ECLI:NL:RBGEL:2017:5585

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
27 oktober 2017
Publicatiedatum
26 oktober 2017
Zaaknummer
AWB - 16 _ 6248
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Ambtenarenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Disciplinaire straf voor plichtsverzuim bij politieambtenaar wegens onjuiste declaraties

In deze zaak heeft de Rechtbank Gelderland op 27 oktober 2017 uitspraak gedaan in een geschil tussen T. [eiser] en de korpschef van politie te Apeldoorn, verweerder. Eiser, een hoofdagent met 15 jaar dienstverband, kreeg op 15 januari 2016 een disciplinaire straf opgelegd voor plichtsverzuim, bestaande uit het inhouden van een half maandsalaris. Eiser maakte bezwaar tegen deze straf, die op 5 september 2016 werd aangepast tot een inhouding van € 300 op zijn salaris. Eiser ging hiertegen in beroep bij de rechtbank.

Tijdens de zitting op 1 september 2017, waar eiser werd bijgestaan door zijn gemachtigde, werd duidelijk dat eiser reiskosten had gedeclareerd voor dagen waarop hij al een vaste reiskostenvergoeding ontving. Eiser erkende dat hij de reiskosten niet had mogen declareren, maar stelde dat dit berustte op een misverstand. De rechtbank oordeelde dat eiser niet opzettelijk had geprobeerd zich te verrijken en dat de opgelegde straf van € 300 niet evenredig was aan het gepleegde plichtsverzuim. De rechtbank vond dat een schriftelijke berisping een passende straf was.

De rechtbank verklaarde het beroep gegrond, vernietigde het bestreden besluit en herroept het eerdere besluit van 15 januari 2016. Eiser kreeg een schriftelijke berisping opgelegd en verweerder werd veroordeeld tot vergoeding van het griffierecht en de proceskosten van eiser. De uitspraak werd openbaar uitgesproken en partijen werden geïnformeerd over de mogelijkheid tot hoger beroep.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND

Zittingsplaats Arnhem
Bestuursrecht
zaaknummer: 16/6248

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 27 oktober 2017

in de zaak tussen

T. [eiser] , te [woonplaats] , eiser

(gemachtigde: mr. W. de Klein),
en

de korpschef van politie te Apeldoorn, verweerder.

Procesverloop

Op 15 januari 2016 heeft verweerder aan eiser een disciplinaire straf opgelegd voor plichtsverzuim. De straf bestond uit het inhouden van een half maandsalaris.
Eiser heeft tegen dit besluit bezwaar gemaakt bij verweerder. Op 5 september 2016 heeft verweerder het bezwaar van eiser gegrond verklaard en het besluit van 15 januari 2016 aangepast. Verweerder heeft de disciplinaire straf verlaagd tot een inhouding van € 300 op het salaris van eiser.
Eiser heeft tegen het besluit van 5 september 2016 (hierna: het bestreden besluit) beroep ingesteld bij de rechtbank.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
De zitting heeft plaatsgevonden op 1 september 2017. Eiser is verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door E. Versloot.

Overwegingen

1. De rechtbank gaat uit van de volgende feiten. Eiser is 15 jaar in dienst bij de politie. Vanaf 2008 is hij hoofdagent in [plaats] .
Eiser ontvangt een vast bedrag per maand voor reiskosten woon-werkverkeer. Op 22 april 2015 heeft eiser een declaratie ingediend ter hoogte van € 862,96. Dit waren de reiskosten die hij had gemaakt over heel 2014 voor reizen buiten het normale woon-werkverkeer. Hij heeft deze declaratie ingediend in het digitale systeem Youforce, dat daarvoor bij de politie gebruikt wordt. Omdat in het systeem bij declaraties boven de € 250,- goedkeuring van de leidinggevende vereist is, is de declaratie in het systeem aan de leidinggevende van eiser gestuurd. De leidinggevende van eiser heeft de declaratie niet goedgekeurd maar dezelfde dag via het systeem teruggestuurd aan eiser met de opmerking “Waren dit dagen die buiten je reguliere vergoeding woon-werkverkeer vielen?” De volgende dag heeft eiser de reiskosten opnieuw gedeclareerd maar nu heeft hij deze gesplitst in declaraties per maand. Omdat de verschillende declaraties nu per stuk minder dan € 250 bedroegen was er in het systeem geen goedkeuring voor vereist. Bij de declaraties heeft eiser de opmerking geplaatst: “Toestemming verleend door leiding - telefonisch contact gehad met HRM.”
Bij een steekproefsgewijze controle van in het systeem ingediende declaraties is vastgesteld dat eiser ten onrechte reiskosten heeft gedeclareerd over dagen waarop hij ook zijn reguliere reiskosten voor woon-werkverkeer ontving.
De teamchef van eiser heeft dit aan eiser voorgelegd. Vervolgens is per brief aan eiser medegedeeld dat een intern onderzoek is gestart. Eiser ontving deze brief kort voor zijn zomervakantie.
Verweerder heeft over het door eiser gemaakte bezwaar de bezwaaradviescommissie gehoord. Deze commissie heeft geadviseerd de disciplinaire straf te beperken tot een schriftelijke berisping.
2. Verweerder vindt dat eiser zich aan plichtsverzuim heeft schuldig gemaakt door reiskosten te declareren voor reizen die hij heeft gemaakt op dagen dat hij ook al een vaste reiskostenvergoeding ontving. Verweerder vindt een schriftelijke berisping een te lage straf. De inhouding van € 300,- op het salaris vindt verweerder een passende straf.
3. Eiser erkent dat hij de reiskosten niet had mogen declareren. Dit berust volgens hem op een misverstand. Hij heeft verklaard dat hij niet had gezien dat zijn leidinggevende de declaratie met een opmerking had teruggestuurd. Hij meende dat hij de declaratie niet kon versturen en heeft daarop overleg gehad met de helpdesk van Youforce. Hij kreeg te horen dat de declaraties per maand ingediend moeten worden. Dit heeft hij vervolgens gedaan. Eiser vindt dat daarom geen sprake is van plichtsverzuim. Maar als de rechtbank zou vinden dat er wel sprake is van plichtsverzuim, dan vindt eiser dat hij al voldoende is gestraft omdat hij kort voor zijn vakantie hoorde dat er een intern onderzoek zou komen. Hij heeft daardoor niet kunnen genieten van zijn vakantie.
4. De eerste vraag die de rechtbank moet beantwoorden is of eiser plichtsverzuim heeft gepleegd. Van plichtsverzuim is sprake als een voorschrift wordt overtreden of als een ambtenaar iets doet of nalaat dat een goed ambtenaar in gelijke omstandigheden behoort na te laten of te doen. Dit is voor politieambtenaren bepaald in artikel 76, tweede lid, van het Besluit algemene rechtspositie politie (Barp).
Eiser heeft aangegeven dat hij inmiddels begrijpt dat hij een aantal declaraties niet had mogen indienen omdat hij over die dagen al zijn reguliere reiskostenvergoeding ontving. Eiser erkent dus dat hij de voorschriften over het indienen van reiskosten heeft overtreden. De rechtbank concludeert dan ook dat eiser plichtsverzuim heeft gepleegd. De rechtbank vindt daarbij ook van belang dat eiser heeft verklaard tegenover zijn teamchef dat het hem niet duidelijk was of hij deze kosten mocht declareren. De ene collega declareerde ze volgens eiser wel en de andere niet. De rechtbank vindt dat eiser daarom vooraf met zijn teamchef had moeten overleggen of hij deze kosten mocht declareren. Dit heeft eiser niet gedaan. Eiser heeft wel contact gehad met zijn teamchef over de declaratie maar hij heeft in dat gesprek niet uitdrukkelijk gevraagd of hij deze kosten mocht declareren.
De rechtbank vindt voor het antwoord op de vraag of sprake is van plichtsverzuim niet van belang of eiser de opmerking van zijn leidinggevende in het systeem heeft gezien. De rechtbank neemt van eiser aan dat hij deze niet heeft gezien, omdat hij daarvoor in het systeem op een speciaal tabblad moest klikken. Het systeem was nog betrekkelijk nieuw en eiser was met de werking nog niet geheel op de hoogte. Ook verweerder heeft erkend dat het systeem niet praktisch was. De rechtbank gaat er daarom vanuit dat het verhaal van eiser klopt dat hij door onwennigheid met het systeem Youforce de declaratie een tweede keer, maar toen opgesplitst, heeft ingediend. Maar ook al heeft eiser de declaratievoorschriften niet opzettelijk overtreden, hij heeft ze wel overtreden.
5. De vraag die vervolgens aan de orde komt is of de straf evenredig is aan het plichtsverzuim. De rechtbank vindt dat dit niet het geval is. Volgens de rechtbank heeft eiser zich niet willens en wetens proberen te verrijken. Hiervoor heeft de rechtbank al aangegeven eiser te geloven als hij zegt niet opgemerkt te hebben dat zijn leidinggevende de declaratie had toegestuurd en dat het onwennigheid met het systeem was dat hij de declaratie nog een keer heeft ingediend. De straf van inhouding van salaris van € 300,- vindt de rechtbank dan ook te zwaar. Het argument dat verweerder hiervoor geeft, namelijk dat er gevaar is voor precedentwerking vindt de rechtbank niet overtuigend. Verweerder heeft dit ook niet onderbouwd. De rechtbank vindt dat er wel een straf op zijn plaats is. De rechtbank vindt dat eiser verweten kan worden dat hij niet voorafgaand aan het indienen van de declaratie met zijn teamchef heeft gesproken over de vraag of deze kosten gedeclareerd mochten worden. Vooral omdat, zoals hiervoor al is beschreven, eiser zelf ook twijfels hierover had. Omdat eiser zijn fout heeft erkend en het teveel gedeclareerde ook direct heeft terugbetaald vindt de rechtbank, net als de bezwaaradviescommissie, dat de straf van een schriftelijke berisping evenredig is aan het gepleegde plichtsverzuim.
6. De rechtbank is van oordeel dat het beroep gegrond is. De rechtbank vernietigt daarom het bestreden besluit en herroept het besluit van 15 januari 2016. De rechtbank bepaalt dat aan eiser een schriftelijke berisping wordt opgelegd. Deze uitspraak komt in de plaats van het bestreden besluit.
7. Omdat de rechtbank het beroep gegrond verklaart, bepaalt de rechtbank ook dat verweerder aan eiser het door hem betaalde griffierecht moet vergoeden. De rechtbank zal verweerder ook veroordelen tot betaling van de proceskosten van eiser. Deze kosten stelt de rechtbank vast op € 990,-. De rechtbank verwijst daarbij naar het Besluit proceskosten bestuursrecht.

Beslissing

De rechtbank:
  • verklaart het beroep gegrond;
  • vernietigt het bestreden besluit;
  • herroept het besluit van 15 januari 2016;
  • bepaalt dat aan eiser een schriftelijke berisping wordt opgelegd;
  • bepaalt dat deze uitspraak in de plaats treedt van het bestreden besluit;
  • gelast dat verweerder het door eiser betaalde griffierecht ter hoogte van € 168,- aan hem vergoedt, en;
  • veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiser tot een bedrag van € 990,-.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J.A. van Schagen, rechter, in tegenwoordigheid van mr. S. Wilbrink, griffier.
De beslissing is in het openbaar uitgesproken op: 27 oktober 2017
griffier
rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Centrale Raad van Beroep. Als hoger beroep is ingesteld, kan bij de voorzieningenrechter van de hogerberoepsrechter worden verzocht om het treffen van een voorlopige voorziening of om het opheffen of wijzigen van een bij deze uitspraak getroffen voorlopige voorziening.