ECLI:NL:RBGEL:2017:5704

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
25 oktober 2017
Publicatiedatum
7 november 2017
Zaaknummer
C/05/325368 / HA ZA 17-436 / 546 / 1326
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Incident tot inzage en afschrift van bescheiden afgewezen wegens onvoldoende bepaaldheid en rechtmatig belang

In deze zaak heeft de rechtbank Gelderland op 25 oktober 2017 uitspraak gedaan in een incident dat was ingesteld door De Oude Muntkelder Utrecht B.V. tegen Remalin Holding B.V. De Oude Muntkelder vorderde inzage en/of afschrift van verschillende documenten op grond van artikel 843a Rv, met als doel haar rechtspositie te bepalen in een vordering die zij had op Remalin. De rechtbank heeft vastgesteld dat de vordering onvoldoende bepaald was en dat De Oude Muntkelder geen rechtmatig belang had bij de gevraagde inzage. De rechtbank oordeelde dat de gevraagde stukken niet voldoende concreet waren omschreven en dat er geen bewijs was dat de stukken daadwerkelijk bestonden of relevant waren voor de vordering. De rechtbank wees de vorderingen van De Oude Muntkelder af en veroordeelde haar in de proceskosten van het incident. De zaak zal verder worden behandeld in de hoofdzaak, waarbij de rechtbank heeft bepaald dat de conclusie van antwoord op 6 december 2017 zal worden ingediend.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK GELDERLAND

Team kanton en handelsrecht
Zittingsplaats Arnhem
zaaknummer / rolnummer: C/05/325368 / HA ZA 17-436 / 546 / 1326
Vonnis in incident van 25 oktober 2017
in de zaak van
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
DE OUDE MUNTKELDER UTRECHT B.V.,
gevestigd te Amsterdam,
eiseres in de hoofdzaak,
eiseres in het incident,
advocaat mr. P.B.J. van den Oord te Alphen aan den Rijn,
tegen
1. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
REMALIN HOLDING B.V.,
gevestigd te Terschuur,
2.
[gedaagde 2],
wonende te [woonplaats] ,
3.
[gedaagde 3],
wonende te [woonplaats] ,
gedaagden in de hoofdzaak,
verweerders in het incident,
advocaat mr. M.F.H. van Delft te Leusden.
Partijen zullen hierna De Oude Muntkelder en Remalin, de heer [gedaagde 3] , mevrouw [gedaagde 2] (afzonderlijk) en Remalin c.s. (gezamenlijk) genoemd worden.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding van 27 juni 2017, tevens houdende de incidentele vordering tot inzage/afschrift op grond van artikel 843a Rv
- een herstelexploot van 21 augustus 2017
- de incidentele conclusie van antwoord.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald in het incident.

2.De beoordeling in het incident

2.1.
De Oude Muntkelder vordert dat de rechtbank bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad Remalin c.s. zal veroordelen:
I. om binnen 5 dagen na betekening van dit vonnis in het incident inzage en/of afschriften te verstrekken van de volgende bescheiden:
1. documenten met betrekking tot het ontstaan van de vordering van Mintcellar op Remalin ten bedrage van € 94.117,-- per 31 december 2014;
2. overeenkomst tussen Remalin en Mintcellar c.q. de vastlegging van afspraken omtrent afwikkeling van de vordering van Mintcellar op Remalin van ultimo 2014 € 94.117,-;
3. overige relevante schriftelijke/elektronische correspondentie en/of stukken met betrekking tot betreffende afwikkeling;
4. ( concept) jaarrekening van de Mintcellar van boekjaar 2016;
5. afschrift uit de financiële administratie van Mintcellar omtrent betalingen aan derden vanaf 1 januari 2015 tot en met heden;
6. afschrift van de grootboekadministratie van Mintcellar over 2015 en 2016;
7. financiële afwikkeling van Mintcellar vanaf datum staken van de activiteiten per 1 november 2015;
8. uitkeringen aan aandeelhouders, bestuurders en/of overige betrokken (rechts)personen vanaf oktober 2014 c.q. vanaf datum opzegging huur-/pachtovereenkomst en datum voorgenomen staking activiteiten;
II. tot betaling van een dwangsom van € 2.500,00 voor iedere dag of een gedeelte daarvan dat Remalin c.s. niet voldoet aan het hiervoor onder I. gevorderde, tot maximaal € 250.000,00.
III. in de kosten van dit geding onder de bepaling dat betaling van de proceskosten binnen zeven dagen na dit vonnis plaats dient te vinden, bij gebreke waarvan Remalin c.s. hierover vanaf de achtste dag wettelijke rente verschuldigd is.
2.2.
De Oude Muntkelder heeft aan haar vordering ten grondslag gelegd dat inzage en/of afschrift van de onder 2.1 onder I. genoemde stukken direct nodig is om de eis van De Oude Muntkelder te ondersteunen en haar rechtspositie te bepalen ten aanzien van de vordering die De Oude Muntkelder heeft op Remalin c.s. Uit de betreffende stukken volgt volgens De Oude Muntkelder in welke mate er gelden aan het vermogen van Mintcellar zijn onttrokken. Deze gelden hadden voldaan moeten worden aan de schuldeisers, waaronder De Oude Muntkelder. Remalin c.s., althans Remalin als bestuurder van Mintcellar, is volgens De Oude Muntkelder gehouden deze stukken te bewaren en kan (eenvoudig) over deze stukken beschikken. De Oude Muntkelder stelt een rechtmatig belang bij de inzage te hebben nu de stukken waarvan inzage wordt gevorderd kunnen dienen tot bewijs van de rechtspositie van De Oude Muntkelder of kunnen leiden tot het vaststellen van de rechtspositie van De Oude Muntkelder.
2.3.
De Oude Muntkelder baseert haar vordering op artikel 843a Rv. Dit artikel heeft betrekking op de situatie dat een schriftelijk bewijsmiddel aan een partij bekend is, maar niet in haar bezit. In dat geval bestaat een bijzondere exhibitieplicht. Er is geen sprake van een algemeen inzagerecht. Een partij kan slechts om inzage dan wel een afschrift vragen in bepaalde, met name genoemde stukken. Daarnaast stelt artikel 843a Rv als voorwaarden dat de partij die om inzage/een afschrift vraagt daarbij een rechtmatig belang heeft en dat het gaat om stukken met betrekking tot een rechtsverhouding waarin deze partij of zijn rechtsvoorgangers partij zijn.
2.4.
Remalin c.s. heeft verweer gevoerd en daartoe onder andere het volgende aangevoerd. Remalin c.s betoogt dat Mintcellar geen partij is in deze procedure en daarom De Oude Muntkelder voorshands niet-ontvankelijk is in haar incidentele vordering gericht tot Mintcellar. Daarnaast betoogt Remalin c.s. dat ook wanneer De Oude Muntkelder een gerechtvaardigd belang zou hebben bij deze incidentele vordering, een behoorlijke rechtsbedeling ook is gewaarborgd zonder inzage in de gevraagde bescheiden. De gevraagde volledige inzage in de administratie gaat volgens Remalin c.s. te ver en is een schoolvoorbeeld van een ‘fishing-expedition’.
2.5.
De rechtbank stelt vast dat Remalin c.s. bij conclusie van antwoord in het incident een aantal documenten heeft overgelegd waaronder de in 2.1. sub I. onder 2 en 4 genoemde documenten waarvan De Oude Muntkelder inzage/afschrift heeft gevorderd. De beoordeling van de gevorderde inzage/afschrift met betrekking tot deze stukken kan derhalve achterwege blijven bij gebreke van een belang van De Oude Muntkelder bij die vordering. Voor zover nog van belang geldt ook voor deze stukken en voor de overige genoemde stukken, het hierna volgende.
2.6.
De beoordeling is nu verder als volgt. Gelet op de achtergrond van de in artikel 843a Rv gegeven maatstaf, dat de bescheiden waarvan inzage/afschrift wordt gevorderd voldoende bepaald moeten zijn, mag het verzoek geen bescheiden omvatten waarvan men het bestaan of de inhoud niet kent. Alsmede mag de verzoeker niet enkel vermoeden dat de bescheiden steun kunnen geven aan haar vordering. In het licht van het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat De Oude Muntkelder de stukken waarvan zij inzage/afschrift vordert genoemd onder 2.1. sub I. onvoldoende concreet heeft omschreven, waardoor de bescheiden onvoldoende bepaald zijn. Eveneens heeft De Oude Muntkelder onvoldoende toegelicht dat zij bekend is met de inhoud van de stukken. Daarnaast heeft De Oude Muntkelder blijk gegeven van haar vermoeden dat de gevraagde bescheiden steun zouden kunnen geven aan haar stelling dat Remalin c.s. gelden aan het vermogen van Mintcellar heeft onttrokken, waardoor haar vordering op Mintcellar ten onrechte niet is voldaan. Hiermee is sprake van een zogenoemde ongeoorloofde ‘fishing expedition’ zodat De Oude Muntkelder geen rechtmatig belang heeft bij haar vorderingen.
2.7.
Voor zover De Oude Muntkelder een voorwaardelijke vordering in heeft willen stellen om op grond van artikel 118 Rv Mintcellar in deze procedure te mogen betrekken ziet de rechtbank daarvoor geen aanleiding.
2.8.
Gelet op het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat de incidentele vordering moet worden afgewezen. Uit de afwijzing van de vordering tot inzage en/of afschrift van de door De Oude Muntkelder aangegeven bescheiden volgt ook de afwijzing van de gevorderde dwangsom.
2.9.
De rechtbank zal De Oude Muntkelder als de in het ongelijk gestelde partij in het incident veroordelen in de kosten van dit incident.

3.De beoordeling in de hoofdzaak

3.1.
De zaak zal op de rol worden geplaatst voor conclusie van antwoord. Iedere verdere beslissing zal worden aangehouden.

4.De beslissing

De rechtbank
in het incident
4.1.
wijst de vorderingen af;
4.2.
veroordeelt De Oude Muntkelder in de proceskosten, aan de zijde van Remalin c.s. begroot op € 894,00 (1 punt x tarief IV);
4.3.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
in de hoofdzaak
4.4.
bepaalt dat de zaak weer op de rol zal komen van
6 december 2017voor conclusie van antwoord;
4.5.
houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.R. Veerman en in het openbaar uitgesproken op 25 oktober 2017.