ECLI:NL:RBGEL:2017:5565

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
25 oktober 2017
Publicatiedatum
26 oktober 2017
Zaaknummer
05/840713-17
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling van een man wegens brandstichting met gevaar voor goederen en levensgevaar

Op 25 oktober 2017 heeft de Rechtbank Gelderland, zittingsplaats Arnhem, een 23-jarige man uit Barneveld veroordeeld voor brandstichting. De verdachte heeft op 11 juni 2017 een molotovcocktail gemaakt en deze over de schutting van een woning gegooid waar een tuinfeest plaatsvond. Hierdoor ontstond gevaar voor de aanwezigen en voor de goederen in de tuin. De rechtbank oordeelde dat de verdachte opzettelijk brand heeft gesticht, wat resulteerde in een gevangenisstraf van zes maanden voorwaardelijk met een proeftijd van drie jaar, en een werkstraf van 240 uur. De voorwaardelijke straf is gekoppeld aan een meldplicht en deelname aan een gedragsinterventie. Daarnaast moet de verdachte schadevergoeding betalen aan de slachtoffers. De rechtbank hield rekening met de jongvolwassenheid van de verdachte, zijn berouw en het feit dat hij niet eerder met justitie in aanraking is geweest. De rechtbank vond de eis van de officier van justitie passend, maar besloot om geen onvoorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen, zodat de verdachte zijn werk kan behouden. De benadeelde partijen hebben schadevergoeding gevorderd, die door de rechtbank gedeeltelijk is toegewezen.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND
Team strafrecht
Zittingsplaats Arnhem
Parketnummer : 05/840713-17
Datum uitspraak : 25 oktober 2017
Tegenspraak
vonnis van de meervoudige kamer
in de zaak van
de officier van justitie bij het arrondissementsparket Oost-Nederland
tegen
[verdachte]
geboren op [geboortedatum] 1994 te [geboorteplaats] , wonende te [adres]
raadsvrouw: mr. H.L.D. van Holland, advocaat te Breukeleveen.
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 11 oktober 2017.
1. De inhoud van de tenlastelegging [1]
Aan verdachte wordt verweten dat hij op 11 juni 2017 brand heeft gesticht waardoor gevaar voor goederen en levensgevaar voor personen of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel is ontstaan.
2. Overwegingen ten aanzien van het bewijs [2]
Er is sprake van een bekennende verdachte als bedoeld in artikel 359 derde lid, laatste zin van het Wetboek van Strafvordering en daarom wordt volstaan met een opgave van de bewijsmiddelen.
Bewijsmiddelen:
- het proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 1] , p. 6 e.v.;
- de verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 11 oktober 2017;
- een schriftelijke bescheid, zijnde een rapport van de brandweer Gelderland-Midden van 3 oktober 2017.

3.Bewezenverklaring

Naar het oordeel van de rechtbank is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het primair tenlastegelegde heeft begaan, te weten dat:
hij op
of omstreeks11 juni 2017 te Barneveld
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,opzettelijk brand heeft gesticht door een vlam (van een aansteker), in ieder geval open vuur in aanraking te brengen met een (stoffen) doek/lap en
/ofbenzine (een zogenaamde molotovcocktail),
althans met (een) brandbare stof(fen)ten gevolge waarvan een doek/lap en
/ofbenzine,
althans de brandbare stof(fen)en
/of een ofmeerdere buxusplant
(en
) geheel ofgedeeltelijk
is/zijn verbrand,
in elk geval brand is ontstaan,en ten gevolge waarvan gemeen gevaar voor tuinmeubilair en
/ofeen (houten) schutting en
/ofeen (houten) vlonder en
/of een ofmeerdere buxusplant
(en
)en
/ofeen (houten) bar,
in elk geval gemeen gevaar voor (in/bij een tuin aanwezige) goederen en/of levensgevaar voor (de in/bij een tuin aanwezige) [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3] en/of een of meer andere personen, in elk geval levensgevaar voor een ander of anderenen
/ofgevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor die [slachtoffer 1] en
/of[slachtoffer 2] en
/of[slachtoffer 3]
en/of een of meer andere personen, in elk geval gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor een ander of anderente duchten was.
In de tenlastelegging is het bierflesje, waarin de benzine en een lap of doek zaten, niet als onderdeel van de molotovcocktail opgenomen. Gelet op het dossier en het verhandelde ter terechtzitting heeft de rechtbank begrepen dat alle procespartijen wisten waar het tenlastegelegde feit over ging en dat de molotovcocktail onder andere ook bestond uit het bierflesje. De rechtbank gaat er dan ook vanuit dat het onderdeel ‘het bierflesje’ per abuis uit de tenlastelegging is weggevallen. Omdat de onderdelen die wel in de tenlastelegging zijn opgenomen ook kunnen leiden tot brandstichting met gevaar voor goederen en personen, verbindt de rechtbank geen consequenties aan het ontbreken van ‘het bierflesje’.
Voor zover er in de tenlastelegging kennelijke taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn die fouten verbeterd. Verdachte is daardoor niet in zijn verdediging geschaad.
Wat meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard, is niet bewezen.
Verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.

4.De kwalificatie van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert primair op:
Opzettelijk brand stichten, terwijl daarvan gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor een ander te duchten is.
en
Opzettelijk brand stichten, terwijl daarvan gemeen gevaar voor goederen te duchten is.

5.De strafbaarheid van het feit

Het feit is strafbaar.

6.De strafbaarheid van de verdachte

Verdachte is strafbaar, nu geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk is geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit.

7.Overwegingen ten aanzien van straf en/of maatregel

Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft geëist dat verdachte ter zake van het onder primair tenlastegelegde zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 18 maanden, waarvan 6 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren, met bijzondere voorwaarden zoals door de reclassering geadviseerd, met aftrek van de tijd in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht.
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw van verdachte heeft verzocht om rekening te houden met de persoon van verdachte en het advies van de reclassering te volgen. Verdachte is first-offender, de reclassering heeft het recidiverisico als laag ingeschat en verdachte wil zich aan de geadviseerde bijzondere voorwaarden houden. Volgens de raadsvrouw moet verdachte worden veroordeeld tot een deels onvoorwaardelijke gevangenisstraf. Het onvoorwaardelijke deel zou gelijk moeten zijn aan de tijd die verdachte in voorarrest heeft doorgebracht. Aan het voorwaardelijke deel van de gevangenisstraf zouden de door de reclassering geadviseerde voorwaarden moeten worden gekoppeld.
Beoordeling door de rechtbank
De rechtbank heeft bij de bepaling van de op te leggen straf gelet op de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard, de omstandigheden waaronder dit is begaan, mede gelet op de persoon en de omstandigheden van de verdachte zoals bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken, waarbij onder meer is gelet op:
- het uittreksel uit het algemeen documentatieregister, gedateerd 30 augustus 2017;
- een voorlichtingsrapportage van Reclassering Nederland, gedateerd 4 oktober 2017;
- een advies indicatieoverleg NIFP, gedateerd 5 juli 2917.
Verdachte heeft – sterk onder invloed van alcohol – samen met drie vrienden een molotovcocktail gemaakt, omdat verdachte boos was dat hij eerder die nacht samen met zijn vrienden weg was gestuurd bij een tuinfeest, waarvoor hij niet was uitgenodigd. Vervolgens is verdachte met de molotovcocktail naar de woning, waar het tuinfeest werd gehouden, gefietst. Verdachte heeft – terwijl zijn vrienden inmiddels al waren afgehaakt – de molotovcocktail aangestoken en over de schutting van de woning gegooid. Een aantal personen was nog in de tuin – waar verdachte even daarvoor ook had gestaan – aanwezig. Zij stonden op ongeveer een meter afstand van waar de molotovcocktail terecht kwam. Door zeer adequaat reageren, is de schade beperkt gebleven en zijn enkel twee planten verbrand. Verdachte heeft door zijn handelen het risico voor lief genomen dat de brand had kunnen escaleren en /of personen gewond hadden kunnen raken. Het is dan ook niet de verdienste van verdachte geweest dat de gevolgen niet ernstig zijn. Een dergelijke brandstichting is een delict met een groot gevaar zettend karakter en dient als een zeer ernstig strafbaar feit te worden gekwalificeerd. Naast gevoelens van onrust en onveiligheid bij betrokkenen veroorzaakt brandstichting doorgaans ernstige schade. Uit de schriftelijke slachtofferverklaring is blijkt dat de impact van de brandstichting groot is geweest. De rechtbank rekent dit verdachte aan.
Met betrekking tot de persoon van de verdachte heeft de rechtbank rekening gehouden met voormeld uittreksel uit de justitiële documentatie, waaruit naar voren komt dat verdachte niet eerder met politie en justitie in aanraking is geweest.
Ook houdt de rechtbank ten voordele van verdachte rekening met de jongvolwassenheid van verdachte en de omstandigheid dat verdachte berouw toont. Verdachte lijkt zich te realiseren wat hij met zijn handelen had kunnen veroorzaken. Daarnaast heeft verdachte volledig meegewerkt aan het politieonderzoek en openheid van zaken gegeven. Daar tegenover staat wel dat verdachte zich niet zelf bij de politie heeft gemeld.
De rechtbank heeft kennis genomen van het over verdachte opgemaakte rapport van de reclassering. Hieruit komt naar voren dat excessief alcoholgebruik maakte dat verdachte die avond niet meer helder kon nadenken en samen met vrienden dit impulsieve, ondoordachte idee heeft bedacht. Er zijn overwegend beschermende factoren aanwezig. Verdachte lijkt uit een stabiel gezin te komen, er zijn nooit eerder problemen geweest in het gezin of rondom hem, verdachte heeft geen criminele vrienden, hij heeft een MBO-diploma en is een harde, serieuze werknemer voor zijn baas. Daarnaast zijn er geen financiële zorgen en heeft de reclassering niet de indruk dat er sprake is van verslavingen. Het recidiverisico wordt ingeschat als laag.
Op een feit als het bewezenverklaarde feit wordt in beginsel niet anders gereageerd dan met een onvoorwaardelijke gevangenisstraf. De rechtbank vindt de eis van de officier van justitie ook bij het feit passen. Echter, in de persoonlijke omstandigheden en de proceshouding van verdachte ziet de rechtbank aanleiding om geen onvoorwaardelijke gevangenisstraf meer op te leggen. Dat verdachte zijn werk kan behouden, ziet de rechtbank als een belangrijke voorwaarde om recidive te voorkomen. Hiermee is zowel verdachte als de samenleving het meest gebaat.
Alles afwegende is de rechtbank van oordeel dat aan verdachte de maximale werkstraf en een gevangenisstraf voor de duur van zes maanden geheel voorwaardelijk met een proeftijd van drie jaren moet worden opgelegd. De rechtbank zal aan die voorwaardelijke gevangenisstraf de bijzondere voorwaarden koppelen zoals door de reclassering geadviseerd.
Adolescentenstrafrecht
In het geval dat de rechtbank daartoe grond vindt in de persoonlijkheid van de dader of de omstandigheden waaronder het feit is begaan, kan gebruik worden gemaakt van het sanctiestelsel voor jeugdigen en jongvolwassenen. Gelet op de persoon van verdachte heeft de rechtbank daar geen aanleiding toe gezien.
7a. De beoordeling van de civiele vorderingen, alsmede de gevorderde oplegging van de schadevergoedingsmaatregel
De benadeelde partij [slachtoffer 1] heeft zich in het strafproces gevoegd ter verkrijging van schadevergoeding ter zake van het bewezenverklaarde feit. Gevorderd wordt een bedrag van € 120 aan materiële schade en een bedrag van € 500 aan immateriële schade. Het totaal gevorderde bedrag bedraagt € 620.
De benadeelde partij [slachtoffer 2] heeft zich in het strafproces gevoegd ter verkrijging van schadevergoeding ter zake van het bewezenverklaarde feit. Gevorderd wordt een bedrag van € 350 aan immateriële schade.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft verzocht de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 1] tot betaling van het bedrag van € 620 toe te wijzen, waarbij tevens de schadevergoedingsmaatregel ex artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht wordt opgelegd tot dit bedrag, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 12 dagen hechtenis.
De officier van justitie heeft verzocht de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 2] tot betaling van het bedrag van € 350 toe te wijzen, waarbij tevens de schadevergoedingsmaatregel ex artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht wordt opgelegd tot dit bedrag, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 7 dagen hechtenis.
Het standpunt van de verdediging
Door de raadsvrouw van verdachte is naar voren gebracht dat verdachte bereid is om schade te vergoeden. De materiële schade die door de benadeelde partij [slachtoffer 1] is gevorderd, kan worden toegewezen. De immateriële schade die door [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] wordt gevorderd, is telkens niet onderbouwd. Gelet op de omstandigheden dient het bedrag te worden gematigd tot een bedrag van € 250 per vordering.
Beoordeling door de rechtbank
De materiële schade van de benadeelde partij [slachtoffer 1]
Naar het oordeel van de rechtbank is, op grond van de gebezigde bewijsmiddelen en wat verder ter terechtzitting met betrekking tot de vordering is gebleken, komen vast te staan dat de benadeelde partij [slachtoffer 1] als gevolg van het bewezen verklaarde handelen tot een totaal bedrag van € 120 aan materiële schade heeft geleden, waarvoor verdachte naar burgerlijk recht aansprakelijk is. Daarbij is ook aan de wettelijke vereisten, waaronder die genoemd in artikel 6:106 van het Burgerlijk Wetboek, voldaan.
De immateriële schade van de benadeelde partijen [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2]
Naar het oordeel van de rechtbank is, op grond van de gebezigde bewijsmiddelen en hetgeen verder ter terechtzitting met betrekking tot de vorderingen is gebleken, komen vast te staan dat de benadeelde partijen als gevolg van het bewezen verklaarde handelen immateriële schade hebben geleden, waarvoor verdachte naar burgerlijk recht aansprakelijk is. De rechtbank heeft het gevorderde bedrag aan immateriële schade, gelet op alle omstandigheden in deze zaak, gematigd tot een bedrag van € 250 per vordering.
Wat betreft het meer of anders gevorderde zullen de benadeelde partijen niet-ontvankelijk verklaard worden in haar vordering.
Gelet op het vorenstaande ziet de rechtbank aanleiding om aan verdachte op basis van het bepaalde in artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht de verplichting op te leggen tot betaling aan de Staat van het toe te wijzen bedrag ten behoeve van de benadeelde partijen.
De gevorderde en toegewezen rente/vergoeding voor proceskosten, zijn daar niet bij inbegrepen.
De gevorderde wettelijke rente is toewijsbaar vanaf 11 juni 2017.

8.De toegepaste wettelijke bepalingen

De beslissing is gegrond op de artikelen 10, 14a, 14b, 14c, 14d, 22c, 22d, 24c, 27, 36f en 157 van het Wetboek van Strafrecht.

9.De beslissing

De rechtbank:
 verklaart bewezen dat verdachte het tenlastegelegde, zoals vermeld onder punt 3, heeft begaan;
 verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij;
 verstaat dat het aldus bewezenverklaarde oplevert het strafbare feit zoals vermeld onder punt 4;
 verklaart verdachte hiervoor strafbaar;
 veroordeelt verdachte wegens het bewezenverklaarde tot
 een
gevangenisstrafvoor de duur van
6 (zes) maanden;
 bepaalt, dat deze gevangenisstraf,
niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, wegens niet nakoming van na te melden voorwaarden voor het einde van de proeftijd die op drie jaren wordt bepaald;
 de algemene voorwaarden dat de veroordeelde:
- zich voor het einde daarvan niet zal schuldig maken aan een strafbaar feit;
- ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit zijn medewerking zal verlenen aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 Wet op de identificatieplicht ter inzage zal aanbieden;
- zijn medewerking zal verlenen aan het door de Reclassering Nederland te houden toezicht, bedoeld in artikel 14d, tweede lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen;
 de bijzondere voorwaarden dat de veroordeelde:
- zich uiterlijk 7 dagen na het onherroepelijk worden van dit vonnis zal melden bij de Reclassering Nederland en gedurende de proeftijd zal blijven melden bij deze instelling, zo frequent en zolang de instelling dat noodzakelijk acht;
- gedurende de proeftijd zal deelnemen aan de gedragsinterventie GI-GGZ Alcohol en Geweld, aangeboden door Reclassering Nederland of soortgelijke instelling, waarbij de veroordeelde zich dient te houden aan de aanwijzingen zoals die gedurende deze gedragsinterventie door of namens voornoemde instelling aan de veroordeelde zullen worden gegeven.
- Geeft opdracht aan de Reclassering Nederland tot het houden van toezicht op de naleving van voormelde bijzondere voorwaarde(n) en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden (artikel 14d, tweede lid, van het Wetboek van Strafrecht).
 een
werkstrafvan
240 (tweehonderd veertig) uren, met bevel dat indien deze straf niet naar behoren wordt verricht vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van 120 (honderd twintig) dagen;
 beveelt dat voor de tijd die door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van de werkstraf in verzekering en voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van die straf uren in mindering worden gebracht volgens de maatstaf dat per dag in verzekering doorgebracht 2 uur in mindering wordt gebracht;
Heft op het geschorste bevel tot voorlopige hechtenis

De beslissing op de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 1] .
 veroordeelt verdachte tot betaling van
schadevergoedingaan de
benadeelde partij [slachtoffer 1], van een bedrag van
€ 370 (driehonderd zeventig euro), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 11 juni 2017 tot aan de dag der algehele voldoening en met betaling van de kosten van het geding en de tenuitvoerlegging door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil;
  • verklaart de
  • legt aan veroordeelde de
  • bepaalt dat, indien veroordeelde heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat daarmee de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij in zoverre komt te vervallen en andersom dat, indien veroordeelde heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat in zoverre komt te vervallen;

De beslissing op de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 2] .
 veroordeelt verdachte tot betaling van
schadevergoedingaan de
benadeelde partij [slachtoffer 2], van een bedrag van
€ 250 (tweehonderd vijftig euro), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 11 juni 2017 tot aan de dag der algehele voldoening en met betaling van de kosten van het geding en de tenuitvoerlegging door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil;
  • verklaart de
  • legt aan veroordeelde de
  • bepaalt dat, indien veroordeelde heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat daarmee de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij in zoverre komt te vervallen en andersom dat, indien veroordeelde heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat in zoverre komt te vervallen;
Dit vonnis is gewezen door mr. M.A. Jansen- van Leeuwen (voorzitter), mr. J.J.H. van Laethem en mr. T.C. Henniphof, rechters, in tegenwoordigheid van mr. M.S. Verhagen, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 25 oktober 2017.
Bijlage I
hij op of omstreeks 11 juni 2017 te Barneveld tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, opzettelijk brand heeft gesticht door een vlam (van een aansteker), in ieder geval open vuur in aanraking te brengen met een (stoffen) doek / lap en/of benzine (een zogenaamde molotovcocktail), althans met (een) brandbare stof(fen) ten gevolge waarvan een doek / lap en/of benzine, althans de brandbare stof(fen) en/of een of meerdere buxusplant(en) geheel of gedeeltelijk is/zijn verbrand, in elk geval brand is ontstaan, en daarvan gemeen gevaar voor tuinmeubilair en/of een (houten) schutting en/of een (houten) vlonder en/of een of meerdere buxuxplant(en) en/of een (houten) bar, in elk geval gemeen gevaar voor (in/bij een tuin aanwezige) goederen en/of levensgevaar voor (de in/bij een tuin aanwezige) [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3] en/of een of meer andere personen, in elk geval levensgevaar voor een ander of anderen en/of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3] en/of een of meer andere personen, in elk geval gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor een ander of anderen te duchten was;
althans, indien het vorenstaande onder 1 niet tot een veroordeling leidt:
hij op of omstreeks 11 juni 2017 te Barneveld tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, heeft verdachte een fles, gevuld met een brandende doek / lap en met benzine, in ieder geval gevuld met brandbare stoffen (een zogenaamde molotovcocktail), over de schutting van een tuin / perceel, alwaar [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3] en/of een of meer anderen zich bevonden, gegooid / geworpen en/of is die fles met de brandbare stoffen op (zeer) korte
afstand van die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3] terechtgekomen, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.

Voetnoten

1.De volledige tenlastelegging is in bijlage I opgenomen.
2.Het bewijs is terug te vinden in het in de wettelijke vorm door verbalisanten van de politie Oost-Nederland, district Gelderland-Midden, basisteam Veluwe Vallei-Noord, opgemaakte proces-verbaal, dossiernummer PL0600-2017266436, gesloten op 29 juni 2017 en in de bijbehorende in wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal en overige schriftelijke bescheiden, tenzij anders vermeld. De vindplaatsvermeldingen verwijzen naar de pagina’s van het doorgenummerde dossier, tenzij anders vermeld.