In deze zaak heeft de Rechtbank Gelderland op 27 oktober 2017 uitspraak gedaan in een geschil tussen T. [eiser] en de korpschef van politie te Apeldoorn, verweerder. Eiser, een hoofdagent met 15 jaar dienstverband, kreeg op 15 januari 2016 een disciplinaire straf opgelegd voor plichtsverzuim, bestaande uit het inhouden van een half maandsalaris. Eiser maakte bezwaar tegen deze straf, die op 5 september 2016 werd aangepast tot een inhouding van € 300 op zijn salaris. Eiser ging hiertegen in beroep bij de rechtbank.
Tijdens de zitting op 1 september 2017, waar eiser werd bijgestaan door zijn gemachtigde, werd duidelijk dat eiser reiskosten had gedeclareerd voor dagen waarop hij al een vaste reiskostenvergoeding ontving. Eiser erkende dat hij de reiskosten niet had mogen declareren, maar stelde dat dit berustte op een misverstand. De rechtbank oordeelde dat eiser niet opzettelijk had geprobeerd zich te verrijken en dat de opgelegde straf van € 300 niet evenredig was aan het gepleegde plichtsverzuim. De rechtbank vond dat een schriftelijke berisping een passende straf was.
De rechtbank verklaarde het beroep gegrond, vernietigde het bestreden besluit en herroept het eerdere besluit van 15 januari 2016. Eiser kreeg een schriftelijke berisping opgelegd en verweerder werd veroordeeld tot vergoeding van het griffierecht en de proceskosten van eiser. De uitspraak werd openbaar uitgesproken en partijen werden geïnformeerd over de mogelijkheid tot hoger beroep.