RECHTBANK GELDERLAND
Zittingsplaats Arnhem
uitspraak van de meervoudige belastingkamer van 25 oktober 2017
[X] B.V., te [Z] , eiseres
(gemachtigde: mr. [gemachtigde] ),
de inspecteur van de Belastingdienst, kantoor Arnhem, verweerder.
Verweerder heeft aan eiseres voor het jaar 2006 een aanslag (aanslagnummer [000] .V.66.0112) vennootschapsbelasting (hierna: VpB) opgelegd, berekend naar een belastbaar bedrag van € 82.281.823. Tevens is bij beschikking € 2.572.290 aan heffingsrente in rekening gebracht.
Verweerder heeft bij uitspraak op bezwaar van 4 juni 2015 de aanslag en de beschikking heffingsrente gehandhaafd.
Eiseres heeft bij brief van 10 juli 2015, ontvangen door het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op dezelfde dag, beroep ingesteld. Het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden heeft het beroepschrift doorgezonden naar de rechtbank waar het op 21 juli 2015 is ontvangen.
Verweerder heeft de op de zaak betrekking hebbende stukken overgelegd en een verweerschrift ingediend. Verweerder heeft daarbij een beroep gedaan op artikel 8:29 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). Een deel van de stukken is vervolgens in geanonimiseerde vorm overgelegd.
Het beroep op artikel 8:29 van de Awb is behandeld ter zitting op 7 december 2015. De geheimhoudingskamer van de rechtbank heeft op 28 december 2015 uitspraak gedaan.
Partijen hebben vóór de zitting nadere stukken ingediend. Deze stukken zijn telkens in afschrift verstrekt aan de wederpartij.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 12 mei 2017.
Namens eiseres is haar gemachtigde verschenen, bijgestaan door mr. [A] , drs. [B] , mr. [C] , mr. [D] en mr. [E] . Namens verweerder zijn verschenen mr. [gemachtigde] , mr. drs. [F] , mr. [G] en [H] .
Verweerder heeft voor de zitting een pleitnota toegezonden aan de rechtbank en (door tussenkomst van de griffier) aan de wederpartij, welke pleitnota met instemming van partijen is geacht ter zitting te zijn voorgedragen. Eiseres heeft ter zitting een pleitnota voorgedragen en exemplaren daarvan overgelegd aan de rechtbank en aan de wederpartij. Van het verhandelde ter zitting is een proces-verbaal opgemaakt dat aan deze uitspraak is gehecht.
Overwegingen
1. De [I] N.V. (hierna: [I] ) was in het jaar 2006 houder van alle aandelen in eiseres (destijds genaamd [J] B.V.).
2. Eiseres heeft op [2001] [K] B.V. opgericht. Blijkens de oprichtingsakte zou eiseres ter storting op de aandelen een gedeelte van de door haar gedreven onderneming inbrengen. De inbrengakte van gelijke datum luidt als volgt:
“
INBRENG.
Vervolgens verklaarde comparant, handelend als gemeld, dat [J] ter voldoening aan zijn gemelde volstortingsverplichting en bij deze in eigendom overdraagt aan [K] , die bij deze in eigendom aanvaardt:
Het gedeelte van de onderneming, (…) bestaande uit alle daartoe behorende activa, daaronder begrepen alle aan [J] uit hoofde van de uitoefening van de onderneming – al dan niet uit overeenkomst – toekomende rechten, aanspraken, alsmede vergunningen, onder de verplichting voor [K] alle tot de onderneming behorende passiva voor haar rekening te nemen. (…)”
3. In de inbrengbeschrijving is het volgende opgenomen:
“Inbreng geschiedt van alle overeenkomsten en de daarmee samenhangende rechten en verplichtingen tot levering van Gas en Elektriciteit aan afnemers gesloten met het bedrijf handelend onder de naam ‘ [I] ’ en/of daarmee te vereenzelvigen ondernemingen, tezamen vormend het leveringsbedrijf van [J] BV, handelend onder de naam [I] . De inbreng geschied naar de toestand per [2001] als volgt:
Als volstorting op aandelen tegen de waarde in het economische verkeer als volgt berekend:
176.500 aansluitingsovereenkomsten, waarde inclusief netwerken welke niet worden ingebracht (176.500 X ƒ 2.500)
ƒ 441.250.000
Af: getaxeerde waarde netwerken en installaties Gas en Elektra
380.000.000
Subtotaal
ƒ 61.300.000
Af: latente belastingverplichting (…)
4.600.000
Waarde:
ƒ 56.700.000
Voor het meerdere boven de stortingsverplichting zal de inbrenger in de boeken van de opgerichte vennootschap worden gecrediteerd.”
4. Naar aanleiding van deze inbrengbeschrijving is een accountantsverklaring afgegeven, waaruit volgt dat de waarde van de inbreng naar de toestand per [2001] ten minste gelijk is aan het bedrag van de stortingsverplichting van € 9.000.000 waaraan met de inbreng moet worden voldaan. De accountant vermeldt dat de oprichter verantwoordelijk is voor de feitelijke en juridische inbreng in de op te richten vennootschap.
5. In het jaarverslag van [I] over het jaar 2001 is het volgende vermeld:
“In het kader van de verdere uitwerking van de holdingstructuur van de [I] -organisatie is op [2001] [K] B.V. opgericht. Vooralsnog worden de handelsactiviteiten voor gas en elektriciteit vanuit [J] B.V. bedreven, maar op termijn zal overheveling naar het [K] plaatsvinden. (…)”
6. De naam van [K] B.V. is op [2002 1] gewijzigd in [L] B.V. (hierna: [L] B.V.). Blijkens een uittreksel uit het handelsregister van de Kamer van Koophandel hield [L] B.V. zich bezig met de handel in energie op met name de retailmarkt en alle daarmee verband houdende werkzaamheden. [L] B.V. verrichtte de werkzaamheden onder de handelsnamen “ [I] ” en “ [L] ”.
7. Volgens de jaarrekeningen van [L] B.V. over de jaren 2002 tot en met 2005 bestaat de passiefzijde van de balans uit een eigen vermogen (gestort kapitaal) van € 9.000.000. De actiefzijde bestaat uit een vordering op groepsmaatschappijen van eveneens € 9.000.000.
8. De Dienst uitvoering en toezicht energie (Dte) heeft aan eiseres vergunningen verleend voor de levering van elektriciteit en gas aan kleinverbruikers op [2002 2] (elektriciteit) en op [2004] (elektriciteit en gas). Enkele zakelijke leverings-overeenkomsten vermelden in de jaren 2003 en 2004 eiseres als opdrachtnemer / leverancier.
9. In de Algemene voorwaarden voor de levering van elektriciteit en gas aan kleinverbruikers (d.d. [2006 1] ) is vermeld dat eiseres de leverancier is.
10. In een brief van 24 februari 2006 heeft [M] B.V. (hierna: koper) een bod van € 55.815.000 uitgebracht voor de verwerving van alle commerciële leveringsactiviteiten voor gas en elektriciteit van eiseres. Hierover is in deze brief onder meer het volgende opgenomen:
“
Het Bod
(…).
Voor de verwerving van 100% van (het belang in) de commerciële leveringsactiviteiten aan retail klanten (kleinzakelijk en kleinverbruik) voor gas en elektriciteit van [I] (als hierna nader gespecificeerd) is [M] bereid om € 305 per beleverde aansluiting in contanten te betalen. Uitgaande van een geschat totaal aantal beleverde aansluitingen van 183.000 zal de totale overnamesom € 55.815.000 (…) bedragen. (…)
Naar wij begrijpen, heeft [I] naast de directe leveringscontracten met, naar onze schatting, 183.000 eindverbruikers ook een aantal ‘wederverkoopcontracten’ met partijen als [N] en [O] afgesloten. Wij zijn zeker bereid om over de overname van deze contracten te praten. (…)
Structuur en timing
Wij gaan in het kader van dit bod ervan uit dat de hiervoor besproken commerciële leveringsactiviteiten van [I] worden gevoerd vanuit [J] B.V. en dat het in het kader van de voorgestelde acquisitie het ook enkel die activiteiten zijn, welke zich beperken tot inkoop van energie (gas en elektriciteit) en verkoop daarvan aan eindverbruikers en daaraan gerelateerde diensten/activiteiten, die zullen worden overgenomen. (…)
Wij stellen ons voor dat partijen, al dan niet naar aanleiding van het boekenonderzoek (de ‘due diligence’), fiscale motieven, de huidige structuur van [I] of andere redenen, in gezamenlijk overleg zullen kiezen voor een zogeheten activa/passiva transactie waarmee de commerciële leveringsactiviteiten voor elektriciteit en gas uit de entiteit [J] B.V. worden verkocht, dan wel voor een aandelenoverdracht van bijv. een nog op te richten entiteit van [I] waarin de commerciële leveringsactiviteiten voor elektriciteit en gas afgesplitst van de andere thans in [J] B.V. gevoerde activiteiten zullen zijn ondergebracht. (…)”
11. Bij brief van 15 maart 2006 heeft [I] op het bod gereageerd. Onder meer wordt een bereidstellingsvergoeding (hierna: exclusiviteitsfee) als voorwaarde gesteld voor het voeren van besprekingen. Verder is in deze brief het volgende opgenomen:
“Voor wat betreft de door u uitgesproken interesse in de overname van onze groot- en midzakelijke activiteiten, alsmede de handels- en portfolioactiviteiten van [L] zou ik u willen verzoeken dit op korte termijn nader te concretiseren.”
12. In de brief 20 maart 2006 geeft koper aan bereid te zijn aan de voorwaarde betreffende de exclusiviteitsfee te voldoen. Voor zover relevant luidt die brief verder als volgt:
“Wij zijn uiteraard bereid om, zoals gevraagd, onze interesse in de overname van de groot en midzakelijke activiteiten, alsmede de handels- en portfolioactiviteiten nader te concretiseren. De moeilijkheid hierbij is dat wij daarvoor meer inzicht nodig hebben in de omvang en inhoud van onderhavige activiteiten. Wij willen dan ook voorstellen om gezamenlijk in een gesprek te bekijken hoe wij in dit stadium van de gesprekken voldoende inzicht in de genoemden activiteiten kunnen krijgen zodat wij onze ideeën aan u helder kunnen maken.”
13. Op 25 april 2006 heeft een bespreking plaatsgevonden tussen [I] en koper. Hiervan is een (interne) gespreksnotitie opgemaakt, die luidt als volgt (voor zover relevant):
“ - (…)
- [I] is geïnteresseerd in de verkoop van
alleonderdelen van het leveringsbedrijf (niet enkel de retail portefeuille). Uitzondering voor enkele kleine onderdelen (zij bijlage)
- Naast retail klanten gaan ook nog andere contracten over. Deze vertegenwoordigen een bepaalde waarde, welke [I] graag in ons bod terug ziet komen. Een totaal overzicht is als bijlage bijgevoegd. (…)”
Als bijlage bij deze gespreksnotitie is een ‘Overzicht van verzoeken / aandachtspunten [I] (25 april 2006)’ gevoegd:
ONDERWERP
VERZOEK
DOOR [I] AANGEGEVEN WAARDE
Retail portefeuille
Aantal aansluitingen iets lager dan door EBL aangegeven (177k), maar gemiddeld verbruik wel hoger dan landelijk gemiddelde (…)
Waarde per aansluiting hoger dan aangegeven in EBL bod
Wederverkoopcontracten
Overname contracten met [O] en [N] (…)
€ 100 / aansluiting
B2B portefeuille
Overname als integraal onderdeel van de transactie
€ 5-7 miljoen
(…)
Software
Overname nieuwe software, vooral op het gebied van T&PM
€ 7 miljoen boekwaarde
(…)
VPB
[I] claimt dat zij over de winst op de verkoop van de leveringsactiviteiten VPD (29%) verschuldigd zijn. Wie gaat dit vergoeden
Afhankelijk van de uiteindelijke verkoopprijs
14. Bij brief van 26 april 2006 gaat koper onder voorwaarden akkoord met het betalen van een exclusiviteitsfee van € 1.000.000.
15. In een brief van 4 mei 2006 reageert koper op de verzoeken en aandachtspunten van [I] . De brief luidt, voor zover van belang, als volgt:
“
1. Omvang en kwaliteit van de retailportefeuille
(…) Wanneer dit door het nog te houden boekenonderzoek wordt bevestigd, zijn wij bereid te bezien wat voor effect dit op ons Bod zou kunnen hebben. (…)
2. Andere leveringscontracten
(…) [M] is geïnteresseerd om ook deze contracten over te nemen. De waarde hiervan zal mede worden bepaald door de omvang van de over te nemen portefeuille, de resterende looptijd van de contracten, de bruto marge, de onderliggende inkoopcontracten en de kredietwaardigheid van de afnemers. Op basis van deze informatie kunnen wij ons Bod aanpassen. (…)
5. Software
Ons Bod is gebaseerd op het ‘going-concern’ principe, waarbij wij er vanuit gaan dat alles wat nodig is om de bestaande leveringsportefeuille naar behoren te bedienen (zoals personeel, licenties en ook software), bij de transactie en derhalve bij de prijs is inbegrepen. Wij zijn bereid om in geval van bijvoorbeeld speciale software te kijken of dit voor ons additionele waarde heeft om over te nemen.
6. VPB
U heeft aangegeven dat [I] bij verkoop van de leveringsactiviteiten over de “winst” vennootschapsbelasting verschuldigd zou zijn. Ons is op dit moment niet geheel duidelijk waarop deze veronderstelling is gebaseerd en wij zouden graag nadere uitleg hierover ontvangen. In het algemeen zijn wij evenwel van mening dat iedere partij de eigen fiscale consequenties van transacties als deze draagt. (…)”
16. [I] en koper hebben vervolgens [b] opdracht gegeven om op basis van de verzoeken / aandachtspunten van de zijde van [I] - onder meer - te inventariseren welke activa en passiva zouden overgaan (een zogenoemde pre deal evaluatie). Op 29 mei 2006 heeft [b] aan beide partijen een conceptrapportage toegestuurd van de bevindingen. In het conceptrapport zijn de (eenmalige) desintegratiekosten voor eiseres becijferd op een bedrag dat ligt tussen de € 2.500.000 en € 3.000.000.
17. Vervolgens hebben partijen aan de hand van de uitkomsten van het onderzoek door [b] onderhandeld over het eindbod.
18. In een eerste concept van het eindbod van 9 juni 2006 geeft koper aan bereid te zijn haar bod uit te breiden tot de overname van alle elektriciteits – en gasleveringscontracten van [I] , dus met inbegrip van de zakelijke contracten en de wederverkoopcontracten. Koper geeft te kennen alle onderdelen van [I] te willen overnemen die van belang zijn voor de over te nemen activiteiten. Daarom worden ook alle bij [I] aanwezige systemen (hardware en software) evenals ondersteunende technologieën (waaronder trading systemen en risk management systemen) in de transactie betrokken, hetzij op grond van een ‘service level agreement’, hetzij door directe overname van deze activa. Omtrent de overnameprijs is het volgende vermeld:
Wij zijn bereid onze biedprijs te verhogen naar 75 miljoen euro (…). Deze prijs is een all-in prijs voor de overname, dus met inbegrip van de exclusiviteitsfee (…) en alle mogelijke kosten en compensaties die [I] zou wensen te ontvangen in het kader van de overname (waaronder: enige vergoeding voor desintegratiekosten, enige vergoeding van financieel en fiscaal impact van ontvlechting, enige vergoeding van vennootschapsbelasting op de transactie). Dit is ons finaal bod; het geboden bedrag komt niet meer in aanmerking voor enige verhoging.”
19. Uit het memo van 6 december 2012 van [c] aan verweerder blijkt dat koper op 13 juni 2006 een presentatie heeft gehouden voor de interne [P] ( [P] ) teneinde goedkeuring te krijgen voor de acquisitie van [I] -activiteiten. De opbouw van het bod van € 75.000.000 is daar – verkort weergegeven – als volgt uitgesplitst:
[I]
Amount
Initial bid
€ 55,8 mio
- Adjustment # of retail customers base
€ 0,0 mio
= Total retail activities
€ 55,8 mio
+ Additional portfolio (B2B)
€ 6,5 mio
+ Additional portfolio (re-sellers contracts)
€ 6,5 mio
+ Others (negotiation result, systems, …)
€ 4,0 mio
= Total additional elements
€ 17,0 mio
+ negotiation margin
€ 2,2 mio
= Total adjusted bid
€ 75,0 mio
20. Op 16 juni 2016 heeft [I] gesproken met koper en [b] . Uit het interne rapport van 18 juni 2006 met ‘open items’ dat koper van het gesprek heeft opgemaakt, volgt dat onder meer gesproken is over de vraag hoe om te gaan met de handelsportefeuille in de periode tussen ondertekening van de overeenkomst en de juridische overdracht. Het rapport vermeldt dat ruim voor de overdrachtsdatum goede afspraken moeten worden gemaakt over – onder meer – de overdracht en afrekening / verrekening van de inkoop- en handelsposities.
21. Een brief van 19 juni 2006 van [I] aan [b] , naar aanleiding van de te ondertekenen opdrachtbevestiging voor het te houden boekenonderzoek, luidt – voor zover van belang – als volgt:
“Onder de omschrijving van uw werkzaamheden (…) is sprake van ‘Assistentie bij het opstellen van een indicatieve splitsingsbalans’. Wij kunnen de reikwijdte hiervan niet geheel inschatten, daarom wijzen wij er op voorhand op dat niet de misvatting mag ontstaan dat er sprake zou zijn van een juridische splitsing, maar voor wat betreft klanten van een activa-passiva transactie en voor wat betreft de meerderheid van de handelscontracten van een aandelentransactie. (…)”
22. In het eindbod van 27 juni 2006 is de biedprijs onder het kopje ‘Overname Prijs’ ongewijzigd bepaald op € 75.000.000. De paragraaf is verder gelijk gebleven aan het eerste concept van het eindbod van 9 juni 2006. Dit bod is door [I] aanvaard.
23. Op 20 juli 2006 is tussen partijen een overeenkomst tot stand gekomen ‘ten aanzien van de commerciële leveringsactiviteiten van [I] ’ (hierna: de overeenkomst). De overeenkomst luidt, voor zover van belang, als volgt:
“DE ONDERGETEKENDEN:
(1)
[I] N.V.(…) (“
[I]”);
(2)
[J] B.V.(…) (de “
Verkoper”);
en
(3)
[M] B.V.(…) (de “
Koper”);
- A) De Verkoper oefent een tweetal ondernemingsactiviteiten uit: (i) (…) en (ii) de inkoop, handel, levering en wederverkoop van elektriciteit en gas en daaraan gerelateerde diensten. (…)
- B) De activiteiten met betrekking tot de inkoop, handel, levering en wederverkoop van elektriciteit en gas en daaraan gerelateerde diensten zijn in deze overeenkomst nader gedefinieerd als de “Onderneming”.
- C) De Verkoper wenst de Onderneming (zoals in de overeenkomst nader gedefinieerd) te verkopen en over te dragen aan de Koper en de Koper wenst de Onderneming en de daarvoor benodigde Activa en Passiva van de Verkoper te kopen en te aanvaarden teneinde de Onderneming voort te zetten. (…)