ECLI:NL:RBGEL:2017:614

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
27 januari 2017
Publicatiedatum
2 februari 2017
Zaaknummer
05/720271-15
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
  • mr. Driessen
  • mr. Kleinrensink
  • mr. Van Apeldoorn
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling van een man voor brandstichting met levensgevaar en geweldsdelicten

Op 27 januari 2017 heeft de Rechtbank Gelderland in Zutphen uitspraak gedaan in de zaak tegen een 36-jarige man uit Doetinchem, die werd beschuldigd van brandstichting en meerdere geweldsdelicten. De rechtbank heeft de man veroordeeld tot een gevangenisstraf van 15 maanden, met aftrek van de tijd die hij in voorarrest heeft doorgebracht, en heeft daarnaast de maatregel van terbeschikkingstelling (TBS) met verpleging van overheidswege opgelegd. De man had op 9 november 2015 opzettelijk brand gesticht in zijn woning, waarbij hij wist dat er andere bewoners in de nabijheid aanwezig waren, wat levensgevaar voor hen veroorzaakte. De rechtbank nam het de man bijzonder kwalijk dat hij zonder waarschuwing was vertrokken, terwijl hij zich bewust was van het gevaar voor anderen.

De rechtbank heeft bij de strafoplegging rekening gehouden met de verminderde toerekeningsvatbaarheid van de verdachte, zoals vastgesteld door psychologen en psychiaters. De verdachte had een psychotische stoornis en er was een hoog risico op recidive. De rechtbank oordeelde dat de TBS-maatregel noodzakelijk was om de veiligheid van de samenleving te waarborgen. De man had ook andere geweldsdelicten gepleegd, waaronder bedreiging en vernieling, die samen met de brandstichting leidden tot de uiteindelijke veroordeling. De benadeelde partij, die schadevergoeding had gevorderd, werd niet-ontvankelijk verklaard in haar vordering, omdat deze niet voldoende was onderbouwd.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND
Team strafrecht
Zittingsplaats Zutphen
Parketnummers : 05/720271-15, 05/840520-15, 06/160492-15, 05/840644-14 (tul) en 05/065694-15 (tul)
Datum uitspraak : 27 januari 2017
Tegenspraak
vonnis van de meervoudige kamer
in de zaak van
de officier van justitie bij het arrondissementsparket Oost-Nederland
tegen
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] 1980 te [geboorteplaats 1] , wonende te [adres 1] ,
thans gedetineerd in het Huis van Bewaring Ooyerhoekseweg, gevestigd aan de Verlengde Ooyerhoekseweg 21 te Zutphen.
raadsman: mr. M.O.G.J. Bakker, advocaat te Hoog-Keppel.
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen van 23 februari 2016, 20 mei 2016, 12 augustus 2016, 25 oktober 2016 en 17 januari 2017.

1.De inhoud van de tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
05/720271-15
hij op of omstreeks 09 november 2015 te Doetinchem opzettelijk brand heeft gesticht door open vuur in aanraking te brengen met benzine, althans met een brandbare stof ten gevolge waarvan meubilair in de woning van verdachte geheel of gedeeltelijk is/zijn verbrand, in elk geval brand is ontstaan, en daarvan gemeen gevaar voor de omliggende(flat)woningen in het (flat)gebouw waarin zich de (flat)woning van verdachte bevindt, in elk geval gemeen gevaar voor goederen en/of levensgevaar voor inwoners en/of bewoners van voornoemde omliggende (flat)woningen, in elk geval levensgevaar voor een ander of anderen en/of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor inwoners en/of bewoners van voornoemde omliggende (flat)woningen, in elk geval gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor een ander of anderen te duchten was;
art 157 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht
05/840520-15
1.
hij op of omstreeks 15 mei 2015, in de gemeente Doetinchem, opzettelijk en wederrechtelijk een (voor)deur van een (flat)woning aan de [adres 2] aldaar, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 5] en/of [slachtoffer 1] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, heeft vernield en/of beschadigd en/of onbruikbaar gemaakt;
art 350 lid 1 Wetboek van Strafrecht
2.
hij op of omstreeks 15 mei 2015, in de gemeente Doetinchem, een persoon, genaamd [slachtoffer 1] , heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, althans met zware mishandeling, immers heeft verdachte opzettelijk dreigend voornoemde [slachtoffer 1] de woorden toegevoegd: "Als je me nog een keer benadeelt, dan maak ik je kapot", althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking;
art 285 lid 1 Wetboek van Strafrecht
3.
hij op of omstreeks 27 april 2015, in de gemeente Doetinchem, opzettelijk en wederrechtelijk een (voor)deur van een (flat)woning aan de [adres 3] aldaar, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 5] en/of [slachtoffer 6] en/of [slachtoffer 2] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, heeft vernield en/of beschadigd en/of onbruikbaar gemaakt;
art. 350 lid 1 Wetboek van Strafrecht
05/160492-15
1.
hij op of omstreeks 3 juli 2015 te Doetinchem opzettelijk en wederrechtelijk een ruit van een (voor)deur, van een woning op of aan de [adres 4] , in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 6] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, heeft vernield en/of beschadigd en/of onbruikbaar gemaakt;
art 300 lid 1 Wetboek van Strafrecht
2.
hij op of omstreeks 28 juni 2015 te Doetinchem [slachtoffer 3] heeft mishandeld door voornoemd persoon in het gezicht en/of tegen het hoofd te slaan en/of te stompen;
art 350 lid 1 Wetboek van Strafrecht

2.Overwegingen ten aanzien van het bewijs

Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van alle aan verdachte ten laste gelegde feiten.
Het standpunt van de verdediging
parketnummer 05/720271-15
De raadsman van verdachte heeft aangevoerd dat het dossier onvoldoende bewijs biedt voor het bestanddeel levensgevaar voor personen en hij verzoekt de rechtbank verdachte vrij te spreken van dit deel van de tenlastelegging.
parketnummer 05/840520-15
Ten aanzien van feit 1 heeft de raadsman de rechtbank verzocht rekening te houden met de verklaring van verdachte dat de voordeur al deels kapot was vóór het incident plaatsvond.
De raadsman heeft bepleit verdachte vrij te spreken van feit 3, nu verdachte de deur slechts wilde tegenhouden en er geen sprake was van opzet op de vernieling van de deur.
De raadsman heeft zich gerefereerd ten aanzien van de overige ten laste gelegde feiten aan het oordeel van de rechtbank.
Beoordeling door de rechtbank
De rechtbank is van oordeel dat het dossier wettig en overtuigend bewijs bevat voor alle ten laste gelegde feiten en zij overweegt daarbij het volgende.
parketnummer 05/720271-15 (brandstichting)
Op 10 november 2015 deed [naam 1] , namens [slachtoffer 5] te Doetinchem aangifte van brandstichting op 9 november 2015 in de woning aan de [adres 5] te Doetinchem. Er is schade aan de woning ontstaan. [2]
Getuige [getuige 1] , woonachtig aan de [adres 6] in Doetinchem, heeft bij de politie verklaard dat hij net nadat verdachte zijn woning gepasseerd was, een flits zag en een enorme knal hoorde. Kort na de knal zag hij dat er veel rook in de woning van verdachte was en hij zag dat veel bewoners van de flat in paniek naar buiten kwamen. Hij zag zelfs een man van de tweede verdieping op het afdak boven de entree springen. [3]
Op 9 en 10 november 2015 hebben verbalisanten meerdere brandhaarden geconstateerd in de woning van verdachte aan de [adres 5] te Doetinchem. De woning is gesitueerd op de onderste woonlaag in een flatgebouw met vier woonlagen. In de keuken werd brand- en rookschade gezien. De deels verbrande goederen in de keuken zijn vermoedelijk gaan branden door aanstraling van de warmte afkomstig van het vuur in de badkamer bij de droogtrommel. Het vuur heeft zich via de tijdens de brand openstaande badkamerdeur kunnen ontwikkelen naar de deur en kozijnen van de doorgang keuken-badkamer. In de badkamer zagen verbalisanten een uitgebrande droogtrommel. De bovenplank van de droger was volledig weggebrand en asdelen en goederen die vermoedelijk op de droger hadden gestaan, werden teruggevonden in de trommel. Achter de trommel lagen resten van verbrande kleding. Verbalisanten zagen dat de matras aan de zijkant was aangetast door vuur. Bij het raam onder de gordijnen lag deels verbrand papier op de vloer. Ook lag bij het papier een geëxplodeerde deodorant spuitbus.
Op de laminaat vloer in de slaapkamer waren sporen zichtbaar van een sprenkelspoor. Op het moment van de brand waren er mensen in de flats boven en naast de woning van verdachte aanwezig. Gezien de ligging van het appartement (onderste verdieping), de optrekkende rook zowel aan de buitenzijde als in het trappenhuis, die de enige uitgang is voor de overige bewoners, en de inwerking van het vuur was er gevaar voor personen te duchten. [4]
Verdachte heeft ter zitting van 12 augustus 2017 verklaard dat hij op 9 november 2015 brand heeft gesticht in zijn voormalige woning aan het adres [adres 5] te Doetinchem. [5] Bij de politie heeft verdachte verklaard dat hij die dag naar een tankstation van Texaco aan de [straatnaam] in Doetinchem is gegaan met een groene jerrycan en dat hij deze heeft volgetankt met 3 tot 5 liter benzine. Verdachte heeft de benzine uit de jerrycan op verschillende plaatsen in zijn woning gesprenkeld. Verdachte denkt dat hij als eerste de slaapkamer van zijn woning in brand heeft gestoken. Vervolgens heeft hij de benzine in de keuken aangestoken met zijn aansteker. Toen hij in de keuken het vuur aanstak, zag hij een steekvlam. Hij heeft vanuit de gang de laminaatvloer in de keuken aangestoken. Op de badkamer stonden twee deodorantbussen. In de keuken stonden twee flessen terpentine, waarvan ten minste één fles geopend was.
Verdachte heeft verklaard dat hij, toen hij wegfietste, tot het besef kwam dat er door de brand mogelijk gevaar zou kunnen ontstaan voor medebewoners van het appartement, met name voor degene die boven hem wonen. Hij is verder gefietst en na die tijd niet meer terug geweest. Verdachte heeft verklaard dat hij de brand heeft gesticht omdat meerdere buurtbewoners uit de flat tegen hem te keer waren gegaan. Hij had allerlei nare opmerkingen van hen moeten slikken. [6]
De rechtbank acht, gelet op de hiervoor vermelde bewijsmiddelen, wettig en overtuigend bewezen dat door de brand gemeen gevaar voor personen te duchten is geweest. De woning waarin verdachte brand heeft gesticht maakt deel uit van een flatgebouw met meerdere woonlagen en naar algemene ervaringsregels was voorzienbaar dat het op meerdere plaatsen aangestoken vuur zich naar deze naburige woningen had kunnen uitbreiden en er door de optrekkende rook in het trappenhuis en de inwerking van het vuur ernstig gevaar voor personen te duchten was.
Parketnummer 05/840520-15
Feit 1 en feit 2
Aangever [slachtoffer 1] , woonachtig in een flatwoning aan de [adres 2] in Doetinchem heeft bij de politie verklaard dat hij op 15 mei 2015 geschreeuw en hard gebonk hoorde bij zijn deur. Bij de voordeur aangekomen, hoorde hij verdachte schreeuwen: “Als je me nog een keer benadeelt, dan maak ik je kapot”. Aangever was op dat moment bang en in paniek. Aangever zag dat verdachte helemaal door zijn deur heen trapte. [7]
Verbalisanten zijn op 15 mei 2015 naar de [adres 2] in Doetinchem gegaan. Ter plaatse zagen zij dat de voordeur totaal vernield was. Het slot lag op de grond. De deur was boven en onder de plaats waar het slot had gezeten, gespleten. [8]
Verdachte heeft verklaard dat hij erg boos was toen hij naar boven naar de woning van aangever liep. Ook heeft hij tegen aangever geschreeuwd dat hij moest ophouden met het gekoeioneer. De deur van aangever heeft hij een duw of een schop gegeven. [9]
Feit 3
Aangever [slachtoffer 2] , woonachtig aan de [adres 3] in Doetinchem, heeft bij de politie verklaard dat verdachte boos werd toen hij hem op 27 april 2015 verzocht zijn woning te verlaten. De partner van aangever, [getuige 2] , heeft verdachte naar de voordeur begeleid. Nadat zij de voordeur hadden dichtgedaan, hoorde hij een aantal harde knallen bij de voordeur. Toen de politie ter plaatse was en aangever de deur opendeed, zag hij dat er een gat van 15 cm op ongeveer 1 meter hoogte in de voordeur zat. [10]
Getuige [getuige 2] heeft bij de politie verklaard dat hij verdachte duidelijk wilde maken dat hij echt moest vertrekken. Toen verdachte buiten was heeft getuige de voordeur gesloten. Hierna hoorde hij dat er met kracht tegen de voordeur werd geschopt en geslagen. Toen hij door het kijkgaatje van de deur keek, zag hij verdachte. Later, bij het openen van de voordeur, zag hij een zwarte veeg onder de klink zitten. Tevens zat er een gat in de deur. Even daarvoor was deze schade er niet. [11]
Parketnummer 05/160492-15
Feit 1
Bekennende verklaring
Ten aanzien van feit 1 is sprake van een bekennende verdachte als bedoeld in artikel 359, derde lid, laatste zin, van het Wetboek van Strafvordering en daarom wordt volstaan met een opgave van de bewijsmiddelen.
Bewijsmiddelen:
  • Het proces-verbaal van aangifte, p. 10
  • Het proces-verbaal van verhoor getuige, p. 20
  • Het proces-verbaal van bevindingen, p. 12 en 13
  • Het proces-verbaal van verhoor verdachte, p. 36 en 37
Feit 2:
Aangever [slachtoffer 4] heeft verklaard dat hij op zondag 27 juni 2015 in de woning aan de [adres 7] in Doetinchem door verdachte met gebalde vuist hard tegen zijn linker kaak werd geslagen. De bovenlip van aangever zwol direct op. Ook had hij door de klap een drietal tanden door zijn lip. [12]
Getuige [getuige 3] , echtgenote van aangever, heeft verklaard dat zij zag dat verdachte haar man twee keer in het gezicht sloeg. Toen verdachte weg was, zag ze dat haar man een dikke lip had en een rode wang.

3.Bewezenverklaring

Naar het oordeel van de rechtbank is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan, te weten dat:
05/720271-15
hij op
of omstreeks 09 november 2015 te Doetinchem opzettelijk brand heeft gesticht door open vuur in aanraking te brengen met benzine
, althans met een brandbare stoften gevolge waarvan meubilair in de woning van verdachte geheel of gedeeltelijk is
/zijnverbrand
, in elk geval brand is ontstaan,en daarvan gemeen gevaar voor de omliggende(flat)woningen in het (flat)gebouw waarin zich de (flat)woning van verdachte bevindt, en
/oflevensgevaar voor inwoners en/of bewoners van voormelde omliggende (flat)woningen te duchten was;
05/840520-15
1.
hij op
of omstreeks15 mei 2015, in de gemeente Doetinchem, opzettelijk en wederrechtelijk een (voor)deur van een (flat)woning aan de [adres 2] aldaar,
in elk geval enig goed, geheel of ten deletoebehorende aan [slachtoffer 5]
en/of [slachtoffer 1] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte,heeft vernield;
2.
hij op
of omstreeks15 mei 2015, in de gemeente Doetinchem, een persoon, genaamd [slachtoffer 1] , heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht,
althans met zware mishandeling,immers heeft verdachte opzettelijk dreigend voornoemde [slachtoffer 1] de woorden toegevoegd: "Als je me nog een keer benadeelt, dan maak ik je kapot
", althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking;
3.
hij op
of omstreeks27 april 2015, in de gemeente Doetinchem, opzettelijk en wederrechtelijk een (voor)deur van een (flat)woning aan de [adres 3] aldaar,
in elk geval enig goed, geheel of ten deletoebehorende aan [slachtoffer 5]
en/of [slachtoffer 6] en/of [slachtoffer 2] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte,heeft vernield
en/of beschadigd en/of onbruikbaar gemaakt;
05/160492-15
1.
hij op
of omstreeks3 juli 2015 te Doetinchem opzettelijk en wederrechtelijk een ruit van een (voor)deur, van een woning
op ofaan de [adres 4] ,
in elk geval enig goed, geheel of ten deletoebehorende aan [slachtoffer 6]
, in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte,heeft vernield
en/of beschadigd en/of onbruikbaar gemaakt;
2.
hij op
of omstreeks28 juni 2015 te Doetinchem [slachtoffer 3] heeft mishandeld door voornoemd persoon in het gezicht
en/of tegen het hoofd te slaan en/ofte stompen.
Wat meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard, is niet bewezen.
Verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.
Voor zover er in de tenlastelegging kennelijke taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn die fouten in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet in zijn verdediging geschaad.

4.De kwalificatie van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert op:
05/720271-15
Opzettelijk brand stichten terwijl daarvan gemeen gevaar voor goederen, levensgevaar en gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor een ander te duchten is
05/840520-15
feit 1 en feit 3 telkens:
Opzettelijk en wederrechtelijk enig goed dat geheel of ten dele aan een ander toebehoort vernielen
feit 2:
Bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht
06/160492-15
feit 1:
Opzettelijk en wederrechtelijk enig goed dat geheel of ten dele aan een ander toebehoort vernielen
feit 2:
Mishandeling

5.De strafbaarheid van de feiten

De feiten zijn strafbaar.

6.De strafbaarheid van de verdachte

Over verdachte is een rapport opgemaakt door M. Chrispijn, psychiater i.o. onder supervisie van A.W.M.M. Stevens, psychiater, gedateerd 23 december 2016 en door dr. D.J. Burck, GZ psycholoog, gedateerd 16 december 2016. Als conclusie houden deze rapporten in dat bij verdachte sprake is van een psychotische stoornis, waarvan niet met zekerheid gesteld kan worden waardoor deze (voornamelijk) wordt veroorzaakt. Een schizofrene ontwikkeling is het meest waarschijnlijk, waarbij middelengebruik de episodes mogelijk verergert. Daarnaast is er sprake van polymiddelengebruik (thans in detentie in remissie), en zijn er trekken van een antisociale persoonlijkheidsstoornis.
De rapporteurs adviseren verdachte de ten laste gelegde brandstichting in
verminderde mate toe te rekenen. De psycholoog adviseert verdachte de overige tenlastegelegde feiten niet toe te rekenen.
De rechtbank overweegt dat de conclusies van de psycholoog en de psychiater ten aanzien van de toerekeningsvatbaarheid niet geheel gelijkluidend zijn en houdt het ervoor dat de feiten verdachte in ieder geval in sterk verminderde mate zijn toe te rekenen.
Verdachte is strafbaar, nu geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit.

7.Overwegingen ten aanzien van straf en maatregel

Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft geëist dat verdachte ter zake van het ten laste gelegde zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf van 18 maanden met aftrek en oplegging van de maatregel van terbeschikkingstelling (verder TBS-maatregel) met dwangverpleging.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman van verdachte heeft de rechtbank verzocht aan verdachte een lagere gevangenisstraf op te leggen dan door de officier van justitie geëist, met het oog op de verminderde toerekeningsvatbaarheid van verdachte en af te zien van de TBS-maatregel met dwangverpleging. Daarvoor in de plaats zou de TBS-maatregel met voorwaarden, waarbij te denken valt aan een behandeling in een Forensisch Psychiatrische Afdeling van een kliniek, passend zijn.
Beoordeling door de rechtbank
De rechtbank heeft bij de bepaling van de op te leggen straf gelet op de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard, de omstandigheden waaronder dit is begaan, mede gelet op de persoon en de omstandigheden van de verdachte zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken, waarbij onder meer is gelet op:
- het uittreksel uit het algemeen documentatieregister, gedateerd 9 januari 2017;
- een voorlichtingsrapportage van Reclassering Nederland, gedateerd 12 januari 2016;
- een maatregelenrapportage van Reclassering Nederland, gedateerd 11 januari 2017;
- een multidisciplinair rapport van drs. F.M. van Dorp, GZ psycholoog en dr. F.R. Kruisdijk, psychiater, gedateerd 2 juni 2016;
- een psychiatrisch rapport van M. Chrispijn, psychiater in opleiding en dr. A.W.M.M. Stevens, psychiater, gedateerd 23 december 2016;
- een psychologisch rapport van dr. D.J. Burck, GZ psycholoog, gedateerd 16 december 2016.
De rechtbank heeft bij de straftoemeting in het bijzonder in aanmerking genomen - en vindt daarin de redenen die tot de keuze van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van na te melden duur leiden - dat verdachte op meerdere plekken in zijn woning brand heeft gesticht, terwijl hij wist dat er op het moment van de brand mensen in de flats boven en naast de woning van verdachte aanwezig waren, hij zich realiseerde dat deze mensen gevaar liepen door de brand en hij desondanks is vertrokken zonder deze mensen te waarschuwen. Bovendien heeft verdachte meerdere geweldsfeiten gepleegd.
Daarnaast is de rechtbank van oordeel dat aan verdachte de TBS-maatregel met verpleging van overheidswege dient te worden opgelegd. Zij komt tot dit oordeel op grond van het volgende.
In de multidisciplinaire rapportage van 2 juni 2016 wordt melding gemaakt van het feit dat verdachte grotendeels heeft geweigerd mee te werken aan het onderzoek. Ondanks dit gegeven wordt een psychotisch toestandsbeeld bij verdachte vastgesteld tijdens zijn verblijf in het PBC. Gelet op het recidiverende karakter van de psychotische klachten, bestaande uit forse achterdocht naar de actuele leefomgeving, betrekkingsideeën, gestoorde realiteitstoetsing en de aanwezigheid van gehoorhallucinaties, wordt geconcludeerd dat sprake is van een chronisch ziektebeeld dat gekenmerkt wordt door psychoses. Het recidiverisico op een soortgelijk delict en agressief gedrag wordt als hoog ingeschat en vanwege de ernst van de problematiek wordt geadviseerd de TBS-maatregel met dwangverpleging op te leggen.
Ter zitting van 12 augustus 2016 is door de raadsman namens verdachte gesteld dat voormeld onderzoek niet volledig is geweest omdat verdachte er niet aan heeft willen meewerken. Bovendien heeft de raadsman naar voren gebracht dat ook bekeken dient te worden of een TBS-maatregel met voorwaarden tot de mogelijkheden behoort. Verdachte verklaarde zich ter zitting bereid zijn medewerking te verlenen aan een nader persoonsonderzoek en open te staan voor behandeling. De rechtbank heeft daarom bij tussenvonnis van 26 augustus 2016 besloten zich ook te laten voorlichten over de (on)mogelijkheden van de maatregel TBS met voorwaarden.
Uit het hiertoe opgemaakt psychiatrisch rapport van 23 december 2016 en het psychologisch rapport van 16 december 2016 komt als conclusie naar voren dat bij verdachte sprake is geweest van een psychotische stoornis, waarbij als oorzaak een schizofrene ontwikkeling het meest waarschijnlijk wordt geacht, en middelengebruik de episodes mogelijk verergerde. Daarnaast was er sprake van polymiddelengebruik en zijn er trekken van een antisociale persoonlijkheidsstoornis.
Gesteld wordt dat er een hoog risico is op gewelddadige recidive en de gebieden waarop verdachte met name hoog scoort zijn justitiële voorgeschiedenis, schending van voorwaarden betreffende behandeling en toezicht, hulpverleningsgeschiedenis, verslavingsverleden, probleeminzicht, psychotische symptomen, verslaving, meewerken aan de behandeling, wonen, werk, financiën en sociaal netwerk.
Geconcludeerd wordt dat, gezien deze reële kans op recidive en het niet kunnen continueren van een behandelrelatie met daarbij een groot risico op stoppen met medicatie en zeer waarschijnlijk wederom psychotisch worden en middelenmisbruik, een TBS met voorwaarden onvoldoende veiligheid zal bieden, evenals een (deels) voorwaardelijke vrijheidsstraf met bijzondere voorwaarden. Het risico is aannemelijk dat verdachte met medicatie zal stoppen, enerzijds vanwege de bijwerkingen en zijn onvoldoende ziektebesef, anderzijds omdat hij dit reeds eerder heeft gedaan toen verdachte vond dat het goed met hem ging. Verdachte heeft al eerder laten zien zich niet aan voorwaarden te houden en in een ambulante setting weer terug te vallen. Gezien de aard van het laatste tenlastegelegde is het risico groter dan in voorgaande gevallen.
Een TBS met dwangverpleging wordt daarom geadviseerd, waarbij het van belang is dat er een goede behandelrelatie ontstaat en beklijft en verdachte langzaam geresocialiseerd wordt. Van belang is goede psycho-educatie, behandeling voor het steeds terugkerende middelenmisbruik en voor de psychotische fenomenen en tevens streven naar een goede daginvulling/-besteding. Ook zal er in de resocialisatiefase aandacht moeten zijn voor sociale inbedding en huisvesting.
Uit het maatregelenrapport van de reclassering van 11 januari 2017 komt naar voren dat Tactus Reclassering in eerste instantie mogelijkheden zag voor een toezicht in het kader van TBS met voorwaarden, mits uit de Pro Justitia rapportages zou blijken dat ook de deskundigen zich achter een dergelijk advies konden scharen. De mening van de reclassering is bijgesteld door de bevindingen van de deskundigen, het zeer beperkte probleembesef en ziekte-inzicht van verdachte en de verwachting dat verdachte zich op de middellange termijn niet meer zal kunnen of willen conformeren aan de voorwaarden. Omdat het de verwachting is dat een behandeltraject in het kader TBS met voorwaarden op de middellange termijn vroegtijdig afgebroken wordt door overtreding van de voorwaarden, zou een omzetting naar TBS met dwangverpleging betekenen dat verdachtes behandeltraject weer opnieuw moet beginnen. Dit acht de reclassering onwenselijk. Daarom is het belangrijk dat verdachte een klinisch behandeltraject doorloopt op een passend tempo met een passend dwangkader om zodoende hem en de behandelinstelling de gelegenheid te geven zonder negatieve onderbrekingen te werken aan het vergroten van het probleembesef en ziekte-inzicht, uitgebreide diagnostiek en zijn middelenverslaving. En daarmee het voorkomen van terugval en recidive.
Gelet op de adviezen van de deskundigen en gelet op de ernst van de bewezen verklaarde feiten, het recidiverisico dat door de deskundigen als hoog wordt ingeschat en het feit dat voorwaarden in het kader van de TBS-maatregel onvoldoende mogelijkheden bieden om het recidiverisico voldoende te beperken, acht de rechtbank oplegging van de maatregel van terbeschikkingstelling met verpleging van overheidswege noodzakelijk.
De rechtbank stelt vast dat het onder parketnummer 05/720271-15 bewezenverklaarde feit een misdrijf is gericht tegen of gevaar veroorzakend voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een of meer personen. Verdacht heeft immers brand gesticht waarbij levensgevaar en gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor personen te duchten was. De totale duur van de maatregel kan daarom een periode van vier jaar te boven gaan. Ook overigens is aan de in artikel 37a van het Wetboek van Strafrecht vermelde vereisten voldaan.
Daarnaast legt de rechtbank aan verdachte een gevangenisstraf op van 15 maanden met aftrek van de tijd die verdachte in voorarrest heeft doorgebracht.
7a. De beoordeling van de civiele vordering(en), alsmede de gevorderde oplegging van de schadevergoedingsmaatregel
De benadeelde partij [slachtoffer 5] , gevestigd te Doetinchem heeft zich in het strafproces gevoegd ter verkrijging van schadevergoeding ter zake van het onder parketnummer 05/720271-15 bewezenverklaarde feit. Gevorderd wordt een bedrag van
€ 613,10.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft verzocht de vordering van de benadeelde partij niet-ontvankelijk te verklaren.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman van verdachte heeft bepleit de vordering van de benadeelde partij niet- ontvankelijk te verklaren, nu deze niet is onderbouwd.
Beoordeling door de rechtbank
De benadeelde partij zal niet-ontvankelijk verklaard worden in haar vordering, nu de vordering niet voldoende is onderbouwd. De benadeelde partij kan daarom haar vordering slechts aanbrengen bij de burgerlijke rechter.
7a. De beoordeling van de vordering na voorwaardelijke veroordeling
Ten aanzien van de vorderingen na voorwaardelijke veroordeling met parketnummers 05/065694-15 en 05/840644-14 vordert de officier van justitie de tenuitvoerlegging van respectievelijk 1 week gevangenisstraf en 35 dagen gevangenisstraf, die door de politierechter te Zutphen op respectievelijk 2 juni 2015 en 17 oktober 2015 voorwaardelijk zijn opgelegd.
De rechtbank is van oordeel dat de vorderingen na voorwaardelijke veroordeling met voormelde parketnummers van de officier van justitie dienen te worden afgewezen gelet op de wenselijkheid zo snel mogelijk de TBS-maatregel met verpleging van overheidswege te laten starten.

8.De toegepaste wettelijke bepalingen

De beslissing is gegrond op de artikelen 10, 27, 37a, 37b, 57, 157, 285, 300, 350 van het Wetboek van Strafrecht.

9.De beslissing

De rechtbank:
 verklaart bewezen dat verdachte het ten laste gelegde, zoals vermeld onder punt 3, heeft begaan;
 verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij;
 verstaat dat het aldus bewezenverklaarde oplevert de strafbare feiten zoals vermeld onder punt 4;
 verklaart verdachte hiervoor strafbaar;
 veroordeelt verdachte wegens het bewezenverklaarde tot
 een
gevangenisstrafvoor de duur van
15 (vijftien) maanden;
 beveelt dat de tijd, door veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht;
 gelast dat verdachte
ter beschikkingwordt
gestelden beveelt dat de ter beschikking gestelde
van overheidswege zal worden verpleegd;
 verklaart de
benadeelde partij [slachtoffer 5] niet-ontvankelijkin haar vordering;

wijst af de vorderingenvan de officier van justitie van 26 april 2016 met parketnummer 05/065694-15 en van 1 februari 2016 met parketnummer 05/840644-14, strekkende
tot tenuitvoerleggingvan de bij vonnissen van de Politierechter te Zutphen van respectievelijk 2 juni 2015 en 17 oktober 2014 voorwaardelijk opgelegde gevangenisstraffen.
Dit vonnis is gewezen door mr. Driessen (voorzitter), mrs. Kleinrensink en Van Apeldoorn, rechters, in tegenwoordigheid van mr. Van Erp-Noordenbos, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 27 januari 2017.
RECHTBANK GELDERLAND
Zittingsplaats Zutphen
Team strafrecht
Parketnummer:
Uitspraak d.d.: 27 januari 2017
Proces-verbaal van het in dezelfde zaak voorgevallene ter openbare terechtzitting van .
Tegenwoordig:
mr. , rechter,
mr. , officier van justitie,
en , griffier.
De rechter doet de zaak uitroepen.
De verdachte,
[verdachte] ,
geboren op [geboortedatum] 1980 te [geboorteplaats 1] , wonende te [adres 1] ,
thans gedetineerd in het Huis van Bewaring Ooyerhoekseweg, gevestigd aan de Verlengde Ooyerhoekseweg 21 te Zutphen.
is wel / niet in de zaal van de terechtzitting aanwezig.
raadsman: mr. M.O.G.J. Bakker, advocaat te Hoog-Keppel.
is wel/niet verschenen.
De rechter spreekt het vonnis uit
Waarvan proces-verbaal,

Voetnoten

1.Parketnummer 05/720271-15
2.Proces-verbaal aangifte, p. 170-171.
3.Proces-verbaal verklaring getuige [getuige 1] , p. 184-185
4.Proces-verbaal brandsporenonderzoek, p. 130-133.
5.Proces-verbaal terechtzitting 12 augustus 2016, p. 2
6.Proces-verbaal van verhoor verdachte p. 32,36, 39, 43, 44-46, 51.
7.Proces-verbaal van aangifte, p.1
8.Proces-verbaal van bevindingen, p. 4
9.Proces-verbaal verhoor verdachte, p. 26
10.Proces-verbaal van aangifte, p. 08-09
11.Proces-verbaal van verhoor getuige, p. 11
12.Proces-verbaal van aangifte, p. 3-4, in onderlinge samenhang gelezen met proces-verbaal van bevindingen, p. 6.