In deze zaak heeft de Rechtbank Gelderland op 8 december 2017 uitspraak gedaan in een geschil tussen eisers, vertegenwoordigd door mr. M. Gideonse, en het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Zaltbommel. De zaak betreft een bezwaar van eisers tegen een besluit van het college, waarin hun verzoek om handhavend op te treden tegen de permanente bewoning van zestien recreatieverblijven op een recreatiepark werd afgewezen. Eisers stelden dat zij schade hadden geleden door deze permanente bewoning, wat hun pogingen om hun eigendom te verkopen bemoeilijkte. De rechtbank concludeerde dat het bestuursorgaan met de vergoeding van proceskosten erkende dat het eerdere besluit onrechtmatig was. Hierdoor was er geen procesbelang meer voor eisers om de rechtmatigheid van het primaire besluit te toetsen. De rechtbank verklaarde het beroep van eisers niet-ontvankelijk, maar gelastte wel dat het college het griffierecht en de proceskosten aan eisers vergoedt. De rechtbank oordeelde dat er onvoldoende bewijs was voor een causaal verband tussen het bestreden besluit en de gestelde schade, en dat de eisers in hun verzoek om handhaving in voldoende mate tegemoet waren gekomen door het latere besluit van het college.