ECLI:NL:RBGEL:2017:5634

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
31 oktober 2017
Publicatiedatum
31 oktober 2017
Zaaknummer
05/800080-17
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling van een man voor het bezit en de verkoop van harddrugs met vrijspraak voor dwang tot gebruik

Op 31 oktober 2017 heeft de Rechtbank Gelderland in Arnhem uitspraak gedaan in de zaak tegen een 31-jarige man uit Zaltbommel, die werd beschuldigd van het in bezit hebben en dealen van harddrugs. De rechtbank heeft de man veroordeeld tot een gevangenisstraf van 10 maanden, waarvan 5 maanden voorwaardelijk. De man werd vrijgesproken van de beschuldiging dat hij anderen dwong tot het gebruiken, kopen en verkopen van drugs. De rechtbank oordeelde dat er voldoende bewijs was voor het bezit en de verkoop van XTC en amfetamine, maar dat de verklaringen van de slachtoffers over dwang niet voldoende waren om tot een veroordeling te komen.

De zaak kwam aan het licht na meerdere aangiften van slachtoffers die verklaarden drugs te hebben gekocht van de verdachte. Tijdens het onderzoek werden bij de verdachte aanzienlijke hoeveelheden harddrugs aangetroffen, evenals bewijs van zijn betrokkenheid bij de drugshandel. De rechtbank nam in haar overwegingen mee dat de verdachte een ziekelijke stoornis had en dat hij verminderd toerekeningsvatbaar was. De rechtbank legde bijzondere voorwaarden op aan de voorwaardelijke straf, waaronder een meldplicht en behandeling voor zijn middelengebruik.

De rechtbank benadrukte de ernst van de feiten en de impact van drugshandel op de volksgezondheid, vooral gezien het feit dat de verdachte drugs aan jonge kinderen had verkocht. De uitspraak is een waarschuwing voor de verdachte om zich voortaan van het plegen van delicten te onthouden.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND
Team strafrecht
Zittingsplaats Arnhem
Parketnummer : 05/800080-17
Datum uitspraak : 31 oktober 2017
Tegenspraak
vonnis van de meervoudige kamer
in de zaak van
de officier van justitie bij het arrondissementsparket Oost-Nederland
tegen
[verdachte]
geboren op [geboortedatum 1] 1986 te [geboorteplaats] , wonende te de [adres] ,
thans gedetineerd te P.I. Arnhem - HvB Arnhem Zuid te Arnhem.
Raadsman: mr. O.N.J. Maatje, advocaat te Zaltbommel.
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 17 oktober 2017.

1.De inhoud van de tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
1.
hij in of omstreeks de periode van september 2016 tot en met 4 juli 2017 te Zaltbommel, althans in Nederland (telkens) opzettelijk heeft bereid en/of bewerkt en/of verwerkt en/of verkocht en/of afgeleverd en/of verstrekt en/of vervoerd, in elk geval opzettelijk aanwezig heeft gehad, hoeveelheden van een materialen bevattende MDMA en/of amfetamine en/of andere harddrugs (onder meer speed en/of XTC), zijnde middelen als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
2.
hij op of omstreeks 04 juli 2017 te Zaltbommel opzettelijk (in een woning aan de Zandkampen 106) aanwezig heeft gehad (onder meer) ongeveer 75 xtc pillen (MDMA) en/of 18,59 amfetamine (meth) en/of 0,47 gram kristallen XTC (MDMA), in elk zijnde middelen als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
3.
hij op verschillende tijdstippen in of omstreeks de periode van [geboortedatum 2] 2017 tot en met 23 juni 2017 te Zaltbommel, (telkens) (een) ander(en), te weten [slachtoffer 1] (geboren [geboortedatum 2] 2003) en/of [slachtoffer 2] (geboren [geboortedatum 3] 2004), door geweld of enige andere feitelijkheid en/of door bedreiging met geweld of enige andere feitelijkheid gericht tegen die ander en/of derden, te weten die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] wederrechtelijk heeft gedwongen iets te doen, niet te doen en/of te dulden, te weten het gebruiken en/of het van verdachte kopen en/of voor verdachte verkopen van harddrugs en/of softdrugs, door die [slachtoffer 1] onder meer krachtig met zijn, verdachtes handen bij zijn mond te pakken en vervolgens een xtc pil, althans harddrugs in zijn mond te duwen en/of vervolgens heeft gedwongen om die xtc-pil door te slikken en daarbij die [slachtoffer 1] dreigend de woorden heeft toegevoegd: "je moet vaker bij me langs om om drugs te kopen anders vertel ik het aan je vader", althans soortgelijke woorden en/of [slachtoffer 2] een joint voor zijn gezicht heeft gehouden en vervolgens hem dreigend de woorden heeft toegevoegd; "je moet nu een joint roken anders krijg je klappen" althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking waarna die [slachtoffer 2] zich genoodzaakt/gedwongen voelde om die joint daadwerkelijk op te roken en/of die [slachtoffer 2] zakjes drugs en/of xtc-pillen heeft overhandigd en hem daarbij de woorden heeft toegevoegd: "die drugs moet jij voor mij gaan verkopen", althans woorden van gelijke aard en/of strekking en/of die [slachtoffer 2] heeft gedwongen bij hem drugs af te nemen en/of drugs voor verdachte te verkopen.
2. Overwegingen ten aanzien van het bewijs [1]
Feit 1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gesteld dat op grond van het procesdossier wettig en overtuigend bewezen kan worden dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het onder 1 ten laste gelegde dealen van harddrugs. De officier van justitie is van mening dat de periode februari tot en met 4 juli 2017 te bewijzen is.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft naar voren gebracht dat verdachte heeft bekend aan drie personen drugs te hebben verkocht. De verdediging sluit zich wat betreft de periode aan bij het standpunt van de officier van justitie. De verdediging refereert zich verder aan het oordeel van de rechtbank.
Beoordeling door de rechtbank
In de woning van verdachte zijn 75 XTC pillen, 15,72 gram amfetamine en 0,44 gram MDMA aangetroffen. [2] Verdachte heeft verklaard dat de drugs voor eigen gebruik was. Hij heeft bekend aan drie personen harddrugs te hebben verkocht. [3]
De rechtbank overweegt dat uit de bewijsmiddelen het volgende naar voren komt.
[slachtoffer 2] heeft aangifte gedaan en heeft verklaard bij verdachte thuis te zijn geweest en te hebben gezien dat verdachte een nektasje uit een lade pakte en dat in dat tasje een flinke hoeveelheid contant geld zat. Aangever heeft een XTC pil gekocht en heeft gezien dat verdachte XTC pillen had met een Red Bull logo, met een Bavaria logo, pillen in de vorm van een uil met een hart op de buik en pillen met een doodskop. Aangever heeft verklaard dat hij XTC pillen en speed moest verkopen van verdachte. De XTC kostte 5 euro per pil en 10 euro voor 3 pillen. De speed moest aangever verkopen voor 5 euro. [4] Aangever is in februari 2017 voor het eerst bij verdachte geweest. [5]
Bij aangever is een zakje met 5 schildvormige blauwe pillen, 1 zakje met een witkleurig poeder en 1 zakje met een blauwkleurig residu aangetroffen. [6] Dit betrof XTC (MDMA) en amfetamine. [7]
Ook [slachtoffer 1] heeft aangifte gedaan tegen verdachte. Hij heeft verklaard vanaf eind februari 2017 contact te hebben met verdachte. Aangever is ongeveer 10 à 15 keer bij verdachte geweest om drugs te kopen. Hij kocht speed of XTC pillen. Aangever heeft verklaard voor één pil 5 euro te moeten betalen en voor drie pillen 10 euro. Voor de speed betaalde aangever 5 of 6 euro. Aangever denkt in totaal twintig pillen en vijftien of twintig zakjes speed bij verdachte te hebben gekocht. Hij heeft verklaard dat [getuige 2] , [getuige 3] , [getuige 1] en [slachtoffer 2] wel vaker drugs bij verdachte hebben gekocht. [8]
Getuige [getuige 1] heeft op 22 juni 2017 verklaard het afgelopen half jaar zo'n 20 tot
25 XTC pillen te hebben geslikt. Al deze pillen kwamen van dezelfde drugsdealer. [getuige 1] heeft verklaard dat [getuige 3] en [naam 1] met enige regelmaat drugs kochten bij verdachte. [getuige 1] is zelf twee keer bij verdachte thuis geweest. Hij heeft vier XTC pillen gekocht. Hij moest voor drie XTC pillen 10 euro betalen. Eén XTC pil was 5 euro. [getuige 1] heeft verklaard dat het ook wel eens voorkwam dat verdachte speciale pillen had. Deze kochten [getuige 1] en zijn vrienden van verdachte. [9] [getuige 1] heeft één keer 2CB van verdachte gehad.
[getuige 2] heeft verklaard sinds carnaval (de rechtbank begrijpt: februari 2017) eens in de twee à drie weken speed en XTC bij verdachte te kopen. [getuige 3] , [getuige 1] , [slachtoffer 1] , [slachtoffer 2] en [naam 1] kochten ook drugs bij verdachte. [10]
[getuige 3] heeft verklaard sinds carnaval (de rechtbank begrijpt: februari 2017) vijf of zes keer speed en XTC te hebben gekocht bij verdachte. [getuige 3] heeft verklaard dat [slachtoffer 2] , [slachtoffer 1] en [getuige 2] ook drugs kopen bij [verdachte] . Het telefoonnummer van de dealer is [telefoonnummer] . [11] [getuige 3] betaalt 6 euro voor één zakje speed. [12]
Verdachte heeft verklaard dat het telefoonnummer [telefoonnummer] zijn nummer is. [13]
De mobiele telefoon van verdachte is uitgelezen. Verdachte heeft in juni 2017 onder meer de volgende WhatsApp berichten verstuurd:
De onderbuurvrouw van verdachte, getuige [getuige 4] , heeft verklaard dat het opvalt dat verdachte erg veel aanloop heeft, soms elke avond, en dat dit meestal tussen 19:00 uur en 22:00/23:00 uur is. De personen blijven 5 à 10 minuten. De getuige heeft mensen horen onderhandelen over de prijs. [15]
Tegenover de woning van verdachte zit een begeleid wonen voorziening. De begeleiders hebben verklaard niet blij te zijn met ‘het winkeltje’ tegenover hen. Bedoeld wordt daarmee de woning van verdachte. De begeleiders hebben verklaard dat er nagenoeg dagelijks in de avonduren meerdere mensen aan de deur komen. [16]
Dealen
De rechtbank overweegt dat de verklaringen van aangevers worden ondersteund door de verklaring van [getuige 1] en van [getuige 2] en [getuige 3] . De afnemers spreken over dezelfde prijs voor de harddrugs. De rechtbank acht gelet hierop en gelet op de verklaringen van de buurtbewoners, de WhatsApp berichten waarin verdachte spreekt over het ‘niet meer willen verkopen’ en stoppen met ‘los gedoe’, de omstandigheid dat bij verdachte een hoeveelheid harddrugs met een dealerindicatie is aangetroffen en de verklaring van verdachte dat hij aan drie personen harddrugs heeft verkocht, wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het verkopen en verstrekken van MDMA en amfetamine.
Periode
De rechtbank acht op grond van de bewijsmiddelen wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich vanaf februari 2017 tot en met 4 juli 2017 2017 schuldig heeft gemaakt aan het dealen. De rechtbank is van oordeel dat onvoldoende wettig en overtuigend bewijs voorhanden is om bewezen te kunnen verklaren dat verdachte vanaf september 2016 heeft gedeald, zodat de rechtbank verdachte hiervan zal vrijspreken.
Feit 2
Er is sprake van een bekennende verdachte als bedoeld in artikel 359 derde lid, laatste zin van het Wetboek van Strafvordering en daarom wordt volstaan met een opgave van de bewijsmiddelen.
Bewijsmiddelen:
- het proces-verbaal beslagdossier [verdachte] , p. 289-292;
- het NFI rapport identificatie van veelvoorkomende drugs d.d. 28 augustus 2017;
- de verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 17 oktober 2017.
Feit 3
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gesteld dat op grond van het procesdossier wettig en overtuigend bewezen kan worden dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het onder 3 ten laste gelegde.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft vrijspraak bepleit van het onder 3 ten laste gelegde nu sprake is van onvoldoende wettig en overtuigend bewijs om te kunnen komen tot een bewezenverklaring.
Beoordeling door de rechtbank
De rechtbank overweegt dat [slachtoffer 2] en [slachtoffer 1] aangifte hebben gedaan tegen verdachte.
[slachtoffer 2] heeft verklaard op 16 juni uit school te zijn gekomen en zin te hebben gehad om een joint te roken. [slachtoffer 2] had al eerder een joint bij verdachte gekocht. Hij heeft verklaard dat verdachte had gezegd dat hij de joint op moest roken, omdat hij anders klappen zou krijgen. Op 16 juni is [slachtoffer 2] naar verdachte toe gegaan om een joint te kopen. Toen hij wilde weglopen hoorde hij verdachte zeggen dat hij wilde dat [slachtoffer 2] voor hem zou gaan verkopen. [slachtoffer 2] heeft verklaard dat hij de drugs niet aan wilde nemen, maar dat hij dat toch deed. [slachtoffer 2] heeft verklaard dat hij bang was om klappen te krijgen. (proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 2] , p. 37)
[slachtoffer 1] heeft verklaard dat verdachte, toen [slachtoffer 1] bij verdachte thuis was, meerdere malen heeft gezegd: ‘Pak een pil, anders maak ik je dood’. [slachtoffer 1] zag dat verdachte zijn arm uitstak en voelde dat verdachte met zijn vingers de lippen van [slachtoffer 1] open duwde en de pil in de mond van [slachtoffer 1] deed. Verdachte zette vervolgens een waterflesje tegen de lippen van [slachtoffer 1] en goot water in zijn mond, waardoor [slachtoffer 1] de pil moest doorslikken. [slachtoffer 1] heeft verklaard dat hij verdachte hoorde zeggen: ‘Je moet vaker langs komen om drugs te kopen, anders vertel ik het aan je vader’. [slachtoffer 1] heeft daarna ongeveer 10 à 15 keer drugs gekocht bij verdachte. [slachtoffer 1] heeft verklaard dit te hebben gedaan omdat hij bang was dat verdachte het aan zijn vader zou vertellen. (proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 1] , p. 49-51)
De rechtbank acht op grond van vorenstaande bewijsmiddelen bewezen dat verdachte drugs heeft verkocht aan [slachtoffer 2] en [slachtoffer 1] . De rechtbank heeft echter niet de overtuiging dat sprake is geweest van de onder 3 ten laste gelegde dwang. De verklaringen van [slachtoffer 2] en [slachtoffer 1] zijn zo verschillend dat zij elkaar niet ondersteunen. Verder verklaren [getuige 1] en [getuige 3] en [getuige 2] dat zij zelf en [slachtoffer 2] en [slachtoffer 1] ( [slachtoffer 1] ) drugs van verdachte kopen, maar zij verklaren niet over enige vorm van dwang. Daarom zal de rechtbank verdachte vrijspreken.

3.Bewezenverklaring

Naar het oordeel van de rechtbank is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 en 2 ten laste gelegde heeft begaan, te weten dat:
1.
hij in
of omstreeksde periode van februari 2017 tot en met 4 juli 2017 te Zaltbommel,
althans in Nederland (telkens
)opzettelijk heeft
bereid en/of bewerkt en/of verwerkt en/ofverkocht en
/of afgeleverd en/ofverstrekt
en/of vervoerd, in elk geval opzettelijk aanwezig heeft gehad, hoeveelheden van een materialen bevattende MDMA en
/ofamfetamine en
/ofandere harddrugs (onder meer speed en
/ofXTC), zijnde middelen als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I,
dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
2.
hij op
of omstreeks04 juli 2017 te Zaltbommel opzettelijk (in een woning aan de Zandkampen 106) aanwezig heeft gehad
(onder meer)ongeveer 75 xtc pillen (MDMA) en
/of15,72 amfetamine (meth) en
/of0,44 gram kristallen XTC (MDMA), in elk zijnde middelen als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I
, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet.
Voor zover er in de tenlastelegging kennelijke taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn die fouten verbeterd. Verdachte is daardoor niet in zijn verdediging geschaad.
Wat meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard, is niet bewezen.
Verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.

4.De kwalificatie van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert op:
Ten aanzien van feit 1:
opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 2 onder B van de Opiumwet gegeven verbod, meermalen gepleegd
Ten aanzien van feit 2:
opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 2 onder C van de Opiumwet gegeven verbod, meermalen gepleegd

5.De strafbaarheid van het feit

De feiten zijn strafbaar.

6.De strafbaarheid van de verdachte

Verdachte is strafbaar, nu geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit.

7.Overwegingen ten aanzien van straf en/of maatregel

Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft geëist dat verdachte ter zake van het onder 1, 2 en 3 tenlastegelegde zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 18 maanden, waarvan 6 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 3 jaren, met oplegging van de bijzondere voorwaarden zoals door de reclassering geadviseerd, met aftrek van de tijd in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht. De officier van justitie houdt bij de eis rekening met de ernst van de feiten en de oriëntatiepunten. De officier van justitie volgt het advies van de deskundigen om verdachte verminderd toerekeningsvatbaar te achten.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft verzocht een onvoorwaardelijke gevangenisstraf gelijk aan de duur van de voorlopige hechtenis op te leggen en daarnaast een voorwaardelijke gevangenisstraf met daaraan verbonden de door de reclassering geadviseerde bijzondere voorwaarden.
Beoordeling door de rechtbank
De rechtbank heeft bij de bepaling van de op te leggen straf gelet op de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard, de omstandigheden waaronder dit is begaan, mede gelet op de persoon en de omstandigheden van de verdachte zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken, waarbij onder meer is gelet op:
- het uittreksel uit het algemeen documentatieregister, gedateerd 21 september 2017;
- een Pro Justitia rapportage van M. Verzendaal, GZ-psycholoog, gedateerd 1 oktober 2017;
- een voorlichtingsrapportage van IrisZorg reclassering, gedateerd 3 oktober 2017.
De rechtbank overweegt in het bijzonder het volgende.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het bezit van XTC, MDMA en amfetamine en het gedurende een periode van ruim 5 maanden handelen in MDMA en amfetamine. Harddrugs is schadelijk voor de gezondheid en is verslavend. Verdachte heeft door zijn handelwijze een bijdrage geleverd aan het in stand houden van het harddrugscircuit in Zaltbommel en omgeving. Door aldus te handelen heeft de verdachte alleen maar zijn eigen financieel voordeel nagestreefd en daarmee inbreuk op de rechtsorde gemaakt, met veronachtzaming van de ernstige risico’s en overlast die dergelijke delicten voor de volksgezondheid opleveren. De rechtbank rekent het de verdachte aan dat hij harddrugs heeft verkocht aan zeer jonge kinderen.
Uit voormelde Pro Justitia rapportage komt naar voren dat bij verdachte sprake is van een ziekelijke stoornis in de zin van schizofrenie en een stoornis in middelengebruik (amfetamine, XTC en cannabis) en een gebrekkige ontwikkeling van de geestvermogens in de zin van een antisociale persoonlijkheidsstoornis. Deze pathologie was ook aan de orde ten tijde van het plegen van het ten laste gelegde. Het advies vanuit gedragsdeskundig oogpunt is om verdachte het ten laste gelegde bezit en handel in drugs gedeeltelijk toe te rekenen. De kans op recidive moet als hoog worden gezien bij gelijkblijvende omstandigheden en zonder stevige inbedding in een adequaat hulpverleningsnetwerk met duidelijke voorwaarden en toezicht. Wanneer de kaders rondom verdachte stevig vormgegeven worden is de inschatting dat de risico’s lager zijn. Het advies is om verdachte stevig in te bedden in een adequaat hulpverleningsnetwerk met duidelijke kaders, afspraken en toezicht op naleven van deze afspraken. Daarnaast is het advies hem actief te (blijven) ondersteunen op het gebied van wonen, financiën en vormgeven van een pro sociaal netwerk. Vorenstaande kan worden gerealiseerd binnen een deels voorwaardelijk strafdeel met bijzondere voorwaarden en reclasseringstoezicht. Het valt te overwegen een langdurig toezicht en een verlengde proefperiode op te leggen zodat verdachte geruime tijd onder toezicht van de reclassering blijft staan en de kaders rondom verdachte langdurend geborgd blijven.
De reclassering heeft in het rapport van 3 oktober 2017 geadviseerd verdachte een (deels) voorwaardelijke straf met de volgende bijzondere voorwaarden op te leggen: meldplicht, ambulante behandeling (met mogelijkheid tot een kortdurende klinische opname) en begeleid wonen of maatschappelijke opvang.
De rechtbank houdt bij de afdoening van de onderhavige zaak rekening met de ernst van de gepleegde feiten en met de persoon van verdachte. De rechtbank neemt de conclusie van de deskundige met betrekking tot de geestesgesteldheid van verdachte over en beschouwt verdachte voor het ten laste gelegde als verminderd toerekeningsvatbaar. Gelet op hetgeen hiervoor is overwogen en gelet op rechterlijke uitspraken met betrekking tot feitencomplexen, die met het onderhavige vergelijkbaar zijn, oordeelt de rechtbank dat voor de afdoening van de onderhavige zaak een gevangenisstraf voor de duur van 10 maanden, waarvan 5 maanden voorwaardelijk, met oplegging van de bijzondere voorwaarden zoals door de reclassering geadviseerd, met aftrek van het voorarrest, passend en geboden is. De voorwaardelijke straf die zal worden opgelegd dient als waarschuwing voor verdachte om zich voortaan van het plegen van delicten te onthouden. De rechtbank ziet, gelet op verdachtes persoonlijke omstandigheden, aanleiding om de proeftijd op 3 jaren te bepalen en aan de voorwaardelijke gevangenisstraf de door de reclassering geadviseerde bijzondere voorwaarden te verbinden. De rechtbank acht het voor een goede terugkeer in de samenleving en de vermindering van de kans op recidive van belang dat verdachte wordt behandeld voor zijn middelengebruik.
7a. De beoordeling van de civiele vordering(en), alsmede de gevorderde oplegging van de schadevergoedingsmaatregel
De benadeelde partij [naam 2] namens [slachtoffer 2] heeft zich in het strafproces gevoegd ter verkrijging van schadevergoeding ter zake van feit 3.
De rechtbank zal de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaren in de vordering nu verdachte zal worden vrijgesproken van het onder 3 tenlastegelegde.

8.De toegepaste wettelijke bepalingen

De beslissing is gegrond op de artikelen 10, 14a, 14b, 14c, 14d, 27, 57, 91 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 2, 10 en 13 van de Opiumwet.

9.De beslissing

De rechtbank:
 spreekt verdachte vrij van het onder 3 ten laste gelegde feit;
 verklaart bewezen dat verdachte de overige tenlastegelegde feiten, zoals vermeld onder punt 3, heeft begaan;
 verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij;
 verstaat dat het aldus bewezenverklaarde oplevert de strafbare feiten zoals vermeld onder punt 4;
 verklaart verdachte hiervoor strafbaar;
 veroordeelt verdachte wegens het bewezenverklaarde tot
 een
gevangenisstrafvoor de duur van
10 (tien) maanden;
 bepaalt, dat een gedeelte van de gevangenisstraf groot
5 (vijf) maanden,
niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, wegens niet nakoming van na te melden voorwaarden voor het einde van de
proeftijd die op drie jarenwordt bepaald;
 de algemene voorwaarden dat de veroordeelde:
- zich voor het einde daarvan niet zal schuldig maken aan een strafbaar feit;
- ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit zijn medewerking zal verlenen aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 Wet op de identificatieplicht ter inzage zal aanbieden;
- zijn medewerking zal verlenen aan het door de Reclassering Nederland te houden toezicht, bedoeld in artikel 14d, tweede lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen;
 de bijzondere voorwaarden dat de veroordeelde:
- zich uiterlijk binnen 3 (drie) dagen na het einde van de detentie zal melden bij de Reclassering Nederland en gedurende de proeftijd zich zal blijven melden bij deze instelling, zo frequent en zolang de instelling dat noodzakelijk acht;
- zich gedurende de proeftijd laat behandelen door IrisZorg of een soortgelijke zorgverlener, te bepalen door de reclassering, zolang de reclassering dit nodig acht. Veroordeelde houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorgverlener geeft voor de behandeling. Het innemen van medicijnen kan onderdeel zijn van de behandeling. Indien een grote kans op risicovolle situaties ontstaat, kan de reclassering een indicatiestelling aanvragen voor een kortdurende klinische opname voor crisisbehandeling, detoxificatie, stabilisatie, observatie of diagnostiek. Als de voor indicatie verantwoordelijke instantie een kortdurende klinische opname indiceert, laat veroordeelde zich opnemen in een zorginstelling, te bepalen door de instantie die verantwoordelijk is voor plaatsing. De kortdurende klinische opname duurt maximaal zeven weken of zoveel korter als de reclassering nodig vindt;
- gedurende de proeftijd zal verblijven in een RIBW of een andere instelling voor beschermd wonen of maatschappelijke opvang, te bepalen door de reclassering, en zich zal houden aan het (dag-)programma dat deze instelling in overleg met de reclassering heeft opgesteld.
- Geeft opdracht aan de Reclassering Nederland tot het houden van toezicht op de naleving van voormelde bijzondere voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden (artikel 14d, tweede lid, van het Wetboek van Strafrecht).
 beveelt dat de tijd, door veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht.
De beslissing op de vordering van de benadeelde partij [naam 2]
 verklaart de
benadeelde partij niet-ontvankelijkin haar vordering.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.J.H. van Laethem (voorzitter), mr. L.C.P. Goossens en mr. J. Wiersma, rechters, in tegenwoordigheid van E.A. Sluijters, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 31 oktober 2017.

Voetnoten

1.Het bewijs is terug te vinden in het in de wettelijke vorm door verbalisant [verbalisant] van de politie Oost Nederland, district Gelderland-Zuid
2.Proces-verbaal van bevindingen, p. 123 en proces-verbaal van onderzoek verdovende middelen, p. 115-120 en het NFI rapport identificatie van veelvoorkomende drugs d.d. 28 augustus 2017.
3.De verklaring van verdachte zoals afgelegd ter terechtzitting van 17 oktober 2017.
4.Proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 2] , p. 37.
5.Proces-verbaal van verhoor aangever [slachtoffer 2] , p. 46.
6.Proces-verbaal van bevindingen, p. 40.
7.Proces-verbaal van onderzoek verdovende middelen, p. 112.
8.Proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 1] , p. 49-51.
9.Proces-verbaal van verhoor [getuige 1] , p. 60-61.
10.Proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 2] , p. 72-73.
11.Proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 3] , p. 69-70.
12.Proces-verbaal van bevindingen, p. 65.
13.De verklaring van verdachte zoals afgelegd ter terechtzitting van 17 oktober 2017.
14.Proces-verbaal van bevindingen, p. 82-83.
15.Proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 4] , p. 89-90.
16.Proces-verbaal van bevindingen, p. 94.