In deze zaak heeft de Rechtbank Gelderland op 27 oktober 2017 uitspraak gedaan over de aftrekbaarheid van zorgkosten in de inkomstenbelasting voor het jaar 2013. Eiseres, een belastingplichtige, had in haar aangifte een bedrag van € 1.795 aan uitgaven voor specifieke zorgkosten opgevoerd, waaronder medicijnkosten, dieetkosten en reiskosten. De inspecteur van de Belastingdienst had deze aftrek gedeeltelijk goedgekeurd, maar eiseres was van mening dat alle kosten in aanmerking moesten komen voor aftrek.
De rechtbank oordeelde dat eiseres niet voldoende bewijs had geleverd voor de aftrekbaarheid van de dieetkosten en reiskosten. Voor de dieetkosten had eiseres een dieetbevestiging overgelegd, maar deze voldeed niet aan de eisen omdat de handtekening en naamstempel van de arts ontbraken. Bovendien was de arts niet geregistreerd in het BIG-register, wat essentieel is voor de erkenning van de kosten als specifieke zorgkosten. De reiskosten werden eveneens niet goedgekeurd, omdat eiseres geen onderbouwing had gegeven voor deze kosten.
Wat betreft de medicijnkosten oordeelde de rechtbank dat een deel van deze kosten, voor een bedrag van € 119, aftrekbaar was, omdat deze waren voorgeschreven door een arts. De rechtbank verwierp het beroep van de inspecteur op een eerdere uitspraak van het Gerechtshof Amsterdam, omdat in die zaak de medicijnen niet op voorschrift waren verstrekt.
De rechtbank verklaarde het beroep van eiseres gegrond, vernietigde de uitspraak op bezwaar van de inspecteur en stelde het belastbaar inkomen uit werk en woning vast op € 33.742. Tevens werd de belastingrente verminderd en werd de inspecteur veroordeeld in de proceskosten van eiseres, vastgesteld op € 990. De uitspraak werd openbaar gedaan en partijen kregen de mogelijkheid om binnen zes weken hoger beroep in te stellen.