ECLI:NL:RBGEL:2017:5787

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
10 november 2017
Publicatiedatum
10 november 2017
Zaaknummer
05/881086-15
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verduistering in dienstbetrekking door administratief medewerker met grote geldbedragen

Op 10 november 2017 heeft de Rechtbank Gelderland uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een man die werd beschuldigd van verduistering in dienstbetrekking. De verdachte, die als administratief medewerker werkte, had in de periode van 1 januari 2009 tot en met 20 januari 2015 aanzienlijke geldbedragen overgemaakt van de rekeningen van zijn werkgever naar zijn eigen rekeningen, alsook naar die van zijn vrouw en zoon. De rechtbank oordeelde dat de verdachte zonder toestemming van zijn werkgever, dhr. [slachtoffer 1], deze bedragen had overgemaakt, wat leidde tot financiële problemen voor de werkgever. De verdachte had een volmacht om betalingen te verrichten, maar de rechtbank concludeerde dat hij deze volmacht had misbruikt. De rechtbank sprak de verdachte vrij van een deel van de tenlastelegging, maar achtte het tweede feit, de verduistering van € 126.112,21, wettig en overtuigend bewezen. De rechtbank legde een gevangenisstraf op van 8 maanden, waarvan 4 maanden voorwaardelijk, en verplichtte de verdachte tot het betalen van schadevergoeding aan de benadeelde partijen, dhr. [slachtoffer 1] en dhr. [slachtoffer 2].

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND
Team strafrecht
Zittingsplaats Arnhem
Parketnummer : 05/881086-15
Datum uitspraak : 10 november 2017
Tegenspraak
vonnis van de meervoudige kamer
in de zaak van
de officier van justitie bij het arrondissementsparket Oost-Nederland
tegen
[verdachte]
geboren op [geboortedatum] 1968 te [geboorteplaats] , wonende te [adres]
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 16 maart 2017 en 27 oktober 2017.

1.De inhoud van de tenlastelegging

Aan verdachte is, na een toegewezen vordering wijziging tenlastelegging, ten laste gelegd dat:
1.
hij op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van omstreeks de
periode 1 januari 2012 tot en met 15 februari 2016 in Nijmegen en/of Malden
en/of elders in Nederland, opzettelijk (een) geldbedrag(en) van in totaal 23.000 euro, althans een
geldbedrag, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan dhr.
[slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] , althans (een) ander(en)
in elk geval aan een ander dan hem, verdachte,, welk(e) geldbedrag(en) hij, verdachte anders dan door misdrijf onder zich had, namelijk als schuldenaar van een geldlening, wederrechtelijk zich heeft toegeëigend;
2.
hij op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 1 januari 2009 tot
en met 20 januari 2015 in Nijmegen en/of Malden/of elders in Nederland, opzettelijk (een) geldbedrag(en) van in totaal 130.878,12 euro, althans een
geldbedrag, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan dhr.
[slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3] en/of
[bedrijf] , althans (een) ander(en) in elk geval aan een ander dan
hem, verdachte, welk geldbedrag hij, verdachte anders dan door misdrijf en uit hoofde van
zijn beroep onder zich had namelijk in het kader van zijn werkzaamheden als
(financieel) administratief medewerker en/of boekhouder, wederrechtelijk zich
heeft toegeëigend.
2. Overwegingen ten aanzien van het bewijs [1]
Feit 1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gesteld dat verdachte van dit feit dient te worden vrijgesproken.
Beoordeling door de rechtbank
Aangever [slachtoffer 1] heeft verklaard dat hij had ontdekt dat verdachte zonder toestemming in totaal een bedrag van € 23.000,- had overgemaakt vanaf de rekening van aangever naar zijn eigen rekening. Om verdachte nog een kans te geven heeft aangever van dit bedrag een lening gemaakt. Hiertoe hebben hij en verdachte een leningsovereenkomst voor dit bedrag afgesloten. In deze overeenkomst staat dat verdachte het bedrag uiterlijk 1 januari 2012 terug moest betalen. Dit heeft verdachte, ondanks aandringen van aangever, niet gedaan.
Volgens verdachte heeft aangever hem het bedrag geschonken.
De rechtbank overweegt dat voor een bewezenverklaring van verduistering nodig is dat een persoon zonder daartoe gerechtigd te zijn als heer en meester (heeft) beschikt over een goed dat aan een ander toebehoort. Het enkel niet tijdig aan de rechthebbende teruggeven van een goed levert op zich geen wederrechtelijke toe-eigening op. Hier dient voor een bewezen verklaring nog iets bij te komen.
Uit het dossier volgt dat verdachte bij aangever is blijven werken nadat de lening zou zijn afgesloten en hij zelfs in het testament van aangever is opgenomen. De rechtbank overweegt dat gezien deze omstandigheden en gezien het feit dat verdachte geheel anders over het geldbedrag heeft verklaard dan aangever, niet duidelijk is wat voor een afspraken aangever en verdachte over het geldbedrag hebben gemaakt en of aangever daadwerkelijk bij verdachte heeft aangedrongen op het terugbetalen van het bedrag. De mogelijk illegale verkrijging van het geld lijkt door aangever te zijn gelegaliseerd door het sluiten van een geldleningsovereenkomst. Het enkele niet terug betalen van het geleende geld levert niet zonder meer verduistering op. De rechtbank heeft dan ook niet voldoende de overtuiging dat verdachte zonder daartoe gerechtigd te zijn als heer en meester heeft beschikt over het geldbedrag. De rechtbank zal verdachte daarom vrijspreken van het tenlastegelegde.
Feit 2
De feiten
Op grond van de bewijsmiddelen wordt het volgende, dat verder ook niet ter discussie staat, vastgesteld.
Verdachte was vanaf oktober 2007 werkzaam bij [slachtoffer 2] als administratieve kracht. [slachtoffer 2] bevindt zich in Nijmegen, en heeft als eigenaar [slachtoffer 1] . [2] [slachtoffer 1] is daarnaast ook eigenaar van het bedrijf [slachtoffer 3] . [3] Verdachte had een volmacht van [slachtoffer 1] om de lopende rekeningen te betalen voor zijn bedrijven, en voor een deel van de privérekening. Daarnaast deed verdachte de administratie, telefonie, de post en het mailverkeer. [4] Vanaf 2010 was verdachte ook verantwoordelijk voor de belastingaangiftes. [5]
Aangever had drie verschillende rekeningen, waartoe verdachte toegang had:
- [rekeningnummer 1] van [slachtoffer 2] De Kuulwei;
- [rekeningnummer 2] van [slachtoffer 3] ;
- [rekeningnummer 3] op naam van [slachtoffer 1] . [6]
Door verdachte zijn vanaf bovenstaande rekeningen diverse bedragen overgemaakt naar vier verschillende rekeningen, te weten:
- [rekeningnummer 4] op naam van [verdachte] (verdachte);
- [rekeningnummer 5] op naam van [zoon van verdachte] (de zoon van verdachte);
- [rekeningnummer 6] op naam van [vrouw van verdachte] (de vrouw van verdachte);
- [rekeningnummer 7] op naam van [zoon van verdachte] (de zoon van verdachte). [7]
In totaal is er in de periode van 1 januari 2009 tot en met 20 januari 2015 vanaf de rekeningen van aangever naar de rekeningen van verdachte, zijn zoon en zijn vrouw een bedrag van € 150.184,69 overgemaakt. Hiervan is € 11.450,35 overgemaakt vanaf de privérekening van aangever. [8] Verdachte heeft bekend dit deel zonder toestemming van aangever te hebben overgemaakt. [9] Daarnaast betrof € 24.072,48 van het totaalbedrag salaris en vakantiegeld van verdachte. [10]
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gesteld dat wettig en overtuigend bewezen kan worden geacht dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het tenlastegelegde. Zij heeft hiertoe naar voren gebracht dat er voldoende bewijs is dat verdachte geldbedragen van aangever naar zijn eigen rekening heeft overgemaakt, en dat zij daarnaast op basis van de bewijsmiddelen de overtuiging heeft dat verdachte dit zonder toestemming van aangever heeft gedaan.
Beoordeling door de rechtbank
Uit de vaststaande feiten volgt dat verdachte geld heeft overgemaakt vanaf bankrekeningen van aangever en diens bedrijven naar bankrekeningen van zichzelf en van zijn vrouw en zoon. De vraag die de rechtbank moet beantwoorden is of verdachte zich deze geldbedragen wederrechtelijk heeft toegeëigend. Voor het bedrag van € 11.450,35, dat vanaf de privérekening van aangever is overgemaakt, staat dit al vast, nu verdachte heeft bekend het te hebben overgemaakt en hier geen toestemming van aangever voor te hebben gehad.
Met betrekking tot het overige deel van het geldbedrag overweegt de rechtbank als volgt. Verdachte heeft over een periode van zes jaren meermalen grote geldbedragen overgemaakt vanaf verschillende rekeningen van zijn werkgever, naar zijn eigen rekening, de rekening van zijn vrouw en de rekeningen van zijn zoon, terwijl verdachte ook salaris ontving. Volgens zijn werkgever had verdachte slechts toestemming om zijn eigen maandloon over te maken, maar niet om meer of andere bedragen over te maken. [11] In totaal heeft verdachte zo’n groot geldbedrag overgemaakt dat zijn werkgever in financiële problemen is geraakt. [12] Gelet op deze omstandigheden is naar het oordeel van de rechtbank de conclusie gerechtvaardigd dat verdachte deze geldbedragen zich wederrechtelijk heeft toegeëigend, tenzij verdachte een aannemelijke verklaring geeft voor deze transacties.
Scenario verdachte
Verdachte heeft verklaard dat hij voor elk bedrag dat hij naar zijn rekening of de rekening van zijn vrouw of zoon heeft overgemaakt, met uitzondering van de eerdergenoemde bedragen afkomstig van de privérekening van aangever, toestemming had van aangever. Verdachte en aangever hadden immers de afspraak dat verdachte een laag loon zou krijgen en daarnaast een extraatje wanneer het goed ging met het bedrijf. Het geld dat verdachte over heeft gemaakt naar de rekening van zijn vrouw en zijn zoon, heeft hij waarschijnlijk gedaan omdat hij rood stond of omdat hij hun bankpas toevallig in zijn broekzak had.
De rechtbank acht deze verklaring van verdachte niet aannemelijk. Allereerst acht de rechtbank het ongeloofwaardig dat een werkgever toestemming geeft voor het overmaken van zulke hoge bedragen, nu verdachte ook gewoon salaris ontving. Dit geldt temeer nu aangever al moeite had om zijn eigen betalingen rond te krijgen. [13] Voorts heeft verdachte tegenstrijdig verklaard over wat de goede jaren waren van het bedrijf, en wanneer hij dus ‘een extraatje’ naar zichzelf mocht overmaken. Verdachte heeft eerst verklaard dat dit de jaren 2008 tot en met 2012 waren, maar wanneer hij ermee wordt geconfronteerd dat deze periode niet past in de gegevens afkomstig uit de bankrekeningen van aangever, verklaart hij dat de goede jaren mogelijk later waren. Het verhaal van verdachte wordt ook niet ondersteund door het procesdossier en in het bijzonder door de getuigen.
Bovendien heeft verdachte een aantal keren meerdere bedragen op één dag overgemaakt. [14] Dit past niet in de lezing waarin verdachte met toestemming van aangever een extraatje overmaakte als het financieel goed ging met het bedrijf. Ook heeft verdachte het geld naar verschillende rekeningen overgemaakt en heeft hij de transacties verschillende namen gegeven. Uit onderzoek naar de bankafschriften van aangever volgt dat de overschrijvingen die verdachte heeft gedaan, onder andere als omschrijving hadden salarisbetaling, voorschot salaris, spoedoverboeking, spoedbetaling, en in 2014 ook hypotheek, belastingdienst en Nuon. [15] Deze omstandigheden getuigen van berekenend handelen, en wijzen erop dat verdachte zonder toestemming van aangever deze bedragen overmaakte, en dit zo goed mogelijk probeerde te verbergen.
Aan de verklaringen van verdachte gaat de rechtbank dan ook voorbij.
Een en ander brengt de rechtbank tot de conclusie dat verdachte in een lange periode vele hoge bedragen naar zijn rekening heeft overgemaakt vanaf verschillende rekeningen van zijn werkgever. Verdachte heeft voor dit alles geen aannemelijke verklaring kunnen geven. Op grond van deze feiten acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan verduistering in dienstbetrekking van een bedrag van € 126.112,21. De rechtbank overweegt hierbij dat het overgemaakte salaris en het vakantiegeld van verdachte niet mee zijn gerekend als verduisterd, evenals de bedragen die naar [naam] zijn overgemaakt, nu uit het procesdossier niet volgt dat er tussen verdachte en [naam] een connectie bestaat.

3.Bewezenverklaring

Naar het oordeel van de rechtbank is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 2 tenlastegelegde heeft begaan, te weten dat:
2.
hij op
een ofmeer tijdstippen in
of omstreeksde periode van 1 januari 2009 tot
en met 20 januari 2015 in Nijmegen en/of
Malden/ofelders in Nederland, opzettelijk
(een)geldbedrag
(en
)van in totaal 126.112,21 euro,
althans een geldbedrag, in elk geval enig goed,geheel of ten dele toebehorende aan dhr. [slachtoffer 1] en
/of[slachtoffer 2] en
/of[slachtoffer 3]
en/of [bedrijf] , althans (een) ander(en) in elk geval aan een ander dan hem, verdachte, welke geldbedragen hij, verdachte anders dan door misdrijf en uit hoofde van zijn beroep onder zich had namelijk in het kader van zijn werkzaamheden als
(financieel) administratief medewerker en/of boekhouder, wederrechtelijk zich heeft toegeëigend;
Voor zover er in de tenlastelegging kennelijke taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn die fouten verbeterd. Verdachte is daardoor niet in zijn verdediging geschaad.
Wat meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard, is niet bewezen.
Verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.

4.De kwalificatie van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert op:
Ten aanzien van feit 2:
Verduistering gepleegd door hem die het goed uit hoofde van zijn persoonlijke dienstbetrekking onder zich heeft, meermalen gepleegd

5.De strafbaarheid van het feit

Het feit is strafbaar.

6.De strafbaarheid van de verdachte

Verdachte is strafbaar, nu geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit.

7.Overwegingen ten aanzien van straf en/of maatregel

Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft geëist dat verdachte ter zake van het onder 2 tenlastegelegde zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf van 8 maanden, waarvan 4 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaren, met aftrek van de tijd in verzekering doorgebracht.
Beoordeling door de rechtbank
De rechtbank heeft bij de bepaling van de op te leggen straf gelet op de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard, de omstandigheden waaronder dit is begaan, mede gelet op de persoon en de omstandigheden van de verdachte zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken, waarbij onder meer is gelet op:
- het uittreksel uit het algemeen documentatieregister, gedateerd 3 oktober 2017;
- een voorlichtingsrapportage van Reclassering Nederland, gedateerd 8 maart 2017.
De rechtbank heeft bij de straftoemeting in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
In de beoordeling van de strafmaat is de rechtbank uitgegaan van de eis van de officier van justitie.
Verdachte heeft zich over een periode van zes jaar schuldig gemaakt aan verduistering van een groot geldbedrag. Hij had dit geldbedrag onder zich uit hoofde van zijn functie als administratief medewerker bij aangever. Aangever heeft flinke financiële schade opgelopen door deze verduistering, en heeft deurwaarders en schuldeisers op zijn dak gekregen. Aangever was daarnaast tijdens een deel van de bewezenverklaarde periode ziek en lag daardoor veel in het ziekenhuis en moest behandelingen ondergaan. Verdachte heeft dus niet alleen zijn werkgever in de problemen gebracht, maar ook het vertrouwen van zijn, op dat moment ook nog eens zeer kwetsbare, werkgever ernstig geschaad. Hij heeft op een zwak moment van aangever, misbruik van hem gemaakt. De rechtbank neemt het verdachte ernstig kwalijk dat hij enkel rekening heeft gehouden met zijn eigen belang, en niet met het belang van aangever.
De rechtbank houdt er daarnaast bij de bepaling van de straf rekening mee dat verdachte niet eerder met politie en justitie in aanraking is gekomen, en dat het om een relatief oud feit gaat.
Gelet op de ernst van het feit, de hoogte van het weggenomen bedrag en de lange periode waarover verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de verduistering, acht de rechtbank slechts een gevangenisstraf passend. Daarbij overweegt de rechtbank dat gelet op het feit dat verdachte nog steeds financiële problemen heeft, er gevaar voor recidive bestaat. Deze omstandigheden bezien acht de rechtbank de straf zoals voorgesteld door de officier van justitie passend en geboden. De rechtbank zal een gevangenisstraf opleggen voor de duur van 8 maanden, waarvan 4 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaren.
7a. De beoordeling van de civiele vordering(en), alsmede de gevorderde oplegging van de schadevergoedingsmaatregel
De benadeelde partij [slachtoffer 1] heeft zich in het strafproces gevoegd ter verkrijging van schadevergoeding ter zake van het onder 2 bewezenverklaarde feit. Gevorderd wordt een bedrag van € 12.145,97.
De benadeelde partij [slachtoffer 2] heeft zich in het strafproces gevoegd ter verkrijging van schadevergoeding van het onder 1 tenlastegelegde en het onder 2 bewezenverklaarde feit. Gevorderd wordt een bedrag van €144.847,96, waarvan € 23.000,- voor het onder 1 tenlastegelegde feit en € 121.847,96 voor het onder 2 bewezenverklaarde feit.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft verzocht de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 1] toe te wijzen tot het bedrag van € 11.985,78. Voor het overige deel, wat de diverse kosten van de [bank] betreffen, dient de benadeelde partij niet-ontvankelijk te worden verklaard nu niet duidelijk is of deze kosten rechtstreeks verband houden met het bewezenverklaarde. Hierbij dient tevens de schadevergoedingsmaatregel ex artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht te worden opgelegd tot dit bedrag, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 94 dagen hechtenis.
De officier van justitie heeft daarnaast verzocht de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 2] toe te wijzen tot het bedrag van € 114.686,96. Voor het overige deel, wat de kosten voor de advocaat betreffen en de € 23.000,- die verdachte zich volgens het tenlastegelegde onder 1 zou hebben toegeëigend, dient de benadeelde partij niet-ontvankelijk te worden verklaard. Hierbij dient tevens de schadevergoedingsmaatregel ex artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht te worden opgelegd tot dit bedrag, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 365 dagen hechtenis.
Beoordeling door de rechtbank
[slachtoffer 1]
Naar het oordeel van de rechtbank is, op grond van de gebezigde bewijsmiddelen en hetgeen verder ter terechtzitting met betrekking tot de vordering is gebleken, komen vast te staan dat de benadeelde partij als gevolg van het onder 2 bewezen verklaarde handelen tot het gevorderde bedrag van € 12.145,97 schade heeft geleden, waarvoor verdachte naar burgerlijk recht aansprakelijk is. De vordering dient tot dit bedrag te worden toegewezen. De rechtbank overweegt hierbij nog dat de diverse kosten van de [bank] wel rechtstreeks verband met het bewezenverklaarde houden. De specificatie van deze kosten is immers op dezelfde dag naar de benadeelde partij verstuurd als de taxatiekosten die de benadeelde partij heeft moeten maken omdat de bank aangevers woning executoriaal wilde verkopen vanwege de langdurige achterstand van de hypotheekbetalingen. De rechtbank neemt dus aan dat de andere kosten hier ook rechtstreeks mee in verband staan.
[slachtoffer 2]
Naar het oordeel van de rechtbank is, op grond van de gebezigde bewijsmiddelen en hetgeen verder ter terechtzitting met betrekking tot de vordering is gebleken, komen vast te staan dat de benadeelde partij als gevolg van het onder 2 bewezenverklaarde handelen tot het bedrag van € 114.686,86 schade heeft geleden, waarvoor verdachte naar burgerlijk recht aansprakelijk is. De vordering dient tot dit bedrag te worden toegewezen. Voor het overige deel dient de vordering niet-ontvankelijk te worden verklaard. Bij het bedrag van € 23.000,- is dit het gevolg van de vrijspraak voor het tenlastegelegde onder 1. Daarnaast acht de rechtbank de kosten voor de advocaat onvoldoende onderbouwd.
De rechtbank zal bij beide toegewezen vorderingen eveneens de schadevergoedingsmaatregel opleggen en de gevorderde wettelijke rente toewijzen.

8.De toegepaste wettelijke bepalingen

De beslissing is gegrond op de artikelen 10, 14a, 14b, 14c, 24c, 27, 36f, 57, 321 en 322 van het Wetboek van Strafrecht.

9.De beslissing

De rechtbank:
 Spreekt verdachte vrij van het onder 1 tenlastegelegde feit;
 verklaart bewezen dat verdachte de overige tenlastegelegde feiten, zoals vermeld onder punt 3, heeft begaan;
 verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij;
 verstaat dat het aldus bewezenverklaarde oplevert het strafbare feit zoals vermeld onder punt 4;
 verklaart verdachte hiervoor strafbaar;
 veroordeelt verdachte wegens het bewezenverklaarde tot
 een
gevangenisstrafvoor de duur van
8 (acht) maanden;
 bepaalt, dat een gedeelte van de gevangenisstraf groot
4 (vier) maanden niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, wegens niet nakoming van na te melden voorwaarde voor het einde van de proeftijd die op twee jaren wordt bepaald;
 dat de veroordeelde zich voor het einde daarvan niet zal schuldig maken aan een strafbaar feit;
 beveelt dat de tijd, door veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht;

De beslissing op de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 1] .
 veroordeelt verdachte ten aanzien van feit 2 tot betaling van
schadevergoedingaan de
benadeelde partij [slachtoffer 1], van een bedrag van
€ 12.145,97 (twaalfduizend honderdvijfenveertig euro en zevenennegentig cent), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 20 januari 2015 tot aan de dag der algehele voldoening en met betaling van de kosten van het geding en de tenuitvoerlegging door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil;
 legt aan veroordeelde de
verplichtingop
om aan de Staat, ten behoeve van de benadeelde partij [slachtoffer 1] , een bedrag
te betalen van € 12.145,97 (twaalfduizend honderdvijfenveertig euro en zevenennegentig cent), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 20 januari 2015 tot aan de dag der algehele voldoening, met bepaling dat bij gebreke van betaling en verhaal van de hoofdsom 95 dagen hechtenis zal kunnen worden toegepast zonder dat de betalingsverplichting vervalt;
 bepaalt dat, indien veroordeelde heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat daarmee de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij in zoverre komt te vervallen en andersom dat, indien veroordeelde heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat in zoverre komt te vervallen;

De beslissing op de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 2] .
 veroordeelt verdachte ten aanzien van feit 2 tot betaling van
schadevergoedingaan de
benadeelde partij [slachtoffer 2], van een bedrag van
€ 114.686,86 (honderdveertienduizend zeshonderdzesentachtig euro en zesentachtig cent)vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 20 januari 2015 tot aan de dag der algehele voldoening en met betaling van de kosten van het geding en de tenuitvoerlegging door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil;
 verklaart de
benadeelde partij [slachtoffer 2] voor het overige niet-ontvankelijkin haar vordering;
 legt aan veroordeelde de
verplichtingop
om aan de Staat, ten behoeve van de benadeelde partij [slachtoffer 2] , een bedrag
te betalen van € 114.686,86 (honderdveertienduizend zeshonderdzesentachtig euro en zesentachtig cent)vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 20 januari 2015 tot aan de dag der algehele voldoening, met bepaling dat bij gebreke van betaling en verhaal van de hoofdsom 365 dagen hechtenis zal kunnen worden toegepast zonder dat de betalingsverplichting vervalt;
 bepaalt dat, indien veroordeelde heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat daarmee de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij in zoverre komt te vervallen en andersom dat, indien veroordeelde heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat in zoverre komt te vervallen.
Dit vonnis is gewezen door mr. F.J.H. Hovens (voorzitter), mr. L.C.P. Goossens en mr. T.N. Ritzer, rechters, in tegenwoordigheid van mr. L. Ruizendaal-van der Veen, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 10 november 2017.

Voetnoten

1.Het bewijs is terug te vinden in het in de wettelijke vorm door verbalisant [verbalisant] van de politie Oost Nederland, district Gelderland-Zuid, opgemaakte proces-verbaal, dossiernummer PL0600-2015077828, gesloten op 15 februari 2016 en in de bijbehorende in wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal en overige schriftelijke bescheiden, tenzij anders vermeld. De vindplaatsvermeldingen verwijzen naar de pagina’s van het doorgenummerde dossier, tenzij anders vermeld.
2.Proces-verbaal aangifte [slachtoffer 1] , p.20.
3.Proces-verbaal verhoor aangever, p.169.
4.Proces-verbaal aangifte [slachtoffer 1] , p.21 en proces-verbaal verhoor verdachte, p.646.
5.Proces-verbaal verhoor aangever, p.167.
6.Proces-verbaal verhoor aangever [slachtoffer 1] , p.57 en proces-verbaal van bevindingen, p.549.
7.Proces-verbaal van bevindingen, p.549.
8.Proces-verbaal van bevindingen, p.549-550.
9.Proces-verbaal van verhoor verdachte, p.648.
10.Proces-verbaal van bevindingen, p.549-550.
11.Proces-verbaal verhoor aangever [slachtoffer 1] , p.168.
12.Proces-verbaal aangifte [slachtoffer 1] , p.21.
13.Proces-verbaal van verhoor aangever, p.168.
14.Proces-verbaal verhoor verdachte, p.654.
15.Proces-verbaal van bevindingen, p.299.