In deze zaak heeft de Rechtbank Gelderland op 3 november 2017 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiseres, een ontwikkelaar, en het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Heerde, als verweerder. De zaak betreft een beroep tegen een besluit van verweerder waarin aan een derde-partij een tegemoetkoming in planschade is toegekend. Eiseres heeft geen bezwaarschrift ingediend tegen het primaire besluit, maar is ontvankelijk in haar beroep omdat zij door het bestreden besluit in een nadeliger positie is komen te verkeren met betrekking tot de deskundigenkosten.
De rechtbank heeft vastgesteld dat de derde-partij een vergoeding voor kosten van rechtsbijstand heeft ontvangen, maar eiseres betoogt dat deze kosten ten onrechte zijn toegekend. De rechtbank overweegt dat de kosten voor rechtsbijstand niet in redelijkheid zijn gemaakt, aangezien de zienswijze van de derde-partij niet heeft geleid tot aanpassing van het planschadeadvies. De rechtbank oordeelt dat het inschakelen van een rechtsbijstandverlener voorafgaand aan het primaire besluit niet noodzakelijk was en dat de kosten voor rekening van de derde-partij blijven.
Uiteindelijk verklaart de rechtbank het beroep van eiseres gegrond, vernietigt het bestreden besluit voor zover het de vergoeding van € 600 betreft, en veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiseres tot een bedrag van € 495. Tevens dient verweerder het door eiseres betaalde griffierecht te vergoeden. De uitspraak is gedaan door mr. H.J.M. Besselink, rechter, en is openbaar uitgesproken.