Uitspraak
1.De inhoud van de tenlastelegging
2.Overwegingen ten aanzien van het bewijs
3.De beslissing
spreekt verdachte vrijvan de tenlastegelegde feiten.
Rechtbank Gelderland
In deze zaak heeft de Rechtbank Gelderland op 24 november 2017 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van het veroorzaken van een verkeersongeval op 7 juni 2016 te Ede. De officier van justitie had primair gesteld dat de verdachte als bestuurder van een motorfiets zich schuldig had gemaakt aan het veroorzaken van een aanrijding door onvoorzichtig en onoplettend rijgedrag. De verdediging pleitte voor een integrale vrijspraak, stellende dat niet wettig en overtuigend bewezen kon worden dat de verdachte schuld had aan het ongeval.
De rechtbank heeft de verklaringen van de betrokken partijen en de verkeersongevallenanalyse zorgvuldig gewogen. De officier van justitie stelde dat de verdachte op de verkeerde weghelft had gereden, wat leidde tot de aanrijding met een snorfiets. De verdachte verklaarde echter dat hij op zijn eigen weghelft reed en dat de snorfiets niet op de weg lette. De rechtbank concludeerde dat er onvoldoende bewijs was om vast te stellen dat de verdachte op de verkeerde weghelft had gereden of dat hij onvoldoende rechts had gehouden. De rechtbank kon niet buiten redelijke twijfel vaststellen dat de verdachte schuld had aan het ongeval.
Daarom heeft de rechtbank de verdachte integraal vrijgesproken van de tenlastegelegde feiten, omdat het wettig en overtuigend bewijs ontbrak om tot een veroordeling te komen. Dit vonnis is uitgesproken in tegenwoordigheid van de griffier en is openbaar gemaakt op de zitting.