ECLI:NL:RBGEL:2017:5538

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
17 oktober 2017
Publicatiedatum
25 oktober 2017
Zaaknummer
C/05/325273 / KZ ZA 17-209
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Opheffing conservatoir beslag op voormalige echtelijke woning na afwijzing vordering

In deze zaak vordert eiseres de opheffing van het door gedaagde gelegde conservatoir beslag op de voormalige echtelijke woning. De voorzieningenrechter heeft op 17 oktober 2017 uitspraak gedaan in een kort geding, waarin eiseres stelt dat er geen grond meer bestaat voor het beslag, aangezien de vordering van gedaagde door het gerechtshof is afgewezen. De partijen zijn in 2004 gehuwd en zijn in 2014 gescheiden. Gedaagde had beslag gelegd op de woning van eiseres tot zekerheid van een geldvordering die zij meende te hebben wegens onrechtmatige onttrekkingen van bedragen van haar bankrekeningen. De rechtbank heeft eerder de vorderingen van gedaagde afgewezen, en het gerechtshof heeft deze beslissing in december 2016 bekrachtigd. Eiseres heeft gedaagde verzocht om het beslag op te heffen, maar gedaagde heeft hier niet op gereageerd. De voorzieningenrechter oordeelt dat het beslag moet worden opgeheven, omdat de vordering van gedaagde ondeugdelijk is gebleken. De kosten van de procedure worden gecompenseerd, wat betekent dat iedere partij zijn eigen kosten draagt.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK GELDERLAND

Team kanton en handelsrecht
Zittingsplaats Zutphen
zaaknummer / rolnummer: C/05/325273 / KZ ZA 17-209
Vonnis in kort geding van 17 oktober 2017
in de zaak van
[eiseres],
wonende te [woonplaats],
eiseres,
advocaat mr. R.A. Knopper te Helmond,
tegen
[gedaagde],
wonende te [woonplaats],
gedaagde,
advocaat mr. D.E. Post te Heerenveen, voorheen mr. J.J.C. Engels te Heerhugowaard.
Partijen zullen hierna [eiseres] en [gedaagde] genoemd worden.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding;
  • de mondelinge behandeling.
1.2.
Vervolgens is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
Partijen zijn op 21 juli 2004 met elkaar gehuwd op huwelijkse voorwaarden. Bij beschikking van 24 oktober 2014 is tussen partijen de echtscheiding uitgesproken. De echtscheidingsbeschikking is op 5 november 2014 ingeschreven in de registers van de burgerlijke stand.
2.2.
In het kader van de echtscheidingsprocedure is door [gedaagde] ten laste van [eiseres] conservatoir beslag gelegd op onder meer de voormalige echtelijke woning aan de [ades] te [plaats], die in eigendom toebehoort aan [eiseres]. [gedaagde] heeft dit beslag gelegd tot zekerheid van verhaal voor een geldvordering die zij vermeent te hebben op [eiseres] wegens (onder meer) onrechtmatige onttrekkingen van bedragen van haar bankrekeningen.
2.3.
Bij beschikking van 21 juli 2015 heeft deze rechtbank de vorderingen van [gedaagde] afgewezen. [gedaagde] is vervolgens in hoger beroep gegaan. Bij beschikking van 13 december 2016 heeft het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden de beschikking van 21 juli 2015 bekrachtigd.
2.4.
Bij brief van 18 mei 2017 heeft de (toenmalige) advocaat van [eiseres] [gedaagde] verzocht over te gaan tot royement van de gelegde beslagen. [gedaagde] is daartoe niet overgegaan.

3.Het geschil

3.1.
[eiseres] vordert dat de voorzieningenrechter bij uitvoerbaar bij voorraad te verklaren vonnis:
1. [gedaagde] zal bevelen het beslag op de onroerende zaak, gelegen aan de [ades] te [plaats], kadastraal bekend [kadastrale gegevens] binnen twee dagen na berekening van het te wijzen vonnis te royeren onder het overleggen aan [eiseres] van het daarop gerichte bewijs van het kadaster, dit onder verbeurte van een dwangsom van € 1.000,00 per dag voor iedere dag dat [gedaagde] na het verstrijken van voormelde termijn van twee dagen niet aan deze veroordeling voldoet, met een maximum van € 50.000,00;
2. [gedaagde] zal veroordelen in de kosten van deze procedure.
3.2.
[eiseres] heeft aan haar vorderingen ten grondslag gelegd dat [gedaagde] onrechtmatig handelt door te weigeren over te gaan tot doorhaling van het gelegde beslag. Zij heeft daartoe aangevoerd dat het gelegde beslag van onwaarde is geworden door de onherroepelijke beschikking van het gerechtshof, waarin de beschikking van deze rechtbank inhoudende de afwijzing van de verzoeken van [gedaagde] is bekrachtigd.
[eiseres] heeft tevens betoogd dat [gedaagde] moet worden veroordeeld in de kosten van deze procedure, gelet op haar voortdurende onrechtmatige en opzettelijke weigering haar medewerking te verlenen aan de doorhaling van het gelegde beslag.
3.3.
[gedaagde] voert verweer. Zij heeft ten eerste de bevoegdheid van de voorzieningenrechter in deze procedure betwist, op grond dat [gedaagde] woonachtig is in [plaats]. Verder heeft [gedaagde] het spoedeisend belang van [eiseres] bij haar vorderingen betwist, en in dat kader aangevoerd dat het gerechtshof de beschikking reeds in december 2016 heeft gegeven en [eiseres] nu pas opheffing van het beslag vordert.
[gedaagde] heeft voorts aangevoerd dat [eiseres] tijdens het huwelijk van partijen gelden heeft weggesluisd en dat zij daarom een vordering op [eiseres] heeft en dat zij in verband daarmee een (bodem)procedure overweegt. Ook heeft [gedaagde] betoogd dat zij rechthebbende is op de woning omdat zij de woning heeft betaald.
3.4.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
Aangezien de voorzieningenrechter van deze rechtbank het verlof tot het leggen van het beslag heeft gegeven, is deze voorzieningenrechter gelet op het bepaalde in artikel 705 Rv bevoegd om van de vorderingen kennis te nemen.
4.2.
Naar het oordeel van de voorzieningenrechter is met de aard van het geschil (de vordering tot opheffing van het beslag) het vereiste spoedeisende belang gegeven. Dat de beschikking van het gerechtshof reeds in december 2016 is gegeven maakt dat niet anders. Te minder nu [eiseres] heeft aangegeven dat zij de woning wil verkopen en dubbele woonlasten heeft omdat zij niet meer in de woning woont.
4.3.
[eiseres] heeft gevorderd dat [gedaagde] het gelegde beslag dient op te heffen. De vordering wordt aldus verstaan, dat [eiseres] vordert dat het beslag door de voorzieningenrechter wordt opgeheven. Zoals de Hoge Raad reeds op 18 oktober 1991 heeft uitgemaakt (NJ 1992/4), dient daaraan op praktische gronden de voorkeur te worden gegeven. De uitvoering van het vonnis kan anders, bijvoorbeeld indien de beslaglegger tot opheffing onwillig of niet in staat is, nodeloze complicaties ondervinden.
4.4.
De opheffing van een conservatoir beslag kan onder meer worden bevolen, indien op straffe van nietigheid voorgeschreven vormen zijn verzuimd, summierlijk blijkt van de ondeugdelijkheid van het door de beslaglegger ingeroepen recht of van het onnodige van het beslag, of, zo het beslag is gelegd voor een geldvordering, indien voor deze vordering voldoende zekerheid is gesteld.
4.5.
Vast staat dat de beschikking van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden van
13 december 2016 onherroepelijk is en dat daarmee de vordering van [gedaagde], waarvoor zij het conservatoir beslag ter zekerheid van verhaal heeft gelegd, definitief is afgewezen. Gelet daarop moet worden geconcludeerd dat het door [gedaagde] ingeroepen recht ondeugdelijk is. Er bestaat geen grond (meer) voor het gelegde beslag. Het verweer van [gedaagde] dat zij rechthebbende is op de woning is door haar niet onderbouwd en kan niet tot een andere conclusie leiden, nu het een conservatoir verhaalsbeslag betreft en geen conservatoir beslag tot levering van de woning.
4.6.
Op grond van het vorenstaande zal het gelegde beslag op de woning worden opgeheven.
4.7.
De voorzieningenrechter ziet ten aanzien van de proceskosten in de omstandigheden van het geval onvoldoende reden om af te wijken van de standaardregel van compensatie van proceskosten in geval van een voormalig huwelijk tussen partijen. Derhalve zullen de proceskosten tussen partijen worden gecompenseerd, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt.

5.De beslissing

De voorzieningenrechter
5.1.
heft op het ten laste van [eiseres] gelegde beslag op de onroerende zaak gelegen aan de [ades] te [plaats], kadastraal bekend [kadastrale gegevens],
5.2.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad,
5.3.
compenseert de kosten van deze procedure tussen partijen, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt,
5.4.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. S.A.M. Vrendenbarg-Elsbeek en in het openbaar uitgesproken op 17 oktober 2017.
sa/vr