Uitspraak
. De rechtbank vindt de poging doodslag ten aanzien van medeverdachte daarom bewezen.
niet, dat zij tijdens de
gehelegebeurtenis niet op verdachte heeft gelet. Ook neemt de rechtbank in aanmerking dat aangeefster concreet en gedetailleerd heeft verklaard over de rol van verdachte en dat haar verklaring een in tijd en gebeurtenissen logisch geheel vormt.
al de auto uit was. Verdachte heeft zich toen afzijdig gehouden door in de auto te blijven. Nu het aandeel van de verdachte in tijd en handelingen beperkt is gebleven vindt de rechtbank niet wettig en overtuigend bewezen dat sprake is van medeplegen zodat zij verdachte hiervan zal vrijspreken. Dit oordeel wordt niet anders doordat verdachte heeft verklaard dat zij [slachtoffer] op enig moment heeft geschopt. Uit haar verklaringen noch uit de overige bewijsmiddelen is op te maken op welk moment en onder welke omstandigheden zij [slachtoffer] heeft geschopt zodat niet is vaststellen of zij hiermee een bijdrage heeft geleverd dan wel had kunnen leveren aan het feit.
3.Bewezenverklaring
of omstreeks9 juni 2017 in de gemeente Putten, ter uitvoering van het door hem voorgenomen misdrijf om opzettelijk [slachtoffer] van het leven te beroven, met dat opzet die [slachtoffer] met een mes,
althans een daarop gelijkend scherp en/of puntig en/of snijdend voorwerp en/of met een schaar, althans een daarop gelijkend scherp en/of puntig en/of snijdend voorwerpin de nek/hals en
/ofin het (boven)lichaam heeft
/hebbengestoken
/geprikten/
of
of omstreeks9 juni 2017 in de gemeente Putten
en/of elders in Nederlandopzettelijk gelegenheid heeft verschaft
en/of opzettelijk behulpzaam is geweestdoordat zij toen en daar opzettelijk [dochter van slachtoffer]
ervan heeft weerhouden en/of die [dochter van slachtoffer]heeft verhinderd voornoemde [medeverdachte] - toen hij [slachtoffer] met het mes
en/of de schaar, althans een scherp en/of puntig en/of snijdend voorwerpin
de nek/hals en/ofhet (boven)lichaam stak
/prikte/sneed- af te weren en
/ofanderszins haar vader te ontzetten en
/ofte
4.De kwalificatie van het bewezenverklaarde
5.De strafbaarheid van het feit
6.De strafbaarheid van de verdachte
.
.Gelet op bovenstaande verklaringen, bezien in het licht van de gebeurtenissen die avond en de context waarin deze hebben plaatsgevonden, gaat de rechtbank ervan uit dat verdachte, evenals medeverdachte, ten tijde van het ten laste gelegde onder invloed van middelen zodanig in de war was dat sprake was van waangedachten. Dit blijkt ook uit de eerste verklaring die verdachte op de ochtend van 10 juni 2017 bij de politie heeft afgelegd. In deze verklaringen doet zij uitingen waaruit is af te leiden dat de waangedachten nog steeds aanwezig zijn.
7.Overwegingen ten aanzien van straf en/of maatregel
4 oktober 2017;
7 juli 2017;
8. De beoordeling van de civiele vorderingen, alsmede de gevorderde oplegging van de schadevergoedingsmaatregel
[slachtoffer] en [dochter van slachtoffer] volledig toe te wijzen. Volgens haar zijn de vorderingen inhoudelijk niet al te gecompliceerd van aard en goed onderbouwd. Verder zijn de bedragen van de immateriële schade allerzins redelijk, gelet op de ernst van de strafbare feiten en in het licht van schadevergoedingen die in vergelijkbare zaken zijn toegewezen.
[dochter van slachtoffer] geen slachtoffer is in de zaak tegen verdachte.
–voldoende is onderbouwd en tijdig is ingediend zodat de vordering zich leent voor behandeling binnen het strafproces.
- Voor wat betreft de auto blijkt uit de stukken dat verdachte zo’n € 500,- heeft moeten inleveren op de dagwaarde van de auto als gevolg van mankementen veroorzaakt door het feit. Daarbij opgeteld de reinigingskosten van de auto die € 1.000,- bedragen, zal de rechtbank de schadevergoeding voor de auto bepalen op € 1.500,-.
- Verder overweegt de rechtbank dat informatie over het type/model mobiele telefoon, die als gevolg van het feit moest worden vervangen, ontbreekt. De rechtbank acht voor de telefoon daarom een schadevergoeding van schattenderwijs € 100,- redelijk.
- Voor wat betreft de gemaakte reiskosten voor het vervoer naar de rechtbank op 17 november 2017, naar de advocaat en de officier van justitie, zal de rechtbank een standaardkilometervergoeding van € 0,19 in plaats van € 0,26 toepassen, omdat de Letselschade Richtlijn hierop niet van toepassing is.
- Ten aanzien van het salarisverlies van de echtgenote van benadeelde is de rechtbank van oordeel dat de (gestelde) daadwerkelijke schade onvoldoende is onderbouwd. Wel ziet zij in hetgeen is aangevoerd aanleiding om aansluiting te zoeken bij de Letselschade Richtlijn Huishoudelijke Hulp en daarbij € 1.000,- op te tellen voor de zelfredzaamheid. Dit maakt dat de rechtbank uitkomt op een bedrag van € 2.050,- , zoals subsidiair gevorderd.
- Voor wat betreft de gederfde inkomsten van benadeelde tot nu toe, overweegt de rechtbank dat deze onvoldoende zijn onderbouwd nu de brief van [bedrijf] van 14 november 2017 geen concrete salarisinformatie bevat en deze informatie, zoals een loonstrook, ook overigens ontbreekt.
- Voor de gevorderde toekomstige schade geldt dat deze onvoldoende gemotiveerd is gesteld en om die reden eveneens niet-ontvankelijk wordt verklaard.
9.Beslag
10.De toegepaste wettelijke bepalingen
11.De beslissing
gevangenisstrafvoor de duur van
6 (zes) maanden;
benadeelde partij [slachtoffer]toe tot het hierna te noemen bedrag en veroordeelt veroordeelde tot betaling aan deze benadeelde partij van een bedrag van
€ 26.973,32 (zegge zesentwintigduizend negenhonderddrieënzeventig euro en tweeëndertig eurocent), te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 9 juni 2017 tot aan de dag der algehele voldoening;
[slachtoffer]gemaakt, tot op heden begroot op € 68,17 (zegge achtenzestig euro en zeventien eurocent) en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken;
benadeelde partij [slachtoffer]voor het overige niet-ontvankelijk;
benadeelde partij [dochter van slachtoffer]ter tot het hierna te noemen bedrag en veroordeelt veroordeelde tot betaling aan deze benadeelde partij van een bedrag van
benadeelde partij [dochter van slachtoffer]voor het overige niet-ontvankelijk;
[slachtoffer]te betalen een bedrag van
€ 26.973,32 (zegge zesentwintigduizend negenhonderddrieënzeventig euro en tweeëndertig eurocent),te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 9 juni 2017 tot aan de dag der algehele voldoening, met bepaling dat bij gebreke van betaling en verhaal (bij wettelijke rente) van de hoofdsom, 169 (honderdnegenenzestig) dagen hechtenis zal kunnen worden toegepast zonder dat de betalingsverplichting vervalt;
[slachtoffer], daarmee de verplichting van veroordeelde tot betaling aan de benadeelde partij in zoverre komt te vervallen en andersom dat, indien veroordeelde heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat in zoverre komt te vervallen;
[dochter van slachtoffer]te betalen een bedrag van
€ 10.000,- (tienduizend) euro, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 9 juni 2017 tot aan de dag der algehele voldoening, met bepaling dat bij gebreke van betaling en verhaal (bij wettelijke rente) van de hoofdsom, 85 (vijfentachtig) dagen hechtenis zal kunnen worden toegepast zonder dat de betalingsverplichting vervalt;
mr. Y. Cenik, rechters, in tegenwoordigheid van H.J.M. Fransen, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 1 december 2017.