ECLI:NL:RBGEL:2017:6146

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
30 november 2017
Publicatiedatum
30 november 2017
Zaaknummer
05/840067-16
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor het telen van hennepplanten in een bedrijfspand

Op 30 november 2017 heeft de Rechtbank Gelderland in Zutphen uitspraak gedaan in de strafzaak tegen een man uit Arnhem, die werd beschuldigd van het telen van hennepplanten in een bedrijfspand in de gemeente Brummen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte opzettelijk een grote hoeveelheid hennepplanten, namelijk 12.274, heeft geteeld in de periode van 1 april 2015 tot en met 13 oktober 2015. De verdachte is veroordeeld tot een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van 5 maanden. Hij is echter vrijgesproken van de diefstal van elektriciteit, omdat de rechtbank onvoldoende bewijs achtte voor deze beschuldiging. De officier van justitie had een hogere straf geëist, maar de rechtbank hield rekening met de omstandigheden van de verdachte en de tijd die verstreken was tussen de aanhouding en de dagvaarding. De rechtbank oordeelde dat de verdachte zich schuldig had gemaakt aan het medeplegen van het opzettelijk telen van hennepplanten, wat in strijd is met de Opiumwet. De uitspraak is gedaan door een meervoudige kamer van de rechtbank, waarbij de rechters de bewijsmiddelen hebben gewogen en tot hun oordeel zijn gekomen.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND
Team strafrecht
Zittingsplaats Zutphen
Parketnummer : 05/840067-16
Datum uitspraak : 30 november 2017
Verstek
vonnis van de meervoudige kamer
in de zaak van
de officier van justitie bij het arrondissementsparket Oost-Nederland
tegen
[verdachte]
geboren op [geboortedag] 1964 te [geboorteplaats] ,
wonende te [adres 1] , [woonplaats] .
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting
van 16 november 2017.

1.De inhoud van de tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
1.
hij op één of meerdere tijdstip(pen) in of omstreeks periode van 01 april 2015
tot en met 13 oktober 2015, in de gemeente Brummen,
tezamen en in vereniging met anderen of een ander, althans alleen,
al dan niet in de uitoefening van een beroep of bedrijf,
(telkens) opzettelijk heeft geteeld en/of bereid en/of bewerkt en/of verwerkt,
in elk geval opzettelijk aanwezig heeft gehad (in een pand aan de [adres 2]
aldaar) een hoeveelheid van (in totaal) ongeveer 12.274 hennepplanten,
althans een groot aantal hennepplanten en/of delen daarvan,
in elk geval een hoeveelheid van meer dan 30 gram van een materiaal bevattende hennep,
zijnde hennep een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst II,
dan wel aangewezen krachtens artikel 3a, vijfde lid van die wet;
terwijl dit gepleegde feit (mede) betrekking heeft op een grote hoeveelheid van een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst II, dan wel aangewezen krachtens artikel 3a, vijfde lid van die wet, welke hoeveelheid meer bedraagt dan de bij algemene maatregel van bestuur bepaalde hoeveelheid van een middel (te weten 12.274 hennepplanten, althans meer dan 200 hennepplanten en/of delen daarvan); (pkn. 05.840067.16)
2.
hij op een of meer verschillende tijdstippen in of omstreeks de periode van 01
april 2015 tot en met 13 oktober 2015, in de gemeente Brummen,
tezamen en in vereniging met anderen of een ander, althans alleen,
(telkens) met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening in of uit een perceel aan de [adres 2] aldaar heeft weggenomen een hoeveelheid stroom/elektriciteit,
in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan de firma [naam 1] ,
in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s),
waarbij verdachte en/of zijn mededader(s) zich (telkens) de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft/hebben verschaft en/of de/het weg te nemen goed(eren) onder zijn/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van braak, verbreking en/of inklimming (door een of meer (ijk)zegel(s) en/of het deksel van de elektriciteitsmeter te verbreken en/of te verwijderen en/of
(vervolgens) een elektriciteitsaansluiting aan de boven- en/of buitenzijde,
in elk geval buiten de meter om, te maken); (pkn. 05.840067.16)
2. Overwegingen ten aanzien van het bewijs [1]
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gesteld dat wettig en overtuigend bewezen kan worden dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het onder feit 1 tenlastegelegde, te weten het medeplegen van opzettelijk telen, bereiden, bewerken en verwerken van 12.274 hennepplanten, dit in de uitoefening van een bedrijf. Daarnaast heeft verdachte zich schuldig gemaakt aan de onder feit 2 tenlastegelegde diefstal in vereniging van elektriciteit.
Beoordeling door de rechtbank
Het bewijs met betrekking tot feit 1:
Er is sprake van een bekennende verdachte als bedoeld in artikel 359, derde lid, laatste zin van het Wetboek van Strafvordering en daarom wordt volstaan met een opgave van de bewijsmiddelen.
Bewijsmiddelen:
- het proces-verbaal van bevindingen, p. 87 tot en met p. 89;
- het proces-verbaal aantreffen hennepstekkerij, p. 162 tot en met p. 164;
- de verklaringen van verdachte, p. 119 tot en met p. 129.
Vrijspraak met betrekking tot feit 2:
De rechtbank acht het onder feit 2 tenlastegelegde -anders dan de officier van justitie- niet wettig en overtuigend bewezen. In het dossier bevinden zich onvoldoende aanknopingspunten voor het oordeel dat verdachte betrokken is geweest bij de diefstal van elektriciteit.
Niet is komen vast te staan dat verdachte op de hoogte was van de door aangever [naam 1] vastgestelde manipulatie van de elektriciteitsmeter.
Uit het dossier blijkt immers niet of die manipulatie van de elektriciteitsmeter zichtbaar en kenbaar is geweest voor verdachte.
Het enkele feit dat verdachte betrokken is geweest bij de hennepstekkenkwekerij en handig zou zijn met elektra (volgens [naam 2] ), is onvoldoende om tot wettig en overtuigend bewijs van de tenlastegelegde diefstal van elektriciteit te komen.
De rechtbank zal verdachte dan ook vrijspreken van het onder feit 2 tenlastegelegde.

3.Bewezenverklaring

Naar het oordeel van de rechtbank is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder feit 1 tenlastegelegde heeft begaan, te weten dat:
1.
hij op
één of meerderetijdstip
(pen
)in
of omstreeksde periode van 01 april 2015
tot en met 13 oktober 2015, in de gemeente Brummen,
tezamen en in vereniging met
anderen ofeen ander,
althans alleen, al dan nietin de uitoefening van een
beroep ofbedrijf,
(telkens) opzettelijk heeft geteeld
en/of bereid en/of bewerkt en/of verwerkt,
in elk geval opzettelijk aanwezig heeft gehad(in een pand aan de [adres 2]
aldaar)
een hoeveelheid van (in totaal) ongeveer 12.274 hennepplanten,
althanseen groot aantal hennepplanten
en/of delen daarvan, in elk geval een
hoeveelheid van meer dan 30 gram van een materiaal bevattende hennep,zijnde
hennep een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst II,
dan wel
aangewezen krachtens artikel 3a, vijfde lid van die wet;
terwijl dit gepleegde feit
(mede)betrekking heeft op een grote hoeveelheid
van een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst II,
dan wel aangewezen krachtens artikel 3a, vijfde lid van die wet,
welke hoeveelheid meer bedraagt dan de bij algemene maatregel van bestuur bepaalde hoeveelheid van een middel (te weten
12.274 hennepplanten),
althansmeer dan 200 hennepplanten)
en/of delen daarvan); (pkn. 05.840067.16).
Voor zover er in de tenlastelegging kennelijke taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn die fouten verbeterd. Verdachte is daardoor niet in zijn verdediging geschaad.
Wat meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard, is niet bewezen.
Verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.

4.De kwalificatie van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert op:
Ten aanzien van feit 1:
medeplegen van in de uitoefening van een bedrijf opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 3 onder B van de Opiumwet gegeven verbod, terwijl het feit betrekking heeft op een grote hoeveelheid van het middel, meermalen gepleegd

5.De strafbaarheid van het feit

Het feit is strafbaar.

6.De strafbaarheid van de verdachte

Verdachte is strafbaar, nu geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit.

7.Overwegingen ten aanzien van straf en/of maatregel

Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft geëist dat verdachte ter zake van het onder de feiten 1 en 2 tenlastegelegde zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 6 maanden met aftrek van de tijd in verzekering doorgebracht.
Beoordeling door de rechtbank
De rechtbank heeft bij de bepaling van de op te leggen straf gelet op de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard, de omstandigheden waaronder dit is begaan, mede gelet op de persoon en de omstandigheden van de verdachte zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken, waarbij onder meer is gelet op:
- het uittreksel uit het algemeen documentatieregister, gedateerd 6 oktober 2017.
De rechtbank heeft bij de straftoemeting in het bijzonder het navolgende in aanmerking genomen en vindt daarin de redenen die tot de keuze van een vrijheidsstraf van na te melden duur leiden.
Verdachte heeft gedurende een aantal maanden met een zekere professionaliteit een hennepstekkerij in bedrijf gehouden. Hij verrichtte er op regelmatige basis werkzaamheden. Hij was betrokken bij de bouw en de inrichting van deze hennepstekkerij, onderhield de moederplanten en produceerde daarvan de hennepstekken. Ook droeg hij er zorg voor dat de hennepstekken gereed werden gezet voor de verkoop. Hij kreeg voor zijn werkzaamheden betaald.
Op het moment van ontdekking van de hennepstekkerij in de speciaal daarvoor gehuurde bedrijfsruimte, stonden er maar liefst 12.274 hennepplanten; dit maakt dat sprake is geweest van een bedrijfsmatige aanpak.
Van hennep is algemeen bekend dat het de gezondheid van de gebruikers kan schaden en dat het verslavend kan werken. Door zijn handelen heeft verdachte bijgedragen aan het in stand houden van het criminele circuit waarin deze softdrugs in illegale kwekerijen worden geproduceerd en waar winst wordt gemaakt met de handel daarin.
Omdat de landelijke oriëntatiepunten weinig houvast bieden voor de bepaling van een straf voor een hennepstekkerij van deze omvang, zal de rechtbank in deze zaak de eis van de officier van justitie, gebaseerd op de richtlijnen van het Openbaar Ministerie, als uitgangspunt nemen. Met de officier van justitie is de rechtbank van oordeel dat rekening gehouden moet worden met het feit dat na aanhouding van verdachte twee jaar zijn verstreken voordat verdachte werd gedagvaard. De rechtbank heeft verder gelet op het strafblad van verdachte, waaruit volgt dat verdachte eerder is veroordeeld voor soortgelijke delicten.
Omdat de rechtbank anders dan de officier van justitie alleen het eerste ten laste gelegde feit bewezen acht, zal de rechtbank ten voordele van verdachte afwijken van de eis van de officier van justitie.
Alles overziende acht de rechtbank een gevangenisstraf voor de duur van 5 maanden met aftrek van de tijd in verzekering doorgebracht, passend en geboden.

8.De toegepaste wettelijke bepalingen

De beslissing is gegrond op de artikelen 10, 27, 47, 57 en 91 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 3, 11 en 13 van de Opiumwet.

9.De beslissing

De rechtbank:
 Spreekt verdachte vrij van het onder feit 2 tenlastegelegde feit.
 verklaart bewezen dat verdachte het overig tenlastegelegde feit, zoals vermeld onder punt 3, heeft begaan;
 verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij;
 verstaat dat het aldus bewezenverklaarde oplevert het strafbare feit zoals vermeld onder punt 4;
 verklaart verdachte hiervoor strafbaar;
 veroordeelt verdachte wegens het bewezenverklaarde tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
5 (vijf) maanden;
 beveelt dat de tijd, door veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht.
Dit vonnis is gewezen door mr. A. Zuil (voorzitter),
mr. D.S.M. Bak en mr. E.M. Vermeulen, rechters,
in tegenwoordigheid van L.J.M. Visser, griffier,
en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op
30 november 2017.

Voetnoten

1.Het bewijs is terug te vinden in het in de wettelijke vorm door [verbalisant] van de politie Eenheid Oost Nederland, district Noord - en Oost-Gelderland, opgemaakte proces-verbaal, dossiernummer PL0600-2015499504, gesloten op 28 januari 2016 en in de bijbehorende in wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal en overige schriftelijke bescheiden, tenzij anders vermeld. De vindplaatsvermeldingen verwijzen naar de pagina’s van het doorgenummerde dossier, tenzij anders vermeld.