ECLI:NL:RBGEL:2017:5573

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
26 oktober 2017
Publicatiedatum
26 oktober 2017
Zaaknummer
05/740490-16
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Poging tot doodslag en wapenbezit door verdachte in Keijenborg

Op 26 oktober 2017 heeft de Rechtbank Gelderland uitspraak gedaan in de zaak tegen een man uit Keijenborg, die werd beschuldigd van poging tot doodslag op zijn toenmalige echtgenote en haar broer, alsook van wapenbezit. De verdachte werd veroordeeld tot een gevangenisstraf van negen jaar. De rechtbank oordeelde dat de verdachte op 19 december 2016 met een pistool had geschoten in de richting van zijn echtgenote, terwijl zij probeerde te ontsnappen naar de woning van haar broer. Tijdens deze schietpartij heeft de verdachte meerdere keren geschoten, zowel in de echtelijke woning als op straat. De rechtbank concludeerde dat de verdachte opzettelijk handelde, maar dat er geen sprake was van voorbedachte rade. De rechtbank achtte de poging tot doodslag bewezen, evenals het wapenbezit. De verdachte werd ook verplicht om schadevergoeding te betalen aan de slachtoffers, die psychisch zwaar onder de gebeurtenissen hadden geleden. De rechtbank benadrukte de ernst van de feiten en de impact op de slachtoffers, wat leidde tot de hoge straf.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND
Team strafrecht
Zittingsplaats Zutphen
Parketnummer : 05/740490-16
Datum uitspraak : 26 oktober 2017
Tegenspraak
vonnis van de meervoudige kamer
in de zaak van
de officier van justitie bij het arrondissementsparket Oost-Nederland
tegen
[verdachte] ,
geboren op [geboortedatum] 1948 te [geboorteplaats] ,
postadres [adres 1] ,
thans gedetineerd te HvB Ooyerhoekseweg - Zutphen te Zutphen.
Raadsman: mr. I. van Straalen, advocaat te 's-Gravenhage.
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen
van 30 maart 2017, 22 juni 2017, 7 september 2017 en 12 oktober 2017.

1.De inhoud van de tenlastelegging

Aan verdachte is, na toewijzing van de gevorderde nadere omschrijving van de tenlastelegging, ten laste gelegd dat:
hij, op één of meer tijdstippen op of omstreeks 19 december 2016 te Keijenborg,
gemeente Bronkhorst, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om [slachtoffer 1] opzettelijk en met voorbedachte rade van het leven te beroven,
met dat opzet een pistool, in elk geval een vuurwapen,
heeft gepakt en/of (bij)geladen met één of meer (scherpe) patronen
en/of (vervolgens) (telkens) (in een woning) met voornoemd pistool meermalen
althans eenmaal heeft geschoten op en/of in de richting van die [slachtoffer 1] en/of
(vervolgens) die [slachtoffer 1] heeft achtervolgd en/of
tijdens het achtervolgen (op de openbare weg) meermalen althans eenmaal met voornoemd pistool op en/of in de richting van die [slachtoffer 1] heeft geschoten
en/of (vervolgens) heeft getracht de woning binnen te dringen waarin die [slachtoffer 1] haar toevlucht had gezocht en/of meermalen althans eenmaal op de ruit(en) en/of deur(en) van die woning heeft geschoten, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
althans, indien het vorenstaande onder 1 niet tot een veroordeling leidt:
hij, op één of meer tijdstippen op of omstreeks 19 december 2016 te Keijenborg,
gemeente Bronkhorst, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om [slachtoffer 1] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen,
(telkens) (in een woning) met een pistool, in elk geval een vuurwapen,
meermalen althans eenmaal heeft geschoten op en/of in de richting van die [slachtoffer 1] en/of (vervolgens) die [slachtoffer 1] heeft achtervolgd en/of tijdens het achtervolgend (op de openbare weg) meermalen althans eenmaal met voornoemd pistool op en/of in de richting van die [slachtoffer 1] heeft geschoten en/of (vervolgens) heeft getracht de woning binnen te dringen waarin die [slachtoffer 1] haar toevlucht had gezocht en/of met voornoemd pistool meermalen althans eenmaal op de ruit(en) en/of deur(en) van die woning heeft geschoten,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
meer subsidiair
hij, op één of meer tijdstippen op of omstreeks 19 december 2016 te Keijenborg,
gemeente Bronkhorst, [slachtoffer 1] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht,
althans met zware mishandeling, immers heeft verdachte opzettelijk dreigend (telkens)
(in een woning) met een pistool, in elk geval een vuurwapen, meermalen althans eenmaal geschoten op en/of in de richting van die [slachtoffer 1] en/of (vervolgens) die [slachtoffer 1] achtervolgd en/of tijdens het achtervolgen (op de openbare weg) meermalen althans eenmaal, met voornoemd pistool op en/of in de richting van die [slachtoffer 1] geschoten en/of (vervolgens) getracht de woning binnen te dringen waarin die [slachtoffer 1] haar toevlucht had gezocht en/of met voornoemd pistool meermalen althans eenmaal op de ruit(en) en/of deur(en) van die woning geschoten;
hij, op één of meer tijdstippen op of omstreeks 19 december 2016 te Keijenborg,
gemeente Bronkhorst, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om [slachtoffer 2] opzettelijk en met voorbedachte rade van het leven te beroven,
(telkens) met een pistool, in elk geval een vuurwapen,
meermalen althans eenmaal heeft geschoten op/door een (achter)deur van een woning,
terwijl die [slachtoffer 2] (op korte afstand) achter voornoemde deur stond, en/of
(vervolgens) met voornoemd pistool meermalen althans eenmaal heeft geschoten
op/door ruiten van tuindeuren en/of de voordeur van die woning,
terwijl die [slachtoffer 2] (op korte afstand) achter voornoemde ruiten en/of voordeur stond,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
althans, indien het vorenstaande onder 2 niet tot een veroordeling leidt:
hij, op één of meer tijdstippen op of omstreeks 19 december 2016 te Keijenborg,
gemeente Bronkhorst, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om [slachtoffer 2] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, (telkens) met een pistool, in elk geval een vuurwapen, meermalen althans eenmaal heeft geschoten op/door een (achter)deur van een woning, terwijl die [slachtoffer 2] (op korte afstand) achter voornoemde deur stond, en/of (vervolgens) met voornoemd pistool meermalen althans eenmaal heeft geschoten
op/door ruiten van tuindeuren en/of de voordeur van die woning, terwijl die [slachtoffer 2]
(op korte afstand) achter voornoemde ruiten en/of voordeur stond,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
meer subsidiair
hij, op één of meer tijdstippen op of omstreeks 19 december 2016 te
Keijenborg, gemeente Bronkhorst, [slachtoffer 2] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, althans met zware mishandeling, immers heeft verdachte opzettelijk dreigend (telkens) met een pistool, in elk geval een vuurwapen, meermalen althans eenmaal geschoten op/door
een (achter)deur van een woning, terwijl die [slachtoffer 2] (op korte afstand) achter voornoemde deur stond, en/of (vervolgens) met voornoemd pistool meermalen althans eenmaal geschoten
op/door ruiten van tuindeuren en/of de voordeur van die woning, terwijl die [slachtoffer 2] (op korte afstand) achter voornoemde ruiten en/of voordeur stond;
3.
hij, op of omstreeks 19 december 2016 te Keijenborg, gemeente Bronckhorst, een
wapen van categorie III onder 1, te weten een pistool (merk Glock, kaliber 9mm), en/of (bijbehorende) munitie van categorie III, te weten
- 129 ( scherpe) patronen (merk Fiocchi, kaliber 9mm) en/of
- 39 ( scherpe) patronen (merk Magtech, kaliber 9mm),
voorhanden heeft gehad;
De in deze tenlastelegging gebruikte termen en uitdrukkingen worden, voor zover
daaraan in de Wet wapens en munitie betekenis is gegeven, geacht in dezelfde
betekenis te zijn gebezigd;
4.
hij, op of omstreeks 19 december 2016 te Keijenborg, gemeente Bronckhorst, een wapen van categorie III onder 1, te weten een gaspistool (merk Bruni Mini Gap, kaliber 9mm PAK) en/of munitie van categorie III, te weten 48 (knal)patronen (merk Bruni), voorhanden heeft gehad;
De in deze tenlastelegging gebruikte termen en uitdrukkingen worden, voor zover
daaraan in de Wet wapens en munitie betekenis is gegeven, geacht in dezelfde
betekenis te zijn gebezigd;
2. Overwegingen ten aanzien van het bewijs [1]
Ten aanzien van de feiten 1 en 2
De feiten
Op grond van de bewijsmiddelen wordt het volgende, dat verder ook niet ter discussie staat, vastgesteld.
Op 19 december 2016 rond 18.00 uur komt bij de centrale meldkamer van de regiopolitie een 112-melding binnen van mevrouw [slachtoffer 1] (verder: [slachtoffer 1] of [slachtoffer 1] ) dat haar man haar heeft bedreigd en op haar heeft geschoten. [2]
[slachtoffer 1] bevond zich kort voor de melding samen met haar echtgenoot, verdachte, in hun echtelijke woning aan de [adres 2] te Keijenborg (verder: de echtelijke woning). Terwijl zij samen in de woning waren, heeft verdachte in de slaapkamer op de bovenverdieping een wapen gepakt. Dat betrof een pistool Glock 9 mm. Dat wapen hing achter het gordijn in de slaapkamer. [3] [slachtoffer 1] heeft dat gezien en is naar de woning van haar broer, [slachtoffer 2] (verder: [slachtoffer 2] of [slachtoffer 2] ) gerend. [4] De woning van [slachtoffer 2] ligt aan de [adres 3] , schuin tegenover de woning van [slachtoffer 1] en verdachte. [5] [slachtoffer 2] was thuis op het moment dat [slachtoffer 1] daar aankwam. [slachtoffer 1] is daar naar boven gegaan, is in de badkuip gaan liggen en heeft in de badkuip 112 gebeld. [slachtoffer 2] is beneden gebleven. [6]
Verdachte heeft met de Glock het eerste schot gelost in de echtelijke woning. Daarbij heeft hij een verwarmingsradiator geraakt. Op de derde trede van de trap is een huls aangetroffen. Verdachte heeft voor of na het eerste schot zijn wapen bijgeladen. Daarna heeft verdachte tweemaal op straat geschoten, terwijl hij zich in of nabij de deurpost van de echtelijke woning bevond. Bij de voordeur van de echtelijke woning zijn twee hulzen aangetroffen. Vervolgens is hij naar de woning van [slachtoffer 2] gelopen en daar heeft hij nog acht schoten gelost. Drie hulzen zijn aangetroffen bij de achterdeur van de bijkeuken van de woning van [slachtoffer 2] . Bij de tuindeuren aan de achterzijde van die woning zijn eveneens drie hulzen aangetroffen. Tot slot zijn ook bij de voordeur van die woning twee hulzen aangetroffen. In totaal zijn elf schoten gelost door verdachte met de Glock. [7] De hulzen zijn aangetroffen op de plek waar verdachte heeft geschoten. [8]
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gesteld dat niet wettig en overtuigend bewezen kan worden dat verdachte heeft geprobeerd om met voorbedachte rade [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] van het leven te beroven. Wel kan wettig en overtuigend bewezen worden dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan pogingen tot doodslag van [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] .
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat verdachte vrijgesproken dient te worden ten aanzien van het onder feit 1 primair en subsidiair en feit 2 primair en subsidiair tenlastegelegde. Verdachte heeft geen opzet, ook niet in voorwaardelijke zin gehad, op de dood van [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] . Uitsluitend de bedreigingen en het bezit van de vuurwapens en munitie kunnen worden bewezen.
Beoordeling door de rechtbank
De vraag die de rechtbank allereerst moet beantwoorden is waar [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] zich telkens bevonden op de momenten dat verdachte de schoten loste. Vervolgens zal aan de hand van de plaats en de richting van de schoten moeten worden bezien of hieruit conclusies kunnen worden getrokken omtrent het bewijs van het tenlastegelegde onder 1 en 2 en zo ja, welke.
De rechtbank zal een en ander per schot bespreken.
Feit 1
Ten aanzien van [slachtoffer 1]

Schot 1 – in woning verdachte [adres 2]
Vast staat dat verdachte in de echtelijke woning heeft geschoten en dat deze kogel onder aan de trap in de verwarming is terecht gekomen. De vraag is waar [slachtoffer 1] zich op dat moment bevond. Op de trap, zoals [slachtoffer 1] zegt, of buiten de woning, zoals verdachte heeft verklaard.
[slachtoffer 1] heeft verklaard dat zij die avond tegen verdachte heeft gezegd dat zij de volgende dag de papieren van de scheiding zou gaan regelen en dat zij bij verdachte weg zou gaan. Verdachte is daarop naar boven gegaan en zij is achter hem aan gegaan naar de slaapkamer. Zij zag toen dat hij iets verstopte achter zijn rug. Zij heeft zich vervolgens omgedraaid en is naar de trap gerend om naar beneden te rennen. Terwijl ze in het midden van de trap liep, hoorde zij het eerste schot. [9]
Deze verklaring van [slachtoffer 1] wordt ondersteund door haar 112- melding. Tijdens dit gesprek met de meldkamer zegt [slachtoffer 1] het volgende:
NN1“Ik liep, ik had een voorgevoel, hij was zo agressief, ik wilde eten maken en hij vloog naar boven en toen dacht ik, ik vertrouw hem niet en toen kwam ik eraan en toen had hij net de dinge in de handen. Ik zei wat heb je daar, niks zegtie, ik rende naar beneden en toen schoot hij al op mij op de trap. (….) C: (…) en waar werd u beschoten, in de woning?
NN1: rennend op de trap.” [10]
De 112-meldingen zijn kort na het eerste schot gevoerd. [slachtoffer 1] bevond zich op dat moment in de badkuip in de badkamer bij [slachtoffer 2] en uit de uitwerking van de geluidsbestanden van de meldkamer blijkt dat zij huilde en hevig in paniek was. Als het klopt wat verdachte zegt, namelijk dat [slachtoffer 1] zich ten tijde van het schieten buiten de woning heeft bevonden, valt niet in te zien hoe het kan dat zij al bij de 112-melding zegt dat zij op de trap is beschoten. Zij weet op dat moment immers helemaal niet dat verdachte op de trap heeft geschoten omdat zij, in de lezing van verdachte, toen al buiten bij of in de woning van [slachtoffer 2] moet zijn geweest. Gelet daarop ziet de rechtbank geen aanleiding om aan de aangifte te twijfelen.
Anders dan door de raadsman is betoogd, sluit de plaats van de inslag van het schot in de verwarming de juistheid van (dit onderdeel van) de aangifte van [slachtoffer 1] niet uit. Immers, uit het forensisch sporenonderzoek blijkt dat door de vorm van het gat in de verwarming de hoek waaronder is geschoten niet nauwkeurig te herleiden is en dat ook onduidelijk is waar verdachte precies heeft gestaan tijdens het schot. De schootsbaan is dus onbekend. Dat maakt dat de rechtbank voorbijgaat aan de kennelijk aanname van de verbalisant dat verdachte zich ten tijde van het schot bevond in de bocht van de trap. De rechtbank acht het niet mogelijk om op basis van uitsluitend de aangetroffen huls te reconstrueren dat verdachte op de trap in de bocht moet hebben gestaan. Daarbij is immers geen rekening gehouden met het gegeven dat de huls simpelweg op de trap naar een andere plek kan zijn gerold. De rechtbank schuift om die reden de conclusie dat verdachte in de bocht van de trap heeft gestaan en ook de daarmee samenhangende conclusie dat het vrijwel onmogelijk moet worden geacht dat een mens zich tussen de schootslijn en de deur bevond ten tijde van het schot terzijde en ziet daarin geen aanleiding om te twijfelen aan de verklaring van [slachtoffer 1] .
De raadsman heeft nog erop gewezen dat [slachtoffer 1] in haar aangifte aantoonbaar feitelijk onjuist verklaart omtrent het aantal schoten in en buiten de echtelijke woning. De rechtbank acht dit zeer wel verklaarbaar door de stress die aangeefster op die momenten zal hebben ondervonden. De rechtbank ziet daarin geen reden haar hele verklaring als onbetrouwbaar ter zijde te schuiven.
De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de feitelijke conclusie dat verdachte de eerste kogel van boven naar beneden door het trapgat heeft afgeschoten op het moment dat [slachtoffer 1] zich nog op de trap bevond.

Schot 2 en 3 – openbare weg
Vast staat dat verdachte tweemaal heeft geschoten terwijl hij zich bij de voordeur van de echtelijke woning bevond. Ook hier is de vraag waar [slachtoffer 1] op dat moment was. Op straat rennend naar het huis van [slachtoffer 2] , zoals zijzelf heeft verklaard, óf al binnen in het huis van [slachtoffer 2] , zoals verdachte zegt.
In het gras voor de woning van verdachte en [slachtoffer 1] is een kogel aangetroffen in de richting van de [straatnaam] , enigszins schuin naar de oprit van de woning van verdachte en [slachtoffer 1] . Een tweede kogel is in de gevel van de woning van [slachtoffer 2] terecht gekomen. [11] Deze kogel bevond zich op een hoogte van 100 centimeter. [12] De kortste weg van de echtelijke woning naar het huis van [slachtoffer 2] is schuin over het gazon en dat was ook de richting van de schoten, gezien vanaf de voordeur. [13]
[slachtoffer 1] heeft verklaard dat op haar is geschoten toen zij naar het huis van [slachtoffer 2] rende. [14]
[slachtoffer 2] hoorde, kort voordat [slachtoffer 1] binnenkwam rennen, twee of drie knallen. [15] Getuige [getuige] hoorde twee knallen en zag [slachtoffer 1] kort daarna rennen. [16]
Op basis van die verklaringen en de aangetroffen sporen staat naar het oordeel van de rechtbank vast dat verdachte bij de voordeur twee schoten heeft gelost in de richting van [slachtoffer 1] , toen [slachtoffer 1] de straat overstak om bij de woning van [slachtoffer 2] te komen.
Is sprake van opzet of voorwaardelijk opzet op de dood van [slachtoffer 1] ?
Verdachte heeft door het trapgat van boven naar beneden geschoten terwijl [slachtoffer 1] de trap afrende. Daarna heeft verdachte tweemaal achter elkaar een schot gelost in de richting van [slachtoffer 1] terwijl zij de straat overstak.
Deze gedragingen - in een smal trapgat schieten, terwijl een persoon die trap afrent, en in de vluchtrichting en op lichaamshoogte schieten, terwijl daar een persoon rent - zijn aan te merken als het begin van uitvoering van een voorgenomen doodslag omdat zij naar hun uiterlijke verschijningsvorm zozeer gericht waren op en geschikt waren tot het doden van [slachtoffer 1] dat het niet anders kan dan dat verdachte het (volle) opzet had om [slachtoffer 1] van het leven te beroven. Dat [slachtoffer 1] niet dodelijk is geraakt, is uitsluitend te danken aan het toeval, in elk geval louter aan omstandigheden buiten de wil van de verdachte.
Voorbedachte raad?
Voor een bewezenverklaring van dit bestanddeel moet komen vast te staan dat de verdachte zich gedurende enige tijd heeft kunnen beraden op het te nemen of het genomen besluit en hij niet heeft gehandeld in een ogenblikkelijke gemoedsopwelling, zodat hij de gelegenheid heeft gehad na te denken over de betekenis en de gevolgen van zijn voorgenomen daad en zich daarvan rekenschap te geven. De rechtbank is met de officier van justitie en de raadsman van oordeel dat dit niet kan worden bewezen. Daarom zal de rechtbank verdachte hiervan vrijspreken.
De rechtbank acht op grond van wat zij hiervoor heeft overwogen wel de onder 1 (impliciet) subsidiair tenlastegelegde poging tot doodslag bewezen.
Feit 2
Ten aanzien van [slachtoffer 2]

Schot 4, 5 en 6 – berging/bijkeuken
Er zijn drie hulzen aangetroffen bij de achterdeur van de bijkeuken van de woning van [slachtoffer 2] . Verdachte heeft ook verklaard dat hij vanaf die plek heeft geschoten. In de ruit van de deur zijn twee gaten aangetroffen. Een derde gat bevond zich net onder de deurklink. [17] Naar het oordeel van de rechtbank staat daarmee vast dat verdachte door de (ruit van de) deur heeft geschoten. Vervolgens dient te worden vastgesteld waar [slachtoffer 2] zich bevond toen verdachte door de achterdeur schoot.
[slachtoffer 2] heeft verklaard dat hij verdachte voor het eerst zag toen verdachte voor de deur van de berging stond.Verdachte had toen al één schot op de deur gelost, terwijl [slachtoffer 2] zich in de woonkamer bevond. [slachtoffer 2] is vervolgens naar de berging gelopen. [18] Er brandde licht in de berging. [19] Verdachte kon [slachtoffer 2] zien staan. [20] Toen [slachtoffer 2] in de berging stond, schoot verdachte meteen nog een keer op de deur. Die kogel schoot langs de arm van [slachtoffer 2] , die weg moest duiken. Na het tweede schot is [slachtoffer 2] in de buurt van de deur van de berging gebleven om verdachte, die probeerde naar binnen te komen, te kalmeren. Ieder keer dat [slachtoffer 2] zag dat verdachte zijn wapen pakte en richtte, dook hij weg en vluchtte hij naar de keuken. [21]
Op basis van het bovenstaande stelt de rechtbank vast dat verdachte drie keer door de deur van de bijkeuken heeft geschoten en dat [slachtoffer 2] zich bij schot 4 in de woonkamer, bij schot 5 in de bijkeuken en bij schot 6 in de keuken heeft bevonden.
Veder stelt de rechtbank vast dat de kogelgaten zijn aangetroffen op een hoogte van ongeveer 0,95 en 1,30 en 1,60 meter. De kogels waren sterk gefragmenteerd en gedeformeerd en de kogeldelen waren op diverse plaatsen in de tegenoverliggende wand ingeslagen. [22]

Schot 7, 8 en 9 - tuindeuren
Drie hulzen zijn aangetroffen bij de tuindeuren aan de achterzijde van de woning van [slachtoffer 2] . In het glas van de tuindeuren zijn drie kogelgaten aangetroffen op een hoogte van 110 cm. Direct achter die tuindeuren zit de woonkamer. In de woonkamer heeft één kogel de kopse kant van de eetkamer tafel geraakt op een hoogte van 70 cm en op een afstand van 93 cm van de ruit van de tuindeur. Eén kogel heeft de zijleuning van een stoel, die onder de eetkamertafel geschoven stond, geraakt op een hoogte van 45 cm en op een afstand van 135 cm. Eén kogel heeft de linkerzijmuur van de woonkamer geraakt op een hoogte van 168 cm en op een afstand van 740 cm. Verder zijn in de woonkamer zijn enkele fragmenten van kogels aangetroffen. [23]
In de woonkamer stond een kamerscherm, waardoor van buitenaf nagenoeg het gehele zicht op de kamer werd ontnomen. [24] [slachtoffer 2] stond tijdens het schieten van verdachte door de tuindeuren achter een muurtje in de woonkamer. [25]
Gelet hierop stelt de rechtbank vast dat verdachte drie keer door de tuindeuren heeft geschoten, de woonkamer in, dat het zicht van verdachte op die woonkamer zeer beperkt is geweest door het aanwezige kamerscherm en dat [slachtoffer 2] zich op dat moment in de woonkamer, achter een muurtje, bevond.
Verder stelt de rechtbank op basis van het sporenonderzoek vast dat alle afgevuurde kogels, zowel 4, 5 en 6 als 7, 8 en 9 een zodanige schotrichting en hoogte hadden dat een mens had kunnen worden getroffen indien deze zich in de schootsbaan van de kogel had bevonden. De fragmentering en deformering van de kogels na het doorboren van de ruiten heeft het gevaar van deze kogels vergroot. [26]
Opzet of voorwaardelijk opzet op de dood van [slachtoffer 2] ?
Verdachte heeft verklaard dat hij [slachtoffer 2] niet dood heeft willen schieten en dat hij telkens goed heeft opgelet waar [slachtoffer 2] zich bevond toen hij schoot, zodat [slachtoffer 2] ook geen risico heeft gelopen.
Op [slachtoffer 1] is gericht geschoten. Dat maakt dat de rechtbank vindt dat vast staat dat verdachte opzet heeft gehad op haar dood. Op [slachtoffer 2] is niet gericht geschoten. Daarom is ten aanzien van [slachtoffer 2] niet vast komen te staan dat verdachte hem opzettelijk dood heeft willen schieten.
Is er dan sprake van voorwaardelijk opzet? Voorwaardelijk opzet op een bepaald gevolg is aanwezig als verdachte zich bewust was van de aanmerkelijke kans dat het primair niet gewilde gevolg (de dood van [slachtoffer 2] ) tóch door zijn handelen zou intreden en dat hij die kans willens en wetens heeft aanvaard. Daarvoor is niet alleen vereist dat verdachte wetenschap heeft van de aanmerkelijke kans dat het gevolg zal intreden, maar ook dat hij die kans tijdens de gedraging bewust heeft aanvaard of op de koop toe heeft genomen.
Naar het oordeel van de rechtbank heeft bij schot 4 en 6 geen aanmerkelijke kans op de dood van [slachtoffer 2] bestaan, nu [slachtoffer 2] zich op dat moment in een andere ruimte dan waar geschoten werd bevond. Wat betreft schot 5, 7, 8 en 9 heeft die aanmerkelijke kans wel bestaan. Verdachte heeft geschoten door de deuren terwijl [slachtoffer 2] zich in de achterliggende ruimte bevond. De schoten die zijn afgevuurd zijn bovendien ingeslagen op lichaamshoogte en grotendeels gefragmenteerd en gedeformeerd. Die omstandigheden rechtvaardigen de conclusie dat de kans dat [slachtoffer 2] door deze kogels of delen van deze kogels dodelijk was getroffen naar algemene maatstaven aanmerkelijk is geweest. Dat [slachtoffer 2] zich in de woonkamer achter een muurtje heeft bevonden, maakt dat niet anders. Kogels kunnen immers bij het doorboren van glas, via plafond of andere voorwerpen van baan veranderen of ergens op afketsen.
Dat onder die omstandigheden schieten een aanmerkelijke kans op de dood meebrengt mag bij een ieder, en dus ook bij verdachte, als bekend worden verondersteld. Door met die wetenschap toch te schieten heeft verdachte de aanmerkelijke kans dat [slachtoffer 2] daardoor zou komen te overlijden bewust op de koop toegenomen. Het verweer dat van voorwaardelijk opzet geen sprake is omdat verdachte ervoor heeft gezorgd dat [slachtoffer 2] niet geraakt kon worden, wordt alleen al verworpen omdat verdachte door het kamerscherm helemaal niet heeft kunnen zien waar [slachtoffer 2] zich bevond, daargelaten dat kogels door fragmenteren, doorboren en afketsen alle kanten op kunnen schieten.

Schot 10 en 11 - voordeur
[slachtoffer 2] was op het moment dat verdachte op de voordeur schoot in de woonkamer. De rechtbank is van oordeel dat niet wettig en overtuigend bewezen kan worden dat de aanmerkelijke kans bestond dat [slachtoffer 2] door deze schoten dodelijk zou worden getroffen. [slachtoffer 2] bevond zich immers in een andere ruimte.
Voorbedachte raad?
De rechtbank is met de officier van justitie en de raadsman van oordeel dat de onder 2 primair ten laste gelegde voorbedachte raad niet kan worden bewezen en verwijst daarvoor naar hetgeen eerder is overwogen. De rechtbank zal verdachte hiervan vrijspreken.
Ten aanzien van feit 3
Er is sprake van een bekennende verdachte als bedoeld in artikel 359, derde lid, laatste zin van het Wetboek van Strafvordering en daarom wordt volstaan met een opgave van de bewijsmiddelen.
Bewijsmiddelen:
- het proces-verbaal van onderzoek wapen Glock, p. 179-193;
- het proces-verbaal van onderzoek wapen, p. 415-422;
- de verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 12 oktober 2017.
Ten aanzien van feit 4
Er is sprake van een bekennende verdachte als bedoeld in artikel 359, derde lid, laatste zin van het Wetboek van Strafvordering en daarom wordt volstaan met een opgave van de bewijsmiddelen.
Bewijsmiddelen:
- het proces-verbaal van doorzoeking ter inbeslagname, p. 542-544;
- het proces-verbaal van onderzoek wapen, p. 409-414;
- het proces-verbaal van onderzoek wapen, p. 415-422;
- de verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 12 oktober 2017.

3.Bewezenverklaring

Naar het oordeel van de rechtbank is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder
feit 1 primair, feit 2 primair, feit 3 en feit 4tenlastegelegde heeft begaan, te weten dat:
1.primair
hij, op
één of meer tijdstippen op of omstreeks19 december 2016 te Keijenborg,
gemeente Bronkhorst, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om [slachtoffer 1] opzettelijk
en met voorbedachte radevan het leven te beroven,
met dat opzet een pistool,
in elk geval een vuurwapen,
heeft gepakt en
/of(bij)geladen met
één of meer (scherpe
)patronen
en
/of (vervolgens
) (telkens
) (in een woning
)met voornoemd pistool
meermalen
althanseenmaal heeft geschoten
op en/ofin de richting van die [slachtoffer 1] en
/of
(vervolgens
)die [slachtoffer 1] heeft achtervolgd en
/oftijdens het achtervolgen
(op de openbare weg
)meermalen
althans eenmaalmet voornoemd pistool
op en/ofin de richting van die [slachtoffer 1] heeft geschoten
en/of (vervolgens) heeft getracht de woning binnen te dringen waarin die [slachtoffer 1] haar toevlucht had gezocht en/of meermalen althans eenmaal op de ruit(en)
en/of deur(en) van die woning heeft geschoten,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
2.primair
hij,
op één of meer tijdstippenop
of omstreeks19 december 2016 te Keijenborg,
gemeente Bronkhorst, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om [slachtoffer 2] opzettelijk
en met voorbedachte radevan het leven te beroven,
(telkens
)met een pistool,
in elk geval een vuurwapen,
meermalen
althans eenmaalheeft geschoten
op/door een
(achter
)deur van een woning,
terwijl die [slachtoffer 2]
(op korte afstand
)achter voornoemde deur stond, en
/of
(vervolgens
)met voornoemd pistool meermalen
althans eenmaalheeft geschoten
op/door ruiten van tuindeuren
en/of de voordeur van die woning,
terwijl die [slachtoffer 2] (op korte afstand) achter voornoemde ruiten
en/of voordeurstond,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
3.
hij, op
of omstreeks19 december 2016 te Keijenborg, gemeente Bronckhorst, een
wapen van categorie III onder 1, te weten een pistool (merk Glock, kaliber 9mm), en
/of(bijbehorende) munitie van categorie III, te weten
- 129 ( scherpe) patronen (merk Fiocchi, kaliber 9mm) en
/of
- 39 ( scherpe) patronen (merk Magtech, kaliber 9mm),
voorhanden heeft gehad;
De in deze telastelegging gebruikte termen en uitdrukkingen worden, voor zover
daaraan in de Wet wapens en munitie betekenis is gegeven, geacht in dezelfde
betekenis te zijn gebezigd;
4.
hij, op
of omstreeks19 december 2016 te Keijenborg, gemeente Bronckhorst, een wapen van categorie III onder 1, te weten een gaspistool (merk Bruni Mini Gap, kaliber 9mm PAK) en
/ofmunitie van categorie III, te weten 48 (knal)patronen (merk Bruni), voorhanden heeft gehad;
De in deze telastelegging gebruikte termen en uitdrukkingen worden, voor zover
daaraan in de Wet wapens en munitie betekenis is gegeven, geacht in dezelfde
betekenis te zijn gebezigd;
Voor zover er in de tenlastelegging kennelijke taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn die fouten verbeterd. Verdachte is daardoor niet in zijn verdediging geschaad.
Wat meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard, is niet bewezen.
Verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.

4.De kwalificatie van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert op:
Ten aanzien van feit 1 primair en feit 2 primair telkens:
“poging tot doodslag,”
Ten aanzien van de feiten 3 en 4 telkens:
“Handelen in strijd met artikel 26, eerste lid van de Wet wapens en munitie, meermalen gepleegd”

5.De strafbaarheid van de feiten

De feiten zijn strafbaar.

6.De strafbaarheid van de verdachte

Verdachte is strafbaar, nu geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit.

7.Overwegingen ten aanzien van straf en/of maatregel

Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft geëist dat verdachte ter zake van het onder feit 1 primair, feit 2 primair, feit 3 en feit 4 tenlastegelegde zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 9 jaren met aftrek van de tijd die verdachte reeds heeft doorgebracht in voorlopige hechtenis.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft de rechtbank verzocht rekening te houden met de persoonlijke omstandigheden van verdachte, waaronder zijn leeftijd.
Beoordeling door de rechtbank
De rechtbank heeft bij de bepaling van de op te leggen straf gelet op de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard, de omstandigheden waaronder dit is begaan, mede gelet op de persoon en de omstandigheden van de verdachte zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken, waarbij onder meer is gelet op:
- het uittreksel uit het algemeen documentatieregister, gedateerd 1 september 2017;
- een voorlichtingsrapportage van Reclassering Nederland, gedateerd 2 juni 2017;
- een monodisciplinair rapport van mr. drs. R.A. Sterk, psycholoog, gedateerd 15 maart 2017.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan tweemaal poging tot doodslag door in een kort tijdsbestek meermalen te schieten op zijn toenmalige echtgenote [slachtoffer 1] en haar broer [slachtoffer 2] , verdachtes zwager. Na een woordenwisseling is verdachte in de echtelijke woning naar boven gelopen en heeft hij op de slaapkamer het pistool gepakt, heeft hij deze geladen en op de trap in de richting van [slachtoffer 1] geschoten. [slachtoffer 1] is gevlucht naar de woning van haar broer, die aan de overkant van de straat woont. Tijdens haar vlucht heeft verdachte tweemaal in haar richting geschoten. Bij de woning aangekomen heeft verdachte op verschillende plekken door ramen en deuren geschoten terwijl [slachtoffer 2] op korte afstand stond. Verdachte heeft hiermee op een zeer ernstige wijze beide slachtoffers angst aangejaagd. Zij hebben voor hun leven gevreesd. Beide slachtoffers zijn wonder boven wonder lichamelijk ongedeerd gebleven. Ter terechtzitting is uit de slachtofferverklaring gebleken dat de psychische schade voor [slachtoffer 1] zeer groot is. Bovendien veroorzaken dergelijke feiten ook angstgevoelens in de maatschappij. Hier geldt dat nog meer omdat verdachte over de openbare weg heeft geschoten aan het begin van de avond. Het is een groot geluk te noemen dat hij daar op dat moment niemand heeft geraakt.
Gelet op het vorenstaande is de rechtbank van oordeel dat oplegging van een lange onvoorwaardelijke straf passend en geboden is. De rechtbank acht een gevangenisstraf van negen jaar, zoals door de officier van justitie geëist, recht doen aan de ernst van de feiten, zoals hiervoor weergegeven. Ondanks de leeftijd van verdachte, waarop de verdediging heeft gewezen, zou een lagere straf geen recht doen aan de ernst van de feiten. Daarbij heeft de rechtbank meegewogen dat verdachte volledig toerekeningsvatbaar is en zijn daden hem daarom volledig kunnen worden toegerekend.
7a. De beoordeling van het beslag
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat de na te noemen voorwerpen zullen worden teruggeven aan de verdachte dan wel de genoemde rechthebbende: Samsung laptop aan verdachte, Apple Iphone 5 aan [slachtoffer 1] , Apple Iphone 6+ aan verdachte, Apple Ipad aan [slachtoffer 1] , Kabel (usb)/USB-stick aan verdachte en dashcam aan verdachte.
Beoordeling door de rechtbank
Nu zich geen strafvorderlijk belang daartegen verzet, zal de teruggave worden gelast van de na te melden voorwerpen aan de verdachte dan wel de na te noemen rechthebbende:
- Samsung laptop aan verdachte,
- Apple Iphone 5 aan [slachtoffer 1] ,
- Apple Iphone 6+ aan verdachte,
- Apple Ipad aan [slachtoffer 1] ,
- kabel (usb)/USB-stick aan verdachte,
- dashcam Thinkware, type F750 aan verdachte.
7a. De beoordeling van de civiele vorderingen, alsmede de gevorderde oplegging van de schadevergoedingsmaatregel
De benadeelde partijen [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] hebben zich in het strafproces gevoegd ter verkrijging van schadevergoeding ter zake van het onder respectievelijke feit 1 primair en feit 2 primair bewezenverklaarde feit. Gevorderd wordt een bedrag van respectievelijk € 5.354,36 en € 3.850,-.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft verzocht de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 1] , ten aanzien van de immateriële schade te matigen tot een bedrag van € 2500,-, en in totaal toe te wijzen het bedrag van € 2854,36, waarbij tevens gevorderd is dat de schadevergoedingsmaatregel ex artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht wordt opgelegd. Ten aanzien van de vordering van benadeelde partij [slachtoffer 2] heeft de officier van justitie verzocht de vordering te matigen tot een bedrag van € 2500,- en gevorderd dat daarbij de schadevergoedingsmaatregel ex artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht wordt opgelegd.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering van [slachtoffer 1] ten aanzien van de materieel gevorderde schade toegewezen kan worden, maar dat vordering ten aanzien van de immaterieel gevorderde schade dient te worden gematigd en dat het overige deel afgewezen dan wel niet-ontvankelijk dient te worden verklaard.
Ten aanzien van [slachtoffer 2] heeft de verdediging gesteld dat de vordering niet-ontvankelijk verklaard dient te worden nu de beoordeling van deze vordering zou leiden tot een onevenredige belasting van het strafproces.
Beoordeling door de rechtbank
Ten aanzien van [slachtoffer 1]
Naar het oordeel van de rechtbank is, op grond van de gebezigde bewijsmiddelen en hetgeen verder ter terechtzitting met betrekking tot de vordering is gebleken, komen vast te staan dat de benadeelde partij als gevolg van het onder feit 1 primair bewezen verklaarde handelen schade heeft geleden, waarvoor verdachte naar burgerlijk recht aansprakelijk is. De rechtbank acht het gevorderde bedrag van € 5354,36, gelet op de omstandigheden waaronder het feit is gepleegd, passend en voor toewijzing vatbaar.
Ten aanzien van [slachtoffer 2]
Naar het oordeel van de rechtbank is, op grond van de gebezigde bewijsmiddelen en hetgeen verder ter terechtzitting met betrekking tot de vordering is gebleken, komen vast te staan dat de benadeelde partij als gevolg van het bewezen verklaarde handelen schade heeft geleden, waarvoor verdachte naar burgerlijk recht aansprakelijk is. De rechtbank acht het gevorderde bedrag van € 3850,-, gelet op de omstandigheden waaronder het feit is gepleegd, passend en voor toewijzing vatbaar.
Gelet op het vorenstaande ziet de rechtbank aanleiding om aan verdachte op basis van het bepaalde in artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht de verplichting op te leggen tot betaling aan de Staat van het toe te wijzen bedrag ten behoeve van genoemde benadeelde partijen [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] . De gevorderde en toegewezen rente/vergoeding voor proceskosten zijn daar niet bij inbegrepen. De gevorderde wettelijke rente is toewijsbaar vanaf 19 december 2016.

8. De toegepaste wettelijke bepalingen

De beslissing is gegrond op de artikelen 10, 27, 36f, 45, 57, 91 en 287 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 26, 55 en 56 van de Wet Wapens en Munitie.

9.De beslissing

De rechtbank:
 verklaart bewezen dat verdachte het tenlastegelegde, zoals vermeld onder punt 3, heeft begaan;
 verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij;
 verstaat dat het aldus bewezenverklaarde oplevert de strafbare feiten zoals vermeld onder punt 4;
 verklaart verdachte hiervoor strafbaar;
 veroordeelt verdachte wegens het bewezenverklaarde tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
9 (negen) jaren;
 beveelt dat de tijd, door veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht;
 gelast de
teruggavevan de in beslag genomen, nog niet teruggegeven voorwerpen aan veroordeelde, te weten:
- Samsung laptop,
- Apple Iphone 6+,
- Kabel (usb)/USB-stick,
- dashcam Thinkware, type F750.
 gelast de
teruggavevan de in beslag genomen, nog niet teruggegeven voorwerpen aan de rechthebbende [slachtoffer 1] , te weten:
- Apple Iphone 5,
- Apple Ipad,

De beslissing op de vorderingen van de benadeelde partijen [slachtoffer 1] (feit1) en [slachtoffer 2] (feit 2)
 veroordeelt veroordeelde tot betaling van
schadevergoedingaan de
navolgende benadeelde partijenvan de hierna genoemde bedragen, telkens vermeerderd met de kosten van het geding en de tenuitvoerlegging door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden steeds begroot op nihil.
Benadeelde partij Bedrag

1. [slachtoffer 1] € 5.354,36

(zegge vijfduizenddriehonderdenvierenvijftig euro en zesendertig eurocent);

2. [slachtoffer 2] € 3850,-

(zegge drieduizendachthonderdenvijftig euro)
vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 19 december 2016 tot aan de dag der algehele voldoening en met betaling van de kosten van het geding en de tenuitvoerlegging door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil;
 Legt aan veroordeelde tevens de verplichting op aan de Staat ten behoeve van de navolgende benadeelde partijen te betalen, met bepaling dat bij gebreke van betaling en verhaal hechtenis zal kunnen worden toegepast van na te melden duur zonder dat de betalingsverplichting vervalt.
Benadeelde partij Bedrag Vervangende hechtenis
1. [slachtoffer 1] € 5354,36 61 dagen;
2. [slachtoffer 2] € 3850,- 48 dagen.
Bepaalt dat, indien veroordeelde heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat daarmee de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij in zoverre komt te vervallen en andersom dat, indien veroordeelde heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat in zoverre komt te vervallen.
Dit vonnis is gewezen door mr. D.S.M. Bak (voorzitter),
mr. A. Tegelaar en mr. S.C.A.M. Janssen, rechters,
in tegenwoordigheid van L.J.M. Visser, griffier,
en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op
26 oktober 2017.

Voetnoten

1.Het bewijs is terug te vinden in het in de wettelijke vorm door verbalisanten [verbalisant] van de politie Oost Nederland, team recherche Noord-Oost Gelderland, opgemaakte proces-verbaal, dossiernummer 2016617298, gesloten op 2 mei 2017 en in de bijbehorende in wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal en overige schriftelijke bescheiden, tenzij anders vermeld. De vindplaatsvermeldingen verwijzen naar de pagina’s van het doorgenummerde dossier, tenzij anders vermeld.
2.Proces-verbaal van bevindingen, p. 170-171.
3.Proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 1] , p. 115 en verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting d.d. 12 oktober 2017.
4.Proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 1] , p. 115 en verklaring van getuige [getuige] , p. 156.
5.Proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 1] , p. 115 en verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting d.d. 12 oktober 2017.
6.Proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 1] , p. 116 en proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 2] , p. 518.
7.Proces-verbaal van sporenonderzoek, p. 341-342 en verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting d.d. 12 oktober 2017.
8.Verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting d.d. 12 oktober 2017.
9.Proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 1] , p. 115.
10.Pv bevindingen, p. 174 .
11.Proces-verbaal van sporenonderzoek, p. 195 en verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting d.d. 12 oktober 2017.
12.Proces-verbaal van sporenonderzoek, p. 195.
13.Proces-verbaal van sporenonderzoek, p. 341.
14.Proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 1] , p. 115.
15.Proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 2] , p. 523.
16.Proces-verbaal van getuigenverhoor bij rechter-commissaris van [getuige] , d.d. 24 augustus 2017.
17.Proces-verbaal van sporenonderzoek, p. 338.
18.Proces-verbaal van getuigenverhoor bij rechter-commissaris van [slachtoffer 2] , d.d. 21 augustus 2017,
19.Verklaring van verdachte afgelegd terechtzitting d.d. 12 oktober 2017 en proces-verbaal van getuigenverhoor bij rechter-commissaris van [slachtoffer 2] , d.d. 21 augustus 2017, p. 2.
20.Proces-verbaal van verhoor van verdachte, p. 65.
21.Proces-verbaal van getuigenverhoor bij rechter-commissaris van [slachtoffer 2] , d.d. 21 augustus 2017,
22.Proces-verbaal van sporenonderzoek, p. 195.
23.Proces-verbaal van sporenonderzoek, p. 339.
24.Proces-verbaal van sporenonderzoek, p. 195 en p. 216.
25.Proces-verbaal van getuigenverhoor bij rechter-commissaris van [slachtoffer 2] , d.d. 21 augustus 2017,
26.Proces-verbaal van sporenonderzoek, p. 196.