ECLI:NL:RBGEL:2017:5653

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
3 november 2017
Publicatiedatum
1 november 2017
Zaaknummer
05/740026-17
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Oplichting van ouderen door zich voor te doen als bankmedewerker

In deze zaak heeft de Rechtbank Gelderland op 3 november 2017 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die zich schuldig heeft gemaakt aan oplichting van ouderen. De verdachte heeft in de periode van 23 juli 2016 tot en met 13 januari 2017 meerdere ouderen benaderd, zich voordoend als bankmedewerker, met als doel hen te bewegen tot het afgeven van hun bankpassen en pincodes. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte in totaal 27 zaken ten laste zijn gelegd, waarbij hij zich telkens bediende van een vergelijkbare modus operandi. De slachtoffers, variërend in leeftijd van 78 tot 108 jaar, werden telefonisch benaderd en vervolgens thuis bezocht door de verdachte, die hen overtuigde dat hun bankpas moest worden vervangen. De rechtbank heeft de verdachte in een aantal zaken wettig en overtuigend bewezen verklaard, waarbij de oplichting en pogingen tot oplichting zijn gekwalificeerd als misdrijven volgens artikel 326 van het Wetboek van Strafrecht. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 5 jaar en 4 maanden, waarbij rekening is gehouden met de ernst van de feiten en het recidiverende karakter van de verdachte. Daarnaast is er een schadevergoeding toegewezen aan een benadeelde partij, die door de verdachte is opgelicht.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND
Team strafrecht
Zittingsplaats Zutphen
Parketnummer : 05/740026-17
Datum uitspraak : 3 november 2017
Tegenspraak
vonnis van de meervoudige kamer
in de zaak van
de officier van justitie bij het arrondissementsparket Oost-Nederland
tegen
[verdachte],
geboren op [geboortedatum 1] 1968 te [geboorteplaats] , wonende te [adres] ,
thans gedetineerd te P.I. Arnhem - HvB Arnhem Zuid te Arnhem,
raadsman: mr. N. Hendriksen, advocaat te Hoorn.
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen van
26 april 2017, 7 juli 2017, [geboortedatum 9] 2017, 5, 6 en 20 oktober 2017.

1.De inhoud van de tenlastelegging

Aan verdachte is, na een toegestane vordering nadere omschrijving van de tenlastelegging, ten laste gelegd dat:
1. hij op een of meer tijdstippen, gelegen in of omstreeks de periode van 23 juli 2016 tot en met 13 januari 2017 te Apeldoorn en/of Rouveen en/of Kampen en/of Balkbrug en/of Hattem en/of
Nieuwleusen en/of Dalfsen en/of Staphorst en/of Vaassen en/of Beekbergen en/of Didam en/of Nijbroek en/of Wilp en/of Nunspeet en/of Lobith en/of Duiven en/of Twello en/of Terwolde en/of De Wijk, althans in Nederland
meermalen, (telkens) met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen (telkens) door het aannemen van een valse naam en/of een valse hoedanigheid en/of door listige kunstgrepen en/of door een samenweefsel van verdichtsels,
- ( zaak 1) [slachtoffer 1] (geboren [geboortedatum 2] 1931) en/of
- ( zaak 2) [slachtoffer 2] (geboren [geboortedatum 3] 1940) en/of
- ( zaak 3) [naam 1] (geboren [geboortedatum 4] 1926 en/of
- ( zaak 4) [slachtoffer 3] (geboren [geboortedatum 5] 1936) en/of
- ( zaak 5) [slachtoffer 4] (geboren [geboortedatum 6] 1929) en/of
- ( zaak 6) [slachtoffer 5] (geboren [geboortedatum 7] 1938) en/of
- ( zaak 7) [slachtoffer 6] (geboren [geboortedatum 8] 1934) en/of
- ( zaak 8) [slachtoffer 7] (geboren [geboortedatum 9] 1940) en/of
- ( zaak 9) [slachtoffer 8] (geboren [geboortedatum 10] 1944) en/of [slachtoffer 9] (geboren [geboortedatum 11]
1909) en/of
- ( zaak 10) [slachtoffer 10] (geboren [geboortedatum 12] 1932) en/of
- ( zaak 12) [slachtoffer 11] (geboren [geboortedatum 13] 1930) en/of
- ( zaak 13) [naam 2] (geboren [geboortedatum 14] 1937) en/of
- ( zaak 14) [slachtoffer 12] (geboren [geboortedatum 15] 1934) en/of
- ( zaak 15) [slachtoffer 13] (geboren [geboortedatum 16] 1931) en/of
- ( zaak 16) [slachtoffer 14] (geboren [geboortedatum 17] 1933) en/of
- ( zaak 17) [slachtoffer 15] (geboren [geboortedatum 18] 1925) en/of
- ( zaak 18) [slachtoffer 16] (geboren [geboortedatum 19] 1922) en/of
- ( zaak 19) [slachtoffer 17] (geboren [geboortedatum 20] 1920) en/of
- ( zaak 20) [slachtoffer 18] (geboren [geboortedatum 21] 1926) en/of
- ( zaak 21) [slachtoffer 19] (geboren [geboortedatum 22] 1947) en/of
- ( zaak 24) [slachtoffer 20] (geboren [geboortedatum 23] 1936) en/of
- [slachtoffer 21] (geboren [geboortedatum 24] 1936) en/of
(telkens) heeft bewogen tot de afgifte van een of meer bankpas(sen) en/of bijbehorende pincode(s) (en/of hiermee vervolgens geldbedragen heeft gepind en/of speelgoed en/of iphones en/of (dure) electronica, althans enig goed, gekocht), althans enig goed,
hierin bestaande dat verdachte (telkens) met vorenomschreven oogmerk (telkens) opzettelijk valselijk en/of listiglijk en/of bedrieglijk en/of in strijd met de waarheid - zakelijk weergegeven - contact heeft gezocht met voornoemde kwetsbare personen op hoge leeftijd en/of die personen heeft opgebeld dat hij, verdachte, langs wilde komen en/of die personen (thuis) heeft bezocht, waarbij verdachte zich (telkens) heeft voorgedaan als bankmedewerker en/of verdachte die personen (telkens) leugenachtigheden en/of onwaarheden heeft voorgehouden, waardoor bij die kwetsbare personen op hoge leeftijd het vertrouwen heeft kunnen ontstaan dat het noodzakelijk was om hun bankpas(sen) en/of bijbehorende pincode(s) af te staan en/of (telkens) die personen, aldus in de veronderstelling te brengen dat hij, verdachte, een bonafide bankmedewerker was, waardoor voornoemde
- ( zaak 1) [slachtoffer 1] (geboren [geboortedatum 2] 1931) en/of
- ( zaak 2) [slachtoffer 2] (geboren [geboortedatum 3] 1940) en/of
- ( zaak 3) [naam 1] (geboren [geboortedatum 4] 1926 en/of
- ( zaak 4) [slachtoffer 3] (geboren [geboortedatum 5] 1936) en/of
- ( zaak 5) [slachtoffer 4] (geboren [geboortedatum 9] 1929) en/of
- ( zaak 6) [slachtoffer 5] (geboren [geboortedatum 7] 1938) en/of
- ( zaak 7) [slachtoffer 6] (geboren [geboortedatum 8] 1934) en/of
- ( zaak 8) [slachtoffer 7] (geboren [geboortedatum 9] 1940) en/of
- ( zaak 9) [slachtoffer 8] (geboren [geboortedatum 10] 1944) en/of [slachtoffer 9] (geboren [geboortedatum 11] 1909) en/of
- ( zaak 10) [slachtoffer 10] (geboren [geboortedatum 12] 1932) en/of
- ( zaak 12) [slachtoffer 11] (geboren [geboortedatum 13] 1930) en/of
- ( zaak 13) [naam 2] (geboren [geboortedatum 14] 1937) en/of
- ( zaak 14) [slachtoffer 12] (geboren [geboortedatum 15] 1934) en/of
- ( zaak 15) [slachtoffer 13] (geboren [geboortedatum 16] 1931) en/of
- ( zaak 16) [slachtoffer 14] (geboren [geboortedatum 17] 1933) en/of
- ( zaak 17) [slachtoffer 15] (geboren [geboortedatum 18] 1925) en/of
- ( zaak 18) [slachtoffer 16] (geboren [geboortedatum 19] 1922) en/of
- ( zaak 19) [slachtoffer 17] (geboren [geboortedatum 20] 1920) en/of
- ( zaak 20) [slachtoffer 18] (geboren [geboortedatum 21] 1926) en/of
- ( zaak 21) [slachtoffer 19] (geboren [geboortedatum 22] 1947) en/of
- ( zaak 24) [slachtoffer 20] (geboren [geboortedatum 23] 1936) en/of
- [slachtoffer 21] (geboren [geboortedatum 24] 1936) en/of
(telkens) werd(en) bewogen tot bovenomschreven afgifte(n);
2. hij op een of meer tijdstippen, gelegen in of omstreeks de periode van 12 oktober 2016 tot en met 12 januari 2017 te Heerde en/of Vaassen en/of Terwolde en/of Staphorst, althans in Nederland meermalen (telkens) ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen (telkens) door het aannemen van een valse naam en/of een valse hoedanigheid en/of door listige kunstgrepen en/of door een samenweefsel van verdichtsels,
- ( zaak 11) [slachtoffer 22] (geboren [geboortedatum 25] 1937) en/of
- ( zaak 22) [naam 3] (geboren [geboortedatum 26] 1925) en/of
- ( zaak 23) [slachtoffer 23] (geboren [geboortedatum 27] 1926) en/of
- ( zaak 25) [slachtoffer 24] (geboren [geboortedatum 28] 1933) en/of
- ( zaak 26) [naam 4] ( geboren [geboortedatum 29] 1933)
(telkens) te bewegen tot de afgifte van een of meer bankpas(sen) en/of bijbehorende pincode(s), althans van enig goed, hierin bestaande dat verdachte (telkens) met vorenomschreven oogmerk (telkens) opzettelijk valselijk en/of listiglijk en/of bedrieglijk en/of in strijd met de waarheid - zakelijk weergegeven - contact heeft gezocht met voornoemde personen en/of die personen heeft opgebeld dat hij, verdachte langs wilde komen en/of die personen (thuis) heeft bezocht, waarbij verdachte zich (telkens) heeft voorgedaan als bankmedewerker en/of verdachte die personen (telkens) leugenachtigheden en/of onwaarheden heeft voorgehouden waardoor bij die kwetsbare personen op hoge leeftijd het vertrouwen heeft kunnen ontstaan dat het noodzakelijk was om hun bankpas(sen) en/of bijbehorende pincode(s) af te staan en/of (telkens) die personen, aldus in de veronderstelling te brengen dat hij, verdachte, een bonafide bankmedewerker was, waardoor voornoemde
- ( zaak 11) [slachtoffer 22] (geboren [geboortedatum 25] 1937) en/of
- ( zaak 22) [naam 3] (geboren [geboortedatum 26] 1925) en/of
- ( zaak 23) [slachtoffer 23] (geboren [geboortedatum 27] 1926) en/of
- ( zaak 25) [slachtoffer 24] (geboren [geboortedatum 28] 1933) en/of
- ( zaak 26) [naam 4] ( geboren [geboortedatum 29] 1933)
(telkens) zou(den) worden bewogen tot bovenomschreven afgifte, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
2. Overwegingen ten aanzien van het bewijs [1]
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gesteld dat wettig en overtuigend bewezen kan worden geacht dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan oplichting van 22 oudere mensen en aan vijf pogingen tot oplichting van oudere mensen.
Het standpunt van de verdediging
Verdachte heeft de zaken 4, 7 en 11 bekend. De verdediging heeft zich ten aanzien van de zaken 4 en 11 gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank. Voor de overige zaken, waaronder ook zaak 7, heeft de verdediging voor vrijspraak gepleit. Kort samengevat, is daartoe aangevoerd dat in die zaken onvoldoende bewijs voorhanden is. De door het openbaar ministerie gepresenteerde modus operandi in de verschillende zaken is enerzijds te algemeen om juist verdachte als dader aan te wijzen. Anderzijds is de modus operandi in de verschillende zaken te wisselend om als schakelbewijs te kunnen dienen. De gegeven signalementen in de verschillende zaken passen niet bij verdachte of zijn te algemeen zodat ze verdachte niet uitsluiten maar ook niet insluiten.
Beoordeling door de rechtbank
Verdachte zijn 27 zaken ten laste gelegd, verdeeld over twee feiten; de voltooide delicten bij feit 1, de pogingen bij feit 2. In dit vonnis zullen de zaken gegroepeerd worden behandeld, waarbij de volgende verdeling wordt aangehouden:
de zaken die verdachte heeft bekend (zaken 4, 7, en 11);
de zaken waarin verdachte zichzelf (deels) heeft herkend op beeldmateriaal uit het dossier (zaken 5, 6, 8, 9 en 10);
de zaken waarin is verwezen naar meerdere bewijsmiddelen (zaken 1, 2, 12)
de zaken waarin is verwezen naar een gebruikt telefoonnummer (zaken 16, 17, 23, 24, 25 en 27 (aangever [slachtoffer 21] ), en
de zaken waarin gebruik gemaakt kan worden van schakelbewijs (14, 15, 18, 19, 20, en 21).
de zaken waarbij niet tot een bewezenverklaring gekomen kan worden (zaken 3, 13, 22 en 26).
In alle zaken is sprake van aangevers op oudere leeftijd; hun leeftijden variëren van 78 tot 108 jaar. Deze aangevers werden (telefonisch) benaderd door een man die zich (in strijd met de waarheid) voordeed als een medewerker van de bank. De man vertelde de aangevers dat er iets niet klopte met hun pinpassen (in verschillende varianten) en bood aan dit voor hen op te lossen. Vervolgens is de man binnen korte tijd bij de aangevers langsgegaan. Daar heeft de man bij deze mensen het vertrouwen gewekt, dan wel geprobeerd te wekken, dat hij daadwerkelijk bankmedewerker was, waarbij ook (vluchtig) een legitimatiebewijs is getoond. De man gaf aan dat er iets niet klopte met hun pinpassen (in verschillende varianten), met welke omstandigheid de bejaarden indringend werden geconfronteerd, bijvoorbeeld door te vragen waarom zij nog niet hadden gereageerd op brieven van de bank.
Verder is het vertrouwen gewekt, dan wel geprobeerd te wekken, dat aan die man (gerust) de pinpas met bijbehorende code kon worden afgegeven, zonder dat zonder toestemming geld van de rekening zou worden gepind.
In werkelijkheid was de man geen medewerker van de bank en was het doel (onrechtmatig) toegang te krijgen tot de banktegoeden van deze ouderen. Na het afgeven van de bankpassen en -codes zijn daarmee binnen korte tijd (grote) bedragen gepind of zijn (met name) telefoons of andere zaken gekocht.
Met deze handelingen is naar het oordeel van de rechtbank sprake van het aannemen van een valse hoedanigheid en een samenweefsel van verdichtsels, waardoor de aangevers werden bewogen tot afgifte van hun bankpassen en/of –codes. Derhalve is in de hierna bewezenverklaarde zaken sprake van oplichting, zoals bedoeld in artikel 326 Wetboek van Strafrecht.
Verdachte heeft ten aanzien van deze zaken (4, 7 en 11) bekend dat hij de aangevers heeft bewogen tot afgifte van de bankpassen en pincodes door zich (bedrieglijk) voor te doen als bankmedewerker en dat hij de bankpassen heeft gebruikt om te pinnen. Hij koos welbewust oudere mensen uit, omdat zij gemakkelijk om te praten waren. [2] Dit is, zoals gezegd, te kwalificeren als oplichting.
De rechtbank moet beoordelen of en zo ja welke (zaaks)feiten, zoals tenlastegelegd, door verdachte zijn gepleegd. Daarbij heeft te gelden dat de inhoud van hierna te vermelden bewijsmiddelen slechts wordt gebezigd tot bewijs van het feit waarop het blijkens de inhoud kennelijk betrekking heeft.
Ad 1)de zaken die verdachte heeft bekend
Ten aanzien van zaak 4heeft aangever [slachtoffer 3] , geboren op [geboortedatum 5] 1936 en wonende te Balkbrug, verklaard dat hij op 31 oktober 2016 om 11.30 uur werd gebeld door een persoon die zich de heer [naam 5] noemde en die aangaf van de [bank 1] te zijn. De man zei dat aangever een nieuwe bankpas zou krijgen en dat de oude nog diezelfde dag zou worden opgehaald. Om 11.50 uur stond een man bij de woning van aangever die aangaf de heer [naam 5] van de [bank 1] te zijn. Aangever heeft hem zijn bankpas meegegeven. Direct hierna dacht aangever dat er iets niet klopte. Deze [naam 5] heeft om 12.05 uur nogmaals gebeld, waarbij hij om de pincode vroeg. Aangever heeft deze niet gegeven. Bij navraag bleek aangever dat er om 11.56 uur € 1.100,00 is gepind met zijn bankpas. [3]
Ten aanzien van zaak 7heeft aangeefster [slachtoffer 6] , geboren op [geboortedatum 8] 1934 en wonende te Nieuwleusen, verklaard dat zij op [geboortedatum 18] 2016 rond 13.30 uur werd gebeld door een man die zich voordeed als medewerker van de [bank 1] . De man vertelde dat de bankpas omgeruild moest worden en dat hij daarvoor even langs de woning kwam. Vijf minuten later stond er een man aan de deur. De man stelde zich voor als zijnde medewerker van de [bank 1] . Aangeefster heeft de bankpas aan de man overhandigd. Ook moest aangeefster haar pincode op een briefje schrijven. Dit zodat de nieuwe pas, de oude pincode zou krijgen. De bankpas en pincode heeft aangeefster in een envelop aan de man overhandigd. Ongeveer 10 minuten later belde de man en vertelde dat de pas weer in de brievenbus lag. Dat was inderdaad het geval.
Bij navraag bleek aangeefster dat er een bedrag van € 800,00 van de rekening was gepind. [4]
In een nader verhoor heeft aangeefster verklaard dat het juiste gepinde bedrag € 890,00 was. Aangeefster dacht dat ze werkelijk met iemand van de [bank 1] te maken had, ook omdat hij zich legitimeerde. Ze was ervan overtuigd dat de man service wilde verlenen. [5]
Ten aanzien van zaak 11heeft aangeefster [slachtoffer 22] , geboren op [geboortedatum 25] 1937 en wonende te Vaassen, verklaard dat zij op 12 januari 2017 werd gebeld door een man die zich de heer [naam 5] noemde. Deze man zei dat hij voor de [bank 1] werkte en dat de bankpas van aangeefster was verlopen en dat deze omgewisseld moet worden. De man kon hier wel voor langskomen. Getuige [getuige 1] was in de woning aanwezig. Deze getuige vertrouwde het niet en belde met de [bank 1] , die meldde dat [naam 5] geen medewerker van de [bank 1] was. Kort daarop belde bij de woning van aangeefster een man aan die zich uitgaf als medewerker van de [bank 1] . Getuige [getuige 1] heeft de man om een legitimatie gevraagd en zag dat op diens legitimatie niet de naam [naam 5] stond. Geconfronteerd met het wantrouwen van aangeefster en getuige [getuige 1] gaf de man aan dat het verkeerde nummer van de [bank 1] was gebeld. De man zou naar de auto gaan om het goede nummer te halen. Uiteindelijk is de man weggegaan. [6]
Getuige [getuige 1] heeft (ten aanzien van zaak 11) verklaard dat hij getuige was van het telefoongesprek tussen aangeefster en de man die zich [naam 5] noemde. Getuige vertrouwde het niet, heeft de [bank 1] gebeld en hoorde daar dat er geen [naam 5] werkzaam was. Toen de man aanbelde, deed getuige open. De man toonde een identiteitsbewijs met daarop de naam [verdachte] . Na confrontatie met de informatie uit het telefoontje met de [bank 1] ging de man weg en vertrok in een rode auto met kenteken [kenteken 1] . [7]
De rechtbank stelt vast dat verdachte in de periode van 30 juni 2016 tot 14 januari 2017 een [kleur 1] Opel [type 1] ( [kenteken 2] ) op naam heeft gehad. Vanaf 5 januari 2017 heeft verdachte een rode Mercedes [type 2] met kenteken [kenteken 1] op naam gehad. [8]
De verdediging heeft voor vrijspraak gepleit voor zaak 7. Daartoe is, kort samengevat, aangevoerd dat verdachte zich het wegnemen van de pas niet herinnert; hij heeft de pas wel op enig moment voorhanden gehad naar is het onduidelijk hoe verdachte aan de pas gekomen is. De rechtbank zal dit verweer passeren omdat verdachte ter terechtzitting heeft verklaard dat als hij pinde met een pasje (van een ander), hij die pas zelf via een babbeltruc van de betreffende eigenaar in zijn bezit had gekregen.
Gelet op het voorgaande en mede gelet op de bekennende verklaring van verdachte (dat hij heeft gepind met het pasje dat hij had verkregen door middel van verduistering [9] ) met betrekking tot zaak 7, welke verklaring hij ter terechtzitting heeft bevestigd [10] , acht de rechtbank de feiten onder de zaken 4, 7 en 11 wettig en overtuigend bewezen.
Ad 2) de zaken waarin verdachte zichzelf (deels) heeft herkend op beeldmateriaal uit het dossier
In het dossier zitten bij diverse zaken fotoafdrukken van camerabeelden van pintransacties verricht met bankpassen (en pincodes) die van aangevers met hiervoor beschreven oplichtingstrucs werden verkregen. Met betrekking tot (sommige) beelden in de zaken 5, 6, 8, 9 en 10 heeft verdachte tegenover de politie en ter terechtzitting verklaard zichzelf te herkennen als degene die met de betreffende pas transacties verrichtte. [11]
Ter terechtzitting heeft verdachte verklaard dat, in het geval dat hij pinde met pinpassen van derden, hij deze pinpassen zelf van de eigenaren had ontfutseld (door oplichting). Verdachte werkte alleen en er was niemand anders die hem de pasjes gaf. Nadat hij klaar was met pinnen, gooide hij de passen weg in prullenbakken, waarbij hij de passen meestal doormidden brak. [12]
Gelet op deze verklaringen is de rechtbank van oordeel dat in de zaken waarin verdachte door hemzelf of door verbalisanten is herkend op beelden van (hier besproken) pintransacties, hij als pleger van de betreffende oplichting kan worden aangemerkt. De verklaring dat verdachte alleen werkte en de pinpassen (doormidden gebroken) weggooide, maakt dat de rechtbank de verdediging niet volgt in haar standpunt dat mogelijk een ander met de betreffende pasjes zou hebben gepind. De verklaring van verdachte zelf biedt hiervoor immers geen enkel aanknopingspunt.
Het betoog van de verdediging dat verdachte niet kan worden gehouden aan zijn (voor hem belastende) verklaringen steunt ook hier op de stelling dat de rechtbank die verklaringen van verdachte alleen voor het bewijs kan bezigen als de rechtbank de verklaringen van verdachte op alle onderdelen als juist aanvaardt (dus ook zijn stelling bijvoorbeeld dat hij nooit binnenkwam bij zijn slachtoffers). De rechtbank zal dit verweer passeren. Het betoog van de raadsman vindt geen steun in het recht. Het gaat bovendien om belastende verklaringen ten aanzien van de kern van het verwijt.
Met inachtneming van het voorgaande zal de rechtbank tot een bewezenverklaring komen van de zaken 5, 6, 8, 9 en 10, waarbij de hierna volgende bewijsmiddelen bij de verschillende zaken worden betrokken. Daarbij heeft de rechtbank tevens voor het bewijs gebruikt het feit dat verdachte in de periode van 30 juni 2016 tot 14 januari 2017 een [kleur 1] Opel [type 1] ( [kenteken 2] ) op naam heeft gehad. [13]
Ten aanzien van zaak 5
Aangeefster [slachtoffer 4] , geboren op [geboortedatum 9] 1929 en wonende te Kampen, heeft verklaard dat er op woensdag 2 november 2016 rond 14.30 uur werd aangebeld door een man die aangaf dat hij van de [bank 2] was. Hij gaf aan dat aangeefster kortgeleden een nieuwe pinpas had gekregen en dat er iets niet goed was met die pinpas. Aangeefster heeft de man binnengelaten. Binnen zei de man nogmaals dat de pinpas niet goed was. Aangeefster gaf aan samen met de man naar de [bank 2] te willen gaan. Dat vond de man niet nodig, omdat hij van de [bank 2] was. De man vroeg om de pincode. Aangeefster heeft deze niet gegeven. Hierna liet de man een langwerpig apparaat zien en vroeg of aangeefster daar haar pincode in wilde voeren. Dat heeft ze gedaan. De man gaf aan haar te bellen als de nieuwe pinpas er was. Die vrijdag heeft de man nogmaals gebeld en gaf aan dat hij die zaterdag de bankpas zou komen brengen met een bosje bloemen. In totaal is een bedrag van € 10.472,49 van de bankrekening van aangeefster gepind zonder haar toestemming. [14] Onder andere is er gepind bij de [naam 6] en twee keer bij de [naam 7] te Oosterbeek. [15]
Van de pintransacties met de pinpas van aangeefster bij de [naam 6] en de [naam 7] zijn beelden verstrekt. [16] Verdachte heeft verklaard zich te herkennen op de beelden verstrekt door de [naam 6] , als degene die de betreffende pintransactie verrichtte. Ten aanzien van de beelden van de [naam 7] heeft hij verklaard dat het zou kunnen en dat het niet uitgesloten kan worden dat hij op die beelden te zien is. [17] Een verbalisant heeft verdachte herkend op beelden verstrekt door de [naam 7] , [naam 6] en de [naam 8] . [18]
Ten aanzien van zaak 6
Aangeefster [slachtoffer 5] , geboren op [geboortedatum 7] 1938 en wonende te Hattem, heeft verklaard dat zij op 23 november 2016 rond 09.00 uur werd gebeld door een man die zich [naam 5] van de [bank 1] noemde. Aangeefster gaf aan wel langs de bank te komen om te overleggen. De man zei dat hij nog terug zou bellen. Dat deed hij en niet veel later stond de man bij aangeefster voor de deur en aangeefster liet hem binnen. Aangeefster heeft nog aangegeven dat ze zelf wel kon gaan (
rechtbank:naar de bank), maar dat hoefde niet van de man. De man nam vervolgens het pasje mee en kwam al heel snel weer terug en gaf het pasje terug. Na navraag bleek aangeefster dat er in die tussentijd twee keer was gepind; om 10.24 uur € 250,00 bij de [bank 3] en om 10.27 uur € 930,00 bij de [bank 1] . [19]
Van de pintransactie met de pinpas van aangeefster bij de [bank 1] zijn beelden verstrekt. [20] Verdachte heeft verklaard zich te herkennen op die beelden als degene die de transactie verrichtte. [21]
Ten aanzien van zaak 8
Aangeefster [slachtoffer 7] , geboren op [geboortedatum 9] 1940 en wonende te Dalfsen, heeft verklaard dat zij op [geboortedatum 18] 2016 rond 14.15 uur werd gebeld door een man die zich voordeed als medewerker van de [bank 1] . De man vertelde dat haar bankpas omgewisseld moest worden en dat hij daarvoor wilde langskomen. Dat vond aangeefster goed. Rond 14.20 uur kwam de man langs. Hij reed in een [kleur 1] auto. De man toonde een legitimatiebewijs. De man vertelde dat aangeefster een brief had gehad dat ze haar bankpas moest inleveren en hiervoor een nieuwe zou ontvangen. De man vroeg aangeefster haar pincode op een papiertje te schrijven. Dit deed aangeefster. De bankpas en de pincode heeft aangeefster in een envelop aan de man gegeven. Hierop is de man vertrokken. Kort hierop kwam de man in de auto terug en overhandigde de bankpas. Aangeefster bleek dat in de tussentijd vier pintransacties ( [bank 1] , [naam 9] (2x) en [naam 10] ) waren verricht met haar pinpas. [22]
Van deze pintransacties met de pinpas van aangeefster zijn beelden verstrekt. [23] Verdachte heeft zich op al deze beelden herkend als degene die de transacties verrichtte. [24]
Ten aanzien van zaak 9
Mevrouw [slachtoffer 8] heeft verklaard dat zij op 9 december 2016 rond 09.00 uur werd gebeld door een man die vroeg waarom zij de bankpasjes nog niet had ingeleverd. De man zei dat hij de pasjes wel even kwam halen. Rond 10.00 a 10.30 uur kwam de man de woning binnen. Hij vertelde dat zij en haar moeder (mevrouw [slachtoffer 9] , geboren op 6 december 1909 en wonende te Staphorst) de bankpassen en pincodes moesten afgeven. Mevrouw [slachtoffer 8] heeft de bankpas van haarzelf en van haar moeder gegeven. Ook heeft mevrouw [slachtoffer 8] de pincode van de bankpas van haar moeder gegeven. Haar eigen pincode had ze niet. De man zei dat ze maar even goed moest zoeken. De man zei verder dat hij de dag erna om 10.00 uur de nieuwe pasjes kwam brengen. De man zei dat hij [naam 5] heette.
Mevrouw [slachtoffer 8] wilde later die middag vragen of de man direct even geld voor haar kon pinnen en nam contact op met de bank. Daar werd haar verteld dat het allemaal niet klopte en dat er al geld van de rekeningen was afgeschreven. [25] De geleden schade bedroeg
€ 6.500,00. [26]
Met de pinpassen van aangeefster en haar moeder is onder andere gepind bij de [bank 1] , [naam 11] en bij [naam 12] . [27] Van deze pintransacties zijn beelden verstrekt. [28]
Verdachte heeft zich zelf op de beelden van de [bank 1] en van [naam 11] herkend als degene die de transacties verrichtte. [29] Verdachte heeft verklaard dat het niet uit te sluiten is dat hij te zien is op de beelden van [naam 12] als degene die de transactie verrichtte. [30]
Ten aanzien van zaak 10
Aangeefster [slachtoffer 10] , geboren op [geboortedatum 12] 1932 en wonende te Terwolde, heeft verklaard dat zij op 30 december 2016 rond 12.00 uur werd gebeld door een man die vertelde dat hij voor de [bank 1] werkte. Deze man vertelde toen dat er iets niet in orde was met haar bankpas en dat er iemand van de [bank 1] bij haar thuis zou komen om de bankpas op te halen. De man vertelde aangeefster dat zij de bankpas in een envelop moest doen en deze moest dichtmaken. Ook vroeg de man om de pincode en deze heeft aangeefster hem verteld. Kort daarna stond er een man voor de deur van aangeefster. Hij vertelde dat hij van de [bank 1] was en dat hij de bankpas van aangeefster kwam halen, omdat daar iets mis mee zou zijn. De bankpas moest gemaakt worden. Hij vertelde verder dat hij tegen 16.30 uur de bankpas terug zou brengen. Aangeefster gaf nog aan dat het vreemd was dat ze geen brief had gekregen, maar hier reageerde de man niet op. Aangeefster heeft de envelop met de bankpas meegegeven aan de man. De man kwam betrouwbaar over. De man stapte in een [kleur 1] personenauto. Ergens tussen 16.00 uur en 16.30 uur kwam dezelfde man de bankpas weer terugbrengen. Het viel aangeefster op dat de bankpas niet meer in de envelop zat.
Later kwam aangeefster er achter dat er in totaal € 6.171,44 van haar bankrekening was gepind, waaronder een pintransactie bij de [naam 13] en de [naam 6] . [31]
Van de pintransacties met de pinpas van aangeefster bij de [naam 13] en de [naam 6] zijn beelden verstrekt. [32] Verdachte heeft zich zelf als “pinner” op de beelden van de [naam 13] herkend. [33] Verbalisanten hebben verdachte op de beelden van de [naam 6] herkend, als degene die de transacties verrichtte. [34]
Ad 3) de zaken waarin is verwezen naar meerdere bewijsmiddelen
Ten aanzien van zaak 1
Aangeefster [slachtoffer 1] (geboren op [geboortedatum 30] 1931 en wonende te Apeldoorn) heeft verklaard dat zij op 23 juli 2016 omstreeks 09.00 uur werd gebeld door een man die vertelde dat hij van de bank was. Hij gaf aan dat aangeefster oude papieren had en dat de papieren moesten worden bijgewerkt. Hij zou langskomen om de papieren op te ruimen en aangeefster zou een nieuw pasje krijgen. De man is langsgekomen en aangeefster heeft hem binnengelaten. De man vertelde dat de bankpassen van aangeefster oud waren en dat zij nieuwe nodig had. De man zou proberen het te regelen voor 12.00 uur die dag en hij zou nog contact opnemen in verband met de nieuwe pasjes. Hierop heeft aangeefster de bankpassen gepakt en met de pincodes aan de man gegeven.
Nadat de man weg was, dacht aangeefster dat er iets niet goed was en heeft aangeefster haar buurvrouw om hulp gevraagd. Bij navraag bleek dat er € 1.250 van de rekening van aangeefster is opgenomen. Toen de buurvrouw bij aangeefster was, belde er een man die zei dat hij meneer [naam 14] van de bank was. Volgens de buurvrouw sprak hij met een accent uit het westen van het land. Hij zei dat alles geregeld was en dat hij aangeefster maandag om 13.00 uur op zou halen om haar naar de bank te brengen. [35]
Met de pinpas van aangeefster is op 23 juli 2016 gepind om 10.41.46 uur bij de [bank 1] te Apeldoorn en om 11.15.26, 11.17.26 en om 21.49.25 uur in Arnhem. [36]
Van de pintransactie met de pinpas van aangeefster om 11.15.26 uur zijn beelden verstrekt van de persoon die de betalingen verricht (“pinner”). [37] Verbalisanten hebben verdachte op deze beelden herkend aan zijn gezicht, oor en neus. [38] De rechtbank heeft geen reden voor twijfel aan de bevindingen van deze verbalisanten. Daarbij wordt mede betrokken dat verbalisanten verdachte konden herkennen, ook omdat zij hem op 13 januari 2017 hadden aangehouden. [39]
Naar aanleiding van de aangifte door aangeefster [slachtoffer 1] is onderzoek gedaan naar het telefoonnummer dat gebruikt is om aangeefster te bellen. Uit de analyse van de telefoniegegevens kwam naar voren dat met het nummer [telefoonnummer 1] meerdere malen naar het nummer van aangeefster is gebeld op 23 juli 2016. Genoemd telefoonnummer is afgegeven voor een prepaid-kaart van de aanbieder [naam 15] . [40] Verdachte heeft verklaard dat hij (sim)kaartjes had van [naam 15] en dat hij speciaal voor de oplichtingsfeiten prepaid simkaarten gebruikte, die hij regelmatig verving om betrapping te voorkomen. [41]
Uit de historische gegevens van het telefoonnummer [telefoonnummer 1] blijkt dat deze telefoon in de ochtend van 23 juli 2016 een zendmast in [woonplaats] heeft aangestraald, daarna in Apeldoorn, Beekbergen en Loenen en ten tijde van het laatste gesprek met aangeefster [slachtoffer 1] om 11.27.07 uur weer in [woonplaats] . In de periode van 1 juli 2016 om 08.00 uur tot en met 23 juli 2016 om 14.00 uur was het telefoonnummer tussen 1 juli 2016 en 23 juli 2016 om 08.22.36 uur niet in gebruik. [42] Zoals bij de personalia van verdachte is opgenomen, was verdachte woonachtig in [woonplaats] . Deze locatiegegevens kunnen naar het oordeel van de rechtbank passen bij het vertrek en terugkomst naar de woonplaats [woonplaats] en naar een bezoek aan Apeldoorn (de woonplaats van aangeefster en de plaats waar gepind is).
Gelet op:
  • de herkenning van verdachte als “pinner” door de verbalisanten,
  • de algemene overweging onder paragraaf 2 dat indien verdachte pinde met een bankpas, hij als dader van de oplichting genoemd in de aangifte kan worden beschouwd,
  • de locaties van de gebruikte telefoon, die kunnen passen bij een vertrek vanuit [woonplaats] , de woonplaats van verdachte, naar Apeldoorn, de pleegplaats, en terugkomst in [woonplaats] ,
acht de rechtbank het feit onder zaak 1 ten laste gelegd wettig en overtuigend bewezen.
Ten aanzien van zaak 2
Aangeefster [aangeefster 1] , geboren op [geboortedatum 3] 1940 en wonende te Rouveen, heeft verklaard dat zij op 28 september 2016 rond 11.00 uur werd gebeld door een man die zei dat hij meneer [naam 16] van de [bank 1] was. Deze man gaf aan dat hij haar pinpas kwam halen, omdat deze verlopen was. Na tien minuten stond die man aan de deur. De man liet een pasje zien. Aangeefster heeft de man haar pinpas gegeven en de man is weer weggegaan. Enkele minuten later belde de man weer en vroeg om de pincode. Deze heeft aangeefster gegeven. Nadat aangeefster navraag bij de [bank 1] had gedaan, bleek dat er al € 1.250,00 gepind was met die pas. [43]
Van de pintransactie met de pinpas van aangeefster waarbij € 1.250,00 is gepind, zijn beelden verstrekt. [44] Een verbalisant heeft verdachte op de verstrekte beelden herkend. [45] De rechtbank heeft geen reden voor twijfel aan de bevindingen van deze verbalisant. Daarbij wordt mede betrokken dat deze verbalisant aanwezig was bij de aanhouding van verdachte.
Gelet op:
  • de herkenning van verdachte als “pinner” door de verbalisanten, en
  • de algemene overweging onder paragraaf 2 dat indien verdachte pinde met een bankpas, hij als dader van de oplichting genoemd in de aangifte kan worden beschouwd,
acht de rechtbank het feit onder zaak 2 ten laste gelegd wettig en overtuigend bewezen.
Ten aanzien van zaak 12
Aangeefster [slachtoffer 11] , geboren op [geboortedatum 31] 1930 en wonende te Beekbergen, heeft verklaard dat op 5 oktober 2016 rond 11.00 uur een man aan de deur kwam. De man maakte zich kenbaar als medewerker van de [bank 1] . Hij was zeer overtuigend en aangeefster heeft de man binnengelaten. De man vertelde dat de huidige bankpas van aangeefster niet meer goed zou zijn en ingenomen moest worden ter vervanging. Aangeefster werd verzocht de bankpas met pincode af te geven, zodat er per post een nieuwe pas zou komen.
Na contact met de [bank 1] bleek er veel geld te zijn afgeschreven van de rekening van aangeefster door diverse pintransacties, waaronder een transactie bij de [naam 17] te Apeldoorn. [46] Bij deze winkel is twee keer gepind door een (mans)persoon die een muts en een zonnebril droeg. [47]
In een tijdsbestek van minder dan een uur is vijf keer gepind, waarbij de eerste transactie om 11.59.12 uur in Beekbergen en de overige tussen 12.33.48 en 12.48.15 uur in Apeldoorn plaatsvonden. [48]
In het dashboardkastje van de auto van verdachte is een tasje gevonden. [49] In dit (schouder)tasje werd een bon (op naam van verdachte) aangetroffen van cashconverters. Op deze bon staat vermeld dat op 7 december 2016 voor € 300 een IPhone 6s (IMEI-nummer: [IMEI-nummer] ) is ingeleverd. [50] Uit de gevorderde gegevens bij de [naam 17] blijkt dat deze IPhone is aangekocht op 5 oktober 2016 bij de [naam 17] gevestigd te Apeldoorn. [51]
Verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat hij telefoons, IPhone’s, beleende bij een pandjeshuis om het geld te kunnen gebruiken voor de aanschaf van drugs. Dit deed hij met IPhone’s als hij deze van derden ‘kreeg’ via een pinpas verkregen door oplichting. [52]
Gelet op voorgaande bewijsmiddelen is de rechtbank van oordeel dat het verdachte was die de IPhone op 5 oktober 2016 Bij de [naam 17] vestiging te Apeldoorn heeft aangeschaft, waarbij hij gebruik heeft gemaakt van de pinpas van aangeefster. De omstandigheid dat verdachte gebruik heeft gemaakt van de pinpas van aangeefster, tezamen met zijn verklaring dat hij slechts pinde met pinpassen van derden als hij deze passen rechtstreeks van hen, via oplichting, verkreeg, brengt met zich dat hij de pinpas van aangeefster ook afhandig moet hebben gemaakt door oplichtingshandelingen.
Nu verdachte de pinpas afhandig moet hebben gemaakt, hij op 12.48.15 uur nog de beschikking had over die pinpas en hij verklaard heeft alleen te werken, moet hij, gelet op de korte tijdspanne tussen de diverse pintransacties en het pleegtijdstip, ook de overige pintransacties hebben verricht.
Gelet op het voorgaande acht de rechtbank het onder zaak 12 ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen.
4) de zaken waarin is verwezen naar een gebruikt telefoonnummer
Op 13 januari 2017 is in de auto van verdachte een telefoon van het merk [naam 18] aangetroffen en inbeslaggenomen. In de telefoon konden twee simkaarten worden geplaatst. Aan de hand van de twee bij het toestel horende IMEI-nummers zijn historische gegevens opgevraagd. Daaruit bleek dat de telefoon in gebruik was in de periode van 6 januari 2017 tot en met 12 januari 2017 en dat in die periode diverse simkaartjes/telefoonnummers in dat toestel hebben gezeten. Ook bleek dat met deze telefoon contact is gemaakt met de telefoonnummers van negen aangevers in dit dossier. [53]
Verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat hij in de door hem gepleegde oplichtingszaken gebruik maakte van een prepaid-telefoon en dat hij verschillende simkaarten gebruikte. Hij maakte hiervan gebruik in plaats van zijn eigen telefoonnummer, zodat hij niet snel gepakt zou worden. Om die reden wisselde hij ook de simkaarten. Deze telefoon lag volgens verdachte in zijn auto, welke auto ook alleen bij hem in gebruik was. [54]
Uit het voorgaande leidt de rechtbank af dat de prepaid telefoon gevonden in de auto van verdachte, door verdachte speciaal werd gebruikt voor het plegen van oplichtingsfeiten. Bevestiging hiervan vindt de rechtbank in het gebruik van die telefoon in zaak 11, welke zaak verdachte heeft bekend. [55]
De verdediging wordt niet gevolgd in de stelling dat verdachte mogelijk de telefoon had uitgeleend. Dit volgt niet uit verklaringen van verdachte en ook overigens is hier geen enkel aanknopingspunt voor gevonden. Dit terwijl verdachte specifiek met het gebruik van deze telefoon bij een van de zaken is geconfronteerd. Ter terechtzitting is verdachte voorgehouden dat met die telefoon is gebeld met aangeefster [slachtoffer 14] (zaak 16) op de middag waarvan zij stelt dat zij door een oplichter is gebeld. Verdachte gaf aan dit niet te kunnen verklaren. [56] Tot slot brengt de rechtbank in de herinnering dat verdachte heeft verklaard alleen te hebben ‘gewerkt’.
Al het voorgaande maakt dat daar waar slachtoffers van oplichting met genoemde [naam 18] -telefoon zijn gebeld, de rechtbank verdachte reeds daarom aanmerkt als dader en derhalve tot een bewezenverklaring zal komen van de betreffende zaken. Dit betreft de zaken 16, 17, 23, 24, 25 en 27. [57] Hieronder zullen de betreffende aangiftes uiteen worden gezet.
Ten aanzien van zaak 16
Aangeefster [slachtoffer 14] , geboren op [geboortedatum 17] 1933 en wonende te Wilp, heeft verklaard dat zij op 9 januari 2017 omstreeks 14.30 uur werd gebeld door een man die zich voordeed als een medewerker van de [bank 1] te Twello. Hij vertelde dat aangeefster een nieuwe pinpas zou krijgen. De man bood aan om langs te komen, waarmee aangeefster akkoord ging. Na ongeveer 15 minuten belde een man bij aangeefster aan. De man vroeg om de bankpas van aangeefster en aangeefster heeft deze gegeven. De man zei dat aangeefster de volgende dag rond 13.00 uur een nieuwe pinpas zou krijgen. Dezelfde dag lag rond 16.15 uur de pinpas ineens in de gang, kennelijk was deze door de brievenbus gegooid. Na navraag bleek aangeefster dat er in de tussentijd voor in totaal € 1.505,25 van haar bankrekening was afgeschreven. [58]
Ten aanzien van zaak 17
Aangeefster [slachtoffer 15] , geboren op [geboortedatum 18] 1925 en wonende te Vaassen, heeft verklaard dat zij op 12 januari 2017 omstreeks 11.30 uur werd gebeld door een man die vertelde te werken bij de [bank 4] . Hij vroeg of aangeefster de brieven niet had gelezen en of zij niet wist dat er van alles fout was gegaan. De man moest haar kaart (
rechtbank:bankpas) en pincode hebben. De man gaf aan dat hij wel langs kwam, omdat hij toch in de buurt was. Even later belde de man aan en aangeefster deed open. De man duwde de deur wat verder open en aangeefster liet hem binnen. De man begon over de bankpas. Daarop heeft aangeefster de bankpas en de pincode in een envelop aan de man gegeven. De man zei dat hij de volgende dag om 16.00 uur terug zou komen om een nieuwe pas te brengen. De man heeft een briefje achtergelaten met zijn naam: [naam 5] en een telefoonnummer. Na navraag is gebleken dat er € 1.250,00 van de rekening was afgeschreven. [59]
Ten aanzien van zaak 23
Aangever [slachtoffer 23] , geboren op [geboortedatum 27] 1926 en wonende te Staphorst, heeft verklaard dat hij op 6 januari 2017 rond 11.30 uur werd gebeld door een man die zich voorstelde als iemand van de [bank 1] . De man wilde langskomen in verband met de verlopen bankpas van aangever. Rond 12.00 uur belde een man bij aangever aan. De man gaf aan dat de bankpas verlopen zou zijn en dat aangever hierover een brief moest hebben gehad. De man liet een visitekaatje zien. Aangever kon het niet goed lezen, maar las iets van ’ [geboorteplaats] en [naam 19] . De man vroeg nogmaals om de bankpas en wilde de pincode hebben. Aangever heeft dit niet gegeven. Op dat moment kwam de nicht van aangever de woonkamer binnengelopen. Hierop is de man (zonder bankpas) vertrokken. [60]
Ten aanzien van zaak 24
Aangeefster [slachtoffer 20] , geboren op [geboortedatum 23] 1936 en wonende te Wilp, heeft verklaard dat zij op 9 januari 2017 rond 14.10 uur werd gebeld door een man (
telefoonnummer [telefoonnummer 2] )die zich voorstelde als meneer [naam 5] van de [bank 1] . De man zei dat hij namens de [bank 1] belde en dat haar bankpas vervangen kon worden en vroeg of aangeefster hiervan al bericht had gehad. Toen aangeefster dit ontkende, zei de man dat de post wel laks is de laatste tijd. De man zei wel even langs te komen. Nog geen twee minuten later stopte een kleine rode auto voor de deur. De man liep naar het huis van aangeefster.
Aangeefster heeft de man binnen gelaten. De man zei dat hij voor de [bank 1] werkte en toonde een pasje met de naam [naam 5] . De man zei dat het pasje vernieuwd kon worden en dat hij morgen een nieuwe zou brengen. Hiermee kon dan ook contactloos worden betaald. Aangeefster heeft haar pas overhandigd, waarop de man wegging. Aangeefster heeft de bankpas laten blokkeren. De man belde omstreeks 14.55 uur nogmaals voor aanvullende informatie, wat aangeefster heeft geweigerd. [61]
Ten aanzien van zaak 25
Aangeefster [slachtoffer 24] , geboren op [geboortedatum 28] 1933 en wonende te Vaassen, heeft verklaard dat zij op 12 januari 2017 rond 11.30 uur werd gebeld door een man, die zei bij de bank te werken en dat haar bankpas was verlopen. De postbezorging zou te traag zijn, daarom wilde hij zelf de pas ophalen. Enkele minuten later werd er aangebeld en stond een man voor de deur. Hij wilde de oude bankpas meenemen en zou na twee of drie dagen de nieuwe bankpas komen brengen. Aangeefster heeft de bankpas niet afgegeven, omdat ze het niet vertrouwde. [62]
Ten aanzien van zaak 27
Aangeefster [slachtoffer 21] , geboren op [geboortedatum 24] 1936 en wonende te De Wijk, heeft verklaard dat zij op 6 januari 2017 omstreeks 11.00 uur werd gebeld door een man die aangaf te bellen namens de [bank 4] . De man stelde zich voor als meneer [naam 5] . De man gaf aan dat het bankpasje van aangeefster bijna verlopen was en zij een nieuw bankpasje zou krijgen. De man zei dat hij het verlopen pasje wel zou komen ophalen. Aangeefster heeft haar adres niet gegeven aan de telefoon. Omstreeks 11.45 uur stond een man bij de voordeur.
De man liet een pasje zien, welke aangeefster niet goed heeft kunnen zien. Aangeefster heeft in haar woning de man haar pasje en haar pincode gegeven. Daarna is de man vertrokken.
Na enige tijd werd aangeefster gebeld door de [bank 4] dat er een abnormaal hoog bedrag zou zijn opgenomen. Hierop is de rekening geblokkeerd. Hoeveel geld is opgenomen, weet aangeefster niet. [63]
Gelet op het voorgaande overwegingen acht de rechtbank de zaken 16, 17, 23, 24, 25 en 27 zoals ten laste gelegd wettig en overtuigend bewezen.
5) de zaken waarin gebruik gemaakt kan worden van schakelbewijs
Algemene overwegingen ten aanzien van het gebruik van schakelbewijs
In een zestal zaken omvat het dossier niet meer bewijsmiddelen dan de betreffende aangiften. In beginsel is dat, gelet op het uitgangspunt van
unus testis, nullus testis, onvoldoende om tot een bewezenverklaring te komen. In de rechtspraak is uiteengezet dat het gebruik van zogenoemd schakelbewijs, waarbij bewijs van andere feiten als steunbewijs kan dienen in het te behandelen feit, toegestaan is (zie o.a. Hoge Raad 15 november 2011, ECLI:NL:HR:2011:BQ8600). Genoemd uitgangspunt is echter een van de kernbeginselen binnen het strafproces. Daarom is naar het oordeel van de rechtbank terughoudendheid met het gebruikmaken van schakelbewijsconstructies op zijn plaats.
Voor het gebruik van schakelbewijs dient de feitelijke gang van zaken (de modus operandi) ten aanzien van het betreffende feit op essentiële punten belangrijke overeenkomsten te vertonen met de feitelijke gang van zaken ten aanzien van feiten waarbij tot een bewezenverklaring is gekomen.
In de onderhavige zaken is sprake van (kortgezegd) het bewegen van ouderen tot het afgeven van bankpassen en pincodes door een babbeltruc, waarbij de oplichter zich valselijk voordeed als bankmedewerker. De rechtbank is er ambtshalve mee bekend dat dergelijke babbeltrucs in Nederland (helaas) vaker voorkomen. Dit moet worden betrokken bij de toepassing van schakelbewijs. Met de verdediging is de rechtbank van oordeel dat in deze zaken de modus operandi slechts in die zaken gebruikt kan worden als steunbewijs als er sprake is van dusdanige specifieke kenmerken, dat daaruit kan worden afgeleid dat één dader deze specifieke modus operandi heeft gehanteerd. Dit gaat echter niet zo ver dat sprake moet zijn van een nagenoeg identieke zich telkens herhalende modus operandi, zoals de verdediging heeft aangevoerd.
Uit de in het voorgaande bewezen geachte zaken leidt de rechtbank de volgende modus operandi af:
  • de oplichter belt met bejaarde mensen, vertelt dat hij bij de (betreffende) bank werkt, deelt mee dat er problemen zijn met de bankpassen en biedt aan langs te komen;
  • binnen korte tijd wordt het slachtoffer bezocht door de oplichter, waarbij deze zich nogmaals voorstelt als zijnde bankmedewerker en waarbij hij zo nodig een identiteitsbewijs toont;
  • de oplichter geeft aan dat er problemen zijn met de bankpas en dat deze omgeruild, aangepast of vervangen moet worden en biedt aan dit voor het slachtoffer te verzorgen;
  • na afgifte van de bankpas worden binnen korte tijd pintransacties verricht.
In acht zaken stelt de oplichter zich voor als de heer [naam 5] (dan wel [naam 20] ) en in zes zaken stelt hij zich voor als de heer [naam 14] (dan wel [naam 21] ). De rechtbank acht het gebruik van deze (nagenoeg gelijkluidende) namen, tezamen met de hiervoor weergegeven modus operandi, dusdanig specifiek dat dit duidt op één dader, zodat dit tot steunbewijs kan dienen bij de beoordeling van de betreffende zaken.
Met betrekking tot de gebruikte naam [naam 5] overweegt de rechtbank verder dat die naam is gebruikt in de zaken 4 en 11; zaken die verdachte heeft bekend. De naam [naam 14] is gebruikt in zaak 1. In het voorgaande heeft de rechtbank die zaken, waarin ook hiervoor weergegeven modus operandi is gebruikt, wettig en overtuigend bewezen geacht. Daarmee staat voor de rechtbank vast dat verdachte de namen [naam 5] en [naam 14] heeft gebruikt bij zijn oplichtingshandelingen.
In de navolgende zaken zal de rechtbank tot een bewezenverklaring komen gebruikmakend van schakelbewijs.
Ten aanzien van zaak 14
Aangever [slachtoffer 12] , geboren op [geboortedatum 15] 1934 en wonende te Hattem, heeft verklaard dat zijn hij en zijn vrouw op 18 november 2016 tussen 12.00 en 12.15 uur werden gebeld. De vrouw van aangever heeft opgenomen. Degene die belde, stelde zich voor als de heer [naam 14] van de [bank 4] . Hij vertelde dat de bankpassen vervangen moesten worden en dat hij iemand langs zou sturen. Vijf minuten later ging de bel en stond een man voor de deur die zich voorstelde als de heer [naam 14] van de [bank 4] . Hij liet een pasje zien.
De man vertelde dat hij de bankpassen kwam ophalen en hij vroeg de pincodes. Aangever heeft hem de passen en codes gegeven, waarop de man is weggegaan.
Omstreeks 13.00 uur werd aangever gebeld door iemand van de [bank 4] dat in korte tijd een bedrag van € 2.593,10, was afgeschreven van de rekening. [64]
Verdachte heeft tegenover de politie verklaard dat hij zich deze zaak niet kan herinneren. [65]
De rechtbank is van oordeel dat de door aangever geduide handelwijze van de dader past binnen de hiervoor omschreven modus operandi, inclusief de naam [naam 14] . Gelet hierop is de rechtbank van oordeel dat naast de aangifte voldoende steunbewijs voorhanden is, zodat de rechtbank ook deze zaak wettig en overtuigend bewezen acht.
Ten aanzien van zaak 15
Aangever [slachtoffer 13] , geboren op [geboortedatum 16] 1931 en wonende te Nijbroek, heeft verklaard dat hij op 23 december 2016 omstreeks 10.30 uur werd gebeld door een man die zich voorstelde als meneer [naam 20] . Aangever begreep van deze man dat zijn bankpas versleten zou zijn en dat deze vervangen zou worden. De man zei dat hij de pas met 10 minuten zou komen ophalen. Binnen 10 minuten stond een man bij aangever voor de deur. Aangever heeft de man binnen gelaten en heeft hem zijn bankpas en (desgevraagd) ook zijn pincode gegeven. Vervolgens is de man weggegaan onder de toezegging dat hij die dag rond 16.00 uur een nieuwe pinpas zou komen brengen. Na 16.00 uur heeft aangever navraag bij de bank gedaan en vernam dat ondertussen in totaal € 2.678,68 van zijn rekening was afgeschreven. Aangever heeft als signalement van de oplichter (onder meer) opgegeven: stevig postuur, groot (in ieder geval boven de 1.85 meter), blanke huidskleur, begin 50. [66]
Over verdachte is in de ‘BVI-B gegevens’ als zijn signalement (onder andere) genoteerd: lengte 1,89, postuur breed/krachtig, gelaatskleur bleek, haarkleur (donker)blond. [67] Ten tijde van het feit was verdachte 48 jaar oud.
Verdachte heeft tegenover de politie verklaard dat hij zich deze zaak niet kan herinneren. [68]
De rechtbank is van oordeel dat de door aangever verklaard handelswijze van de dader past binnen de hiervoor omschreven modus operandi, inclusief de naam [naam 14] . Nu voorts het gegeven signalement verdachte niet uitsluit, is de rechtbank van oordeel dat naast de aangifte voldoende steunbewijs voorhanden is, zodat de rechtbank ook deze zaak wettig en overtuigend bewezen acht.
Ten aanzien van zaak 18
De heer [aangever 1] heeft namens zijn moeder, [slachtoffer 16] , geboren op [geboortedatum 19] 1922 en wonende te Nunspeet, aangifte gedaan en heeft verklaard dat zijn moeder op 28 juli 2016 werd gebeld door een voor haar onbekende man. De man gaf aan dat zij een brief moet hebben gehad met daarin het bericht dat de bankpas bij haar thuis werd opgehaald. De man gaf aan dat hij de bankpas kwam ophalen voor ene meneer [naam 14] , die werkzaam zou zijn bij de [bank 1] . De man gaf als reden dat aangeefster [slachtoffer 16] een nieuwe bankpas moest hebben.
Toen de heer [aangever 1] hiervan hoorde, heeft hij zijn moeder geadviseerd de pas niet te geven en hij heeft de [bank 1] gebeld. De [bank 1] gaf aan dat het niet klopte. De heer [aangever 1] is daarop naar zijn moeder gegaan. Aldaar zag hij een man van het pad afkomen. De heer [aangever 1] heeft deze man overschreven als: blank, fors postuur, dik hoofd, grijs trainingspak, kort geknipt lichtkleurig haar, ongeveer 40 jaar.
De moeder van de heer [aangever 1] gaf hem aan toch de bankpas te hebben afgegeven aan de man, omdat die man heel betrouwbaar overkwam. De man had zich nog gelegitimeerd. Hierop is contact gelegd met de [bank 1] en is de pas geblokkeerd. Er is geen geld afgeschreven. [69]
Verdachte heeft tegenover de politie verklaard dat hij zich deze zaak niet kan herinneren. [70]
De rechtbank is van oordeel dat de door aangever geduide handelwijze van de dader past binnen de hiervoor omschreven modus operandi, inclusief de naam [naam 14] . Nu het gegeven signalement verdachte niet uitsluit, is de rechtbank van oordeel dat naast de aangifte voldoende steunbewijs voorhanden is, zodat de rechtbank ook deze zaak wettig en overtuigend bewezen acht.
Ten aanzien van zaak 19
Aangever [aangever 2] heeft aangifte gedaan namens mevrouw [slachtoffer 17] , geboren op [geboortedatum 20] 1920 en wonende te Lobith. Hij heeft verklaard dat er op 31 augustus 2016 omstreeks 15.30 uur een man bij mevrouw [slachtoffer 17] heeft aangebeld en is binnengelaten. De man heeft haar verteld dat hij een medewerker van de [bank 1] was en dat er uit voorzorg in verband met mogelijke fraude de bankpasjes met pincode moesten worden ingeleverd om deze te blokkeren. Ze heeft de pas meegegeven, maar de pincode wist ze niet meer. De man is weggegaan en even later werd ze gebeld door een persoon die haar weer naar de pincode vroeg. Hierna heeft de man waarschijnlijk nogmaals gebeld, waarop mevrouw [slachtoffer 17] hem heeft verwezen naar aangever [aangever 2] . De zoon van aangever werd hierna gebeld (met telefoonnummer: [telefoonnummer 3] ) door een man, waarna deze de man heeft doorverwezen naar aangever. Hierna werd aangever gebeld door een man die zich voorstelde als [naam 14] van de [bank 1] . Hij vertelde dat zijn collega die middag op bezoek was geweest bij buurvrouw [slachtoffer 17] en dat hij haar pasje had meegenomen. Hij had zelf nog naar [slachtoffer 17] gebeld en gevraagd naar de pincode, maar die wist ze niet. De man wilde van aangever de pincode van het pasje van mevrouw [slachtoffer 17] weten. Dit heeft aangever, ondanks aandringen van de man, geweigerd, waarna hij de pas heeft laten blokkeren. [71]
Het telefoonnummer [telefoonnummer 3] is afgegeven voor een prepaidkaart van de aanbieder [naam 15] . [72] Zoals reeds overwogen heeft verdachte verklaard dat hij (sim)kaartjes had van [naam 15] en dat hij speciaal voor de oplichtingsfeiten prepaid simkaarten gebruikte, die hij regelmatig wijzigde. [73]
Verdachte heeft tegenover de politie verklaard dat hij zich deze zaak niet kan herinneren. [74]
De rechtbank is van oordeel dat de door aangever geduide handelwijze van de dader past binnen de hiervoor omschreven modus operandi, inclusief de naam [naam 14] . Nu voorts het gebruik van [naam 15] prepaid simkaarten verdachte niet uitsluit, is de rechtbank van oordeel dat naast de aangifte voldoende steunbewijs voorhanden is, zodat de rechtbank ook deze zaak wettig en overtuigend bewezen acht.
Ten aanzien van zaak 20
Aangeefster [slachtoffer 18] , geboren op [geboortedatum 32] 1926 en wonende te Duiven, heeft verklaard dat zij op 26 september 2016 werd gebeld door een man ( [telefoonnummer 4] ). Hij stelde zich voor met de naam [naam 21] en hij zou werken voor de [bank 2] . Hij zei dat hij langs zou komen om het bankpasje van aangeefster om te ruilen omdat die verlopen zou zijn. Hij zou ongeveer 10 minuten laten aanwezig zijn.
Aangeefster heeft haar bankpasje in een envelop gedaan. Toen een man aan de deur kwam, heeft aangeefster haar bankpas meegegeven. De bankrekening van aangeefster is snel daarna geblokkeerd en er is niets afgeschreven. [75]
Het telefoonnummer [telefoonnummer 3] is afgegeven voor een prepaidkaart van de aanbieder [naam 15] . [76]
Verdachte heeft tegenover de politie verklaard dat hij zich deze zaak niet kan herinneren. [77]
De rechtbank is van oordeel dat de door aangever geduide handelwijze van de dader past binnen de hiervoor omschreven modus operandi, inclusief de naam [naam 21] . Hierbij betrekt de rechtbank dat deze naam zeer veel lijkt op de naam [naam 14] , welke naam aangeefster, op dat moment 79 jaar oud, mogelijk verkeerd heeft verstaan. Nu voorts het gebruik van [naam 15] prepaid simkaarten verdachte niet uitsluit, is de rechtbank van oordeel dat naast de aangifte voldoende steunbewijs voorhanden is, zodat de rechtbank ook deze zaak wettig en overtuigend bewezen acht.
Ten aanzien van feit 21
Aangeefster [slachtoffer 19] , geboren op [geboortedatum 22] 1947 en wonende te Twello, heeft verklaard dat op 12 oktober 2016 omstreeks 14.00 uur bij haar woning werd aangebeld door een man die zich (met een legitimatiebewijs) voorstelde als [naam 14] . Hij vertelde dat hij van de bank was en de pinpas van aangeefster moest om ruilen voor een nieuwe. De man zei dat hij rond 16.00 uur een nieuwe pas zou langsbrengen. Aangeefster heeft de pinpas meegegeven. Op enig moment werd aangeefster gebeld door dezelfde man. De man zei dat hij de pincode nodig had. Deze gaf aangeefster niet. Later heeft de man nog twee maal teruggebeld en steeds dringender gevraagd naar de pincode. Deze heeft aangeefster niet gegeven en ze heeft haar pas laten blokkeren. [78]
Bij een buurtonderzoek hebben buurtbewoners van aangeefster verklaard dat zij zagen dat rond 14.00 uur een kleine [kleur 2] auto erg veel aandacht had voor het perceel 2a waar aangeefster woont. [79] Zoals de rechtbank reeds heeft overwogen, had verdachte in die periode een [kleur 1] Opel [type 1] in bezit.
Verdachte heeft tegenover de politie verklaard dat hij zich deze zaak niet kan herinneren. [80]
De rechtbank is van oordeel dat de door aangever geduide handelwijze van de dader past binnen de hiervoor omschreven modus operandi, inclusief de naam [naam 14] . Nu voorts de waarneming van de kleine [kleur 2] auto verdachte niet uitsluit, is de rechtbank van oordeel dat naast de aangifte voldoende steunbewijs voorhanden is, zodat de rechtbank ook deze zaak wettig en overtuigend bewezen acht.
Ad 6) de zaken waarbij niet tot een bewezenverklaring gekomen kan worden
Ten aanzien van zaak 3
In deze zaak is gepind met een pinpas van aangeefster bij de [naam 9] . Getuige [getuige 2] (p.178) heeft verklaard dat de man die pinde desgevraagd zijn zonnebril afzette. Getuige zag dat de man lichte ogen had. Dit past naar het oordeel van de rechtbank niet bij de bruin/zwart/bruin gekleurde ogen van verdachte zoals beschreven in zijn ‘BVI-B gegevens’ in het dossier (p. 296).
Voorts overweegt de rechtbank dat in deze zaak afdrukken van beelden (pagina’s 184, 188 t/m 190 en 192 t/m 194) zijn opgenomen. De verbalisant heeft verdachte niet op de beelden herkend (p.58). De beschreven gelijkenissen met de kleding is, bij gebrek aan ander steunbewijs, in dit verband naar het oordeel van de rechtbank onvoldoende voor een bewezenverklaring.
Tot slot heeft de rechtbank bezien of tot een bewezenverklaring gekomen kan worden gebruikmakend van schakelbewijs, zoals de officier van justitie heeft voorgesteld. Met inachtneming van het kader zoals onder de algemene overwegingen bij paragraaf 5 is weergegeven, is de rechtbank van oordeel dat de modus operandi in deze zaak onvoldoende specifiek is, zodat bij deze zaak geen gebruik gemaakt zal worden van schakelbewijs.
Concluderend is de rechtbank van oordeel dat onvoldoende bewijs voorhanden is. Verdachte zal worden vrijgesproken van dit deel van de tenlastelegging (zaak 3, onder feit 1).
Ten aanzien van de zaken 13, 22 en 26
De rechtbank overweegt dat in deze zaken aangifte wordt gedaan van het (pogen tot) afhandig maken van een pinpas van oudere personen door middel van de hier besproken babbeltruc. Aangevers hebben niet aangegeven welke (specifieke) naam de oplichter heeft opgegeven. De opgegeven signalementen zouden kunnen passen bij verdachte, maar zijn dusdanig algemeen dat ook een grote groep andere mannen aan die signalementen zou voldoen. Hetzelfde geldt voor de waargenomen donkere auto (zaak 22) en het gebruik van een [naam 15] simkaart (zaak 26).
Weliswaar werpen de aangiften, zeker gezien de overige bewezen geachte zaken, een zekere verdachtmaking op verdachte. De weergegeven modus operandi in beide zaken is echter onvoldoende specifiek om te dienen als steunbewijs bij de aangiften.
Nu geen, dan wel onvoldoende, ander bewijs in deze zaken voorhanden is, zal de rechtbank verdachte van deze delen van de tenlastelegging vrijspreken (zaak 13 onder feit 1, zaken 22 en 26 onder feit 2).

3.Bewezenverklaring

Naar het oordeel van de rechtbank is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het tenlastegelegde heeft begaan, te weten dat:
1. hij op
een ofmeer tijdstippen, gelegen in
of omstreeksde periode van 23 juli 2016 tot en met 13 januari 2017 te Apeldoorn en
/ofRouveen en
/ofKampen en
/ofBalkbrug en
/ofHattem en
/of
Nieuwleusen en
/ofDalfsen en
/ofStaphorst en
/ofVaassen en
/ofBeekbergen en
/ofDidam en
/ofNijbroek en
/ofWilp en
/ofNunspeet en
/ofLobith en
/ofDuiven en
/ofTwello en
/ofTerwolde en
/ofDe Wijk,
althans in Nederland
meermalen, (telkens) met het oogmerk om zich
en/of een anderwederrechtelijk te bevoordelen (telkens) door het aannemen van een valse naam en/of een valse hoedanigheid en/of door listige kunstgrepen en/of door een samenweefsel van verdichtsels,
- ( zaak 1) [slachtoffer 1] (geboren [geboortedatum 2] 1931) en
/of
- ( zaak 2) [slachtoffer 2] (geboren [geboortedatum 3] 1940) en
/of
- (zaak 3) [naam 1] (geboren [geboortedatum 4] 1926 en/of
- ( zaak 4) [slachtoffer 3] (geboren [geboortedatum 5] 1936) en
/of
- ( zaak 5) [slachtoffer 4] (geboren [geboortedatum 9] 1929) en
/of
- ( zaak 6) [slachtoffer 5] (geboren [geboortedatum 7] 1938) en
/of
- ( zaak 7) [slachtoffer 6] (geboren [geboortedatum 8] 1934) en
/of
- ( zaak 8) [slachtoffer 7] (geboren [geboortedatum 9] 1940) en
/of
- ( zaak 9) [slachtoffer 8] (geboren [geboortedatum 10] 1944) en
/of[slachtoffer 9] (geboren [geboortedatum 11]
1909) en
/of
- ( zaak 10) [slachtoffer 10] (geboren [geboortedatum 12] 1932) en
/of
- ( zaak 12) [slachtoffer 11] (geboren [geboortedatum 13] 1930) en
/of
- (zaak 13) [naam 2] (geboren [geboortedatum 14] 1937) en/of
- ( zaak 14) [slachtoffer 12] (geboren [geboortedatum 15] 1934) en
/of
- ( zaak 15) [slachtoffer 13] (geboren [geboortedatum 16] 1931) en
/of
- ( zaak 16) [slachtoffer 14] (geboren [geboortedatum 17] 1933) en
/of
- ( zaak 17) [slachtoffer 15] (geboren [geboortedatum 18] 1925) en
/of
- ( zaak 18) [slachtoffer 16] (geboren [geboortedatum 19] 1922) en
/of
- ( zaak 19) [slachtoffer 17] (geboren [geboortedatum 20] 1920) en
/of
- ( zaak 20) [slachtoffer 18] (geboren [geboortedatum 21] 1926) en
/of
- ( zaak 21) [slachtoffer 19] (geboren [geboortedatum 22] 1947) en
/of
- ( zaak 24) [slachtoffer 20] (geboren [geboortedatum 23] 1936) en
/of
- [slachtoffer 21] (geboren [geboortedatum 24] 1936) en
/of
(telkens) heeft bewogen tot de afgifte van een of meer bankpas
(sen
)en
/ofbijbehorende pincode(s) (en/of hiermee vervolgens geldbedragen heeft gepind en/of speelgoed en/of iphones en/of (dure) electronica
, althans enig goed,gekocht), althans enig goed,
hierin bestaande dat verdachte (telkens) met vorenomschreven oogmerk (telkens) opzettelijk valselijk en
/oflistiglijk en
/ofbedrieglijk en
/ofin strijd met de waarheid - zakelijk weergegeven - contact heeft gezocht met voornoemde kwetsbare personen op hoge leeftijd en
/ofdie personen heeft opgebeld dat hij, verdachte, langs wilde komen en
/ofdie personen (thuis) heeft bezocht, waarbij verdachte zich (telkens) heeft voorgedaan als bankmedewerker en
/ofverdachte die personen (telkens) leugenachtigheden en/of onwaarheden heeft voorgehouden, waardoor bij die kwetsbare personen op hoge leeftijd het vertrouwen heeft kunnen ontstaan dat het noodzakelijk was om hun bankpas(sen) en
/ofbijbehorende pincode(s) af te staan en
/of(telkens) die personen, aldus in de veronderstelling te brengen dat hij, verdachte, een bonafide bankmedewerker was, waardoor voornoemde
- ( zaak 1) [slachtoffer 1] (geboren [geboortedatum 2] 1931) en
/of
- ( zaak 2) [slachtoffer 2] (geboren [geboortedatum 3] 1940) en
/of
- (zaak 3) [naam 1] (geboren [geboortedatum 4] 1926 en/of
- ( zaak 4) [slachtoffer 3] (geboren [geboortedatum 5] 1936) en
/of
- ( zaak 5) [slachtoffer 4] (geboren [geboortedatum 9] 1929) en
/of
- ( zaak 6) [slachtoffer 5] (geboren [geboortedatum 7] 1938) en
/of
- ( zaak 7) [slachtoffer 6] (geboren [geboortedatum 8] 1934) en
/of
- ( zaak 8) [slachtoffer 7] (geboren [geboortedatum 9] 1940) en
/of
- ( zaak 9) [slachtoffer 8] (geboren [geboortedatum 10] 1944) en
/of[slachtoffer 9] (geboren [geboortedatum 11]
1909) en
/of
- ( zaak 10) [slachtoffer 10] (geboren [geboortedatum 12] 1932) en
/of
- ( zaak 12) [slachtoffer 11] (geboren [geboortedatum 13] 1930) en
/of
- (zaak 13) [naam 2] (geboren [geboortedatum 14] 1937) en/of
- ( zaak 14) [slachtoffer 12] (geboren [geboortedatum 15] 1934) en
/of
- ( zaak 15) [slachtoffer 13] (geboren [geboortedatum 16] 1931) en
/of
- ( zaak 16) [slachtoffer 14] (geboren [geboortedatum 17] 1933) en
/of
- ( zaak 17) [slachtoffer 15] (geboren [geboortedatum 18] 1925) en
/of
- ( zaak 18) [slachtoffer 16] (geboren [geboortedatum 19] 1922) en
/of
- ( zaak 19) [slachtoffer 17] (geboren [geboortedatum 20] 1920) en
/of
- ( zaak 20) [slachtoffer 18] (geboren [geboortedatum 21] 1926) en
/of
- ( zaak 21) [slachtoffer 19] (geboren [geboortedatum 22] 1947) en
/of
- ( zaak 24) [slachtoffer 20] (geboren [geboortedatum 23] 1936) en
/of
- [slachtoffer 21] (geboren [geboortedatum 24] 1936) en
/of
(telkens) werd
(en
)bewogen tot bovenomschreven afgifte(n);
2. hij op
een ofmeer tijdstippen, gelegen in
of omstreeksde periode van 12 oktober 2016 tot en met 12 januari 2017 te Heerde en
/ofVaassen en
/ofTerwolde en
/ofStaphorst,
althans in Nederlandmeermalen (telkens) ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf met het oogmerk om zich
en/of een anderwederrechtelijk te bevoordelen (telkens) door het aannemen van een valse naam en
/ofeen valse hoedanigheid
en/of door listige kunstgrepenen
/ofdoor een samenweefsel van verdichtsels,
- ( zaak 11) [slachtoffer 22] (geboren [geboortedatum 25] 1937) en
/of
- (zaak 22) [naam 3] (geboren [geboortedatum 26] 1925) en/of
- ( zaak 23) [slachtoffer 23] (geboren [geboortedatum 27] 1926) en
/of
- ( zaak 25) [slachtoffer 24] (geboren [geboortedatum 28] 1933) en
/of
- (zaak 26) [naam 4] ( geboren [geboortedatum 29] 1933)
(telkens) te bewegen tot de afgifte van een of meer bankpas
(sen
)en
/ofbijbehorende pincode(s),
althans van enig goed,
hierin bestaande dat verdachte (telkens) met vorenomschreven oogmerk (telkens) opzettelijk valselijk en
/oflistiglijk en
/ofbedrieglijk en
/ofin strijd met de waarheid - zakelijk weergegeven - contact heeft gezocht met voornoemde kwetsbare personen op hoge leeftijd en
/ofdie personen heeft opgebeld dat hij, verdachte, langs wilde komen en
/ofdie personen (thuis) heeft bezocht, waarbij verdachte zich (telkens) heeft voorgedaan als bankmedewerker en
/ofverdachte die personen (telkens) leugenachtigheden en/of onwaarheden heeft voorgehouden, waardoor bij die kwetsbare personen op hoge leeftijd het vertrouwen heeft kunnen ontstaan dat het noodzakelijk was om hun bankpas(sen) en
/ofbijbehorende pincode(s) af te staan en
/of(telkens) die personen, aldus in de veronderstelling te brengen dat hij, verdachte, een bonafide bankmedewerker was, waardoor voornoemde
- ( zaak 11) [slachtoffer 22] (geboren [geboortedatum 25] 1937) en
/of
- (zaak 22) [naam 3] (geboren [geboortedatum 26] 1925) en/of
- ( zaak 23) [slachtoffer 23] (geboren [geboortedatum 27] 1926) en
/of
- ( zaak 25) [slachtoffer 24] (geboren [geboortedatum 28] 1933) en
/of
- (zaak 26) [naam 4] ( geboren [geboortedatum 29] 1933)
(telkens) zou(den) worden bewogen tot bovenomschreven afgifte, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
Voor zover er in de tenlastelegging kennelijke taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn die fouten verbeterd. Verdachte is daardoor niet in zijn verdediging geschaad.
Wat meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard, is niet bewezen.
Verdachte moet daarvan worden vrijgesproken. Het gaat daarbij om de zaken 3 en 13 zoals onder feit 1 tenlastegelegd en zaken 22 en 26 zoals onder feit 2 tenlastegelegd.

4.De kwalificatie van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert op:
ten aanzien van feit 1:
oplichting, meermalen gepleegd
ten aanzien van feit 2:
poging tot oplichting, meermalen gepleegd.

5.De strafbaarheid van het feit

De feiten zijn strafbaar.

6.De strafbaarheid van de verdachte

Verdachte is strafbaar, nu geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit.

7.Overwegingen ten aanzien van straf en/of maatregel

Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft geëist, dat verdachte ter zake van het tenlastegelegde primair zal worden veroordeeld tot een deels voorwaardelijke gevangenisstraf, waarvan het onvoorwaardelijk deel 309 dagen zou moeten duren en het voorwaardelijk deel 2 jaar. Dit voorwaardelijk deel dient (mede) ter borging van een klinisch behandeltraject tot een maximum van 12 maanden, naast een meldplicht, alcohol- en drugsverbod en alle behandeltrajecten die de reclassering noodzakelijk vindt, aldus de officier van justitie.
Subsidiair heeft zij een gevangenisstraf van 4 jaar (met aftrek van voorarrest) geëist omdat dit volgens de officier van justitie gelet op het strafmaximum voor artikel 326 Sr de maximaal mogelijke straf in deze zaak is.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft aangevoerd dat verdachte wel bereid is tot het ondergaan van een klinische behandeling. Door (communicatie) problemen in het voortraject is het een en ander niet goed van de grond gekomen. Gelet op de gezondheidsproblemen van verdachte en van zijn dochter dient de behandeling in de nabije omgeving van Arnhem plaats te vinden. De verdediging heeft aangegeven zich te kunnen vinden in het primaire standpunt van de officier van justitie. Wel dient de gevorderde gevangenisstraf te worden verminderd, gelet op de bepleite vrijspraken in verschillende zaken.
Beoordeling door de rechtbank
De rechtbank heeft bij de bepaling van de op te leggen straf gelet op de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard, de omstandigheden waaronder dit is begaan, mede gelet op de persoon en de omstandigheden van de verdachte zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken, waarbij onder meer is gelet op:
- het uittreksel uit het algemeen documentatieregister, gedateerd 24 augustus 2017;
- het pro justitia-rapport van GZ-psycholoog Ter Borg d.d. 23 juni 2017;
- het pro justitia-rapport van psychiater Bruggeman d.d. 4 juli 2017;
- reclasseringsrapporten, gedateerd 6 februari 2017, 22 juni 2017, 4 juli 2017, 20 september 2017,zoals ter terechtzitting van 5 oktober 2017 toegelicht door de deskundige De Jong, reclasseringswerker.
Verdachte heeft geweigerd medewerking te verlenen aan het opstellen van persoonsrapportage door voormelde psycholoog en psychiater.
In (o.m.) het rapport van de psycholoog Ter Borg wordt verwezen naar eerdere (ten aanzien van een soortgelijke verdenking als nu/rechtbank) persoonsrapportage van psycholoog Baneke uit 2011, welk laatstgenoemd rapport zich niet bij de stukken bevindt. Door Baneke zou volgens die verwijzing destijds zijn gerapporteerd dat bij verdachte sprake is van afhankelijkheid van alcohol en cocaïne, van zwakbegaafdheid en van een persoonlijkheidsstoornis NAO met afhankelijke, ontwijkende, hypochondrische en antisociale trekken. Daarbij is sprake van een sterk verband tussen stoornis en delictgedrag terwijl het recidiverisico volgens Baneke hoog is, aldus die verwijzing.
Door psycholoog Ter Borg wordt bij verdachte veel zelfbeklag waargenomen. Verdachte geeft geen blijk van mededogen met zijn slachtoffers. Verdachte heeft meerdere delicten gepleegd onder invloed van middelen en om middelen te bekostigen. Verdachte kan zich niet losmaken van zijn getroebleerde jeugd; zijn draagkracht schiet te kort, aldus psycholoog Ter Borg.
Door psychiater Bruggeman is beschreven dat sprake is van verslavingsproblematiek gedurende verdachtes volwassen leven en dat het gaat om langdurige psychiatrische problematiek. Er is sprake van terugval en recidive zodat verdachte onvoldoende heeft kunnen profiteren van eerdere behandelingen. Ook psychiater Bruggeman schat het recidiverisico als hoog in.
Door de weigerachtige houding van verdachte hebben de psycholoog en psychiater geen conclusie kunnen trekken over eventuele persoonlijkheidsproblematiek (diagnose), het verband tussen die problematiek en de verweten feiten en de toerekeningsvatbaarheid, terwijl zij evenmin een advies over eventuele afdoeningsmodaliteiten hebben kunnen geven.
In de verschillende rapporten heeft de reclassering beschreven dat bij verdachte van jongs af aan sprake is van een patroon van vermogensdelicten. Binnen enkele weken na positieve afsluiting van een (behandel)traject na zijn vorige veroordeling is verdachte teruggevallen in cocaïnegebruik. Hij gebruikte naar eigen zeggen 3 tot 4 gram per dag en kon daarmee zelf niet stoppen. In een klinische setting doet verdachte het goed, met meer vrijheden gaat het mis. Verdachte kijkt terug op een roerige jeugd. Er is sprake van schulden; verdachte heeft weinig werkervaring. Zijn coping vaardigheden zijn beperkt, hij beschikt over weinig empathie. Het recidiverisico is hoog. Verdachte wil wel begeleiding, maar dan op zijn voorwaarden en volgens zijn plan; zo wil verdachte niet naar De Woenselse Poort omdat dit buiten de regio is. Het NIFP-IFZ kan geen indicatie stellen (voor het verdere behandeltraject/rechtbank) zonder extra onderzoek, gelet op de ernstige recidive en de eerdere behandeling die niet heeft geleid tot vermindering van recidive. De impasse die is ontstaan, brengt de reclassering ertoe de volgende opties te noemen: ofwel aanhouding voor diagnostiek (in het Pieter baan Centrum dan wel een kliniek), ofwel een deels voorwaardelijke straf met ambulante behandeling (wat volgens de reclassering onvoldoende is om recidive te voorkomen) en een detox-opname van maximaal 7 weken in een FPK, ofwel afstraffen.
Gelet op het verloop van de procedure tot nu toe, de weigerachtige en voorwaarden stellende houding van verdachte en de inhoud en samenstelling van het huidige persoonsdossier ziet de rechtbank geen voldoende aanleiding voor hernieuwd diagnostisch onderzoek. Dit betekent dat de zaak zal worden afgedaan. Daarbij staat de rechtbank vooral voor de keuze of verdachte een deels voorwaardelijke straf moet worden opgelegd, met name met het oog op behandeling ter voorkoming van recidive, of dat hij moet worden “afgestraft” in die zin dat hem alleen een onvoorwaardelijke straf wordt opgelegd. Daartoe overweegt de rechtbank als volgt.
De rechtbank ziet geen aanleiding voor oplegging van een deels voorwaardelijke gevangenisstraf, waarbij verdachte een behandelverplichting wordt opgelegd, zoals door de officier van justitie primair is gevorderd. De reden hiervoor is dat verdachte niet (voldoende) heeft meegewerkt aan persoonsrapportage, waardoor een diagnose, gesteld door de psycholoog en psychiater, ontbreekt net als een conclusie over het verband tussen de feiten en een eventuele problematiek en de toerekeningsvatbaarheid en een advies van deze deskundigen over behandelmogelijkheden. Deze weigerachtigheid, in combinatie met de voorwaarden die verdachte stelt aan een eventueel klinisch behandeltraject, brengt mee dat het ook voor de reclassering (en het NIFP-IFZ) niet mogelijk is met een passend strafadvies te komen. Het is immers tot nu toe niet mogelijk gebleken een behandeltraject te schetsen, omdat daarvoor nadere diagnostiek nodig is (duur behandeling, klinisch en/of deels ambulant etc.) die door toedoen van verdachte ontbreekt.
Bij een dergelijke stand van zaken is de rechtbank van oordeel dat “kale” afstraffing van verdachte een passende sanctie is, waarbij te zijner tijd in de eindfase van de detentie de mogelijkheden van een behandeling opnieuw verkend kunnen worden. Een langdurige vrijheidsstraf voorkomt in ieder geval dat verdachte in die periode de straat op gaat en nieuwe soortgelijke feiten pleegt. Hoewel het niet bevredigend is dat door de opstelling van verdachte niet nu al toegewerkt kan worden naar een passende behandeling voor zijn strafrechtelijk relevante persoonlijke problemen, ligt een andere oplossing door de opstelling van verdachte en bij de huidige stand van het dossier niet (voldoende) binnen handbereik.
Bij de straftoemeting heeft de rechtbank verder gelet op het volgende.
Verdachte heeft in een half jaar tijd een groot aantal mensen opgelicht of geprobeerd dat te doen. In alle gevallen koos verdachte ouderen als zijn slachtoffer uit. Dat deed hij bewust, omdat deze mensen, in verdachtes woorden: gemakkelijker waren om te praten en eerder in een “mooi verhaal” zouden trappen. Verdachte kreeg telefoonnummers van zijn latere slachtoffers van iemand anders, wiens naam hij niet wil noemen. Dat hij dit uit angst niet wil, zoals hij pas ter zitting heeft verklaard, acht de rechtbank niet aannemelijk. Verdachte deed alsof hij bankmedewerker was, won met leugens het vertrouwen van deze oudere mensen en ging er met hun bankpas en pincode vandoor. Die gebruikte verdachte vervolgens om geld te pinnen of spullen te kopen, vaak voor duizenden euro’s “per pas”. De leeftijden van de slachtoffers die verdachte maakte, variëren van 78 tot zelfs 108 jaar. In veel gevallen is de financiële schade voor de aangevers zelf beperkt gebleven omdat de bank tot vergoeding is overgegaan. Feit is echter dat het vertrouwen dat deze ouderen stellen in hun omgeving en waarvan zij vanwege hun leeftijd ook (steeds meer) afhankelijk zijn, door verdachte op grove wijze voor zijn eigen gewin is geschonden. Schaamte of schuld hebben verdachte er niet van weerhouden deze door hun leeftijd kwetsbare groep mensen te beliegen en bedriegen. De spijt die verdachte heeft geuit, komt op de rechtbank niet doorleefd over, mede gelet het grote aantal slachtoffers dat hij zo kort na zijn vorige veroordeling heeft gemaakt en zijn weigering zijn beweerde tipgever te noemen zodat herhaling kan worden voorkomen.
De door de rechtbank op te leggen straf is hoger dan subsidiair geëist omdat artikel 57 Wetboek van Strafrecht (Sr) het mogelijk maakt het strafmaximum te verhogen met een maximaal een derde in geval van meerdaadse samenloop; eenvoudig gezegd bij een veroordeling voor meerdere afzonderlijk gepleegde feiten. Het strafmaximum voor oplichting is op grond van artikel 326 Sr vier jaar (waarbij een jaar is 365 dagen). Bij meerdaadse samenloop is de maximaal op te leggen straf in deze zaak derhalve (afgerond) vijf jaar en vier maanden. De ernst en de veelheid van de feiten en het strafblad van verdachte, in het bijzonder de snelle recidive na een eerdere forse veroordeling voor soortgelijke feiten, rechtvaardigen naar het oordeel van de rechtbank de oplegging van de hier maximaal mogelijke gevangenisstraf, namelijk voor de duur van vijf jaar en vier maanden.
7a. De beoordeling van de civiele vordering(en), alsmede de gevorderde oplegging van de schadevergoedingsmaatregel
De benadeelde partij [slachtoffer 4] heeft zich in het strafproces gevoegd ter verkrijging van schadevergoeding ter zake van het onder feit 1, zaak 5, bewezenverklaarde feit. Gevorderd wordt een bedrag van € 10.659,21. Ter terechtzitting is gewezen op het verschil tussen het bedrag zoals genoemd in de aangifte (€ 10.409,21) en het bedrag zoals gevorderd via het voegingsformulier.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering kan worden toegewezen tot een bedrag van € 10.409,21. Daarbij dient de wettelijke rente te worden vergoed en de schadevergoedingsmaatregel te worden opgelegd. Voor het overige dient de vordering niet-ontvankelijk te worden verklaard.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft met betrekking tot de vordering van de benadeelde partij geen opmerkingen gemaakt.
Beoordeling door de rechtbank
Naar het oordeel van de rechtbank is, op grond van de gebezigde bewijsmiddelen en hetgeen verder ter terechtzitting met betrekking tot de vordering is gebleken, komen vast te staan dat de benadeelde partij als gevolg van het (onder feit 1, zaak 5) bewezen verklaarde handelen tot het gevorderde en op het voegingsformulier met bijlagen gespecificeerde bedrag van
€ 10.659,21 schade heeft geleden, waarvoor verdachte naar burgerlijk recht aansprakelijk is. De vordering is niet bestreden en komt de rechtbank overigens niet ongegrond of bovenmatig voor. De vordering is derhalve voor toewijzing vatbaar.
Gelet op het vorenstaande ziet de rechtbank aanleiding om aan verdachte op basis van het bepaalde in artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht de verplichting op te leggen tot betaling aan de Staat van het toe te wijzen bedrag ten behoeve van genoemde benadeelde partij(en). De gevorderde en toegewezen rente/vergoeding voor proceskosten, zijn daar niet bij inbegrepen. De gevorderde wettelijke rente is toewijsbaar vanaf 2 november 2016.
7b. Het beslag
De officier van justitie heeft aangegeven dat op 19 voorwerpen genoemd in een aan dit vonnis gehechte lijst van inbeslaggenomen voorwerpen beslag rust. Zij heeft zich op het standpunt gesteld dat de [naam 15] simkaart (nummer16), de [naam 18] telefoon (nummer 4) en de auto van verdachte moeten worden verbeurdverklaard. De overige goederen kunnen aan verdachte worden teruggegeven.
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat de auto niet verbeurd moet worden verklaard. Deze auto is slechts een enkele keer gebruikt om naar een verdachte verweten feit te rijden. Een verbeurdverklaring strekt dan te ver. Voor het overige heeft de verdediging zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
De rechtbank overweegt dat de auto van verdachte niet op de beslaglijst staat genoteerd. Uit het dossier blijkt echter dat onder verdachte in beslag is genomen de op zijn naam staande rode Mercedes [type 2] met kenteken [kenteken 1] . Voor zover het beslag nog rust op die auto is de rechtbank van oordeel dat het gebruik van de auto door verdachte in onvoldoende rechtstreeks verband staat met de in dit vonnis bewezenverklaarde feiten. Daarom bestaat er onvoldoende aanleiding tot verbeurdverklaring van die auto over te gaan. De rechtbank zal dan ook de teruggave van de auto gelasten.
De op de beslaglijst genoemde [naam 15] simkaart (nummer 16) en de [naam 18] telefoon (nummer 4) zijn vatbaar voor verbeurdverklaring, nu het voorwerpen zijn met behulp waarvan het bewezenverklaarde is begaan.
De rechtbank heeft hierbij rekening gehouden met de draagkracht van verdachte.
Nu zich geen strafvorderlijk belang daartegen verzet, zal de teruggave worden gelast van de overige op de beslaglijst genoemde voorwerpen aan verdachte.

8.De toegepaste wettelijke bepalingen

De beslissing is gegrond op de artikelen 10, 27, 24, 33a, 36f, 45, 57 en 326 van het Wetboek van Strafrecht.

9.De beslissing

De rechtbank:
 verklaart bewezen dat verdachte het tenlastegelegde, zoals vermeld onder punt 3, heeft begaan;
 verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij;
 verstaat dat het aldus bewezenverklaarde oplevert de strafbare feiten zoals vermeld onder punt 4;
 verklaart verdachte hiervoor strafbaar;
 veroordeelt verdachte wegens het bewezenverklaarde tot
een gevangenisstraf voor de duur van 5 (vijf) jaar en 4 (vier) maanden;
 beveelt dat de tijd, door verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht;
De beslissing op de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 4]
 veroordeelt verdachte ten aanzien van feit 1, zaak 5, tot betaling van
schadevergoedingaan de
benadeelde partij [slachtoffer 4], van een bedrag van
€ 10.659,21(tienduizend zeshonderdnegenenvijftig euro en eenentwintig eurocent), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 2 november 2016 tot aan de dag der algehele voldoening en met betaling van de kosten van het geding en de tenuitvoerlegging door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil;
  • legt aan verdachte de
  • bepaalt dat, indien verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat daarmee de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij in zoverre komt te vervallen en andersom dat, indien verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat in zoverre komt te vervallen;
De beslissing op het beslag

verklaart verbeurdde in beslag genomen, nog niet teruggegeven voorwerpen, te weten: de op de aangehechte beslaglijst genoemde [naam 15] simkaart (nummer 16) en de [naam 18] telefoon (nummer 4);
 gelast de
teruggaveaan verdachte van de overige in beslag genomen, nog niet teruggegeven voorwerpen zoals genoemd op de aangehechte beslaglijst en in de overwegingen hiervoor onder 7b.
Dit vonnis is gewezen door mr. M.C. van der Mei (voorzitter), mr. C. van Linschoten en
mr. S.A. van Hoof, rechters, in tegenwoordigheid van mr. C. Aalders, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 3 november 2017.
Mr. Van Linschoten is buiten staat dit vonnis te ondertekenen.

Voetnoten

1.Het bewijs is terug te vinden in het in de wettelijke vorm door verbalisant [verbalisant] van de politie Oost-Nederland, districtsrecherche Noord- en Oost-Gelderland, opgemaakte proces-verbaal met nummer 2016543842, onderzoek Ventoux, gesloten op 23 maart 2017 en in de bijbehorende in wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal en overige schriftelijke bescheiden, tenzij anders vermeld. De vindplaatsvermeldingen verwijzen naar de pagina’s van het doorgenummerde dossier, tenzij anders vermeld.
2.Verklaringen van verdachte afgelegd ter terechtzitting d.d. 5 oktober 2017.
3.Proces-verbaal van aangifte door [slachtoffer 3] , p. 206 en 207.
4.Proces-verbaal van verhoor aangeefster [slachtoffer 6] , p. 300 en 301.
5.Proces-verbaal van verhoor aangeefster [slachtoffer 6] , p. 302.
6.Proces-verbaal van aangifte door [slachtoffer 22] , p. 440 en 441.
7.Proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 1] , p. 442 en 443.
8.Proces-verbaal van bevindingen, p. 70 en proces-verbaal van verhoor verdachte, proces-verbaalnummer 201706141015.VER, gesloten op 15 juni 2017, p.10.
9.Proces-verbaal van verhoor verdachte, proces-verbaalnummer 201706141015.VER, gesloten op 15 juni 2017, p.8.
10.Verklaringen van verdachte afgelegd ter terechtzitting d.d. 5 oktober 2017.
11.Verklaringen van verdachte afgelegd ter terechtzitting d.d. 5 oktober 2017.
12.Verklaringen van verdachte afgelegd ter terechtzitting d.d. 5 oktober 2017.
13.Proces-verbaal van bevindingen, p. 70 en proces-verbaal van verhoor verdachte, proces-verbaalnummer 201706141015.VER, gesloten op 15 juni 2017, p.10.
14.Proces-verbaal van aangifte door [slachtoffer 4] , p. 223 en 224.
15.Een afdruk van bankgegevens, p. 228.
16.Processen-verbaal van bevindingen, p. 241 t/m 249 en proces-verbaal van bevindingen, p. 252 t/m 254.
17.Verklaringen van verdachte afgelegd ter terechtzitting d.d. 5 oktober 2017.
18.Proces-verbaal van herkenning persoon door opsporingsambtenaar, p. 60 t/m 62.
19.Proces-verbaal van aangifte door [slachtoffer 5] , p. 277 en 278.
20.Proces-verbaal van bevindingen, p. 290 t/m 294.
21.Verklaringen van verdachte afgelegd ter terechtzitting d.d. 5 oktober 2017.
22.Proces-verbaal van aangifte door [slachtoffer 7] , p. 325 en 326.
23.Proces-verbaal van bevindingen, p. 334 en 335, proces-verbaal van bevindingen, 349 t/m 351 en proces-verbaal van bevindingen, p. 356 en 357.
24.Verklaringen van verdachte afgelegd ter terechtzitting d.d. 5 oktober 2017.
25.Proces-verbaal van aangifte van [aangeefster 2] , ook namens [slachtoffer 9] , p. 359 en 360.
26.Proces-verbaal van verhoor aangeefster [aangeefster 2] , p. 362.
27.Een overzicht van pintransacties, p. 364.
28.Proces-verbaal van bevindingen, p. 367 t/m 372, proces-verbaal van bevindingen, p. 376 t/m 382 en proces-verbaal van bevindingen, p. 387 t/m 389.
29.Verklaringen van verdachte afgelegd ter terechtzitting d.d. 5 oktober 2017.
30.Proces-verbaal van verhoor verdachte, proces-verbaalnummer 201706141015.VER, gesloten op 15 juni 2017, p.8.
31.Proces-verbaal van aangifte door [slachtoffer 10] , p. 398 en 399.
32.Proces-verbaal van bevindingen, p. 435 en 436 en proces-verbaal van bevindingen, p.437 en 438.
33.Verklaringen van verdachte afgelegd ter terechtzitting d.d. 5 oktober 2017.
34.Proces-verbaal van bevindingen, p. 435.
35.Proces-verbaal van aangifte door [slachtoffer 1] , p. 98.
36.Proces-verbaal van bevindingen, p. 102.
37.Proces-verbaal van bevindingen, p. 114 t/m 118.
38.Proces-verbaal van bevindingen, p. 157.
39.Proces-verbaal van aanhouding, p. 41.
40.Proces-verbaal van bevindingen, p. 100 en 101.
41.Proces-verbaal van verhoor verdachte, proces-verbaalnummer 201706141015.VER, gesloten op 15 juni 2017, p. 9 en verklaringen van verdachte afgelegd ter terechtzitting d.d. 5 oktober 2017.
42.Proces-verbaal van bevindingen, p. 106 en 107.
43.Proces-verbaal van aangifte door [slachtoffer 2] , p. 159 en 160.
44.Afdrukken van camerabeelden, p. 169 t/m 174.
45.Proces-verbaal van herkenning persoon door opsporingsambtenaar, p. 57 en 58.
46.Proces-verbaal van aangifte door [slachtoffer 11] , p. 446 en 447.
47.Proces-verbaal van bevindingen, p. 458.
48.Proces-verbaal van bevindingen, p. 458.
49.Proces-verbaal van bevindingen, p. 69.
50.Stamproces-verbaal, p. 28.
51.Stamproces-verbaal, p. 28 en processen-verbaal van bevindingen, p. 476 en p. 478.
52.Verklaringen van verdachte afgelegd ter terechtzitting d.d. 5 oktober 2017.
53.Proces-verbaal van bevindingen, proces-verbaalnummer: 2017.0414.1330.BEV, gesloten op 14 april 2017, p. 1 t/m 3.
54.Verklaringen van verdachte afgelegd ter terechtzitting d.d. 5 oktober 2017 en proces-verbaal van verhoor verdachte, proces-verbaalnummer 201706141015.VER, gesloten op 15 juni 2017, p. 4 en 10.
55.Proces-verbaal van bevindingen, proces-verbaalnummer: 2017.0414.1330.BEV, gesloten op 14 april 2017, p. 3.
56.Verklaringen van verdachte afgelegd ter terechtzitting d.d. 5 oktober 2017.
57.Proces-verbaal van bevindingen, proces-verbaalnummer: 2017.0414.1330.BEV, gesloten op 14 april 2017, p. 1 t/m 3.
58.Proces-verbaal van aangifte door [slachtoffer 14] , p. 562 en 563
59.Proces-verbaal van aangifte door [slachtoffer 15] , p. 567 en 568.
60.Proces-verbaal van aangifte door [slachtoffer 23] , p. 595 en 596.
61.Proces-verbaal van aangifte door [slachtoffer 20] , p. 599 en 600.
62.Proces-verbaal van aangifte door [slachtoffer 24] , p. 602.
63.Proces-verbaal van aangifte door [slachtoffer 21] , proces-verbaalnummer PL0100-2017006601-1, d.d. 10 januari 2017, blad 1 en 2.
64.Proces-verbaal van aangifte door [slachtoffer 12] , p. 520 en 521.
65.Proces-verbaal van verhoor verdachte, proces-verbaalnummer 201706141015.VER, gesloten op 15 juni 2017, p. 9.
66.Proces-verbaal van aangifte door [slachtoffer 13] , p. 549 en 550.
67.Een overzicht BVI-B gegevens R. [verdachte] , p. 296.
68.Proces-verbaal van verhoor verdachte, proces-verbaalnummer 201706141015.VER, gesloten op 15 juni 2017, p. 9.
69.Proces-verbaal van aangifte door [aangever 1] , namens [slachtoffer 16] , p. 571 en 572
70.Proces-verbaal van verhoor verdachte, proces-verbaalnummer 201706141015.VER, gesloten op 15 juni 2017, p. 9.
71.Proces-verbaal van aangifte door [aangever 2] , namens [slachtoffer 17] , p. 575 en 576.
72.Een schriftelijk bescheid, zijnde een ‘antwoord details afdrukrapport’, p. 580.
73.Proces-verbaal van verhoor verdachte, proces-verbaalnummer 201706141015.VER, gesloten op 15 juni 2017, p. 9 en verklaringen van verdachte afgelegd ter terechtzitting d.d. 5 oktober 2017.
74.Proces-verbaal van verhoor verdachte, proces-verbaalnummer 201706141015.VER, gesloten op 15 juni 2017, p. 9.
75.Proces-verbaal van aangifte door [slachtoffer 18] , p. 582.
76.Een schriftelijk bescheid, zijnde een ‘antwoord details afdrukrapport’, p. 587.
77.Proces-verbaal van verhoor verdachte, proces-verbaalnummer 201706141015.VER, gesloten op 15 juni 2017, p. 9.
78.Proces-verbaal van aangifte door [slachtoffer 19] , p. 588 en 589.
79.Proces-verbaal van buurtonderzoek, p. 590.
80.Proces-verbaal van verhoor verdachte, proces-verbaalnummer 201706141015.VER, gesloten op 15 juni 2017, p. 9.