ECLI:NL:RBGEL:2017:6261

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
22 november 2017
Publicatiedatum
5 december 2017
Zaaknummer
C/05/314797 / HZ ZA 17-64
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzekeringsrechtelijke geschil over onjuiste informatieverstrekking door verzekerde

In deze zaak vordert eiseres, een inwoner van Rijswijk, betaling van schadevergoeding van Achmea Schadeverzekeringen N.V. naar aanleiding van een brand die haar auto, een Mercedes Benz, heeft verwoest. Eiseres stelt dat zij de verzekeringnemer en eigenaar van de auto is en dat de brand een verzekerd voorval betreft. Achmea weigert echter uitkering te verstrekken, omdat eiseres volgens hen onjuiste en onvolledige informatie heeft verstrekt met het doel om hen te misleiden. De rechtbank heeft de procedure gevolgd en de feiten vastgesteld, waaronder de aankoop van de auto en de omstandigheden rondom de brand. Eiseres heeft de auto in 2014 aangeschaft voor € 44.000, waarvan zij een deel contant heeft betaald en het resterende bedrag door haar vriend is overgemaakt. Achmea heeft echter betwist dat eiseres de eigenaar is, omdat zij geen bewijs heeft geleverd van de betaling en eerdere schademeldingen niet heeft gemeld. De rechtbank heeft geoordeeld dat Achmea voldoende bewijs moet leveren van de onjuiste informatieverstrekking door eiseres. De zaak is aangehouden voor bewijslevering door Achmea, waarbij eiseres voorlopig als rechthebbende wordt beschouwd.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK GELDERLAND

Team kanton en handelsrecht
Zittingsplaats Zutphen
zaaknummer / rolnummer: C/05/314797 / HZ ZA 17-64
Vonnis van 22 november 2017
in de zaak van
[eiseres],
wonende te Rijswijk, gemeente Zuid Holland,
eiseres,
advocaat mr. D.Th.J. van der Klei te 's-Gravenhage,
tegen
de naamloze vennootschap
ACHMEA SCHADEVERZEKERINGEN N.V.,
gevestigd te Apeldoorn,
gedaagde,
advocaat mr. A.P.E. de Ruiter te Zwolle.
Partijen zullen hierna [eiseres] en Achmea genoemd worden.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • het tussenvonnis van 24 mei 2017
  • het proces-verbaal van comparitie van 12 oktober 2017.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
Met ingang van 8 oktober 2014 heeft [eiseres] bij Achmea een autoverzekering afgesloten met WA- en cascodekking voor een Mercedes Benz met kentekennummer [kenteken] (hierna ook: de auto). Op de verzekeringsovereenkomst zijn de algemene voorwaarden AV-01-132 (productie 2 bij conclusie van antwoord, hierna: de algemene voorwaarden) van toepassing. Op het verzekerde risico brand zijn tevens de Bijzondere voorwaarden Autoverzekering – Brand, storm en natuur PAV-RV-02-131 (productie 2 bij conclusie van antwoord, hierna: de bijzondere voorwaarden) van toepassing.
In de algemene voorwaarden is - voor zover van belang - vermeld:
“4.Voor welke schade betalen we niet?(…)d. Als u bij een melding niet de juiste informatie geeftAls u gebruik wilt maken van de verzekering, moet u dit bij ons melden. U moet ons dan alle en de juiste informatie geven. Bijvoorbeeld over hoe de pech of schade is ontstaan, welke schade u precies heeft, hoeveel schade u heeft en wat de schade kost. Meldt u een schade en geeft u daarbij met opzet de verkeerde gegevens om ons te misleiden? Of geeft u ons met opzet geen gegevens of niet alle gegevens? Dan hoeven wij niet te betalen. U heeft dan geen recht op alles wat we in de voorwaarden hebben afgesproken. (…)”In de bijzondere voorwaarden is - voor zover van belang - vermeld:
9. Hoeveel betalen wij voor schade aan de auto?(…)B. U heeft de auto langer in uw bezit dan de periode die op de polis staat of u kunt het bedrag waarvoor u de auto kocht niet aantonenHeeft u de auto langer in uw bezit dan de periode die op de polis staat, of kunt u niet laten zien hoeveel u ervoor heeft betaald met een originele rekening of met een bankafschrift? Dan zijn er twee mogelijkheden.(…)- De reparatiekosten zijn wel meer dan 2/3 van de vastgestelde waarde van de auto. Dan betalen wij het bedrag dat de auto direct voor de schade waard was. (...)”2.2. De auto is met ingang van 8 oktober 2014 op naam van [eiseres] gezet.
2.3.
Op 16 februari 2015 heeft [eiseres] de Mercedes geparkeerd aan de [straat] te Rijswijk, alwaar zij woonachtig is. In de daaropvolgende nacht is de auto volledig uitgebrand. [eiseres] heeft diezelfde nacht aangifte gedaan bij de politie.
2.4.
Op 17 februari 2015 heeft [eiseres] de schade bij Achmea gemeld.
Vervolgens heeft zij ten behoeve van Achmea een formulier “Verklaring ter zake brandonderzoek” (productie 7 bij dagvaarding) ingevuld, geparafeerd en ondertekend. Daarbij heeft zij onder meer ingevuld dat zij de eigenaar van de auto was, dat de auto ten tijde van de brand in goede staat van onderhoud verkeerde en dat zij deze volledig schadevrij heeft gekocht voor een bedrag van € 44.000,00, maar niet meer weet van wie zij de auto heeft gekocht.
2.5.
Achmea heeft naar aanleiding van de schademelding een onderzoek ingesteld.
2.6.
Op 16 maart 2015 heeft de toedrachtsonderzoeker van Achmea een verklaring van [eiseres] afgenomen. In het verslag hiervan (productie 3 bij conclusie van antwoord) is - onder meer - vermeld:
“V: Wat werd er voor deze auto betaald?A: Ik heb er € 44.000,00 voor betaald.V: Hoe werd dit bedrag betaald?A: Ik heb een gedeelte contant betaald, dat was € 10.000,00. Dat geld was van mij en van mijn vriend. De naam van mijn vriend [naam vriend eiseres] (…). De rest € 34.000,00 werd door mijn vriend overgemaakt per bank. Ik heb dus zelf € 10.000,00 voor de auto meebetaald.V: Wat is de reden dat de Mercedes op uw naam stond en niet op naam van uw vriend?A: Het was de bedoeling dat ik uiteindelijk de helft van de auto zou betalen. Het zou mijn auto worden dus daarom is de auto op uw naam gekomen.V: Kunt u dit aantonen?A: Ik zal u een afdruk sturen van de afschrijving.
(…)V: Wie de heer of mevrouw [naam 1] ?A: Deze naam zegt mij zo niets. Als u zegt dat dit de vorige eigenaar was van mijn auto dan zal dit wel.V: Zegt de naam [naam 2] u iets?A: Deze naam zegt mij niets. Ik weet niet wie dit is.(…)V: Heeft u eerder een schademelding gedaan op dit adres?A: Vorig jaar is er van mij een Mercedes ML gestolen, deze stond destijds aan de Marijkesingel geparkeerd. Verder zijn mij geen schademeldingen bekend op dit adres.V: Heeft u eerder schades gereden met een vorige auto?A: Toen ik net mijn rijbewijs had ben ik tegen een paaltje gereden. Dit is de enige keer dat ik een aanrijding heb gehad. Ik heb ook nooit eerder een schadeclaim ingediend.”2.7. [eiseres] heeft voor het restant van de auto na de brand een bedrag van € 1.850,00 van de opkoper ontvangen.
2.8.
Bij brief van 15 juni 2015 (productie 4 bij dagvaarding) heeft Achmea [eiseres] bericht dat zij heeft besloten niet tot uitkering van de schadeclaim over te zullen gaan. In die brief is - voor zover van belang - vermeld:
“Op 16 maart 2015 heeft de (…) toedrachtonderzoeker (…) een verklaring van u afgenomen. Hierin heeft u het volgende verklaard:(…)Uit onze administratie blijkt, dat u op 26 oktober 2013 een aanrijding heeft gehad. U was de bestuurder van een Audi A3, waarvan u noch eigenaar noch kentekenhouder was.De kentekenhouder van betreffende Audi (…) was de heer [naam 2] .U heeft verklaard deze naam noch deze persoon niet te kennen. Daarnaast komen wij nog een aantal schadeclaims tegen die op uw naam geregistreerd staan. Gezien bovenstaande kunnen wij niet anders dan concluderen, dat u hier onwaar over heeft verklaard.ContactmomentenOp 24 april 2015 hebben wij u nogmaals verzocht een kopie bankafschrift naar ons toe te sturen, waaruit blijkt dat het overige bedrag van € 34.000 per bank door uw vriend is betaald.Op 13 mei 2015 hebben wij telefonisch met de heer [naam vriend eiseres] gesproken. Hij heeft verklaard, dat onderhavig voertuig op uw naam gesteld is, vanwege het feit dat hij een eigen bedrijf heeft. De heer [naam vriend eiseres] heeft verklaard dat hij het overige bedrag van € 34.000 niet per bank heeft betaald, maar contant. Hij zou zelf € 20.000 aan contanten thuis hebben liggen en zijn ouders zouden € 14.000 aan contanten thuis hebben liggen.Het aankoopbedrag van € 44.000 voor onderhavig voertuig kunt u niet aannemelijk maken middels een aankoopfactuur noch bankafschriften.(…)ConclusieUit onderzoek is gebleken dat :. Uw vriend de heer [naam vriend eiseres] het grootste gedeelte van het aankoopbedrag betaald zou hebben.. Het totale aankoopbedrag niet aantoonbaar gemaakt is.. Er onwaar verklaard werd over de betaling van de € 34.000,- aan de vorige eigenaar. Vanwege het eigen bedrijf van de heer [naam vriend eiseres] , het kenteken op uw naam gesteld staat.. U het financieel eigendomsrecht niet heeft kunnen aantonenGezien bovenstaande heeft u de aankoop dan wel het eigenaarsbelang van onderhavige voertuig onvoldoende aannemelijk kunnen maken.(…)Wij verzoeken u dan ook, voor 1 juli 2015, met overtuigend bewijs te komen, waaruit blijkt dat u de financieel belanghebbende bent van onderhavig voertuig en niet uw vriend, de heer [naam vriend eiseres] . Zodra wij dit overtuigende bewijs van u hebben ontvangen, zullen wij uw schadeclaim verder in behandeling nemen. Indien u ons dit overtuigende bewijs niet kunt leveren wijzen wij de schadeclaim af.”

3.De vordering

3.1.
[eiseres] vordert dat de rechtbank Achmea, bij uitvoerbaar bij voorraad te verklaren vonnis, veroordeelt:
I. tot betaling van het bedrag van € 43.065,00, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf 17 februari 2015 tot aan de dag der algehele voldoening,
II. tot betaling van de buitengerechtelijke kosten van € 1.500,00, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de datum van de dagvaarding,
III. in de proceskosten, te vermeerderen met de nakosten, de proceskosten en de nakosten te vermeerderen met de wettelijke rente hierover vanaf twee weken na het wijzen van de uitspraak, tot de dag der algehele voldoening.
3.2.
[eiseres] legt aan deze vorderingen de navolgende stellingen ten grondslag.
Achmea weigert ten onrechte uitkering nu de brand een verzekerd voorval is, [eiseres] verzekeringnemer en verzekerde is en de premie heeft betaald. [eiseres] is de eigenaar van de auto. De verkoper heeft de auto aan haar overgedragen en de auto is op haar naam gesteld. Zij is ook degene die verreweg het meeste in de auto heeft gereden. De verzekering stond op haar naam en zij betaalde de premie en de motorrijtuigenbelasting. Zij kocht de auto op of rond 1 juni 2014 voor een bedrag van € 44.000,00. Hiervan heeft zij een bedrag van € 10.000,00 zelf betaald. Het resterende bedrag is betaald door [naam vriend eiseres] , met wie zij destijds een relatie had. [naam vriend eiseres] heeft de auto opgehaald. Zij heeft met [naam vriend eiseres] afgesproken dat zij hem een bedrag van € 12.000,00 zou terugbetalen. Dit is deels gebeurd. Dat zij niet de volledige koopprijs heeft betaald, is niet relevant voor de vraag of zij eigenaar is.
Zij heeft op grond van de polisvoorwaarden recht op vergoeding van een bedrag van € 42.150,00 (de aanschafwaarde van € 44.000,00 minus het van de opkoper ontvangen bedrag van € 1.850,00). Het bedrag dient te worden vermeerderd met de rente vanaf de datum van de schade, dit is 17 februari 2015.
[eiseres] maakt tevens aanspraak op een bedrag van € 1.500,00 in verband met buitengerechtelijke incassokosten. De werkzaamheden buiten rechte bestaan onder andere uit het bestuderen van het dossier, overleg met Achmea en diverse correspondentie.

4.Het verweer

4.1.
Achmea concludeert - samengevat - dat de rechtbank, bij uitvoerbaar bij voorraad te verklaren vonnis, [eiseres] niet-ontvankelijk zal verklaren in haar vorderingen, althans haar die vorderingen zal ontzeggen, met haar veroordeling in de kosten van de procedure en de nakosten, beide te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de datum van het vonnis, althans vanaf de veertiende dag na de datum van het vonnis tot aan de dag van de algehele voldoening.
4.2.
Achmea voert ten verwere het navolgende aan.
Op grond van artikel 4 van de polisvoorwaarden en artikel 7:941 lid 5 van het Burgerlijk (BW) is Achmea niet gehouden een uitkering te verstrekken omdat [eiseres] haar onjuist, althans onvolledig heeft voorgelicht met het opzet Achmea te misleiden. In dit verband is relevant dat [eiseres] geen financieel belang bij de auto heeft, er sprake is van meer schademeldingen dan zij heeft verklaard, alsmede dat [eiseres] ten onrechte heeft verklaard dat zij niet eerder betrokken was bij een aanrijding en dat zij [naam 2] - de persoon die de auto van [eiseres] met schade heeft ingevoerd - niet kent. Er is geen verklaring gegeven voor de onjuiste informatieverstrekking. Het is niet denkbaar dat [eiseres] zich heeft vergist of anderszins per ongeluk onjuiste informatie heeft verstrekt.
Achmea is subsidiair op grond van artikel 7:941 lid 4 BW niet gehouden uit te keren, omdat [eiseres] de belangen van Achmea heeft veronachtzaamd door Achmea niet van volledige informatie te voorzien. Achmea zou, indien zij zou zijn uitgegaan van de juistheid van deze informatie, ten onrechte een uitkering aan [eiseres] hebben verstrekt.
Daarnaast kan [eiseres] geen aanspraak maken op een uitkering omdat zij niet kan aantonen dat zij een verzekerbaar belang heeft. Niet aannemelijk is dat zij eigenaar van de auto is dan wel dat een ander financieel belang bij het behoud van de auto heeft. Wegens het ontbreken van dit belang zou het verstrekken van een uitkering tevens strijd opleveren met het indemniteitsbeginsel.
Als Achmea gehouden is een uitkering te doen, dient de schade vastgesteld te worden op de wijze zoals in de polisvoorwaarden omschreven, derhalve op de dagwaarde. Daarbij dient in aanmerking te worden genomen dat de auto bij de invoer aanzienlijke schade had.
Indien wettelijke rente verschuldigd is, is dit pas het geval vanaf het moment dat Achmea in verzuim is. Nu [eiseres] geen recht heeft op een uitkering, zijn de buitengerechtelijke kosten niet in redelijkheid gemaakt. Bij verschuldigdheid van buitengerechtelijke kosten is het Besluit vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten van toepassing.

5.5. De beoordeling5.1. [eiseres] vordert betaling van schadevergoeding uit hoofde van de tussen partijen gesloten verzekeringsovereenkomst. Achmea heeft niet betwist dat de brand die de auto van [eiseres] heeft getroffen als een door de verzekering gedekt evenement dient te worden aangemerkt, maar heeft ten verwere aangevoerd dat het recht van [eiseres] op een uitkering is vervallen (primair) doordat [eiseres] met opzet verkeerde, althans onvolledige gegevens aan haar heeft verstrekt met het doel haar te misleiden. Achmea heeft hierbij een beroep gedaan op artikel 4 sub d van de algemene voorwaarden en artikel 7:941 lid 5 BW. [eiseres] heeft betwist dat sprake is geweest van opzet tot misleiding.5.2. Op grond van artikel 7:491 lid 5 BW vervalt een recht op uitkering indien de verzekeringnemer met het opzet de verzekeraar te misleiden niet voldoet aan de in lid 2 opgenomen verplichting om binnen redelijke termijn de verzekeraar alle inlichtingen en bescheiden te verschaffen die voor deze van belang zijn om zijn uitkeringsplicht te beoordelen, behoudens voor zover de misleiding het verval van het recht op uitkering niet rechtvaardigt. Op grond van artikel 7:943 lid 2 BW kan hiervan niet ten nadele van de verzekeringnemer worden afgeweken. Voor zover hiervan in het onderhavige geval is afgeweken in de polisvoorwaarden die tussen partijen gelden (met name artikel 4 sub d van de algemene voorwaarden), gaan de wettelijke bepalingen voor en dienen de contractuele bepalingen buiten beschouwing te worden gelaten.Nu artikel 7:941 lid 5 BW vergaande gevolgen verbindt aan het handelen met opzet tot misleiding, dienen strenge eisen te worden gesteld aan de vaststelling of het handelen van de verzekerde was ingegeven door het opzet tot misleiden van de verzekeraar. De rechtbank is van oordeel dat ook in verzekeringsrechtelijke zin de betekenis van bedrog in artikel 3:44 BW heeft te gelden, waarbij bedrog impliceert een handelen of een nalaten met het oogmerk een ander te misleiden. Uitgangspunt bij een beroep op het verval van uitkering bij bedrog is dat de verzekeraar dat bedrog stelt en bewijst, omdat de verzekeraar zich beroept op bevrijding van zijn verplichting tot schadevergoeding onder de polis. Het is daarom op grond van de hoofdregel van artikel 150 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv) aan Achmea om aan te voeren, en bij gemotiveerde betwisting te bewijzen, dat [eiseres] haar onjuist heeft voorgelicht over de schade met het oogmerk een hogere schadevergoeding te verkrijgen respectievelijk een uitkering te verkrijgen waarop zij bij kennis van de ware stand van zaken geen recht zou hebben gehad (gerechtshof Arnhem-Leeuwarden van 9 april 2013, ECLI:NL:GHARL:2013:BZ6761).5.3. Achmea heeft in dit verband het volgende aangevoerd:- [eiseres] heeft geen financieel belang bij de auto. Een betalingsbewijs en aanschafnota ontbreken, evenals een bewijs van terugbetaling van het door [eiseres] van [naam vriend eiseres] geleende geld en de hierover gemaakte afspraken. Nu [naam vriend eiseres] het leeuwendeel van de aanschafwaarde heeft betaald, is niet aannemelijk dat de auto aan [eiseres] in eigendom toebehoorde. [eiseres] heeft Achmea op dit punt dus van onjuiste informatie voorzien, met de bedoeling een uitkering te krijgen waarop zij geen recht had. Ook heeft [eiseres] eerst verklaard dat er een aankoopnota zou zijn en dat [naam vriend eiseres] zijn deel van de betaling per bank zou hebben gedaan, welke verklaring zij later heeft aangepast toen zij dit niet kon bewijzen. [naam vriend eiseres] heeft gesteld een bedrag van € 34.000,00 contant te hebben betaald, van welk bedrag zijn ouders een bedrag van € 14.000,00 zouden hebben bijgelegd.- [eiseres] heeft Achmea ook onjuist voorgelicht over eerdere schademeldingen. Behalve de gemelde diefstalschade waren er andere schademeldingen. Opvallend is dat bij de gemelde diefstalschade ook sprake was van een met schade ingevoerde auto die tegen contante betaling van een particulier was gekocht en waarvan de aanschafnota ontbrak;- [eiseres] heeft niet gemeld dat zij bij een aanrijding in oktober 2013 ernstige schade heeft veroorzaakt. Bij deze aanrijding bestuurde zij de auto van [naam 2] . Ten onrechte heeft zij verklaard dat zij [naam 2] niet kent. [naam 2] heeft verklaard dat [eiseres] een goede vriendin van hem is. [naam 2] heeft de auto van [eiseres] , maar ook de auto die bij de aanrijding in 2013 werd beschadigd, met schade ingevoerd. Nu [eiseres] [naam 2] kent, is onaannemelijk dat zij (zoals zij heeft verklaard) niet wist dat de auto met schade was ingevoerd. Zij heeft dus ten onrechte verklaard dat zij niet bekend was met het schadeverleden van de auto, met de (kennelijke) bedoeling een uitkering te verkrijgen waarop geen recht bestond, althans een hogere uitkering te verkrijgen dan waarop zij recht had.Het komt er volgens Achmea op neer dat [eiseres] in een kort tijdsbestek betrokken is geweest bij in ieder geval drie schademeldingen, waarbij het steeds gaat om auto’s die met schade zijn ingevoerd en die een aanzienlijke waarde zouden vertegenwoordigen, maar waarvan enig bewijs van de aanschaf(prijs) ontbreekt. Achmea heeft erop gewezen dat het haar opvalt dat de auto (na invoer door [naam 2] ) eerst enige tijd op naam van [naam 1] heeft gestaan, maar dat het [naam 1] niet lukte de auto te verzekeren in verband met een registratie wegens fraude. Volgens Achmea is sprake van opzet tot misleiding, omdat een verklaring voor de onjuiste informatieverstrekking is uitgebleven en het niet denkbaar is dat [eiseres] zich heeft vergist of anderszins per ongeluk onjuiste informatie heeft verstrekt.heeft de stellingen van Achmea betwist.

5.4.
Hieromtrent wordt het volgende overwogen.
Vooralsnog gaat de rechtbank niet mee in het betoog van Achmea dat [eiseres] haar niet, althans onjuist heeft geïnformeerd over eerdere schademeldingen. Voor zover Achmea het oog heeft op de aanrijding die [eiseres] in 2013 heeft veroorzaakt als bestuurder van een aan [naam 2] toebehorende auto, geldt dat [eiseres] uit de bij het interview door de toedrachtsonderzoeker gehanteerde vraagstelling niet behoefde te begrijpen dat zij deze schade behoorde te melden. Gevraagd werd immers naar schademeldingen die eerder op het adres van [eiseres] waren gedaan en “schades gereden met een vorige auto”, zodat [eiseres] ervan mocht uitgaan dat in dit verband alleen relevant waren de schades die zij had veroorzaakt met een aan haar toebehorende auto. Behalve de schade uit 2013 zijn door Achmea geen schades genoemd die [eiseres] ten onrechte niet zou hebben gemeld.
Achmea kan evenmin worden gevolgd in haar betoog dat uit het feit dat [eiseres] [naam 2] kent, moet worden afgeleid dat [eiseres] ook kennis droeg van het feit dat de auto (door [naam 2] ) met schade is ingevoerd en dat [eiseres] dus onjuiste informatie met betrekking tot de waarde van de auto aan Achmea zou hebben verstrekt. Het enkele feit dat [eiseres] [naam 2] kende, is onvoldoende om tot deze conclusie te komen. Achmea heeft bovendien onvoldoende hard gemaakt dat [eiseres] in strijd met de waarheid heeft verklaard dat zij niet weet wie ‘ [naam 2] ’ is nu, gelet op de stellingen van [eiseres] , niet is uit te sluiten dat zij [naam 2] alleen bij voornaam kende.
[eiseres] heeft wél onjuiste informatie verschaft met betrekking tot de aankoop van de auto. Terwijl zij in eerste instantie heeft verklaard (verslag van 16 maart 2015, productie 3 bij conclusie van antwoord) dat een bedrag van € 10.000,00 contant is betaald en dat het resterende bedrag van € 34.000,00 door haar toenmalige vriend per bank werd overgemaakt (waarbij zij heeft toegezegd hiervan bankafschriften aan Achmea te zullen verstrekken), heeft [eiseres] later te kennen gegeven dat het volledige aankoopbedrag contant is betaald. [eiseres] heeft geen (afdoende) verklaring gegeven voor het feit dat zij in eerste instantie in strijd met de waarheid heeft verklaard dat betaling (deels) per bank is geschied.
De rechtbank merkt op dat - gelet op hetgeen door [eiseres] is aangevoerd en door Achmea onbetwist is gesteld - in het onderhavige geval sprake is van een aantal in het oog springende bijzonderheden die de mogelijkheid in zich bergen dat [eiseres] bewust onjuiste informatie omtrent de aankoopwaarde van de auto aan Achmea heeft verstrekt met het doel Achmea omtrent die aankoopwaarde te misleiden. Deze opvallende punten zijn:
- dat de auto bij de invoer op 17 januari 2014 op naam van [naam 2] - een kennis van [eiseres] - is gekomen en dat de auto bij die invoer aanzienlijke schade had,
- dat [eiseres] eerder een schadeclaim met betrekking tot de diefstal van een auto bij een verzekeraar heeft neergelegd, waarbij zij net als in het onderhavige geval de aankoopwaarde (€ 20.000,00) niet kon aantonen en waarbij de auto eveneens als schadeauto was ingevoerd,
- dat de auto van [naam 2] , waarmee [eiseres] in 2013 een aanrijding veroorzaakte, eveneens met schade is ingevoerd.
Achmea heeft hiermee voldoende gesteld om overeenkomstig haar bewijsaanbod te worden toegelaten tot het bewijs van haar stelling dat [eiseres] haar onjuist heeft voorgelicht met het oogmerk een hogere schadevergoeding te verkrijgen, respectievelijk een uitkering te verkrijgen waarop zij bij kennis van de ware stand van zaken geen recht zou hebben gehad.
5.5. Achmea heeft mede ten verwere aangevoerd dat [eiseres] geen aanspraak kan maken op een uitkering omdat zij niet kan aantonen dat zij een verzekerbaar belang heeft en het verstrekken van een uitkering mitsdien strijd met het indemniteitsbeginsel zou opleveren omdat zij een uitkering zou ontvangen zonder in een financieel belang te zijn geraakt.
De rechtbank gaat er evenwel voorshands van uit dat [eiseres] eigenaar is van de auto. Hiervoor is van belang dat Achmea niet gemotiveerd heeft weersproken dat:
- het [eiseres] was die de auto onder zich had en daadwerkelijk van de auto gebruik maakte,
- het kenteken van de auto op naam van [eiseres] geregistreerd stond,
- de verzekeringspremie en de motorrijtuigenbelasting door [eiseres] werd betaald.
Op grond hiervan wordt vermoed dat [eiseres] rechthebbende is, behoudens tegenbewijs (artikel 3:109 BW juncto artikel 3:119 BW). Achmea zal worden toegelaten tot het leveren van tegenbewijs, zoals hierna in het dictum vermeld.
5.6.
Bij het oproepen van de getuigen moet er rekening mee worden gehouden dat het verhoor van een getuige gemiddeld 60 minuten duurt. De namen en woonplaatsen van de getuigen en de tijdstippen waartegen zij zijn opgeroepen, dienen ten minste een week voor het verhoor aan de wederpartij en aan de griffier van de rechtbank te worden opgegeven.
5.7.
Iedere verdere beslissing zal worden aangehouden.

6.De beslissing

De rechtbank
6.1.
draagt Achmea op te bewijzen feiten en omstandigheden waaruit blijkt dat [eiseres] haar onjuist heeft voorgelicht met het oogmerk een hogere schadevergoeding te verkrijgen respectievelijk een uitkering te verkrijgen waarop zij bij kennis van de ware stand van zaken geen recht zou hebben gehad,
6.2.
laat Achmea toe tot het leveren van tegenbewijs tegen het vermoeden dat [eiseres] rechthebbende met betrekking tot de auto is,
6.3.
bepaalt dat de zaak weer op de rol zal komen van
6 december 2017voor uitlating door Achmea of zij (tegen)bewijs wil leveren door het overleggen van bewijsstukken, door het horen van getuigen en / of door een ander bewijsmiddel,
6.4.
bepaalt dat Achmea, indien zij geen bewijs door getuigen wil leveren maar wel
bewijsstukkenwil overleggen, die stukken direct in het geding moet brengen,
6.5.
bepaalt dat Achmea, indien zij
getuigenwil laten horen, de getuigen en de verhinderdagen van de partijen en hun advocaten in de maanden januari tot en met maart 2018 direct moet opgeven, waarna dag en uur van het getuigenverhoor zullen worden bepaald,
6.6.
bepaalt dat dit getuigenverhoor zal plaatsvinden op de terechtzitting van mr. J.A.M. Strens-Meulemeester in het gerechtsgebouw te Zutphen aan De Martinetsingel 2,
6.7.
bepaalt dat
alle partijenuiterlijk twee weken voor het eerste getuigenverhoor
alle beschikbare bewijsstukkenaan de rechtbank en de wederpartij moeten toesturen,
6.8.
houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.A.M. Strens-Meulemeester en in het openbaar uitgesproken op 22 november 2017.
GR/St