In deze burenzaak, behandeld door de Rechtbank Gelderland op 15 november 2017, staat de hinder door hoogopschietende coniferen en laurieren centraal. De eisende partij, vertegenwoordigd door advocaat mr. K. Klaasen, heeft de gedaagde partij, vertegenwoordigd door advocaat mr. N.P.H. Vissers, aangeklaagd vanwege de beplanting die te dicht bij de erfgrens zou staan en daardoor het zonlicht in de tuin van de eisende partij zou belemmeren. De rechtbank heeft in een tussenvonnis van 9 augustus 2017 partijen de gelegenheid gegeven om zich uit te laten over de afstand van de beplanting tot de erfgrens. De eisende partij heeft zijn eis gewijzigd, waarbij hij eiste dat de gedaagde partij de beplanting zou snoeien tot een hoogte van maximaal twee meter en vijftig centimeter.
De rechtbank heeft geoordeeld dat de eiswijziging in strijd is met de eisen van een goede procesorde, omdat het debat zich enkel over de coniferen en laurieren diende te richten. De rechtbank heeft vastgesteld dat de coniferen en laurieren op een afstand van meer dan vijftig centimeter van de erfgrens staan, en dat de eisende partij niet voldoende bewijs heeft geleverd voor zijn stellingen. De rechtbank heeft ook overwogen dat, hoewel de beplanting het toetreden van zonlicht in de tuin van de eisende partij beperkt, dit niet automatisch leidt tot onrechtmatige hinder.
Uiteindelijk heeft de rechtbank de gedaagde partij veroordeeld om de coniferen en laurieren te snoeien tot een hoogte van maximaal twee meter en vijftig centimeter, op straffe van een dwangsom van € 50,00 per dag, met een maximum van € 5.000,00. Tevens is de gedaagde partij in de proceskosten veroordeeld, die zijn begroot op € 1.970,12. Dit vonnis is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, en het meer of anders gevorderde is afgewezen.