ECLI:NL:RBGEL:2017:5563

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
26 oktober 2017
Publicatiedatum
25 oktober 2017
Zaaknummer
AWB - 17 _ 4806
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van het beroep wegens het niet indienen van gronden

Op 26 oktober 2017 heeft de Rechtbank Gelderland, zittingsplaats Arnhem, uitspraak gedaan in de zaak met zaaknummer AWB 17/4806. Eiser, vertegenwoordigd door mr. J.J.J. Broekhuizen, heeft beroep ingesteld tegen een besluit van Zilveren Kruis Zorgkantoor N.V. van 7 augustus 2017. De rechtbank heeft vastgesteld dat de gestelde termijn om de gronden van het beroep in te dienen is verstreken en dat er geen gronden zijn ingediend. Eiser is bij brief van 15 september 2017 uitgenodigd om de gronden van het beroep uiterlijk binnen vier weken in te dienen, maar heeft hieraan niet voldaan. De rechtbank heeft geconcludeerd dat het beroep kennelijk niet-ontvankelijk is, omdat de gronden niet zijn ingediend en er geen gemotiveerd uitstelverzoek is ontvangen. De rechtbank heeft geen termen aanwezig geacht voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar uitgesproken en partijen zijn geïnformeerd over de mogelijkheid om binnen zes weken verzet te doen tegen deze uitspraak.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND

Zittingsplaats Arnhem
Bestuursrecht
zaaknummer: AWB 17/4806
uitspraak van de enkelvoudige kamer van26 oktober 2017
in de zaak tussen
[naam], te [woonplaats] , eiser
(gemachtigde: mr. J.J.J. Broekhuizen),
en
Zilveren Kruis Zorgkantoor N.V.te Leiden, verweerder.

1.Overwegingen

Ingevolge artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) kan de rechtbank, totdat partijen zijn uitgenodigd om op een zitting te verschijnen, het onderzoek sluiten, indien voortzetting van het onderzoek niet nodig is, omdat de rechtbank kennelijk onbevoegd is, het beroep kennelijk niet-ontvankelijk is, het beroep kennelijk ongegrond is, of het beroep kennelijk gegrond is.
Eiser heeft beroep ingesteld tegen het besluit van verweerder van 7 augustus 2017.
In artikel 6:5 van de Awb is onder meer bepaald, dat een beroepschrift de gronden van het beroep dient in te houden.
Het beroepschrift bevat geen enkele grond.
Ingevolge artikel 6:6 van de Awb is eiser bij brief van 15 september 2017 uitgenodigd de gronden van het beroep uiterlijk binnen vier weken na dagtekening van die brief in te dienen.
Voorts is er bij dit schrijven op gewezen, dat indien niet aan deze uitnodiging wordt voldaan en evenmin binnen de termijn een gemotiveerd uitstelverzoek is ontvangen, het beroep niet-ontvankelijk wordt verklaard.
De gronden van het beroep dienden dus uiterlijk op 13 oktober 2017 ter griffie van de rechtbank te zijn ingediend.
Deze termijn is verstreken zonder dat eiser aan het verzoek heeft voldaan. Evenmin is tijdig een gemotiveerd uitstelverzoek ontvangen.
Het beroep is mitsdien kennelijk niet-ontvankelijk.
De rechtbank acht geen termen aanwezig over te gaan tot een proceskostenveroordeling als bedoeld in artikel 8:75 van de Awb.
Gelet op het bepaalde in artikel 8:54, eerste lid, aanhef en onder b, van de Awb wordt als volgt beslist.

2.Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J.A. van Schagen, rechter, in tegenwoordigheid van
H.J. Papilaja - Muskita, griffier.
De beslissing is in het openbaar uitgesproken op: 26 oktober 2017
griffier
rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kunnen partijen binnen zes weken na de verzenddatum verzet doen bij de Rechtbank Gelderland, bestuursrecht, Postbus 9030, 6800 EM Arnhem. De indiener van het verzet kan daarbij vragen in de gelegenheid te worden gesteld over het verzet te worden gehoord.
Bij het doen van het verzet dient het volgende in acht te worden genomen:
1 - bij het verzetschrift wordt een afschrift van deze uitspraak overgelegd;
2 - het verzetschrift moet ondertekend zijn en ten minste het volgende vermelden:
a. de naam en het adres van de indiener;
b. een dagtekening;
c. een omschrijving van de uitspraak waartegen verzet wordt gedaan;
d. de gronden van het verzet.