Op 9 november 2017 heeft de Rechtbank Gelderland een vrouw uit Breda veroordeeld voor het oplichten van twee verzekeringsmaatschappijen, het plegen van een poging daartoe en het doen van valse aangiftes bij de politie. De rechtbank oordeelde dat de vrouw, geboren in 1987 te Harderwijk, tussen mei 2015 en juni 2015 een bedrag van € 6.405,95 heeft verkregen van N.V. Univé Schade door te claimen dat haar elektrische fietsen waren gestolen. Daarnaast heeft zij in oktober 2014 een bedrag van € 4.948,50 ontvangen van een andere verzekeringsmaatschappij door een soortgelijke valse claim in te dienen. De totale onterecht verkregen bedragen komen op € 11.313,25. De rechtbank legde de vrouw een werkstraf op en verplichtte haar tot het terugbetalen van het wederrechtelijk verkregen voordeel aan de Staat. De officier van justitie had een ontnemingsvordering ingediend, waarbij het wederrechtelijk verkregen voordeel werd geschat op € 11.313,25. De rechtbank volgde de berekening van de officier van justitie, maar besloot dat de kosten voor het afsluiten van de verzekeringen wel in mindering moesten worden gebracht. De vrouw moet ook een schadevergoeding betalen aan de benadeelde partij, maar dit bedrag wordt niet in mindering gebracht op het wederrechtelijk verkregen voordeel, omdat zij haar betalingsverplichting nog niet is nagekomen. De rechtbank baseerde haar beslissing op artikel 36e van het Wetboek van Strafrecht.