ECLI:NL:RBGEL:2017:5858

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
15 november 2017
Publicatiedatum
15 november 2017
Zaaknummer
05/740285-16
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor ontuchtige handelingen en grooming na contact via sociale media met minderjarig meisje

Op 15 november 2017 heeft de Rechtbank Gelderland uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een 42-jarige man, die zich schuldig heeft gemaakt aan grooming en ontuchtige handelingen met een vijftienjarig meisje. De verdachte had in de periode van maart 2015 tot en met april 2015 via Facebook en WhatsApp contact met het slachtoffer, terwijl hij wist dat zij nog geen zestien jaar oud was. De rechtbank oordeelde dat het contact seksueel getint was en dat de verdachte op 14 april 2015 daadwerkelijk ontuchtige handelingen heeft gepleegd tijdens een ontmoeting met het slachtoffer. De officier van justitie had gevorderd dat de verdachte zou worden veroordeeld tot een werkstraf van 100 uren en een voorwaardelijke gevangenisstraf van 4 maanden. De verdediging pleitte voor vrijspraak van de ontuchtige handelingen, maar de rechtbank achtte de verklaringen van het slachtoffer betrouwbaar en concludeerde dat de verdachte zich schuldig had gemaakt aan grooming en ontucht. De rechtbank legde een gevangenisstraf van 6 maanden voorwaardelijk op, met een proeftijd van 5 jaar, en een werkstraf van 100 uren. Daarnaast werden bijzondere voorwaarden opgelegd, waaronder een meldplicht en ambulante behandeling.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND
Team strafrecht
Zittingsplaats Arnhem
Parketnummer : 05/740285-16
Datum uitspraak : 15 november 2017
Tegenspraak
vonnis van de meervoudige kamer
in de zaak van
de officier van justitie bij het arrondissementsparket Oost-Nederland
tegen
[verdachte]
geboren op [geboortedatum 1] 1974 te [geboorteplaats] ,
wonende aan de [adres] .
Raadsman: mr. J.P.A. van Schaik, advocaat te Veenendaal.
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 1 november 2017.
1. De inhoud van de tenlastelegging [1]
Verdachte wordt verweten dat hij zich schuldig heeft gemaakt aan grooming en vervolgens ontucht met de vijftienjarige [slachtoffer] .
2. Overwegingen ten aanzien van het bewijs [2]
De feiten
Op grond van de bewijsmiddelen wordt het volgende, dat verder ook niet ter discussie staat, vastgesteld.
In de periode van de maand maart 2015 tot en met 14 april 2015 in Lunteren, gemeente Ede, heeft verdachte door middel van een geautomatiseerd werk en met gebruikmaking van een communicatiedienst, te weten via internet (middels Facebook (messenger) en WhatsApp) met [slachtoffer] , geboren op [geboortedatum 2] , contact gehad, terwijl hij wist dat zij nog geen zestien jaar oud was. Het contact tussen verdachte en [slachtoffer] was seksueel getint. Verdachte heeft [slachtoffer] gevraagd of ze het wilde doen ‘met of zonder cd-tje’, waarmee het gebruik van een condoom wordt bedoeld. Verdachte heeft verder de volgende chatberichten aan [slachtoffer] verzonden:
“ik wil je
zou het passen?
hij is 2cm dik en 22cm groot
ben je al een beetje nat
ik wil in je broekje”
Verder heeft hij [slachtoffer] verteld dat hij graag seks wilde en bij haar wilde zijn. Verdachte heeft bovendien meermaals aan [slachtoffer] gevraagd of zij met hem wilde afspreken. [3]
Op 14 april 2015 hebben verdachte en [slachtoffer] , op zijn initiatief, daadwerkelijk afgesproken bij de kerk in [plaatsnaam] . Verdachte is naar die plek toe gereden. Hij heeft [slachtoffer] daar ook gezien. Zij heeft daar bij hem in de auto gezeten. [4] Vervolgens heeft verdachte over de rug van [slachtoffer] geaaid. Verdachte en [slachtoffer] zijn niet getrouwd. [5]
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gesteld dat wettig en overtuigend bewezen kan worden dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan grooming (feit 1). Ten aanzien van het plegen van de ontuchtige handelingen (feit 2) heeft de officier van justitie zich op het standpunt gesteld dat verdachte moet worden vrijgesproken. Er is onvoldoende wettig bewijs, nu uitsluitend [slachtoffer] zelf heeft verklaard over de ten laste gelegde ontuchtige handelingen die bij haar zouden zijn gepleegd.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft zich voor wat betreft de ten laste gelegde grooming (feit 1) gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
Verdachte heeft verklaard dat hij bij het maken van de afspraak met [slachtoffer] , nooit de bedoeling had om ontuchtige handelingen met haar te gaan plegen.
Ten aanzien van het plegen van die ontuchtige handelingen (feit 2) stelt de verdediging zich op het standpunt dat verdachte moet worden vrijgesproken. Er is immers geen sprake van wettig en overtuigend bewijs. Verdachte heeft tenslotte consistent verklaard dat hij de ontuchtige handelingen niet heeft gepleegd. Daarbij komt dat [slachtoffer] ook heeft verklaard dat het feit voor haar niet zoveel gevolgen heeft gehad.
Beoordeling door de rechtbank
Grooming (feit 1)
De vraag is of verdachte de ontmoeting heeft voorgesteld met het oogmerk om ontuchtige handelingen met [slachtoffer] te plegen. De rechtbank beantwoordt deze vraag bevestigend. Verdachte en [slachtoffer] hebben via Facebook en WhatsApp seksueel getint contact gehad, waarbij verdachte onder meer heeft aangegeven dat hij seks met haar wilde. Uit de chatberichten en de verklaring van [slachtoffer] blijkt niets anders dan een seksueel motief. Verdachte en [slachtoffer] hebben zich vervolgens daadwerkelijk naar de afgesproken plek begeven en hebben elkaar zelfs ook daadwerkelijk ontmoet. Daarmee kan naar het oordeel van de rechtbank grooming (feit 1) worden bewezen.
Dit oordeel wordt bovendien ondersteund, nu de rechtbank het ook wettig en overtuigend bewezen acht dat de ontuchtige handelingen daadwerkelijk hebben plaatsgevonden bij de afspraak tussen verdachte en [slachtoffer] op 14 april 2015, zoals blijkt uit het volgende.
Ontuchtige handelingen (feit 2)
Tijdens hun afspraak op 14 april 2015 begon verdachte over de hand van [slachtoffer] te aaien. [6] Vervolgens is verdachte een stukje met [slachtoffer] mee naar huis gelopen, terwijl hij haar fiets vasthield. [7] Verdachte begon volgens [slachtoffer] te wrijven over haar rug en buik. Hij begon ook kusjes te geven en aan haar borsten te zitten, zowel op als onder haar kleding. Vervolgens gaf hij haar een tongzoen. [8] [slachtoffer] is bij verdachte in zijn busje gaan zitten. [9] Verdachte probeerde toen aan haar vagina te zitten. Hij wreef met zijn hand over de buik van [slachtoffer] tot net boven haar vagina. [10]
De rechtbank overweegt dat de verklaring van [slachtoffer] zeer gedetailleerd is en – met uitzondering van de gepleegde ontuchtige handelingen – volledig wordt ondersteund door de verklaring van verdachte en het feit dat de ontmoeting daadwerkelijk heeft plaatsgevonden. De rechtbank acht haar verklaring daarom betrouwbaar en ziet geen aanleiding eraan te twijfelen dat deze overeenkomstig de waarheid is afgelegd.
Gelet op al het voorgaande, in onderlinge samenhang bezien, acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte op 14 april 2015 ontuchtige handelingen met [slachtoffer] heeft gepleegd, bestaande uit het betasten van haar borsten, het wrijven over haar buik en rug en het geven van een tongzoen aan haar.

3.Bewezenverklaring

Naar het oordeel van de rechtbank is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het tenlastegelegde heeft begaan, te weten dat:
1.
hij op
één of meerderetijdstip
(pen
)gelegen in
of omstreeksde periode van de maand maart 2015 tot en met 14 april 2015 te Lunteren, gemeente Ede,
in elk geval in Nederland, door middel van een geautomatiseerd werk en
/ofmet gebruikmaking van een communicatiedienst, te weten via internet
(middels Facebook
(messenger
)en
/ofWhatsapp
)een persoon, [slachtoffer] , geboren op [geboortedatum 2] , van wie hij wist
of redelijkerwijs moest vermoedendat deze de leeftijd van zestien jaren nog niet had bereikt, een ontmoeting heeft voorgesteld met het oogmerk ontuchtige handelingen, met die [slachtoffer] te plegen
en/of een afbeelding van een seksuele gedraging waarbij die [slachtoffer] is betrokken te vervaardigen, terwijl verdachte enige handeling heeft ondernomen gericht op het verwezenlijken van die ontmoeting, door naar een afgesproken locatie ( [plaatsnaam] bij de kerk) te rijden en
/ofdaarbij fysiek contact te leggen met die [slachtoffer] ;
2.
hij op
of omstreeks14 april 2015 te [plaatsnaam] , met [slachtoffer] , geboren op [geboortedatum 2] , die toen de leeftijd van zestien jaren nog niet had bereikt, buiten echt,
een of meerontuchtige handelingen heeft gepleegd, te weten het betasten
/bevoelenvan haar borst
(en
)en
/ofhet wrijven over haar buik en
/ofrug en/of het geven van een
(tong
)zoen.

4.De kwalificatie van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert op:
Ten aanzien van feit 1:
Door middel van een geautomatiseerd werk en met gebruikmaking van een communicatiedienst een ontmoeting voorstellen aan iemand van wie hij weet dat deze de leeftijd van zestien jaren nog niet heeft bereikt met het oogmerk ontuchtige handelingen te plegen met die persoon, welk voorstel tot ontmoeting is gevolgd door enige handeling gericht op het verwezenlijken van die ontmoeting.
Ten aanzien van feit 2:
Met iemand beneden de leeftijd van zestien jaren buiten echt ontuchtige handelingen plegen.

5.De strafbaarheid van de feiten

De feiten zijn strafbaar.

6.De strafbaarheid van de verdachte

Verdachte is strafbaar, nu geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk is geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit.

7.Overwegingen ten aanzien van straf en/of maatregel

Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft geëist dat verdachte ter zake van grooming zal worden veroordeeld tot een werkstraf voor de duur van 100 uren en een gevangenisstraf van 4 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 3 jaar en de bijzondere voorwaarden: een meldplicht, een ambulante behandeling, een contactverbod met [slachtoffer] en de overige voorwaarden zoals geadviseerd in het reclasseringsrapport. Daartoe is aangevoerd dat uit het dossier blijkt dat sprake is van een hardnekkig probleem op pedoseksueel gebied bij verdachte. Hij zoekt contact met minderjarige meisjes om zijn spanningsveld te kunnen verlagen. Een stevig behandelkader is noodzakelijk om dit probleem van verdachte aan te kunnen pakken.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat een voorwaardelijke gevangenisstraf van 4 maanden met een proeftijd van drie jaar met daarbij de bijzondere voorwaarden zoals geëist door de officier van justitie passend en geboden is. Daartoe is aangevoerd dat verdachte graag hulp wil krijgen. Hij realiseert zich dat behandeling noodzakelijk is. Verder stelt de verdediging dat met het opleggen van een werkstraf van 100 uren naast bovengenoemde gevangenisstraf het risico bestaat dat verdachte overvraagd wordt. Desalniettemin refereert de verdediging zich wat dat betreft aan het oordeel van de rechtbank.
Beoordeling door de rechtbank
De rechtbank heeft bij de bepaling van de op te leggen straf gelet op de aard en de ernst van wat bewezen is verklaard, de omstandigheden waaronder dit is begaan, mede gelet op de persoon en de omstandigheden van de verdachte zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken, waarbij onder meer is gelet op:
- het uittreksel uit het algemeen documentatieregister, gedateerd 20 september 2017;
- een voorlichtingsrapportage van Reclassering Nederland, geplande realisatiedatum 14 oktober 2017.
Verdachte heeft als 42-jarige man via Facebook en WhatsApp contact gezocht met de destijds vijftienjarige [slachtoffer] , en zich vervolgens schuldig gemaakt aan grooming en het plegen van ontucht. Verdachte zocht en hield contact met het slachtoffer. De uitgewisselde berichten waren seksueel getint. Door verdachte is een afspraak gemaakt met [slachtoffer] om haar te ontmoeten met de bedoeling om ontuchtige handelingen bij haar te plegen. Op 14 april 2015 heeft deze ontmoeting plaatsgevonden, waarbij ook daadwerkelijk ontuchtige handelingen door verdachte werden gepleegd. Het is verdachte zeer kwalijk te nemen dat hij misbruik heeft gemaakt van het overwicht dat hij had door het grote leeftijdsverschil, door het vertrouwen dat [slachtoffer] in hem had en tot slot haar kwetsbaarheid. Verdachte heeft bij dit alles zijn eigen belangen vooropgesteld. Het is een feit van algemene bekendheid dat slachtoffers van dergelijke feiten vaak lange tijd en op diverse leefgebieden de negatieve gevolgen ondervinden van wat hen is overkomen.
Verdachte is niet eerder voor soortgelijke feiten veroordeeld. Uit het dossier komt echter wel naar voren dat door de jaren heen, met tussenpozen, een patroon van seksueel overschrijdend contact is te zien, zoals ook wordt geconstateerd door de reclassering. De reclassering acht het wenselijk dat er een strak kader komt om de diepgewortelde problematiek van verdachte te kunnen behandelen, met name nu sprake is van een matig tot hoog recidiverisico.
Gelet op de ernst van de feiten, de persoonlijke omstandigheden van verdachte en het feit dat de rechtbank meer feiten bewezen verklaard dan de officier van justitie, acht zij een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 6 maanden passend en geboden, naast een werkstraf van 100 uren. De rechtbank acht het van belang dat aan het voorwaardelijke strafdeel de bijzondere voorwaarden: een meldplicht, een ambulante behandeling en de overige voorwaarden – zonder het contactverbod, nu dit al volgt uit de andere voorwaarden – zoals geadviseerd in het reclasseringsrapport worden verbonden.
Tot slot moet er naar het oordeel van de rechtbank, gelet op het patroon van seksueel overschrijdend gedrag over een lange periode zoals volgt uit het dossier en de hardnekkige problematiek van verdachte, ernstig rekening mee worden gehouden dat verdachte wederom een misdrijf zal begaan dat gericht is tegen of gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een of meer personen. Om die reden zal de rechtbank aan het voorwaardelijk strafdeel een proeftijd van vijf jaren verbinden en de bijzondere voorwaarden dadelijk uitvoerbaar verklaren.

8.De toegepaste wettelijke bepalingen

De beslissing is gegrond op de artikelen 10, 14a, 14b, 14c, 14d, 14e, 22c, 22d, 27, 55, 247 en 248e van het Wetboek van Strafrecht.

9.De beslissing

De rechtbank:
 verklaart bewezen dat verdachte het tenlastegelegde, zoals vermeld onder punt 3, heeft begaan;
 verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij;
 verstaat dat het aldus bewezenverklaarde oplevert de strafbare feiten zoals vermeld onder punt 4;
 verklaart verdachte hiervoor strafbaar;
 veroordeelt verdachte wegens het bewezenverklaarde tot
  • een
  • bepaalt, dat deze gevangenisstraf
 de
algemene voorwaardendat de veroordeelde:
- zich voor het einde daarvan niet schuldig zal maken aan een strafbaar feit;
- ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit zijn medewerking zal verlenen aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 Wet op de identificatieplicht ter inzage zal aanbieden;
- zijn medewerking zal verlenen aan het door de Reclassering Nederland te houden toezicht, bedoeld in artikel 14d, tweede lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen;
 de
bijzondere voorwaardendat de veroordeelde:
- zich binnen vijf dagen na veroordeling meldt bij de Reclassering Nederland, Nieuwe Oeverstraat 65 in Arnhem (tel: 088-8041401). Veroordeelde blijft zich melden op afspraken met de reclassering, zolang en zo vaak de reclassering dat nodig vind;
- zich laat behandelen door de forensische ambulante polikliniek de Waag in Amersfoort of een soortgelijke zorgverlener, die wordt bepaald door de reclassering. De behandeling duurt de gehele proeftijd van vijf jaar of zoveel korter als de reclassering nodig vindt. Veroordeelde houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorgverlener geeft voor de behandeling. Het innemen van (androgyne) medicijnen kan onderdeel zijn van de behandeling;
- op welke wijze dan ook, maar in ieder geval op digitale wijze, niet seksueel getint communiceert met minderjarigen. Het daarop uitgeoefende toezicht kan mede bestaan uit controles van zijn computer(s), digitale gegevensdragers en andere apparatuur. Veroordeelde is tijdens de gesprekken met de reclassering open over hoe hij denkt dit gedrag te kunnen voorkomen.
- zich niet in situaties begeeft waarbij hij zonder aanwezigheid van een gezaghebbende contact heeft met minderjarigen, indien en zolang de reclassering dit noodzakelijk acht;
- zich constructief en open opstelt in het contact met de medewerker van de reclassering en inzicht geeft in zijn dagbesteding, sociale contacten en psychosociaal functioneren;
- de reclassering op de hoogte houdt van de inhoud en voortgang van de behandeling/begeleiding en zal toestaan dat Reclassering Nederland door de behandelende/begeleidende instelling over de voortgang wordt ingelicht;
- toestemming geeft aan de reclassering om contact op te nemen met relevante personen of instellingen in zijn omgeving, voor zover dit noodzakelijk is in het kader van het toezicht, zulks ter beoordeling door de reclassering, door indien gewenst daarvoor een verklaring van geen bezwaar te ondertekenen;
- bijzonderheden, van welke aard dan ook, die de begeleiding kunnen belemmeren direct aan de reclassering meldt;
geeft opdracht aan de Reclassering Nederland tot het houden van toezicht op de naleving van voormelde bijzondere voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden (artikel 14d, tweede lid, van het Wetboek van Strafrecht);
beveelt dat de op grond van artikel 14c gestelde voorwaarden en het op grond van artikel 14d, tweede lid, van het Wetboek van Strafrecht, uit te oefenen toezicht, dadelijk uitvoerbaar zijn;
  • een
  • beveelt dat voor de tijd die door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van de werkstraf in verzekering is doorgebracht, bij de uitvoering van die straf uren in mindering worden gebracht volgens de maatstaf dat per dag in verzekering doorgebracht 2 uur in mindering wordt gebracht.
Dit vonnis is gewezen door mr. H.P.M. Kester (voorzitter), mr. R.S. Croll en mr. M.A. Jansen-van Leeuwen, rechters, in tegenwoordigheid van mr. E.W.A. Nabbe, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 15 november 2017.
BIJLAGE I
Aan verdachte wordt tenlastegelegd dat
1.
hij op één of meerdere tijdstip(pen) gelegen in of omstreeks de periode van de maand maart 2015 tot en met 14 april 2015 te Lunteren, gemeente Ede, in elk geval in Nederland, door middel van een geautomatiseerd werk en/of met gebruikmaking van een communicatiedienst, te weten via internet (middels Facebook (messenger) en/of Whatsapp) een persoon, [slachtoffer] , geboren op [geboortedatum 2] , van wie hij wist of redelijkerwijs moest vermoeden dat deze de leeftijd van zestien jaren nog niet had bereikt, een ontmoeting heeft voorgesteld met het oogmerk ontuchtige handelingen, met die [slachtoffer] te plegen en/of een afbeelding van een seksuele gedraging waarbij die [slachtoffer] is betrokken te vervaardigen, terwijl verdachte enige handeling heeft ondernomen gericht op het verwezenlijken van die ontmoeting, door naar een afgesproken locatie ( [plaatsnaam] bij de kerk) te rijden en/of daarbij fysiek contact te leggen met die [slachtoffer] ;
2.
hij op of omstreeks 14 april 2015 te [plaatsnaam] , met [slachtoffer] , geboren op [geboortedatum 2] , die toen de leeftijd van zestien jaren nog niet had bereikt, buiten echt, een of meer ontuchtige handelingen heeft gepleegd, te weten het betasten/bevoelen van haar borst(en) en/of het wrijven over haar buik en/of rug en/of het geven van een (tong)zoen.

Voetnoten

1.De volledige inhoud van de tenlastelegging is te vinden in Bijlage I.
2.Het bewijs is terug te vinden in het in de wettelijke vorm door verbalisant [verbalisant] van de politie Oost Nederland, dienst regionale recherche, opgemaakte proces-verbaal, dossiernummer PL0600 2016354623, gesloten op 15 juli 2016 en in de bijbehorende in wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal en overige schriftelijke bescheiden, tenzij anders vermeld. De vindplaatsvermeldingen verwijzen naar de pagina’s van het doorgenummerde dossier, tenzij anders vermeld.
3.De verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 1 november 2017, het proces-verbaal van aangifte van [naam] namens [slachtoffer] , p. 60, 62 en 63 en het proces-verbaal van verhoor getuige [slachtoffer] , p. 70 en 71.
4.Het proces-verbaal van verhoor getuige [slachtoffer] , p. 72 en de verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 1 november 2017.
5.De verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 1 november 2017.
6.Het proces-verbaal van verhoor getuige [slachtoffer] , p. 72.
7.De verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 1 november 2017 en het proces-verbaal van verhoor getuige [slachtoffer] , p. 72.
8.Het proces-verbaal van verhoor getuige [slachtoffer] , p. 72 en 73.
9.Het proces-verbaal van verhoor getuige [slachtoffer] , p. 73 en de verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 1 november 2017.
10.Het proces-verbaal van verhoor getuige [slachtoffer] , p. 73.