoffer 1] is gegaan en
/of
- met dat vuurwapen in de hand de [slachtoffer 1] heeft betreden en
/ofdirect met luide stem tegen die [slachtoffer 2] heeft geroepen dat zij de kassa open moest maken,
in ieder geval woorden van gelijke dreigende aard en/of strekkingen
/of
- met het vuurwapen éénmaal in de lucht over het hoofd van die [slachtoffer 2] heeft geschoten en
/of
- wederom met luide stem tegen die [slachtoffer 2] heeft geroepen dat zij de kassa moest
openmaken
, in ieder geval woorden van gelijke dreigende aard en/of strekking;
2.
hij op
of omstreeks10 augustus 2017, in de gemeente Nijmegen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een pakje sigaretten,
in elk geval enig goed,geheel
of ten deletoebehorende aan [slachtoffer 3]
en/of [slachtoffer 4],
in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte,welke diefstal werd voorafgegaan en
/ofvergezeld
en/of gevolgdvan
geweld en/ofbedreiging met geweld tegen voornoemde [slachtoffer 4] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en
/ofgemakkelijk te maken
en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf de vlucht mogelijk te maken, en/of het bezit van het gestolene te verzekeren,
welk geweld en/ofwelke bedreiging met geweld hierin bestond
(en)dat hij verdachte
- voorzien van een vuurwapen,
in ieder geval een op een vuurwapen gelijkend
voorwerp,naar voornoemde [slachtoffer 3] is gegaan en
/of
- voorzien van een sjaal en
/ofeen petje en
/ofeen capuchon,
in ieder geval van gezichtsbedekking,en
/ofhandschoenen en
/ofmet dat vuurwapen in zijn hand de [slachtoffer 3] heeft betreden en
/of
- meermalen tegen die [slachtoffer 4] heeft gezegd 'Ik wil geld, schiet op!' en
/of'Geef me het geld nu.',
in ieder geval woorden van gelijke dreigende aard en/of strekkingen
/of
- dat vuurwapen aan die [slachtoffer 4] heeft getoond en
/of
- meermalen tegen die [slachtoffer 4] heeft gezegd dat hij geld wilde
, in ieder geval woorden van gelijke dreigende aard en/of strekkingen
/of
– het vuurwapen heeft doorgeladen en
/ofmet het vuurwapen naar boven heeft geschoten en
/oftegen die [slachtoffer 4] heeft gezegd 'De volgende gaat door je kop, geef me geld nu!'
, in ieder geval woorden van gelijke dreigende aard en/of strekking;
3.
hij op
één ofmeer tijdstip
(pen
)in
of omstreeksde periode van 2 augustus 2017 tot en met 15 augustus 2017, in de gemeente Nijmegen,
in ieder geval in Nederland,één
of meerwapen
svan categorie III, een gaspistool (merk Umarex, type S&W Mp9c, kaliber 9 mm PAK) en
/ofbijbehorende patronen (kaliber 9 mm PAK), voorhanden heeft gehad.
Voor zover er in de tenlastelegging kennelijke taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn die fouten verbeterd. Verdachte is daardoor niet in zijn verdediging geschaad.
Wat meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard, is niet bewezen.
Verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.

4.De kwalificatie van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert op:
Ten aanzien van de feiten 1 en 2:
Diefstal, voorafgegaan en vergezeld van bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken.
Ten aanzien van feit 3:
Handelen in strijd met artikel 26, lid 1, van de Wet wapens en munitie en het feit begaan met betrekking tot een vuurwapen van categorie III
en
handelen in strijd met artikel 26, lid 1, van de Wet wapens en munitie.

5.De strafbaarheid van het feit

De feiten zijn strafbaar.

6.De strafbaarheid van de verdachte

Verdachte is strafbaar, nu geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit.

7.Overwegingen ten aanzien van straf en/of maatregel

Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft geëist dat verdachte zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf van 6 jaar, met aftrek van het voorarrest.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft verzocht rekening te houden met de persoonlijke omstandigheden van verdachte. Na een eerdere veroordeling in 2016 is verdachte zonder enige vorm van begeleiding of behandeling vrij gekomen, terwijl de rechtbank toen had overwogen dat het nodig was de problematiek van verdachte aan te pakken. Verdachte is volledig teruggevallen in zijn oude patroon en heeft in die periode de ten laste gelegde feiten begaan. De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat een straf met een groot voorwaardelijk deel gewenst is, zodat verdachte de begeleiding en behandeling kan krijgen die hij nodig heeft. Daarmee worden de belangen van de maatschappij eveneens gediend.
Beoordeling door de rechtbank
De rechtbank heeft bij de bepaling van de op te leggen straf gelet op de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard, de omstandigheden waaronder dit is begaan, mede gelet op de persoon en de omstandigheden van de verdachte zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken, waarbij onder meer is gelet op:
- het uittreksel uit het algemeen documentatieregister, gedateerd 11 oktober 2017;
- een rapportage Pro Justitia van drs. [naam 1] , gezondheidspsycholoog, gedateerd 13 november 2017;
- een voorlichtingsrapportage van Reclassering Nederland, gedateerd 21 november 2017.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan een overval op [slachtoffer 1] te Nijmegen. Verdachte kwam in de loop van de avond de [slachtoffer 1] binnen, waar op dat moment alleen aangeefster [slachtoffer 2] aanwezig was. Verdachte had zijn gezicht bedekt en hield een wapen in zijn hand. Na het lossen van een schot en onder bedreiging van aangeefster met het vuurwapen, heeft verdachte geld uit de kassa gepakt.
Slechts acht dagen later heeft verdachte zich opnieuw schuldig gemaakt aan een overval, ditmaal op [slachtoffer 3] te Nijmegen. Verdachte kwam nu net na openingstijd de winkel binnen, met een capuchon over zijn hoofd, een sjaal voor zijn mond en een wapen in zijn hand. Op dat moment was alleen medewerkster [slachtoffer 4] in de winkel aanwezig. Ook hier loste verdachte een schot en bedreigde hij de medewerkster met het vuurwapen. Hij heeft de winkel uiteindelijk verlaten met enkel een pakje sigaretten.
Het plegen van een gewapende overval behoort tot een categorie strafbare feiten die ernstig inbreuk maken op de rechtsorde. De ervaring leert dat slachtoffers van overvallen nog lang lichamelijke en/of psychische gevolgen hiervan ondervinden. Dat de feiten grote impact hebben gehad op de genoemde slachtoffers blijkt wel uit de door hen opgestelde (en namens hen voorgedragen) slachtofferverklaringen. Het handelen van verdachte heeft hun gevoel van veiligheid ernstig aangetast en zal mogelijk nog lang, zo niet blijvend, van invloed zijn op hun leven en functioneren. Slachtoffer [slachtoffer 2] heeft aangegeven dusdanig angstig te zijn geworden dat zij niet met de [slachtoffer 1] , waar zij samen met haar man zoveel geld, tijd en energie in heeft geïnvesteerd, durfde door te gaan en dat zij heeft besloten de [slachtoffer 1] te verkopen. Ook ten aanzien van het slachtoffer [slachtoffer 4] is aangegeven dat zij op vele gebieden, zowel zakelijk als privé, ernstig in haar functioneren is geschaad door de overval. Bovendien brengen overvallen gevoelens van onrust en onveiligheid in de samenleving teweeg. Verdachte heeft alleen oog gehad voor zijn eigen financiële belang en dat rekent de rechtbank hem ernstig aan.
De rechtbank neemt als uitgangspunt voor strafoplegging de oriëntatiepunten straftoemeting die rechters onderling gebruiken. Daarin staat dat bij een overval met licht geweld/bedreiging een gevangenisstraf van twee jaar past en dat (onder meer) recidive straf vermeerderend kan werken. In dit geval heeft verdachte tweemaal een overval gepleegd. Hij heeft daarbij gebruik gemaakt van een vuurwapen, dat hij in beide gevallen op zijn slachtoffer heeft gericht en waarmee hij in beide gevallen in de lucht heeft geschoten om zijn bedreiging kracht bij te zetten. Daarbij komt nog dat verdachte een verboden wapen voorhanden had. Bovendien volgt uit het strafblad van verdachte dat hij relatief recent nog is veroordeeld voor soortgelijke feiten, waarvoor hij nog in een proeftijd liep.
De rechtbank heeft bij de straftoemeting verder enigszins in zijn voordeel nog rekening gehouden met de relatief jonge leeftijd van verdachte en met zijn proceshouding. Verdachte heeft aangegeven schoon schip te willen maken en heeft om die reden al bij het verhoor door de politie een bekennende verklaring afgelegd. Ter terechtzitting heeft verdachte spijt betuigd aan de slachtoffers. De rechtbank weegt dit ten voordele van verdachte mee.
De rechtbank heeft bij de straftoemeting ook rekening gehouden met de persoonlijke omstandigheden van verdachte, zoals die zijn gebleken uit vorengenoemd advies van Reclassering Nederland en het Pro Justitia rapport. Hierin heeft de rechtbank echter geen aanleiding gezien tot strafmatiging of oplegging van een deels voorwaardelijke straf. Uit artikel 14a van het Wetboek van Strafrecht volgt dat het slechts mogelijk is een voorwaardelijk strafdeel op te leggen bij een gevangenisstraf van maximaal vier jaar.
Alles afwegende acht de rechtbank voor deze feiten geen andere straf dan een langere, onvoorwaardelijke, vrijheidsstraf passend. De rechtbank ziet weliswaar het belang van begeleiding en behandeling van verdachte, maar het is gelet op het voorgaande aan verdachte om te zijner tijd, in het kader van een voorwaardelijke invrijheidsstelling, te laten zien dat hij daadwerkelijk zijn leven een andere richting op wil laten gaan en daarbij bereid is om aan zichzelf te werken. Op grond van de nog jonge leeftijd van verdachte ziet de rechtbank wel aanleiding om iets af te wijken van de eis van de officier van justitie. De rechtbank zal verdachte veroordelen tot een gevangenisstraf voor de duur van vijf jaren, met aftrek van het voorarrest. In afwijking van het advies van de reclassering, komt de rechtbank aan het opleggen van een voorwaardelijk strafdeel dan ook niet toe.
Beslag
Het in beslag genomen en nog niet teruggegeven wapen en de munitie dienen te worden onttrokken aan het verkeer, aangezien het van zodanige aard is dat het ongecontroleerde bezit daarvan in strijd is met de wet.
Nu zich geen strafvorderlijk belang daartegen verzet, zal de teruggave worden gelast van de kleding en schoeisel aan de rechthebbende.
7a. De beoordeling van de civiele vordering(en), alsmede de gevorderde oplegging van de schadevergoedingsmaatregel
De vorderingen van de benadeelde partijen wat betreft feit 1
De benadeelde partijen [slachtoffer 2] , [naam 2] en [slachtoffer 1] (vertegenwoordigd door [slachtoffer 2] en [naam 2] ) hebben zich in het strafproces gevoegd ter verkrijging van schadevergoeding.
- De benadeelde partij [slachtoffer 2] vordert een bedrag van € 1.500,= aan immateriële schade.
- De benadeelde partij [naam 2] vordert een bedrag van € 460,80 aan materiële schade, namelijk verlies aan arbeidsvermogen.
- De benadeelde partij [slachtoffer 1] vordert een bedrag van € 121,41 aan materiële schade, bestaande uit € 56,41 aan omzetderving en € 65,= aan gestolen geld.
Verzocht wordt alle vorderingen te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf het moment waarop het strafbare feit is gepleegd.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de vorderingen van [slachtoffer 2] en [slachtoffer 1] voldoende zijn onderbouwd en aannemelijk zijn gemaakt en dat de vorderingen geheel kunnen worden toegewezen, telkens te vermeerderen met de wettelijke rente en telkens met oplegging daarbij van de schadevergoedingsmaatregel. Ten aanzien van de vordering van [naam 2] heeft de officier van justitie verzocht de benadeelde partij niet-ontvankelijk te verklaren in de vordering, nu het verlies van arbeidsvermogen geen rechtstreeks gevolg is van het strafbare feit en derhalve juridisch gezien niet voor toewijzing vatbaar is.
Het standpunt van de verdediging
De vorderingen van de benadeelde partijen zijn door de raadsman van verdachte niet betwist.
Beoordeling door de rechtbank
Naar het oordeel van de rechtbank is, op grond van de gebezigde bewijsmiddelen en hetgeen verder ter terechtzitting met betrekking tot de vordering is gebleken, komen vast te staan dat de benadeelde partijen als gevolg van het onder feit 1 bewezen verklaarde feit schade hebben geleden, als na te melden, waarvoor verdachte naar burgerlijk recht aansprakelijk is.
De opgevoerde schadeposten zijn voldoende onderbouwd en aannemelijk. Anders dan de officier van justitie acht de rechtbank de omzetderving zoals geleden door benadeelde partij [naam 2] eveneens een rechtstreeks gevolg van de overval, nu alleszins aannemelijk is dat hij als mede-eigenaar van het [slachtoffer 1] (en partner van het slachtoffer [slachtoffer 2] ) tijd heeft moeten besteden aan de afhandeling van de gevolgen van de overval. De rechtbank zal de vorderingen daarom toewijzen tot de gevorderde bedragen van respectievelijk € 1.500,= ( [slachtoffer 2] ), € 460,80 ( [naam 2] ) en € 121,41 ( [slachtoffer 1] ).
Gelet op het vorenstaande ziet de rechtbank aanleiding om aan verdachte op basis van het bepaalde in artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht de verplichting op te leggen tot betaling aan de Staat van het toe te wijzen bedrag ten behoeve van genoemde benadeelde partijen.
De gevorderde wettelijke rente is toewijsbaar vanaf 2 augustus 2017.
De vordering van de benadeelde partij wat betreft feit 2
De benadeelde partij [slachtoffer 4] heeft zich in het strafproces gevoegd ter verkrijging van schadevergoeding. De benadeelde partij vordert een bedrag € 2.220,10, bestaande uit € 20,10 aan materiële schade, namelijk reiskosten, en € 2.200,= aan immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf het moment waarop het strafbare feit is gepleegd.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering voldoende is onderbouwd en aannemelijk is gemaakt en dat de vordering geheel kan worden toegewezen, te vermeerderen met de wettelijke rente en met oplegging daarbij van de schadevergoedingsmaatregel.
Het standpunt van de verdediging
De vordering van de benadeelde partij is door de raadsman van verdachte niet betwist.
Beoordeling door de rechtbank
Naar het oordeel van de rechtbank is, op grond van de gebezigde bewijsmiddelen en hetgeen verder ter terechtzitting met betrekking tot de vordering is gebleken, komen vast te staan dat de benadeelde partij als gevolg van het onder feit 2 bewezen verklaarde feit schade heeft geleden, als na te melden, waarvoor verdachte naar burgerlijk recht aansprakelijk is.
De opgevoerde schadeposten zijn voldoende onderbouwd, aannemelijk en niet betwist. De rechtbank zal daarom de vordering toewijzen tot het gevorderde bedrag van € 2.220,10.
Gelet op het vorenstaande ziet de rechtbank aanleiding om aan verdachte op basis van het bepaalde in artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht de verplichting op te leggen tot betaling aan de Staat van het toe te wijzen bedrag ten behoeve van genoemde benadeelde partij.
De gevorderde en toegewezen rente en vergoeding voor proceskosten, zijn daar niet bij inbegrepen.
De gevorderde wettelijke rente is toepasbaar vanaf 10 augustus 2017.
7a. De beoordeling van de vordering na voorwaardelijke veroordeling
Het standpunt van de officier van justitie
Ten aanzien van de vordering na voorwaardelijke veroordeling vordert de officier van justitie de tenuitvoerlegging van 6 maanden jeugddetentie die door de meervoudige strafkamer te Haarlem op 15 juli 2016 voorwaardelijk is opgelegd.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft geen verweer gevoerd ten aanzien van de vordering na voorwaardelijke veroordeling.
Beoordeling door de rechtbank
Nu is bewezen dat verdachte zich binnen de proeftijd opnieuw heeft schuldig gemaakt aan strafbare feiten, dient de bij vonnis van de meervoudige strafkamer te Haarlem van 15 juli 2016 (parketnummer 15/800441-15) voorwaardelijk opgelegde jeugddetentie van zes maanden ten uitvoer gelegd te worden. Nu verdachte inmiddels de leeftijd van 21 jaar heeft bereikt en uit de rapportages van zowel de Reclassering Nederland als van drs. [naam 1] niet blijkt dat er termen zijn tot toepassing van het minderjarigenstrafrecht, is de rechtbank van oordeel dat deze straf in de vorm van gevangenisstraf ten uitvoer moet worden gelegd.

8.De toegepaste wettelijke bepalingen

De beslissing is gegrond op de artikelen 10, 24c, 27, 36b, 36c, 36f, 57, 77dd, 91, 310 en 312 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 26 en 55 van de Wet Wapens en Munitie.

9.De beslissing

De rechtbank:
 verklaart bewezen dat verdachte het tenlastegelegde, zoals vermeld onder punt 3, heeft begaan;
 verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij;
 verstaat dat het aldus bewezenverklaarde oplevert de strafbare feiten zoals vermeld onder punt 4;
 verklaart verdachte hiervoor strafbaar;
 veroordeelt verdachte wegens het bewezenverklaarde tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
5 (vijf) jaren;
 beveelt dat de tijd, door veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht;
Ten aanzien van het beslag
 beveelt de
onttrekking aan het verkeervan de in beslag genomen, nog niet teruggegeven voorwerpen, te weten het gaspistool en de munitie;
 gelast de
teruggavevan de in beslag genomen, nog niet teruggegeven voorwerpen aan de rechthebbende, te weten kleding en schoeisel;
De beslissing op de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 2]
  • veroordeelt verdachte ten aanzien feit 1 tot betaling van
  • legt aan veroordeelde de
  • bepaalt dat, indien veroordeelde heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat daarmee de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij in zoverre komt te vervallen en andersom dat, indien veroordeelde heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat in zoverre komt te vervallen;
De beslissing op de vordering van de benadeelde partij [naam 2]
 veroordeelt verdachte ten aanzien feit 1 tot betaling van
schadevergoedingaan de
benadeelde partij [naam 2], ten bedrage van
€ 460,80 (vierhonderdzestig euro en tachtig eurocent), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 2 augustus 2017 tot aan de dag der algehele voldoening, en met betaling van de kosten van het geding en de tenuitvoerlegging door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil;
  • legt aan veroordeelde de
  • bepaalt dat, indien veroordeelde heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat daarmee de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij in zoverre komt te vervallen en andersom dat, indien veroordeelde heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat in zoverre komt te vervallen;
De beslissing op de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 1]
  • veroordeelt verdachte ten aanzien feit 1 tot betaling van
  • legt aan veroordeelde de
  • bepaalt dat, indien veroordeelde heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat daarmee de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij in zoverre komt te vervallen en andersom dat, indien veroordeelde heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat in zoverre komt te vervallen;
De beslissing op de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 4]
  • veroordeelt verdachte ten aanzien feit 2 tot betaling van
  • legt aan veroordeelde de
  • bepaalt dat, indien veroordeelde heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat daarmee de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij in zoverre komt te vervallen en andersom dat, indien veroordeelde heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat in zoverre komt te vervallen;
De beslissing op de vordering na voorwaardelijke veroordeling

gelast de tenuitvoerleggingvan de bij vonnis 15 juli 2016 van de rechtbank te Haarlem opgelegde voorwaardelijke jeugddetentie voor de duur van 6 (zes) maanden, waarbij de rechtbank bepaalt dat deze straf in de vorm van gevangenisstraf moet worden tenuitvoergelegd.
Dit vonnis is gewezen door mr. M.C. Gerritsen (voorzitter), mr. L.C.P. Goossens en mr. C. van Linschoten, rechters, in tegenwoordigheid van mr. S. Blankenspoor, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 12 december 2017.

Voetnoten

1.Het bewijs is terug te vinden in het in de wettelijke vorm door verbalisant [verbalisant] van de politie Oost Nederland, district Gelderland-Zuid, opgemaakte proces-verbaal, dossiernummer PL0600-2017490595, gesloten op 15 oktober 2017 en in de bijbehorende in wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal en overige schriftelijke bescheiden, tenzij anders vermeld. De vindplaatsvermeldingen verwijzen naar de pagina’s van het doorgenummerde dossier, tenzij anders vermeld.