Uitspraak
Rechtbank GELDERLANd
1.Het verdere procesverloop
2.De feiten
“Met inachtneming van het bepaalde bij beschikking van 31 oktober 2013”.
“De overeengekomen pachtprijs wordt gewijzigd in € 4.103,- per jaar. De aldus gewijzigde overeenkomst wordt goedgekeurd.”
3.De vordering en het verweer
[gedaagde] heeft door het laten ondertekenen en aangaan van een pachtovereenkomst met [vrouw] , op een wijze door [gedaagde] voorgesteld en uitgevoerd, op overduidelijke wijze misbruik van de omstandigheden gemaakt, als bedoeld in artikel 3:44 BW. De hele omgeving van [vrouw] , dus ook [gedaagde] , wist over haar geestestoestand: haar afhankelijkheid van andere mensen, hoe verward ze vaak was en dat ze almaar vergeetachtiger werd. [gedaagde] wist ook dat [vrouw] in het geheel geen zicht had op zakelijke kwesties en de consequenties van het aangaan van een pachtovereenkomst niet overzag of kon overzien. Als al een afspraak omtrent het aangaan van een pachtovereenkomst zou worden overwogen, dan zou het altijd om een geliberaliseerde pachtovereenkomst zijn gegaan, net zoals in 2009 met de familie [familienaam] was afgesloten.
Daarnaast heeft [vrouw] gedwaald bij het tot stand komen van de pachtovereenkomst met [gedaagde] , zodat deze overeenkomst ex artikel 6:228 BW vernietigd moet worden. [gedaagde] had, in verband met hetgeen hij omtrent de dwaling wist of behoorde te weten, de dwalende [vrouw] behoren in te lichten over hetgeen waartoe zij zich ten tijde van de ondertekening verplichtte en ook over de gevolgen van een dergelijke overeenkomst. [gedaagde] heeft dit opzettelijke nagelaten, waardoor [vrouw] heeft gedwaald.
4.De beoordeling
“(…) Van 1972 tot 1995 was ik de buurvrouw van [vrouw] . (…) Ik heb als jong meisje een opleiding tot bejaardenverzorgster gevolgd en ik heb toen ook enkele jaren met dementerende ouderen gewerkt. Ik herken de signalen van dementie dan ook meteen, ik denk eerder dan de meeste mensen dat zouden herkennen. Ik heb in 2010 of 2011 twee keer meegemaakt dat ik [vrouw] tegen kwam in het dorp Wehl, en dat ze een verwarde indruk maakte. Ik sprak haar aan, en toen bleek dat ze de weg naar huis niet meer kon vinden. Ik ben toen met haar mee naar huis gefietst, en heb haar naar huis gebracht. Voor mij was toen duidelijk dat [vrouw] aan het dementeren was, niet alleen vanwege het feit dat ze de weg naar huis niet meer kon vinden, maar ook vanwege haar verwarde gedrag.”
“(…) Wij kennen [vrouw] al 38 jaar en hebben over het algemeen een goed contact met haar gehad. Zij was geen makkelijke vrouw en kon erg wispelturig en onvoorspelbaar in haar gedrag naar anderen zijn.Wij hebben gemerkt dat haar geestelijke gezondheid na het overlijden van haar man in 2003 geleidelijk is afgenomen. Echter, na het overlijden van haar stiefmoeder in 2010 is haar geestestoestand hard achteruit gegaan. Zo hebben we vanaf 2012 zeer regelmatig meegemaakt (elke week, vaak ook twee keer per week) dat ze achter op ons erf stond en niet meer wist waar ze was. Ze keek dan om zich heen, was volledig haar oriëntatie kwijt en wist niet hoe ze naar huis moest komen (…)
Uit artikel 556 lid 1 Rv volgt dat een eisende partij de ontruiming van onroerende zaken niet zelf ter hand mag nemen en dat gedwongen ontruiming het exclusieve terrein is van de deurwaarder. Op grond van de parlementaire geschiedenis van artikel 3:297 BW heeft de eisende partij voldoende aan een ontruimingsvonnis om de deurwaarder te mogen inschakelen indien de gedaagde partij niet vrijwillig tot ontruiming overgaat. [eiser ] heeft dus geen rechterlijke machtiging nodig om de hulp van deurwaarder in te schakelen.