ECLI:NL:RBGEL:2017:6124

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
27 november 2017
Publicatiedatum
27 november 2017
Zaaknummer
AWB - 17 _ 4945
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Intrekking omgevingsvergunning en rechtsmiddelen tegen bestuursbesluit

In deze zaak heeft de Rechtbank Gelderland op 27 november 2017 uitspraak gedaan over de intrekking van een omgevingsvergunning die eerder op 20 april 2016 was verleend. De rechtbank oordeelde dat het bestreden besluit van de gemeente Wageningen niet kan worden aangemerkt als een wijziging van de beslissing op bezwaar van 7 april 2017, maar als een primair besluit. Dit besluit was genomen naar aanleiding van een verzoek van een derde-partij om de vergunning in te trekken, en niet op basis van het bezwaar dat door eisers was ingediend. De rechtbank concludeerde dat eisers niet om instemming tot het instellen van rechtstreeks beroep hadden gevraagd, waardoor het beroep niet-ontvankelijk werd verklaard. De rechtbank heeft het beroep doorgezonden aan verweerder ter behandeling als bezwaar, en heeft geen proceskostenvergoeding toegekend aan eisers. De uitspraak benadrukt de noodzaak voor een correcte procedure bij het indienen van bezwaar en de voorwaarden waaronder een omgevingsvergunning kan worden ingetrokken.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND

Zittingsplaats Arnhem
Bestuursrecht
zaaknummer: AWB 17/4945

uitspraak van de meervoudige kamer van

in de zaak tussen
[eiser], [eiser],
[eiser],
[eiser],
[eiser],
[eiser],
[eiser],
[eiser],
[eiser],
[eiser],
[eiser],
[eiser],
[eiser]en
[eiser], allen wonende te [woonplaats], eisers (gemachtigde: mr. T.E.P.A. Lam),
en
het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Wageningen, verweerder.

Derde-partij: [derde-partij], te [woonplaats] (gemachtigde: mr. P.H.N. van Spanje).

Procesverloop

Op 29 maart 2016 heeft derde-partij gevraagd om verlening van een omgevingsvergunning voor de plaatsing van een scherm parallel aan de erfgrens tussen het perceel [locatie] te [woonplaats] en de percelen [locatie] te [woonplaats].
Bij besluit van 20 april 2016 heeft verweerder de omgevingsvergunning verleend.
Op 24 mei 2016 hebben [eiser] en [eiser] daartegen bezwaar gemaakt.
Bij besluit van 7 april 2017 heeft verweerder het primaire besluit in stand gelaten.
Op 2 mei 2017 hebben eisers [eiser] en [eiser] daartegen beroep ingesteld. Dit beroep staat bekend onder zaaknummer 17/2265. In die zaak wordt op dezelfde dag als in deze zaak uitspraak gedaan.
Bij besluit van 31 augustus 2017 (hierna: bestreden besluit) heeft verweerder:
a. het besluit van 20 april 2016 ingetrokken; en
b. een omgevingsvergunning verleend voor de plaatsing van het scherm in afwijking van het ter plaatse geldende bestemmingsplan ‘[woonplaats], tweede herziening’ (hierna: bestemmingsplan).
Eisers hebben beroep tegen het bestreden besluit ingesteld. Dit beroep staat bekend onder zaaknummer 17/4945.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Op 5 oktober 2017 is het beroep behandeld tijdens een zitting. Daarbij waren aanwezig:
- mr. T.E.P.A. Lam, die werd vergezeld door [eiser] en [eiser];
- M. van den Broeke namens verweerder;
- [derde-partij], bijgestaan door mr. P.H.N. van Spanje.

Overwegingen

Inleiding
1. Derde-partij exploiteert op het adres [locatie] te [woonplaats] (hierna: perceel) een horecagelegenheid met de naam ‘[locatie]’. De horecagelegenheid bestaat uit een café- en lunchruimte, een zaal (‘[locatie]’) en een terras (‘buitentuin’). Een deel van het terras is overdekt met een veranda.
2. Eisers stellen dat de exploitatie van de horecagelegenheid leidt tot een onevenredige aantasting van hun woongenot, met name vanwege geluidhinder. Daarom willen zij dat verweerder de exploitatie van de horecagelegenheid aan banden legt. Tegen deze achtergrond moeten de diverse geschillen tussen partijen worden gesitueerd.
Omvang van het geding
3. Eisers bestrijden de rechtmatigheid van de omgevingsvergunning voor de plaatsing van het scherm in afwijking van het bestemmingsplan.
4. Eisers betogen dat verweerder niet langer bevoegd is om voor de plaatsing van het scherm een omgevingsvergunning te verlenen, en dat de plaatsing van het scherm overigens in strijd komt met redelijke eisen van welstand.
Oordeel van de rechtbank
5. De rechtbank constateert allereerst dat de beslissing op bezwaar van 7 april 2017 (nog) niet is ingetrokken. Vervolgens stelt de rechtbank vast dat het bestreden besluit slechts artikel 2.33, tweede lid, aanhef en onder b, van de Wabo noemt als reden voor intrekking van de op 20 april 2016 verleende omgevingsvergunning. Verder signaleert de rechtbank dat verweerder in het bestreden besluit niet spreekt over “herroepen”, de term die in artikel 7:11, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb) wordt gebruikt voor het terugnemen van een besluit op grondslag van een bezwaar.
6. Gelet hierop is de rechtbank van oordeel dat het bestreden besluit niet strekt tot wijziging van het besluit van 7 april 2017, maar, naast de verlening van een omgevingsvergunning, slechts tot intrekking van het besluit van 20 april 2016. In het verlengde hiervan is de rechtbank van oordeel dat de op 20 april 2016 verleende omgevingsvergunning niet is ingetrokken op grondslag van het bezwaar van 24 mei 2016 (dat immers heeft geleid tot het besluit van 7 april 2017), maar slechts op grondslag van het verzoek van de derde-partij om intrekking van die vergunning.
7. Het vorenstaande leidt de rechtbank tot de conclusie dat het bestreden besluit niet kan worden aangemerkt als een (nieuwe) beslissing op bezwaar in de zin van artikel 7:1, eerste lid, aanhef en onder a, van de Awb. Daarom kwalificeert zij het bestreden besluit als een primair besluit waartegen eerst bezwaar moet worden gemaakt.
8. Eisers hebben verweerder niet gevraagd om instemming tot het instellen van rechtstreeks beroep tegen het bestreden besluit. Daarom zal de rechtbank het beroep niet-ontvankelijk verklaren.
9. De rechtbank zal het beroep – met toepassing van artikel 6:15, eerste en tweede lid, van de Awb – doorzenden aan verweerder, ter behandeling als bezwaar.
10. Nu de rechtbank het beroep niet-ontvankelijk zal verklaren, ziet zij geen reden om verweerder te veroordelen tot vergoeding van de proceskosten die eisers voor de behandeling van het beroep hebben gemaakt.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan door mr. L.M. Koenraad, voorzitter, mr. J.H. van Breda en
mr. M.J.M. Verhoeven, rechters, in tegenwoordigheid van mr. E. Mengerink, griffier.
De beslissing is in het openbaar uitgesproken op:
griffier
voorzitter
Afschrift verzonden aan partijen op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State. Als hoger beroep is ingesteld, kan bij de voorzieningenrechter van de hogerberoepsrechter worden verzocht om het treffen van een voorlopige voorziening of om het opheffen of wijzigen van een bij deze uitspraak getroffen voorlopige voorziening.