Uitspraak
1.De inhoud van de tenlastelegging
- JAN 1996;
- Temik 10G, microgranulaat op basis van 9,5% aldicarb;
- een doodskop gevarenpictogram volgens WMS (Wet Milieugevaarlijke Stoffen) met daarbij het onderschrift: “zeer giftig”;
- “zeer giftig door inademing, kontakt met de huid en opname door de mond”;
- het gaat om een handelen of nalaten van iemand die hetzij uit hoofde van een dienstbetrekking hetzij uit anderen hoofde werkzaam is ten behoeve van de rechtspersoon;
- de gedraging past in de normale bedrijfsvoering van de rechtspersoon;
- de gedraging is de rechtspersoon dienstig geweest in het door hem uitgeoefende bedrijf;
- de rechtspersoon vermocht erover te beschikken of de gedraging al dan niet zou plaatsvinden en zodanig of vergelijkbaar gedrag blijkens de feitelijke gang van zaken door de rechtspersoon werd aanvaard of placht te worden aanvaard. Onder bedoeld aanvaarden is ook begrepen het niet betrachten van de zorg die in redelijkheid van de rechtspersoon kon worden gevergd met het oog op de voorkoming van de gedraging.
- Niet wordt betwist dat [slachtoffer] in dienst van [verdachte] was.
- Anders dan de raadsman is de rechtbank van oordeel dat het uitstrooien van een gewasbeschermingsmiddel in de normale bedrijfsvoering van het bedrijf past. Dat achteraf is gebleken dat het een niet toegelaten middel betrof, doet daar niet aan af.
- [slachtoffer] heeft verklaard dat hij al eerder heeft gestrooid en dat het toen ging om beestjes. Ter terechtzitting heeft de bestuurder verklaard dat de beestjes die gestrooid worden biologisch zijn en dat iedereen die mag strooien. Uit de verklaring van [slachtoffer] leidt de rechtbank af dat [slachtoffer] niet precies wist wat er in de molen zat. De rechtbank acht het aannemelijk dat [slachtoffer] dacht dat het mest was dan wel beestjes die hij al eerder had uitgestrooid. Ook [naam] lijkt hiervan uit te zijn gegaan. Dit handelen is de rechtspersoon dienstig en placht de rechtspersoon gelet op de verklaringen van [naam] en [slachtoffer] te aanvaarden. Dat achteraf is gebleken dat het handelen van [slachtoffer] heeft geleid tot schade, omdat het bedrijf biologisch is en geen vergif gebruikt, leidt niet tot een ander oordeel.
- de verklaring van [naam] , dat hij bij terugkomst op het bedrijf zag dat het om een ander middel ging en hij het etiket aan zijn vrouw heeft meegegeven;
- de tekst op het etiket;
- de bevindingen van het NFI dat aldicarb is aangetroffen in de betreffende monsters;
- de bevindingen van het NFI dat aldicarb vanaf 30 juni 2007 (met een opgebruiktermijn tot 31 december 2007) niet meer is toegelaten in Nederland.
3.Bewezenverklaring
of omstreeks25 januari 2016 in de gemeente Zaltbommel als werkgever zoals daaronder wordt verstaan in de ‘Arbeidsomstandighedenwet’,
al dan niet opzettelijkhandelingen
heeft verricht en/ofheeft nagelaten in strijd met de ‘Arbeidsomstandighedenwet’ en/of de daarop berustende bepalingen in het ‘Arbeidsomstandighedenbesluit’, door haar werknemer dhr. [slachtoffer] in/op een arbeidsplaats, te weten een kas gelegen aan of nabij de [adres 2] te [plaats 2] , werkzaamheden te laten verrichten, bestaande uit het toepassen van een gewasbeschermingsmiddel (Temik 10G, althans een Aldicarb bevattend middel), zulks terwijl
of kon wordenblootgesteld aan een
of meergevaarlijke stof
fen, de mogelijke blootstelling van die werknemer aan (een) gevaarlijke stof(fen), met name het huidcontact, niet werd voorkomen of geminimaliseerd door het dragen van doelmatige persoonlijke beschermingsmiddelen, en
/of
/of niet heeft toegezien op de naleving van de instructies en
/ofvoorschriften gericht op het voorkomen of beperken van de daaraan verbonden risico’s en
/ofop het juiste gebruik van persoonlijke beschermingsmiddelen,
wist ofredelijkerwijs moest weten
, levensgevaar ofernstige schade aan de gezondheid van genoemde werknemer [slachtoffer] ontstond of te verwachten was;
of omstreeks25 januari 2016 in de gemeente Zaltbommel in een kas gelegen aan of nabij de [adres 2] te [plaats 2]
al dan niet opzettelijkeen werkzame stof, te weten Aldicarb, die niet was opgenomen in een toegelaten gewasbeschermingsmiddel, heeft gebruikt, terwijl de stof niet was goedgekeurd als basisstof op grond van artikel 23 van verordening (EG) 1107/2009.
4.De kwalificatie van het bewezenverklaarde
5.De strafbaarheid van het feit
6.De strafbaarheid van de verdachte
7.Overwegingen ten aanzien van straf en/of maatregel
in het ziekenhuis moest worden behandeld - deels op de intensive care - en heeft hij gedurende ongeveer een maand geen werkzaamheden kunnen verrichten.
8.In beslag genomen voorwerpen
- de blauwe molen en de doos aan [verdachte] ;
- de kleding aan de rechthebbende [slachtoffer] ;
- het vat aan de rechthebbende, de brandweer van Zaltbommel.
9.De toegepaste wettelijke bepalingen
- 14a, 14b, 14c, 23, 24, 51, 62, 91 van het Wetboek van Strafrecht;
- 1, 1a, 2, 6 van de Wet op de Economische Delicten;
- 8 en 32 van de Arbeidsomstandighedenwet;
- 4.1c van het Arbeidsomstandighedenbesluit;
- 19 van de Wet gewasbeschermingsmiddelen en biociden.
10.De beslissing
geldboetevan
€ 7.000,- (zevenduizend euro);
€ 3.500,-, niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, wegens niet nakoming van na te melden voorwaarde voor het einde van de proeftijd die op twee jaren wordt bepaald;
- legt op als algemene voorwaarde dat de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd niet zal schuldig maken aan een strafbaar feit;
- veroordeelt verdachte van wege het onder 2 bewezenverklaarde feit tot een
- verklaart verbeurdde in beslag genomen, nog niet teruggegeven voorwerpen, te weten:
een molen met roze/wit mechanisme en een masker; - gelast de
- gelast de
- gelast de