ECLI:NL:RBGEL:2017:5608

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
30 oktober 2017
Publicatiedatum
30 oktober 2017
Zaaknummer
05/740278-17 en 05/840946-17
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor meerdere diefstallen en poging tot diefstal met gevangenisstraf en voorwaarden

Op 30 oktober 2017 heeft de Rechtbank Gelderland in Arnhem uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van meerdere diefstallen, waaronder fietsendiefstallen, autodiefstal, en poging tot diefstal uit een bedrijfspand. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 7 maanden, waarvan 3 maanden voorwaardelijk. De feiten vonden plaats in de periode van juni tot augustus 2017, waarbij de verdachte onder andere een fiets en een auto heeft gestolen. De rechtbank oordeelde dat er voldoende bewijs was voor de diefstallen, maar sprak de verdachte vrij van enkele tenlastegelegde feiten. De rechtbank hield rekening met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, waaronder zijn verslavingsproblematiek en eerdere strafbare feiten. De opgelegde straf was lager dan de eis van de officier van justitie, omdat de rechtbank slechts het subsidiaire feit bewezen achtte. De rechtbank legde ook bijzondere voorwaarden op, waaronder behandeling voor verslaving en begeleiding door de reclassering.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND
Team strafrecht
Zittingsplaats Arnhem
Parketnummer : 05/740278-17 en 05/840946-17
Datum uitspraak : 30 oktober 2017
Tegenspraak
vonnis van de meervoudige kamer
in de zaak van
de officier van justitie bij het arrondissementsparket Oost-Nederland
tegen
[verdachte]
geboren op [geboortedatum] 1973 te [geboorteplaats] , wonende te [adres 1] , [woonplaats]
thans gedetineerd te P.I. HvB Grave (Unit A + B) te Grave
raadsvrouw: mr. D. Simo, advocaat te Culemborg.
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 16 oktober 2017.

1.De inhoud van de tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
Parketnummer 05/740278-17
1.
Primair
hij in of omstreeks de periode van 25 juni 2017 tot en met 02 juli 2017 te
Rossum, gemeente Maasdriel, althans in Nederland, met het oogmerk van
wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een fiets en/of een
kinderzitje, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan
[slachtoffer 1] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte;
althans, indien het vorenstaande onder 1 niet tot een veroordeling leidt:
Subsidiair
hij in of omstreeks de periode van 25 juni 2017 tot en met 02 juli 2017 te
Rossum, gemeente Maasdriel, althans in Nederland, wederrechtelijk is
binnengedrongen in een besloten lokaal en/of woning, te weten [adres 2]
, in gebruik bij [slachtoffer 1] , althans bij een ander of anderen dan bij
verdachte;
2.
hij op of omstreeks 25 mei 2017 te Rossum, gemeente Maasdriel, althans in
Nederland, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening in/uit een woning
( [adres 3] ) heeft weggenomen
- een hoeveelheid geld (50 euro) en/of
- een fiets en/of
- een korte broek en/of
- slippers (Birkenstocks) en/of
- een hoeveelheid bier (Grolsch),
in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 2] , in
elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, waarbij verdachte zich
de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft en/of die/dat weg te
nemen goed(eren) onder zijn bereik heeft gebracht door middel van een valse
sleutel door die (huis)sleutel zonder toestemming weg te nemen en zich daarmee
toegang tot de woning te verschaffen;
3.
Primair
hij op of omstreeks 15 juni 2017 te Zaltbommel, althans in Nederland, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen - een personenauto, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 3] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, waarbij verdachte zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft
verschaft en/of dat weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door
middel van een valse sleutel door die sleutel zonder toestemming van de
eigenaar uit de woning weg te nemen en zich toegang tot die personenauto te
verschaffen;
althans, indien het vorenstaande onder 3 niet tot een veroordeling leidt:
Subsidiair
hij op of omstreeks 15 juni 2017 te Zaltbommel, althans in Nederland, een goed te weten een personenauto heeft verworven, voorhanden gehad, en/of
overgedragen, terwijl hij ten tijde van de verwerving of het voorhanden
krijgen van dit goed wist of redelijkerwijs behoorde te weten dat het een door
misdrijf verkregen goed betrof;
4.
hij op of omstreeks 01 juli 2017 te Rossum, gemeente Maasdriel, althans in
Nederland, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een fiets (van het merk Cortina), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 4] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte.
Parketnummer 05/840946-17
Primair
hij op of omstreeks 25 augustus 2017 te Zaltbommel met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen
een hoeveelheid koperen koppelstukken, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan Plieger B.V. (gelegen aan de Koxkampseweg), in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte;
althans, indien het vorenstaande onder 3 niet tot een veroordeling leidt:
Subsidiair
hij op of omstreeks 25 augustus 2017 te Zaltbommel ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening weg te nemen
een hoeveelheid koperen koppelstukken, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan Plieger B.V. (gelegen aan de Koxkampseweg), in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, een hoeveelheid koperen koppelstukken uit het magazijn heeft gepakt en/of (vervolgens) in een tas heeft gestopt en/of die tas met koperen koppelstukken in een gang heeft klaargezet.

2.Overwegingen ten aanzien van het bewijs

Parketnummer 05/840946-17 [1]
Feit 1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gesteld dat wettig en overtuigend bewezen kan worden geacht dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het primair tenlastegelegde, de diefstal van de fiets. Hiertoe heeft de officier van justitie naar voren gebracht dat verdachte heeft bekend dat hij in de woning van aangever [slachtoffer 1] heeft verbleven, en dat de getuigen [slachtoffer 2] en [getuige 1] hem vervolgens op een fiets met een kinderzitje hebben zien fietsen.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat verdachte dient te worden vrijgesproken van het primair tenlastegelegde. Volgens de verdediging is de gestolen fiets niet de fiets waar getuige [slachtoffer 2] verdachte op heeft zien fietsen. Getuige [getuige 1] heeft volgens de verdediging alleen van [slachtoffer 2] gehoord wat er is gebeurd en zelf niks gezien. Het subsidiair tenlastegelegde kan volgens de verdediging wel worden bewezen.
Beoordeling door de rechtbank
Verdachte heeft verklaard dat hij wel in het huis van [slachtoffer 1] heeft verbleven, maar dat hij geen fiets uit het huis heeft gestolen. Uit de aangifte van [slachtoffer 1] volgt dat zijn gestolen fiets een herenfiets betrof die blauw van kleur was. Hierop zat een kinderzitje met een windscherm. Getuige [slachtoffer 2] heeft verklaard dat hij verdachte heeft zien fietsen op een zilvergrijze damesfiets voorzien van een kinderzitje met scherm. Getuige [getuige 1] heeft in haar verhoor verklaard dat zij slechts van [slachtoffer 2] had gehoord dat hij verdachte heeft zien fietsen op een fiets met een kinderzitje. De rechtbank overweegt dat gelet op de kenmerken van de gestolen fiets die uit de aangifte volgen, de aangifte onvoldoende wordt ondersteund door de verklaringen van de getuigen [slachtoffer 2] en [getuige 1] . Onvoldoende staat vast dat de fiets waar de getuige [slachtoffer 2] over spreekt daadwerkelijk de fiets van aangever betreft. Het feit dat verdachte zonder toestemming in de woning van [slachtoffer 1] heeft verbleven, is daarnaast onvoldoende bewijs dat hij ook de fiets die daar stond heeft weggenomen. De rechtbank zal verdachte derhalve van het primair tenlastegelegde vrijspreken.
Wat betreft het subsidiair tenlastegelegde is sprake van een bekennende verdachte als bedoeld in artikel 359 derde lid, laatste zin van het Wetboek van Strafvordering en daarom wordt volstaan met een opgave van de bewijsmiddelen.
Bewijsmiddelen:
- het proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 1] , p.56-57;
- het proces-verbaal van verhoor van getuige [getuige 2] p.60-61;
- de verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 16 oktober 2017.
Feit 2
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gesteld dat wettig en overtuigend bewezen kan worden geacht dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het tenlastegelegde.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat verdachte van het tenlastegelegde dient te worden vrijgesproken. Hiertoe heeft de verdediging naar voren gebracht dat de verklaring van [slachtoffer 2] onbetrouwbaar is. Hij heeft immers nog geld van verdachte tegoed en is om deze reden boos op verdachte.
Beoordeling door de rechtbank
Aangever [slachtoffer 2] heeft als volgt verklaard. Hij heeft op 25 mei 2017 gedurende een half uur zijn woning aan de [adres 3] te Rossum verlaten. Toen hij terug kwam merkte hij dat er geld, drank en etenswaar weg was. Vervolgens is hij naar zijn schuur gelopen. Door begroeiing is deze schuur vanuit de achtertuin niet te zien en moeilijk te bereiken. Je moet weten dat de schuur daar staat om hem te vinden. [2] In de schuur zag hij dat zijn fiets was weggenomen. Deze fiets stond niet op slot. De volgende ochtend zag hij ook dat zijn Birkenstocks weg waren. Hij heeft een vermoeden dat [verdachte] de diefstal heeft gepleegd. [verdachte] heeft een maand eerder ongeveer twee dagen bij hem gelogeerd. Hij kent dus het huis. [3] Op 29 juni 2017 vertelde [getuige 1] hem dat zij [verdachte] een fiets had zien neerzetten bij de Irish Pub. Hij is hier toen heen gelopen en zag dat het zijn fiets was. Hij heeft de fiets mee naar huis genomen. [4]
Getuige [getuige 1] (
de rechtbank begrijpt dat dit dezelfde persoon betreft als [getuige 1]) heeft verklaard dat zij van [slachtoffer 2] had gehoord dat zijn fiets gestolen was, en dat hij vermoedde dat [verdachte] de dader was. Op 29 juni 2017 zag ze [verdachte] met een herenfiets lopen. Hij parkeerde deze fiets bij de pub aan de Slotselaan. Ze heeft een foto van de fiets gemaakt. [5] Vervolgens heeft ze contact met [slachtoffer 2] opgenomen. Zij is later met [slachtoffer 2] naar de fiets gegaan en het bleek de fiets van [slachtoffer 2] te zijn. [slachtoffer 2] heeft de fiets mee naar huis genomen. [6]
Op 3 juli 2017 zijn onder verdachte een paar Birkenstocks in beslag genomen van maat 42. [7]
Aan aangever [slachtoffer 2] worden door verbalisanten slippers getoond die onder verdachte in beslag zijn genomen. Hij herkent deze slippers als zijnde zijn gestolen slippers aan het feit dat aan de rechterkant een hap uit de slippers is genomen. Dat heeft zijn hond gedaan. [8]
De rechtbank overweegt als volgt. Uit de verklaringen van [slachtoffer 2] en [getuige 1] volgt dat [getuige 1] verdachte een fiets heeft zien neerzetten, welke fiets vervolgens door [slachtoffer 2] werd herkend als zijn fiets, die eerder was gestolen. Door de verdediging worden vraagtekens gezet bij de betrouwbaarheid van [slachtoffer 2] . Zijn verklaring wordt echter ondersteund door de verklaring van [getuige 1] en de rechtbank heeft geen reden om aan haar verklaring te twijfelen. Hier komt nog bij dat de fiets in een schuur stond die vanuit de achtertuin niet te zien was en moeilijk te bereiken was. Nu verdachte een paar nachten bij [slachtoffer 2] heeft verbleven, hetgeen hij zelf ook heeft verklaard, [9] wist verdachte waar hij deze schuur kon vinden. Deze feiten en omstandigheden bezien acht de rechtbank voldoende bewijs aanwezig dat verdachte de fiets van [slachtoffer 2] heeft weggenomen.
De rechtbank is ook van oordeel dat voldoende bewijs aanwezig is dat verdachte de Birkenstocks slippers van [slachtoffer 2] heeft weggenomen. Aangever heeft de slippers die bij verdachte in beslag zijn genomen herkend als zijn slippers. De verklaring van verdachte dat de slippers van hem zijn acht de rechtbank ongeloofwaardig, nu verdachte schoenmaat 45 heeft en de slippers maat 42 zijn.
Van de overige goederen op de tenlastelegging wordt niet door andere bewijsmiddelen ondersteund dat verdachte deze heeft weggenomen. Ook voor het feit dat de diefstal is gepleegd door middel van een valse sleutel vindt de rechtbank onvoldoende ondersteuning in andere bewijsmiddelen. De rechtbank zal verdachte daarom van deze delen van de tenlastelegging vrijspreken.
Feit 3
De feiten
Op grond van de bewijsmiddelen wordt het volgende, dat verder ook niet ter discussie staat, vastgesteld.
Op 15 juni 2017 heeft verdachte de auto van [slachtoffer 3] weggenomen. Deze auto stond geparkeerd op de Waalkade te Zaltbommel. [10] Verdachte heeft hiervoor de reserve-autosleutel van [slachtoffer 3] gebruikt. [11]
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gesteld dat wettig en overtuigend bewezen kan worden geacht dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het tenlastegelegde.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat verdachte moet worden vrijgesproken van het tenlastegelegde. Hiertoe heeft de verdediging naar voren gebracht dat verdachte niet het oogmerk had om de auto weg te nemen, maar slechts om de auto tijdelijk te gebruiken.
Beoordeling door de rechtbank
Aangever [slachtoffer 3] heeft verklaard dat hij, nadat hij zijn auto niet meer terug kon vinden op de Waalkade in Zaltbommel, naar huis is gelopen. Aangever zag onderweg zijn auto staan en is er naartoe gelopen. Hij zag dat [verdachte] op de bestuurdersstoel zat. Aangever zei toen: “ [verdachte] , dat is mijn auto.” [verdachte] reageerde hierop: “Dat is helemaal niet zo.” Hij zag toen dat [verdachte] wegreed in de richting van de Waalkade. [12]
Verdachte heeft zonder toestemming van aangever de autosleutel en vervolgens de auto van aangever weggenomen. De rechtbank overweegt hierbij dat ook de intentie van tijdelijk gebruik, mocht hier bij verdachte sprake van zijn geweest, oogmerk op wederrechtelijke toe-eigening kan opleveren. Verdachte heeft, toen hij door aangever werd geconfronteerd met zijn handelen, mondeling duidelijk gemaakt dat hij de auto op dat moment niet zou teruggeven. Hij is snel weggereden in plaats van de auto meteen terug te geven. Hij heeft dan ook als heer en meester over de auto beschikt en deze onttrokken aan de feitelijke heerschappij van aangever. Dat verdachte de auto vervolgens later heeft teruggezet op de plek waar vandaan hij de auto had weggenomen maakt het oogmerk dan ook niet anders, nu verdachte dit pas deed nadat hij betrapt was door aangever. De rechtbank oordeelt derhalve dat er voldoende wettig en overtuigend bewijs is dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan diefstal.
Feit 4
Er is sprake van een bekennende verdachte als bedoeld in artikel 359 derde lid, laatste zin van het Wetboek van Strafvordering en daarom wordt volstaan met een opgave van de bewijsmiddelen.
Bewijsmiddelen:
- het proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 4] , p.110-111;
- de verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 16 oktober 2017.
Parketnummer 05/840946-17 [13]
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gesteld dat wettig en overtuigend bewezen kan worden geacht dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het primair tenlastegelegde. Hiertoe heeft de officier van justitie naar voren gebracht dat verdachte de goederen in een tas heeft gestopt, en dat volgens vaste rechtspraak het stoppen van goederen in je zak of tas, terwijl je je in een winkel bevindt, een voltooide diefstal oplevert.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging stelt zich op het standpunt dat verdachte dient te worden vrijgesproken van zowel het primair als het subsidiair tenlastegelegde. De verdediging heeft hiertoe naar voren gebracht dat verdachte het feit niet kan hebben gepleegd, omdat hij ten tijde van het feit een afspraak had in Tiel. Voorts heeft de verdediging naar voren gebracht dat er van een voltooide diefstal geen sprake is nu de dader niet de feitelijke heerschappij over het goed heeft verkregen. Van een poging tot diefstal is ook geen sprake omdat de uitvoeringshandelingen niet bewezen kunnen worden.
Beoordeling door de rechtbank
Aangever [slachtoffer 5] heeft verklaard dat hij zich op 25 augustus 2017 rond 10:30 uur in het magazijn van Plieger B.V. aan de Koxkampseweg te Zaltbommel bevond. Hij hoorde iemand een tas neerzetten, en hoorde direct dat er een aantal koperen onderdelen in de tas zaten. Hij zag in het magazijn een voor hem onbekende man lopen. Hij zag dat de man een tas oppakte en verderop in de gang neerzette. Hij hoorde toen weer hetzelfde geluid van de koperen onderdelen. Aangever vroeg de man of hij iemand aan het zoeken was. [14] De man zei dat hij van [naam 1] een aantal spullen moest tellen. Aangever stelde toen voor om naar [naam 1] te lopen. Ze liepen samen richting het kantoor van [naam 1] , maar op een gegeven moment is de man een andere kant opgelopen. Hij is via de nooduitgang weggerend. Deze is niet heel makkelijk te zien. De tas was achtergebleven en zat gevuld met koperen koppelstukken. Enkele minuten later zag aangever de man in een donkerkleurige Dacia Duster met het kenteken [kenteken] voorbij rijden. Toen aangever het verhaal later aan [naam 1] vertelde, zei [naam 1] dat [verdachte] bij hem op kwam. [verdachte] zou vakantiewerk bij Plieger hebben gedaan. Aangever heeft later [verdachte] opgezocht op internet, en herkende de persoon op de Facebookpagina van [verdachte] als de persoon die bij Plieger was geweest om de koperen onderdelen weg te nemen. [15]
[naam 2] , de vader van verdachte, heeft verklaard dat hij een zwarte Dacia Duster heeft. [verdachte] heeft deze op 25 augustus 2017 gebruikt. Hij moest om 11:00 uur in Tiel zijn. [16] Hij is rond 10:30 weggereden. [17]
Het kenteken [kenteken] staat op naam van de vader van verdachte. [18]
Op basis van voorgaande bewijsmiddelen oordeelt de rechtbank dat [verdachte] past in de omschrijving die aangever heeft gegeven van de man die met de tas met koppelstukken heeft gelopen. Niet alleen heeft aangever hem op Facebook herkend, maar ook heeft verdachte gewerkt in het magazijn waardoor hij [naam 1] kent en weet waar de nooduitgang is. Bovendien ziet aangever de dader vlak nadat hij het pand via de nooduitgang heeft verlaten langs rijden in een auto die op naam van de vader van verdachte staat. Verdachte heeft verklaard dat hij tussen 09:30 en 11:00 uur in Tiel was voor een afspraak. Zijn vader heeft echter verklaard dat de afspraak pas om 11:00 uur was en verdachte rond 10:30 uur wegreed van huis. Gelet op deze tijdstippen zou verdachte wel de mogelijkheid hebben gehad om rond 10:30 uur in het magazijn van Plieger BV te zijn geweest. De rechtbank oordeelt daarom op basis van deze feiten en omstandigheden dat verdachte degene is die door aangever wordt omschreven.
De rechtbank is het met de verdediging eens dat er geen sprake is van een voltooide diefstal. Verdachte had de goederen weliswaar al in een tas gedaan, maar hij bevond zich met de tas nog in het magazijn. Niet kan worden gezegd dat hij in deze situatie de feitelijke heerschappij over de goederen heeft verkregen en deze aan de heerschappij van de rechthebbende heeft onttrokken. De rechtbank zal verdachte daarom vrijspreken van het primair tenlastegelegde.
De rechtbank acht wel voldoende bewijs aanwezig voor de subsidiair tenlastegelegde poging tot diefstal. Verdachte heeft de tas met koppelstukken verplaatst en in de gang klaargezet. Nu er verder niemand in het magazijn aanwezig was, volgt hieruit dat verdachte ook degene is die de koppelstukken in de tas heeft gedaan. Uit het feit dat verdachte is gevlucht nadat hij door aangever werd aangesproken, blijkt dat verdachte ook het oogmerk had om de goederen weg te nemen, en dat hij hierin alleen niet is geslaagd omdat hij betrapt werd.

3.Bewezenverklaring

Naar het oordeel van de rechtbank is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het tenlastegelegde heeft begaan, te weten dat:
Parketnummer 05/740278-17
1.
Subsidiair
hij in
of omstreeksde periode van 25 juni 2017 tot en met 02 juli 2017 te
Rossum, gemeente Maasdriel,
althans in Nederland,wederrechtelijk is
binnengedrongen in een
besloten lokaal en/ofwoning, te weten [adres 2]
, in gebruik bij [slachtoffer 1]
, althans bij een ander of anderen dan bij
verdachte;
2.
hij op
of omstreeks25 mei 2017 te Rossum, gemeente Maasdriel,
althans in
Nederland,met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening
in/uit een woning
( [adres 3] ) heeft weggenomen
- een hoeveelheid geld (50 euro) en/of
- een fiets en
/of
- een korte broek en/of
- slippers (Birkenstocks)
en/of
- een hoeveelheid bier (Grolsch),
in elk geval enig goed,geheel
of ten deletoebehorende aan [slachtoffer 2]
, in
elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, waarbij verdachte zich
de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft en/of die/dat weg te
nemen goed(eren) onder zijn bereik heeft gebracht door middel van een valse
sleutel door die (huis)sleutel zonder toestemming weg te nemen en zich daarmee
toegang tot de woning te verschaffen;
3.
Primair
hij op
of omstreeks15 juni 2017 te Zaltbommel,
althans in Nederland,met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen - een personenauto,
in elk geval enig goed,geheel
of ten deletoebehorende aan [slachtoffer 3] ,
in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte,waarbij verdachte
zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft
verschaft en/ofdat weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door
middel van een valse sleutel door die sleutel zonder toestemming van de
eigenaar
uit de woningweg te nemen en zich toegang tot die personenauto te
verschaffen;
4.
hij op
of omstreeks01 juli 2017 te Rossum, gemeente Maasdriel,
althans in
Nederland,met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een fiets (van het merk Cortina),
in elk geval enig goed,geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 4]
, in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte;
Parketnummer 05/840946-17
Subsidiair
hij op
of omstreeks25 augustus 2017 te Zaltbommel ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening weg te nemen
een hoeveelheid koperen koppelstukken,
in elk geval enig goed,geheel of ten dele toebehorende aan Plieger B.V. (gelegen aan de Koxkampseweg),
in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte,een hoeveelheid koperen koppelstukken uit het magazijn heeft gepakt en
/of(vervolgens) in een tas heeft gestopt en
/ofdie tas met koperen koppelstukken in een gang heeft klaargezet.
Wat meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard, is niet bewezen.
Verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.

4.De kwalificatie van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert op:
Parketnummer 05/740278-17
Ten aanzien van feit 1:
In de woning bij een ander in gebruik, wederrechtelijk binnendringen
Ten aanzien van de feiten 2 en 4 telkens:
Diefstal
Ten aanzien van feit 3:
Diefstal, waarbij de schuldige het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van valse sleutels
Parketnummer 05/840946-17
Poging tot diefstal

5.De strafbaarheid van het feit

De feiten zijn strafbaar.

6.De strafbaarheid van de verdachte

Verdachte is strafbaar, nu geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit.

7.Overwegingen ten aanzien van straf en/of maatregel

Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft geëist dat verdachte wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 9 maanden, waarvan 3 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 3 jaren, met als bijzondere voorwaarden de voorwaarden zoals voorgesteld door de reclassering, met aftrek van de tijd in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft verzocht een gevangenisstraf op te leggen waarvan het onvoorwaardelijke deel gelijk is aan het voorarrest. Bij het voorwaardelijk deel kunnen de bijzondere voorwaarden worden opgelegd zoals voorgesteld door de officier van justitie.
Beoordeling door de rechtbank
De rechtbank heeft bij de bepaling van de op te leggen straf gelet op de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard, de omstandigheden waaronder dit is begaan, mede gelet op de persoon en de omstandigheden van de verdachte zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken, waarbij onder meer is gelet op:
- het uittreksel uit het justitieel documentatieregister, gedateerd 6 september 2017;
- een voorlichtingsrapportage van Reclassering Nederland, gedateerd 12 juli 2017;
- een voorlichtingsrapportage van Reclassering Nederland, gedateerd 22 september 2017.
De rechtbank heeft bij de straftoemeting in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen. Verdachte heeft in een korte periode veel strafbare feiten gepleegd. Hij heeft zich schuldig gemaakt aan twee fietsendiefstallen, een autodiefstal, een poging tot diefstal uit een bedrijfspand en aan het wederrechtelijk binnendringen in een woning. Dit zijn ernstige feiten die een grove inbreuk maken op het eigendom van anderen. De rechtbank neemt verdachte dit zeer kwalijk.
Uit het rapport van de reclassering volgt dat verdachte problemen heeft op meerdere leefgebieden. Het ontbreekt hem aan vaste huisvesting, een inkomen en een dagbesteding. Verdachte is muzikant maar verdient hiermee onvoldoende om in zijn levensonderhoud te kunnen voorzien. Daarnaast is er sprake van problematisch cocaïne- en alcoholgebruik en laat verdachte zich makkelijk leiden door zijn emoties. Verdachte is in het verleden driemaal opgenomen geweest wegens cocaïnegebruik. Bij deze opnames dacht verdachte al snel dat hij genoeg geleerd had om op eigen benen te kunnen staan. Hij blijkt zichzelf hierin te overschatten. In het kader van het huidige tenlastegelegde kreeg verdachte een schorsingstoezicht opgelegd, waarbij hij onder andere een ambulante behandeling bij Novadic Kentron moest volgen. Verdachte kwam zijn afspraken bij de reclassering na en leverde schone urinecontroles in. Omdat hij echter snel recidiveerde is de voorgestelde behandeling bij Novadic Kentron niet van de grond gekomen. De reclassering acht het van groot belang dat verdachte opnieuw in behandeling gaat om zijn problematiek aan te pakken. Daarnaast is het van belang dat hij onderdak heeft, en adviseert de reclassering om verdachte begeleid te laten wonen.
Verdachte is al eerder met politie en justitie in aanraking geweest voor vermogensdelicten. Daarnaast is verdachte nadat zijn voorlopige hechtenis pas drie weken was geschorst, alweer de fout in gegaan en heeft hij een nieuw strafbaar feit begaan. Gelet hierop en op de grote hoeveelheid strafbare feiten die verdachte in een korte periode heeft gepleegd, acht de rechtbank alleen een gevangenisstraf passend. De rechtbank zal aan verdachte een gevangenisstraf voor de duur van 7 maanden opleggen, waarvan 3 maanden voorwaardelijk. Hieraan zal de rechtbank de bijzondere voorwaarden verbinden zoals voorgesteld door de reclassering. De rechtbank is van oordeel dat gezien het hoge recidiverisico verplichte begeleiding en behandeling noodzakelijk is. De straf die de rechtbank oplegt valt lager uit dan de eis van de officier van justitie, nu de rechtbank voor twee feiten slechts het subsidiaire feit bewezen acht.
7a. De beoordeling van de civiele vordering(en), alsmede de gevorderde oplegging van de schadevergoedingsmaatregel
De benadeelde partijen [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] hebben zich in het strafproces gevoegd. [slachtoffer 1] heeft een bedrag van €326,28 gevorderd ter verkrijging van schadevergoeding ter zake van het van parketnummer 05/740278-17 onder 1 tenlastegelegde feit. [slachtoffer 2] heeft een bedrag van €549,33 gevorderd ter verkrijging van schadevergoeding ter zake van het van parketnummer 05/740278-17 onder 2 tenlastegelegde.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft verzocht de vordering van beide benadeelde partijen toe te wijzen, waarbij tevens de schadevergoedingsmaatregel ex artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht wordt opgelegd tot dit bedrag.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft zich primair op het standpunt gesteld dat beide vorderingen niet-ontvankelijk dienen te worden verklaard, nu verdachte voor deze feiten dient te worden vrijgesproken. Subsidiair stelt de verdediging zich ten aanzien van de vordering van [slachtoffer 2] op het standpunt dat deze onvoldoende is onderbouwd.
Beoordeling door de rechtbank
[slachtoffer 1]
De benadeelde partij zal niet-ontvankelijk worden verklaard in haar vordering, nu verdachte is vrijgesproken van het van parketnummer 05/740278-17 onder 1 primair tenlastegelegde. De vordering betreft daarnaast geen rechtstreekse schade als gevolg van het subsidiair tenlastegelegde. De benadeelde partij kan derhalve haar vordering slechts aanbrengen bij de burgerlijke rechter.
[slachtoffer 2]
De benadeelde partij heeft allereerst schadevergoeding gevorderd voor het vervangen van het slot. Nu de rechtbank niet bewezen acht dat de diefstal door middel van een valse sleutel is gepleegd, is hier geen sprake van rechtstreekse schade. Hetzelfde geldt voor de aankoop van een nieuwe broek, nu de rechtbank niet bewezen heeft verklaard dat verdachte een broek heeft weggenomen. Met betrekking tot de kosten voor het maken van de fiets overweegt de rechtbank dat deze vordering niet nader is onderbouwd, en dat ook niet uit de aangifte volgt dat de fiets beschadigd was. De rechtbank zal de vordering van de benadeelde partij dan ook niet-ontvankelijk verklaren.

8.De toegepaste wettelijke bepalingen

De beslissing is gegrond op de artikelen 10, 14a, 14b, 14c, 14d, 27, 45, 57, 138, 310 en 311 van het Wetboek van Strafrecht.

9.De beslissing

De rechtbank:
 Spreekt verdachte vrij van het van parketnummer 05/740278-17 onder 1 primair tenlastegelegde feit en het van parketnummer 05/840946-17 primair tenlastegelegde feit;
 verklaart bewezen dat verdachte de overige tenlastegelegde feiten, zoals vermeld onder punt 3, heeft begaan;
 verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij;
 verstaat dat het aldus bewezenverklaarde oplevert de strafbare feiten zoals vermeld onder punt 4;
 verklaart verdachte hiervoor strafbaar;
 veroordeelt verdachte wegens het bewezenverklaarde tot
 een
gevangenisstrafvoor de duur van
7 (zeven) maanden;
 bepaalt, dat een gedeelte van de gevangenisstraf groot
3 (drie) maanden, niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, wegens niet nakoming van na te melden voorwaarden voor het einde van de proeftijd die op drie jaren wordt bepaald;
 de algemene voorwaarden dat de veroordeelde:
- zich voor het einde daarvan niet zal schuldig maken aan een strafbaar feit;
- ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit zijn medewerking zal verlenen aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 Wet op de identificatieplicht ter inzage zal aanbieden;
- zijn medewerking zal verlenen aan het door de Reclassering Nederland te houden toezicht, bedoeld in artikel 14d, tweede lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen;
 de bijzondere voorwaarden dat de veroordeelde:
- zich de eerstvolgende dag na vrijlating telefonisch zal melden bij Reclassering Novadic Kentron (telefoonnummer 073-6409696) om een afspraak te maken voor een eerste gesprek op de locatie aan de Rompertsebaan 12 te Den Bosch. Gedurende de proeftijd zal de veroordeelde zich blijven melden bij deze instelling, zo frequent en zolang de instelling dat noodzakelijk acht. De veroordeelde dient zich voorts te houden aan de aanwijzingen die Reclassering Novadic Kentron hem geeft, voor zover deze niet reeds zijn opgenomen in een andere bijzondere voorwaarde;
- zich gedurende de proeftijd onder behandeling zal stellen van Novadic Kentron, verslavingszorg, of een soortgelijke instantie, op de tijden en plaatsen als door of namens die zorginstelling aan te geven, teneinde zich te laten behandelen voor zijn verslaving. Dit ter beoordeling van de reclassering en zolang nodig wordt geacht door de behandelaars, in overleg met Reclassering Nederland;
- gedurende de proeftijd zal verblijven in een instelling voor begeleid wonen of maatschappelijke opvang, te weten Exodus te Den Bosch of een soortgelijke instelling, zulks ter beoordeling van de reclassering, en zich zal houden aan het (dag-)programma dat deze instelling in overleg met de reclassering heeft opgesteld, zolang de reclassering dit noodzakelijk acht;
 Geeft opdracht aan de Reclassering Nederland tot het houden van toezicht op de naleving van voormelde bijzondere voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden (artikel 14d, tweede lid, van het Wetboek van Strafrecht).
 beveelt dat de tijd, door veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht;

heft ophet bevel tot voorlopige hechtenis met ingang van het tijdstip waarop de duur daarvan gelijk wordt aan die van de onvoorwaardelijk opgelegde straf.

De beslissing op de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 1] .
 verklaart de
benadeelde partij [slachtoffer 1] niet-ontvankelijkin haar vordering;

De beslissing op de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 2] .
 verklaart de
benadeelde partij [slachtoffer 2] niet-ontvankelijkin haar vordering.
Dit vonnis is gewezen door mr. H.C.M. Snellen (voorzitter), mr. J. Barrau en mr. M.C. Gerritsen, rechters, in tegenwoordigheid van mr. L. Ruizendaal-van der Veen, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 30 oktober 2017.

Voetnoten

1.Het bewijs is terug te vinden in het in de wettelijke vorm door verbalisant [verbalisant 1] van de politie Oost Nederland, Woninginbrakenteam, opgemaakte proces-verbaal, dossiernummer PL2017365800, gesloten op 7 augustus 2017 en in de bijbehorende in wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal en overige schriftelijke bescheiden, tenzij anders vermeld. De vindplaatsvermeldingen verwijzen naar de pagina’s van het doorgenummerde dossier, tenzij anders vermeld.
2.Proces-verbaal aangifte [slachtoffer 2] , p.77.
3.Proces-verbaal aangifte [slachtoffer 2] , p.78.
4.Proces-verbaal van verhoor aangever [slachtoffer 2] , p.86.
5.Proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 1] , p.94.
6.Proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 1] , p.95.
7.Kennisgeving van inbeslagneming, p.49.
8.Proces-verbaal van verhoor aangever [slachtoffer 2] , p.88.
9.Verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 16 oktober 2017.
10.Proces-verbaal aangifte [slachtoffer 3] , p.98 en verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 16 oktober 2017.
11.Verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 16 oktober 2017.
12.Proces-verbaal aangifte [slachtoffer 3] , p.98.
13.Het bewijs is terug te vinden in het in de wettelijke vorm door verbalisant [verbalisant 2] van de politie Oost Nederland, district Gelderland-Zuid, opgemaakte proces-verbaal, dossiernummer PL0600-2017396045, gesloten op 27 augustus 2017 en in de bijbehorende in wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal en overige schriftelijke bescheiden, tenzij anders vermeld. De vindplaatsvermeldingen verwijzen naar de pagina’s van het doorgenummerde dossier, tenzij anders vermeld.
14.Proces-verbaal aangifte [slachtoffer 5] , namens Plieger B.V., p.03.
15.Proces-verbaal aangifte [slachtoffer 5] , namens Plieger B.V., p.04.
16.Proces-verbaal van verhoor getuige [naam 2] , p.11.
17.Proces-verbaal van verhoor getuige [naam 2] , p.12.
18.Proces-verbaal van verhoor verdachte, p.28.