Uitspraak
RECHTBANK GELDERLAND
gemachtigde: mr. P.H.E. Voûte,
1.Het procesverloop
- het ter griffie binnengekomen verzoekschrift d.d. 6 september 2017,
- het verweerschrift, ter griffie binnengekomen op 12 oktober 2017,
“
Artikel 10 Schadevergoeding
“
(…) De raad van toezicht en de raad van bestuur van De Passerel zijn het gesprek met elkaar gestart over de komende bestuurswisseling. Het gesprek vindt daadwerkelijk plaats tussen de
B. Regeling voor het vertrek van [verweerder]Partijen zijn het er over eens dat gestreefd moet worden naar een vertrek van [verweerder] via een ontbindingsovereenkomst, waarin beide partijen zich kunnen vinden, en met een mooi en waardig afscheid. Die overeenkomst is nog niet bereikt en de opvattingen over wat een goede regeling is, liggen nog ver uiteen. [verweerder] heeft te kennen gegeven niet zelf ontslag te zullen nemen. Er moet dus of overeenstemming over het vertrek van [verweerder] bereikt worden of de RvT moet een procedure starten om [verweerder] te ontslaan.
“
(…) Zoals toegezegd, heb ik ten behoeve van het gesprek morgenmiddag een en ander geconcretiseerd met betrekking tot onderwerp B: Regeling voor het vertrek van [verweerder] .Voor wat betreft dit onderwerp is er in mijn visie sprake van 2 aspecten: Hoogte van de lump sum schadeloosstelling en de wijze van uitbetaling. (…) Ter voorkoming van maatschappelijke onrust (…) zal er sprake moeten zijn van een pakket met een mix aan ‘regelingen’. Hierbij valt te denken aan:- transitie vergoeding- opschuiven ontslagdatum met vrijstelling van arbeid (…)- (…)- afspraken over een donatie uit het “niet gebonden vrije vermogen” aan een juridische entiteit, die mij daarvan salaris kan betalen- afspraken voer het uitvoeren van opdrachten voor de Passerel in loondienst (…) of uit loondienst (zzp) tot een afgesproken waarde- (…)”.
“
(…)Conclusie
In de RvT-vergadering van 7 juni 2017 is besloten te streven naar beëindiging van de relatie met [verweerder] . In een brief van 9 juni 2017 is het voorgenomen besluit om afscheid te gaan nemen van [verweerder] als bestuurder en werknemer aan [verweerder] meegedeeld. [verweerder] heeft zijn reactie op de voorgenomen besluiten schriftelijk aan de RvT doen toekomen.
is per 1 oktober 2017 vrijgesteld van werkzaamheden.
3.De verzoeken en verweren
Subsidiair is door de opstelling van [verweerder] gedurende het proces rond zijn vertrek de verhouding met de RvT duurzaam verstoord, zodat ook om die reden niet langer van de Passerel gevergd kan worden dat de arbeidsovereenkomst voortduurt.
€ 609.615,00 bruto, meer subsidiair toekenning van de transitievergoeding van € 162.569,00 en een billijke vergoeding van € 165.000,00.
4.De beoordeling
€ 75.000,- uitgekeerd zou kunnen worden. Met deze bedragen zijn de buitengrenzen voor de besprekingen over een ontslagvergoeding bepaald. Binnen die grenzen zijn diverse voorstellen van de zijde van [verweerder] gedaan, waaronder varianten waar werkzaamheden tegenover zouden blijven staan, mogelijk voor De Passerel in Nederland, maar mogelijk ook met werkzaamheden voor de Bulgaarse organisatie waar De Passerel mee samenwerkt. Partijen hebben een verschil van inzicht gekregen over de juridische en ethische mogelijkheden van de ‘Bulgaarse’ route.
III. De Passerel ontslaat [verweerder] op enig moment, eerder dan zijn pensioendatum. IV. [verweerder] blijft tot zijn pensionering bestuurder van De Passerel.Dit komt neer op de vraag of een onvrijwillig vertrek van [verweerder] nodig en mogelijk is.
Voor De Passerel is, blijkens de stellingen en stukken, mogelijkheid IV geen onderwerp van bespreking geweest. De RvT heeft zich kennelijk onvoldoende gerealiseerd dat niet alleen [verweerder] , maar ook zijzelf een dubbele positie inneemt in deze kwestie, namelijk zowel de toezichthoudende rol als de werkgeversrol. Gesteld noch gebleken is, dat binnen de RvT een afweging heeft plaatsgevonden van de belangen van De Passerel bij het laten samenvallen van een bestuurderswisseling met de voortgang van de reorganisatie enerzijds en de belangen van [verweerder] als werknemer bij het behoud van zijn baan anderzijds. Dit had wel op haar weg gelegen. Dat De Passerel vanwege de door [verweerder] gemaakte keuze voor mogelijkheid IV het vertrouwen in [verweerder] als werknemer heeft verloren is onbegrijpelijk.
Dat de gelijktijdigheid een goed moment is voor De Passerel en daarom aanvankelijk tot uitgangspunt is gekozen van partijen, wil nog niet zeggen dat het ook het enige geschikte moment voor een bestuurderswisseling zou zijn en dat bij een wijziging van omstandigheden toch aan dat uitgangspunt vastgehouden zou moeten worden. De noodzaak daartoe zou er kunnen zijn indien [verweerder] ongeschikt zou zijn voor de nieuwe bestuurdersfunctie. Het profiel voor de nieuwe bestuurder behoefde echter, blijkens de stukken nog nadere invulling. Dat [verweerder] ongeschikt is voor de nieuwe functie is niet voldoende onderbouwd (en zou ook leiden tot een andere ontbindingsgrond dan thans aangevoerd).
als bestuurder heeft [verweerder] alle rechten en verplichtingen die de Statuten van de Stichting dat wel anderszins door de raad van Toezicht van de Stichting aan [verweerder] zijn toegekend, respectievelijk zijn opgelegd’. Ook in de statuten van De Passerel blijkt deze verwevenheid. Daarin is in artikel 8 als taak van de (eenhoofdige) Raad van Bestuur beschreven: “
het besturen van de stichting en de dagelijkse leiding van de werkzaamheden van de stichting”. Het één is niet zonder het ander uit te voeren. Voor zover er in de praktijk al mogelijkheden zouden zijn om een deel van de taken uit te voeren zonder de vennootschapsrechtelijke positie, is het aan De Passerel hoe zij haar organisatie wil inrichten en kan niet van haar worden gevergd de functie van [verweerder] zo te splitsen dat deze door twee personen uitgevoerd zou kunnen worden.
heeft er voor gekozen het vennootschapsrechtelijke besluit niet aan te vechten. Daarmee staat vast dat hij sinds 1 oktober 2017 geen statutair bestuurder meer is van De Passerel. Het is vaste jurisprudentie dat een vennootschapsrechtelijk ontslagbesluit in beginsel ook de dienstbetrekking van de bestuurder doet eindigen. Het eindigen van de bestuurderspositie van [verweerder] brengt dan mee dat de arbeidsovereenkomst inhoudsloos is geworden.