ECLI:NL:RBGEL:2017:5617

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
31 oktober 2017
Publicatiedatum
30 oktober 2017
Zaaknummer
05/840826-16
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Poging tot zware mishandeling, beschadiging en bedreiging met terbeschikkingstelling

Op 31 oktober 2017 heeft de Rechtbank Gelderland uitspraak gedaan in de zaak tegen een 54-jarige man, die werd beschuldigd van meerdere strafbare feiten, waaronder poging tot zware mishandeling, beschadiging van een mobiele telefoon en bedreiging. De rechtbank heeft de man veroordeeld tot een gevangenisstraf van 410 dagen en terbeschikkingstelling met voorwaarden. De zaak kwam voort uit een incident op 23 augustus 2016 in Nijmegen, waar de verdachte met een kettingslot meerdere keren op het hoofd van het slachtoffer [slachtoffer 1] sloeg. De rechtbank oordeelde dat de verdachte zich schuldig had gemaakt aan de subsidiaire tenlastelegging van zware mishandeling, maar sprak hem vrij van de poging tot doodslag. Daarnaast werd de verdachte ook schuldig bevonden aan het beschadigen van de mobiele telefoon van [slachtoffer 2] en het bedreigen van [slachtoffer 3] en [slachtoffer 4]. De rechtbank hield rekening met de geestelijke gezondheid van de verdachte, die lijdt aan een psychotische stoornis en verslavingsproblemen. De rechtbank oordeelde dat de verdachte sterk verminderd toerekeningsvatbaar was en dat een terbeschikkingstelling met voorwaarden noodzakelijk was om de kans op herhaling te verkleinen. De benadeelde partij [slachtoffer 1] werd schadevergoeding toegewezen van € 1.840,91, vermeerderd met wettelijke rente.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND
Team strafrecht
Zittingsplaats Arnhem
Parketnummer : 05/840826-16
Datum uitspraak : 31 oktober 2017
Tegenspraak
vonnis van de meervoudige kamer
in de zaak van
de officier van justitie bij het arrondissementsparket Oost-Nederland
tegen
[verdachte]
geboren op [geboortedag] 1963 te [geboorteplaats] ,
thans verblijvende bij de Forensische RIBW [naam 1] te [naam 2] .
Raadsvrouw: mr. M.M.J.P. Michiels, advocaat te Wijchen.
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen van 30 november 2016, 22 februari 2017, 17 mei 2017, 9 augustus 2017 en 17 oktober 2017.

1.De inhoud van de tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 23 augustus 2016, in de gemeente Nijmegen ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om een persoon genaamd [slachtoffer 1] opzettelijk van het leven te beroven, met een kettingslot, althans met een zwaar/krachtig voorwerp meermalen, althans eenmaal, in/op/tegen het hoofd van die [slachtoffer 1] heeft geslagen, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling leidt:
hij op of omstreeks 23 augustus 2016, in de gemeente Nijmegen, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan een persoon genaamd [slachtoffer 1] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met dat opzet met een kettingslot, althans met een
zwaar/krachtig voorwerp meermalen, althans eenmaal, in/op/tegen het hoofd van die [slachtoffer 1] heeft geslagen, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
2.
hij op of omstreeks 26 juni 2016, in de gemeente Nijmegen, opzettelijk en wederrechtelijk een mobiele telefoon, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 2] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, heeft vernield en/of beschadigd en/of onbruikbaar gemaakt;
3.
hij op of omstreeks 26 juni 2016, in de gemeente Nijmegen een persoon genaamd [slachtoffer 2] heeft mishandeld door voornoemde [slachtoffer 2] (met kracht) in/op/tegen haar arm heeft geslagen en/of gestompt;
4.
hij op of omstreeks 02 juni 2016, in de gemeente Nijmegen een persoon genaamd [slachtoffer 3] en/of een persoon genaamd [slachtoffer 4] heeft/hebben bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, althans met zware mishandeling, immers heeft verdachte opzettelijk voornoemde [slachtoffer 3] en/of [slachtoffer 4] dreigend de woorden toegevoegd -zakelijk weergegeven- dat hij voornoemde [slachtoffer 3] en/of [slachtoffer 4] dood kon maken of vermoorden als hij, verdachte, dat zou willen en/of dat hij de "reten van die [slachtoffer 3] en/of die [slachtoffer 4] overhoop kon schieten", althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking en/of heeft verdachte een schiethand gemaakt en/of (daarbij) een (of meer) schietbewegingen gemaakt naar/in de richting van die [slachtoffer 3] en/of die [slachtoffer 4] , waardoor er voor die [slachtoffer 3] en/of die [slachtoffer 4] een zeer bedreigende situatie is ontstaan.
2. Overwegingen ten aanzien van het bewijs [1]
Feit 1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gesteld dat verdachte dient te worden vrijgesproken van het primair ten laste gelegde. De officier van justitie acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het subsidiair ten laste gelegde. De officier van justitie acht gelet op de letselverklaring en de verklaringen van de getuigen bewezen dat verdachte met een ijzeren ketting heeft geslagen. Verdachte heeft op 30 november 2016 een bekennende verklaring afgelegd ten aanzien van het slaan met de ketting.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft naar voren gebracht dat onvoldoende bewijs voorhanden is om bewezen te kunnen verklaren dat verdachte aangever met een kettingslot heeft geslagen.
Beoordeling door de rechtbank
Aangever [slachtoffer 1] heeft op 23 augustus 2016 aangifte gedaan tegen verdachte. Aangever heeft verklaard dat hij in de nacht van 23 augustus in Nijmegen op straat liep. Uit het niets kreeg hij een harde klap op zijn hoofd. Hij viel. Aangever voelde direct hevige pijn en zag veel bloed. Hij heeft een erg harde klap gevoeld aan de voorzijde van zijn hoofd. [2]
Uit een brief van het ziekenhuis komt naar voren dat aangever een barstwond van 3 cm op zijn voorhoofd heeft, een barstwond van 2 cm op het rechteroor en een viertal barstwonden van 1 cm op de kruin. Er zijn 7 hechtingen geplaatst. [3]
Verdachte heeft ter terechtzitting van 30 november 2016 verklaard aangever te hebben geslagen met een kettingslot. [4] Later heeft verdachte verklaard aangever enkel een kopstoot te hebben gegeven.
Bij het uitkijken van de camerabeelden zien verbalisanten dat verdachte een lang en glimmend voorwerp in zijn rechterhand heeft, welk voorwerp lijkt op een kettingslot. [5]
Uit de afgelegde getuigenverklaringen komt het volgende naar voren:
- getuige [getuige 1] heeft verklaard dat verdachte achter aangever stond en dat verdachte een ijzeren ketting in zijn rechterhand had. Het betrof een dikke ketting, een soort van een kettingslot van een brommer. De getuige zag dat verdachte met kracht met zijn rechterhand twee tot drie keer met flinke kracht uithaalde en dat hij daarbij aangever van achteren met het kettingslot op zijn hoofd sloeg [6] ;
- getuige [getuige 2] heeft verklaard dat hij zag dat verdachte een grote ijzeren ketting in zijn handen had, dat verdachte de ijzeren ketting een paar keer om zijn rechterhand wikkelde en dat verdachte met volle kracht tegen het achterhoofd en de zijkant van het hoofd van aangever sloeg. De getuige zag dat verdachte aangever vier à vijf keer met korte klappen hard tegen het hoofd van aangever sloeg [7] ;
- getuige [getuige 3] heeft verklaard te hebben gezien dat verdachte aangever tweemaal vol op het hoofd met een ketting sloeg [8] ;
- getuige [getuige 4] heeft verklaard te hebben gezien dat verdachte aangever meerdere malen, met flinke kracht, met een kettingslot op het hoofd heeft geslagen [9] .
Primair
De rechtbank vindt, net als de officier van justitie en de verdediging, dat de aan de verdachte primair tenlastegelegde poging tot doodslag niet wettig en overtuigend bewezen kan worden. De rechtbank weet niets over het gewicht van het kettingslot en de grootte van de kracht waarmee verdachte aangever heeft geslagen. Daarom weet de rechtbank niet of er een aanmerkelijke kans was dat aangever door de mishandeling had kunnen overlijden. Daarom wordt verdachte van feit 1 primair vrijgesproken.
Subsidiair
De rechtbank vindt op grond van de verklaring van aangever en de getuigenverklaringen bewezen dat verdachte aangever meerdere malen met kracht met een kettingslot op het hoofd heeft geslagen. Het is een feit van algemene bekendheid dat het hoofd een kwetsbaar deel is van het menselijk lichaam waarin zich onder meer de hersenen en zintuigen bevinden. Verdachte heeft door op die manier te handelen bewust de aanmerkelijke kans aanvaard dat aangever zwaar lichamelijk letsel zou oplopen. De rechtbank vindt het onder 1 subsidiair ten laste gelegde dan ook bewezen.
Feit 2
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft vrijspraak gevorderd van het onder 2 ten laste gelegde omdat niet bewezen kan worden dat de telefoon van aangeefster is vernield.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft vrijspraak bepleit van het onder 2 ten laste gelegde. Niet kan bewezen worden dat het scherm van de telefoon van aangeefster is beschadigd.
Beoordeling door de rechtbank
Op 26 juni 2016 heeft aangeefster [slachtoffer 2] aangifte gedaan. Zij heeft verklaard dat verdachte haar mobiele telefoon, die aangeefster in haar rechterhand vast had, heeft gepakt en heeft weg gegooid. Het scherm van de mobiele telefoon is door het weggooien gebarsten. [10]
Getuige [getuige 5] heeft verklaard dat hij zag dat verdachte de mobiele telefoon uit de handen van aangeefster sloeg en dat de mobiele telefoon hierdoor enkele meters door de lucht vloog en hard op de grond terecht kwam. [11]
Getuige [getuige 6] heeft verklaard dat hij verdachte een slaande beweging in de richting van aangeefster heeft zien maken en dat de mobiele telefoon van aangeefster door deze slaande beweging enkele meters door de lucht vloog en hard op de straat terecht kwam. [12]
Daarom vindt de rechtbank bewezen dat verdachte de mobiele telefoon van aangeefster uit haar handen heeft geslagen, waardoor de mobiele telefoon door de lucht is gevlogen en hard op de straat terecht is gekomen. Hierdoor is het scherm van de mobiele telefoon gebarsten. Daarmee is wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de onder feit 2 ten laste gelegde beschadiging.
Feit 3
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft vrijspraak gevorderd van het onder 3 ten laste gelegde nu enkel bewezen kan worden dat er is geduwd.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft vrijspraak bepleit van het onder 3 ten laste gelegde nu onvoldoende bewijs voorhanden is om te kunnen komen tot een bewezenverklaring.
Beoordeling door de rechtbank
De rechtbank is, in navolging van de officier van justitie en de raadsvrouw, van oordeel dat op grond van de bewijsmiddelen niet wettig en overtuigend bewezen kan worden dat verdachte aangeefster heeft mishandeld, zodat de rechtbank verdachte hiervan zal vrijspreken.
Feit 4
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gesteld dat op grond van het procesdossier wettig en overtuigend bewezen kan worden dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het onder 4 ten laste gelegde.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft naar voren gebracht dat verdachte de vrouwen met standaard openings-zinnen heeft aangesproken over hun achterwerk. Hij heeft geen schietbeweging met zijn handen gemaakt.
Beoordeling door de rechtbank
Door [slachtoffer 3] is aangifte gedaan van bedreiging op 2 juni 2016 te Nijmegen. Aangeefster heeft verklaard dat zij verdachte achter haar iets hoorde zeggen over haar ‘reet’ en dat verdachte achter aangeefster aan liep en voor haar scooter ging staan. Verdachte riep dat hij wapens op zak had. Aangeefster hoorde verdachte zeggen dat hij aangeefster kon doden of vermoorden als hij dat wilde. Aangeefster hoorde de verdachte zeggen dat hij ‘onze reten overhoop kon schieten’. Aangeefster had het idee dat verdachte zich daarmee ook richtte tegen haar collega ( [slachtoffer 4] ), omdat hij deze keer in meervoud sprak. Aangeefster hoorde verdachte zeggen: ‘Ik heb messen ik kan daarmee steken’. Ze zag dat verdachte haar en haar collega aan keek en dat hij het tegen hen had. Aangeefster zag verdachte, vermoedelijk met zijn rechterhand, een pistool vormen. Ze zag dat hij meerdere malen een schietbeweging in de richting van aangeefster en haar collega maakte. Ze hoorde hem daarbij schietgeluiden maken. [13]
Ook [slachtoffer 4] heeft aangifte gedaan van bedreiging. Ze heeft verklaard dat ze een mannelijke stem achter zich hoorde en dat ze verdachte iets hoorde zeggen over wapens en dat ze verdachte, vermoedelijk met zijn rechterhand, een pistool zag vormen. [slachtoffer 4] zag dat de verdachte meerdere malen een schietbeweging in de richting van [slachtoffer 4] en [slachtoffer 3] maakte. [slachtoffer 4] hoorde verdachte daarbij meerdere malen schietgeluiden maken en hoorde verdachte zeggen: “ik kan jullie door de reet schieten’. [14]
Verdachte wordt op de camerabeelden door een verbalisant herkend. [15]
Daarom vindt de rechtbank bewezen dat verdachte de ten laste gelegde woorden heeft gezegd en dat hij met zijn handen schietbewegingen heeft gemaakt en schietgeluiden heeft gemaakt. De verklaringen van aangeefsters sluiten op elkaar aan. De door verdachte gebruikte woorden, in combinatie met de schietbewegingen en zijn verdere gedrag, kunnen in redelijkheid als bedreigend in de zin van artikel 285 van het Wetboek van Strafrecht worden opgevat. Bij de vrouwen kon de redelijke vrees voor hun leven ontstaan. Uit het gedrag van verdachte, het achter aangeefsters aan te lopen en hun meerdere malen bedreigen, volgt zijn opzet op de bedreigingen.
De rechtbank vindt wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht.

3.Bewezenverklaring

Naar het oordeel van de rechtbank is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 subsidiair, 2 en 4 ten laste gelegde heeft begaan, te weten dat:
1 subsidiair.
hij op
of omstreeks23 augustus 2016, in de gemeente Nijmegen, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan een persoon genaamd [slachtoffer 1] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met dat opzet met een kettingslot,
althans met een
zwaar/krachtig voorwerpmeermalen,
althans eenmaal, in/op/tegen het hoofd van die [slachtoffer 1] heeft geslagen, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
2.
hij op
of omstreeks26 juni 2016, in de gemeente Nijmegen, opzettelijk en wederrechtelijk een mobiele telefoon,
in elk geval enig goed, geheel of ten deletoebehorende aan [slachtoffer 2] ,
in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, heeft vernield en/ofbeschadigd
en/of onbruikbaar gemaakt;
4.
hij op
of omstreeks02 juni 2016, in de gemeente Nijmegen een persoon genaamd [slachtoffer 3] en
/ofeen persoon genaamd [slachtoffer 4] heeft
/hebbenbedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht,
althans met zware mishandeling,immers heeft verdachte opzettelijk voornoemde [slachtoffer 3] en
/of[slachtoffer 4] dreigend de woorden toegevoegd -zakelijk weergegeven- dat hij voornoemde [slachtoffer 3]
en/of [slachtoffer 4]dood kon maken of vermoorden als hij, verdachte, dat zou willen en
/ofdat hij de "reten van die [slachtoffer 3] en
/ofdie [slachtoffer 4] overhoop kon schieten",
althans woorden van gelijke dreigende aard of strekkingen
/ofheeft verdachte een schiethand gemaakt en
/of (daarbij
) een (ofmeer
)schietbewegingen gemaakt
naar/in de richting van die [slachtoffer 3] en
/ofdie [slachtoffer 4] , waardoor er voor die [slachtoffer 3] en
/ofdie [slachtoffer 4] een zeer bedreigende situatie is ontstaan.
Wat meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard, is niet bewezen.
Verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.

4.De kwalificatie van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert op:
Ten aanzien van feit 1 subsidiair:
Poging tot zware mishandeling
Ten aanzien van feit 2:
Opzettelijk en wederrechtelijk enig goed dat geheel of ten dele aan een ander toebehoort, beschadigen
Ten aanzien van feit 4:
Bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht, meermalen gepleegd

5.De strafbaarheid van het feit

De feiten zijn strafbaar.

6.De strafbaarheid van de verdachte

Verdachte is strafbaar, nu geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit.

7.Overwegingen ten aanzien van straf en/of maatregel

Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft geëist dat verdachte ter zake van het onder 1 subsidiair en 4 ten laste gelegde zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf gelijk aan de duur van het voorarrest met aftrek van de tijd in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, en tot een terbeschikkingstelling (hierna: tbs) met voorwaarden. De officier van justitie heeft naar voren gebracht dat tbs een strakker kader biedt dan een voorwaardelijke gevangenisstraf met bijzondere voorwaarden. Indien het misloopt, kan verdachte binnen het kader van de tbs terug naar een zorgkader. De officier van justitie neemt het advies van de deskundigen om verdachte verminderd toerekeningsvatbaar te achten, over.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft verzocht de voorwaarden te verbinden aan een voorwaardelijke gevangenisstraf. Verdachte is goed ingesteld op medicatie en heeft ziekte-inzicht. Hij is bereid zich te houden aan de voorwaarden. Een tbs is een te zware maatregel.
Beoordeling door de rechtbank
De rechtbank heeft bij de bepaling van de op te leggen straf gelet op de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard, de omstandigheden waaronder dit is begaan, mede gelet op de persoon en de omstandigheden van de verdachte zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken, waarbij onder meer is gelet op:
- het uittreksel uit het algemeen documentatieregister, gedateerd 5 september 2017;
- een rapport van [naam 3] , psychiater, en [naam 4] , psycholoog, verbonden aan het NIFP, locatie Pieter Baan Centrum, gedateerd 10 mei 2017;
- een voorlichtingsrapportage van IrisZorg reclassering, gedateerd 3 oktober 2017.
De rechtbank heeft bij de straftoemeting in het bijzonder in aanmerking genomen dat verdachte zich heeft schuldig gemaakt aan een poging tot zware mishandeling, beschadiging van een mobiele telefoon en een bedreiging. Dit zijn zeer ernstige feiten. Het is vooral zeer ernstig dat verdachte slachtoffer [slachtoffer 1] meermalen met kracht met een ketting op het hoofd heeft geslagen. Het slachtoffer kon zich op geen enkele manier verweren tegen het geweld. Het is puur geluk dat de verwondingen niet ernstiger waren. Ook heeft verdachte twee onbekende vrouwen bedreigd en heeft hij de telefoon van een onbekende vrouw beschadigd. Alle feiten vonden plaats op de openbare weg, hetgeen onrust en gevoelens van onveiligheid in de samenleving tot gevolg heeft.
Verdachte is eerder voor geweldsdelicten veroordeeld en in 2004 is hij voor een poging tot doodslag veroordeeld tot tbs met dwangverpleging. Verdachte weet dat hij psychische problemen heeft, en dat het slechter met hem gaat als hij zijn medicijnen niet inneemt en alcohol en drugs gebruikt. Toch heeft hij voor hij de tenlastegelegde feiten pleegde, geen medicijnen meer gebruikt en wel alcohol en drugs.
Uit de rapportage van het NIFP komt naar voren dat bij verdachte sprake is van een stoornis in de zin van matig tot ernstig gebruik van alcohol, cannabis, en cocaïne. Verder is bij verdachte sprake van een ziekelijke stoornis in de zin van een recidiverende psychotische stoornis, die met aan zekerheid grenzende waarschijnlijkheid te classificeren is als een psychotische stoornis in het kader van een reeds jarenlang bestaande schizofrenie. Toen verdachte de feiten pleegde, was sprake van een actieve psychotische stoornis in het kader van schizofrenie en van een matige tot ernstige stoornis in het gebruik van middelen. De deskundigen zijn van mening dat alle ten laste gelegde feiten verdachte in sterk verminderde mate kunnen worden toegerekend. Het recidiverisico is grotendeels pathologisch bepaald en de kans op herhaling van soortgelijke feiten is, bij het uitblijven van behandeling en begeleiding reëel, als zich opnieuw een psychotische episode zou voordoen. Het staken van anti psychotische medicatie en/of het gebruik van middelen zijn daarbij de voornaamste risicofactoren. De deskundigen zijn van mening dat met controle op gebruik van antipsychotica en op abstinentie van middelen het recidivegevaar voldoende kan worden afgewend. Zodra zich een hernieuwde psychotische ontregeling zou voordoen, door medicatieontrouw, ofwel door middelengebruik, wordt een tijdelijke psychiatrische opname afdoende geacht. Een dergelijke begeleiding kan worden opgelegd als bijzondere voorwaarde bij een voorwaardelijk strafdeel. Een verdergaande maatregel in de zin van een tbs met voorwaarden dan wel een tbs met verpleging wordt niet noodzakelijk geacht.
De reclassering heeft in voormeld rapport naar voren gebracht dat de kans op een
terugval in oude gedragspatronen en daaropvolgend recidive hoog is. De reclassering
ziet mogelijkheden om de recidive in te kunnen perken binnen het kader tbs met
voorwaarden. De reclassering heeft daarmee meer mogelijkheden om op te treden, als
verdachte zich niet aan de bijzondere voorwaarden houdt. Zo kan verdachte bijvoorbeeld tijdelijk in een forensische psychiatrische kliniek worden geplaatst.
Geadviseerd wordt om de dadelijke uitvoerbaarheid van de gestelde voorwaarden en het uit te oefenen toezicht te bevelen. De reclassering adviseert de volgende voorwaarden op te leggen: de meldplicht, een ambulante behandelverplichting, opname in een instelling voor begeleid wonen of maatschappelijke opvang, een drugs- en alcoholverbod en overige voorwaarden het gedrag betreffende.
De rechtbank houdt rekening met de ernst van de gepleegde feiten, met de persoon van verdachte en met straffen welke in gelijksoortige zaken worden opgelegd. De rechtbank neemt de conclusie van de deskundige met betrekking tot de geestesgesteldheid van verdachte over en beschouwt verdachte voor het ten laste gelegde als sterk verminderd toerekeningsvatbaar. Ondanks dat de rechtbank ook feit twee bewezen vindt, is zij in navolging van de officier van justitie van oordeel dat een gevangenisstraf gelijk aan de duur van het voorarrest, passend en geboden is. Verdachte is opgenomen in de forensische RIBW- [naam 1] (beschermd wonen), en kan deze behandeling voortzetten.
De rechtbank vindt dat door, de ernst van feit 1 en de vele eerdere veroordelingen, de veiligheid van anderen, dan wel de algemene veiligheid van personen of goederen het opleggen van de maatregel van terbeschikkingstelling eist. De rechtbank stelt vast dat het onder 1 subsidiair bewezen verklaarde feit betreft een misdrijf als bedoeld in artikel 37a, eerste lid onder 1 van het Wetboek van Strafrecht waarvoor terbeschikkingstelling mogelijk is. De rechtbank vindt de oplegging van een tbs met voorwaarden geboden, met name teneinde verdachte in de behandeling te laten volharden en gewaarborgd te hebben dat wanneer sprake is van een terugval bij verdachte, snel en adequaat kan worden ingegrepen. Dit vermindert het gevaar voor herhaling en verdachte kan worden geholpen op die momenten dat hij zelf de noodzaak hiervan niet in ziet. Dit is beter voor de samenleving, maar is ook beter voor verdachte. Verdachte heeft ter zitting verklaard zich aan alle door de reclassering bedoelde voorwaarden te houden.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan een misdrijf dat is gericht tegen of gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een of meer personen. De rechtbank is van oordeel dat er ernstig rekening mee moet worden gehouden dat verdachte wederom een dergelijk misdrijf zal begaan. Daarom zal zij bevelen dat de hierna te stellen voorwaarden en het uit te oefenen toezicht, dadelijk uitvoerbaar zijn.
De rechtbank zal het bevel tot voorlopige hechtenis van verdachte opheffen.
7a. De beoordeling van de civiele vordering(en), alsmede de gevorderde oplegging van de schadevergoedingsmaatregel
De benadeelde partij [slachtoffer 1] heeft zich in het strafproces gevoegd ter verkrijging van schadevergoeding ter zake van het onder 1 subsidiair bewezenverklaarde feit. Gevorderd wordt een bedrag van € 1.835,47. Ter terechtzitting heeft hij de vordering met € 5,44 verhoogd in verband met zijn reiskosten voor het bijwonen van de zitting.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft verzocht de vordering van de benadeelde partij toe te wijzen, met vermeerdering van de wettelijke rente, waarbij tevens de schadevergoedingsmaatregel ex artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht wordt opgelegd.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft naar voren gebracht dat de vordering onvoldoende is onderbouwd en dat deels sprake is van eigen schuld. Verdachte is voorts niet in staat de vordering te betalen.
Beoordeling door de rechtbank
Naar het oordeel van de rechtbank is, op grond van de gebezigde bewijsmiddelen en hetgeen verder ter terechtzitting met betrekking tot de vordering is gebleken, komen vast te staan dat de benadeelde partij als gevolg van het onder 1 subsidiair bewezen verklaarde handelen schade heeft geleden, groot € 1.835,47, waarvoor verdachte naar burgerlijk recht aansprakelijk is. De rechtbank is van oordeel dat de vordering voldoende met stukken is onderbouwd en acht de vordering dan ook voor toewijzing vatbaar.
De gevorderde wettelijke rente is toewijsbaar vanaf 23 augustus 2016.
De benadeelde partij vordert tevens vergoeding van de kosten die zij heeft gemaakt ter verkrijging van schadevergoeding, bestaande uit € 5,44 in verband met het bijwonen van de zitting. De rechtbank acht ook dit deel van de vordering toewijsbaar.
De rechtbank ziet aanleiding om aan verdachte op basis van het bepaalde in artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht de verplichting op te leggen tot betaling aan de Staat van het toe te wijzen bedrag ten behoeve van genoemde benadeelde partij.
De gevorderde en toegewezen rente en vergoeding voor proceskosten, zijn daar niet bij inbegrepen.

8.De toegepaste wettelijke bepalingen

De beslissing is gegrond op de artikelen 10, 24c, 27, 36f, 37a, 38, 45, 57, 285, 302 en 350 van het Wetboek van Strafrecht.

9.De beslissing

De rechtbank:
 spreekt verdachte vrij van de onder 1 primair en 3 ten laste gelegde feiten.
 verklaart bewezen dat verdachte de overige tenlastegelegde feiten, zoals vermeld onder punt 3, heeft begaan;
 verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij;
 verstaat dat het aldus bewezenverklaarde oplevert de strafbare feiten zoals vermeld onder punt 4;
 verklaart verdachte hiervoor strafbaar;
 veroordeelt verdachte wegens het bewezenverklaarde tot
 een
gevangenisstrafvoor de duur van
410 (vierhonderdtien dagen);
 beveelt dat de tijd, door veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht;
 gelast dat verdachte
ter beschikkingwordt
gestelden stelt voor de duur van de terbeschikkingstelling de volgende
voorwaarden betreffende het gedrag van de veroordeelde:
  • veroordeelde verdachte pleegt geen strafbare feiten;
  • veroordeelde verleent ter vaststelling van zijn identiteit medewerking aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of biedt hij een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aan;
  • veroordeelde verleent medewerking aan het verstrekken van een pasfoto;
  • veroordeelde stelt zich onder toezicht van de reclassering en zal zich houden aan de aanwijzingen en afspraken die de reclassering [naam 5] hem geeft, voor zover deze niet reeds zijn opgenomen in een andere bijzondere voorwaarde. Daartoe moet de veroordeelde zich melden bij de reclassering op telefoonnummer 0475 - 319747. Hierna moet hij zich gedurende door reclassering bepaalde perioden blijven melden zo frequent en zo lang als reclassering [naam 5] gedurende deze perioden nodig acht. Huisbezoeken en urinecontroles kunnen deel uit maken van het reclasseringstoezicht;
  • veroordeelde wordt verplicht om zich te laten behandelen voor middelen-problematiek en psychiatrische problematiek bij:
* (Forensische) verslavingszorg- [naam 5] te Venray;
* (Forensische) psychiatrie- [naam 6] te Venray;
of instellingen voor soortgelijke ambulante forensische zorg, zulks ter beoordeling van de reclassering, waarbij de veroordeelde zich zal houden aan de afspraken en aanwijzingen die hem in het kader van die behandeling door of namens de instelling/behandelaar zullen worden gegeven, ook als dit verplichte inname medicatie en het afnemen van urinecontroles inhoudt.
  • Veroordeelde kan worden verplicht tot een korte klinische opname voor de duur van maximaal zeven weken, ten behoeve van crisis, detoxificatie, stabilisatie, observatie en/of diagnostiek, als de reclassering dit noodzakelijk acht, waarbij de veroordeelde zich zal houden aan de aanwijzingen die hem in het kader van die opname door of namens de instelling/behandelaar zullen worden gegeven;
  • veroordeelde wordt verplicht om te verblijven in de forensische RIBW- [naam 1] (beschermd wonen) van de [naam 7] of een soortgelijke instelling, zulks ter beoordeling van de reclassering, en zich te houden aan het (dag-)programma dat deze voorziening in overleg met de reclassering heeft opgesteld, zolang de reclassering dit noodzakelijk acht;
  • veroordeelde wordt verboden om verdovende middelen te gebruiken. De controle op de naleving van deze bijzondere voorwaarde zal ondersteund worden door middel van urinecontroles, blaastesten, en / of de alcoholband;
  • veroordeelde wordt verplicht om de volgende bijkomende bijzondere voorwaarden na te leven en zich te houden aan de aanwijzingen van Reclassering [naam 5] , die in het kader van het toezicht op de naleving van deze voorwaarden noodzakelijk zijn:
 veroordeelde zal zich houden aan de behandelvoorschriften/afspraken van de behandelaars van RIBW (beschermde woonvorm). Dit geldt ook voor middelengebruik, vrijheden, urinecontroles, blaastesten en medicatiebeleid;
 veroordeelde zal de Reclassering [naam 5] op de hoogte houden van de inhoud en voortgang van de behandeling;
 veroordeelde zal toestaan dat Reclassering [naam 5] door de behandelende instelling over de behandeling wordt ingelicht;
 bijzonderheden, van welke aard dan ook, dient veroordeelde direct aan de reclassering te melden;
 veroordeelde zal zich onthouden van criminele activiteiten en/of ongeoorloofde praktijken en/of fysieke agressie;
 veranderingen van woonsituatie, zoals een verhuizing, kan slechts na overleg en met goedkeuring van de reclassering plaatsvinden;
 veroordeelde zal zich constructief en open opstellen in het contact met de medewerker van de reclassering en zal inzicht geven in zijn psychosociaal functioneren;
 veroordeelde heeft een zinvolle dagbesteding;
 veroordeelde geeft toestemming aan de reclassering om contact op te nemen met relevante personen en/of instellingen, voor zover dit noodzakelijk is in het kader van het toezicht, door indien gewenst daarvoor een Verklaring van Geen Bezwaar te ondertekenen;
 veroordeelde dient te allen tijde telefonisch bereikbaar te zijn voor de reclassering.
Geeft Reclassering [naam 5] opdracht de veroordeelde bij de naleving van de opgelegde voorwaarden hulp en steun te verlenen.
 beveelt dat de voorwaarden en het uit te oefenen toezicht dadelijk uitvoerbaar zijn;

heft ophet bevel tot
voorlopige hechtenis.
De beslissing op de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 1]
  • veroordeelt verdachte ten aanzien van feit 1 subsidiair tot betaling van
  • legt aan veroordeelde de
  • bepaalt dat, indien veroordeelde heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat daarmee de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij in zoverre komt te vervallen en andersom dat, indien veroordeelde heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat in zoverre komt te vervallen.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.J.H. van Laethem (voorzitter), mr. L.C.P. Goossens en mr. J. Wiersma, rechters, in tegenwoordigheid van mr. E.A. Sluijters, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 31 oktober 2017.

Voetnoten

1.Het bewijs is terug te vinden in het in de wettelijke vorm door verbalisant [verbalisant] van de politie Oost Nederland, district Gelderland-Zuid, opgemaakte proces-verbaal, dossiernummer PL0600-2016417016, gesloten op 25 augustus 2016 en in de bijbehorende in wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal en overige schriftelijke bescheiden, tenzij anders vermeld. De vindplaatsvermeldingen verwijzen naar de pagina’s van het doorgenummerde dossier, tenzij anders vermeld.
2.Proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 1] , p. 11-12.
3.Een schriftelijk bescheid zijnde een brief van het Radboud UMC d.d. 2 mei 2017.
4.De verklaring van verdachte zoals afgelegd ter terechtzitting van 30 november 2016.
5.Proces-verbaal van bevindingen, p. 27.
6.Proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 1] , p. 16.
7.Proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 2] , p. 20.
8.Proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 3] , p. 22.
9.Proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 4] , p. 24-25.
10.Proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 2] , p. 87-88.
11.Proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 5] , p. 96.
12.Proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 6] , p. 98.
13.Proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 3] , p. 67-68.
14.Proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 4] , p. 84-85.
15.Proces-verbaal van bevindingen, p. 72.