Uitspraak
RECHTBANK GELDERLAND
uitspraak van de enkelvoudige kamer van
gedeputeerde staten van de provincie Gelderland, te Arnhem;
., te [plaats] (gemachtigde: mr. M.R.J. Baneke);
Rechtbank Gelderland
In deze zaak heeft eiseres op 20 februari 2015 een aanvraag ingediend voor een omgevingsvergunning voor het bouwen van een nieuwe stal en het uitvoeren van activiteiten waarvoor een beperkte milieutoets vereist is, met het oog op de oprichting van een biologische legkippenhouderij in een waterwingebied. De gemeente Berkelland, als verweerder, heeft de aanvraag op 2 mei 2017 afgewezen, met als argument dat de aanvraag in strijd was met artikel 2.6.1.1 van de Omgevingsverordening Gelderland, en dat een milieueffectrapportage (mer) noodzakelijk was. Eiseres heeft hiertegen beroep ingesteld, stellende dat de afwijzing onterecht was.
De rechtbank Gelderland heeft geoordeeld dat verweerder ten onrechte de omgevingsvergunning heeft geweigerd op basis van de genoemde Omgevingsverordening, omdat dit artikel niet kan worden aangemerkt als een regel in de zin van de Wet ruimtelijke ordening (Wro). De rechtbank concludeert dat de instructieregel geen directe werking heeft en dat verweerder de aanvraag niet had mogen afwijzen op deze grond. Daarnaast heeft de rechtbank vastgesteld dat verweerder eiseres niet de gelegenheid heeft geboden om de aanvraag aan te vullen met een mer, wat ook in strijd is met de zorgvuldigheidseisen.
De rechtbank verklaart het beroep gegrond, vernietigt het bestreden besluit en draagt verweerder op om binnen twaalf weken een nieuwe beslissing te nemen, met inachtneming van deze uitspraak. Tevens wordt verweerder veroordeeld tot vergoeding van de proceskosten en het griffierecht aan eiseres.