ECLI:NL:RBGEL:2017:5534

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
26 oktober 2017
Publicatiedatum
25 oktober 2017
Zaaknummer
05/740035-17
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verklaring van de rechtbank Gelderland over ontuchtige handelingen met minderjarige

Op 26 oktober 2017 heeft de rechtbank Gelderland, locatie Arnhem, uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een 65-jarige man uit Maasbommel. De man is veroordeeld tot een gevangenisstraf van 15 maanden, waarvan 8 maanden voorwaardelijk, voor het plegen van ontuchtige handelingen met een toen 15-jarige jongen. De rechtbank achtte bewezen dat de verdachte zich gedurende een periode van meer dan 6 maanden schuldig heeft gemaakt aan vergaande ontuchtige handelingen met het slachtoffer, die op dat moment in een gezinsvervangend tehuis verbleef. De rechtbank overwoog dat de verdachte geen rekening hield met de gevoelens van het slachtoffer en dat zijn daden ernstige gevolgen kunnen hebben voor de ontwikkeling van jongeren.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte, ondanks meerdere afwijzingen van het slachtoffer, doorging met zijn ontuchtige handelingen. De verklaringen van het slachtoffer werden ondersteund door getuigenverklaringen, die bevestigden dat de verdachte eerder ook met andere jonge jongens in contact was gekomen onder vergelijkbare omstandigheden. De rechtbank oordeelde dat de verklaring van het slachtoffer betrouwbaar en consistent was, en dat deze werd bevestigd door andere bewijsmiddelen.

De rechtbank heeft de strafmaat bepaald op basis van de ernst van de feiten en de gevolgen voor het slachtoffer. De verdachte werd ook verplicht om schadevergoeding te betalen aan het slachtoffer, die in totaal € 4.011,36 bedraagt, vermeerderd met wettelijke rente. De rechtbank heeft de vordering van de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk verklaard, omdat deze onvoldoende onderbouwd was. De uitspraak benadrukt de ernst van seksuele misdrijven tegen minderjarigen en de verantwoordelijkheid van de dader.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND
Team strafrecht
Zittingsplaats Arnhem
Parketnummer : 05/740035-17
Datum uitspraak : 26 oktober 2017
Tegenspraak
vonnis van de meervoudige kamer
in de zaak van
de officier van justitie bij het arrondissementsparket Oost-Nederland
tegen
[verdachte]
geboren op [geboortedatum 1] 1952 te [geboorteplaats] , wonende te [adres] , [woonplaats] .
raadsman: mr. J. van Wijk, advocaat te Eindhoven.
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 12 oktober 2017.

1.De inhoud van de tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op één of meer tijdstip(pen) gelegen in of omstreeks de periode van de maand juli 2016 tot en met 14 december 2016 te Maasbommel, gemeente West Maas en Waal, (telkens) met [slachtoffer] , geboren op [geboortedatum 2] , die toen de leeftijd van zestien jaren nog niet had bereikt, buiten echt, een of meer ontuchtige handelingen heeft gepleegd, te weten het brengen van zijn, verdachtes, vinger(s) tegen en/of in de anus van die [slachtoffer] en/of met zijn, verdachtes, billen/anus zitten/bewegen op/over de penis van die [slachtoffer] en/of in zijn, verdachtes, mond nemen van de penis van die [slachtoffer] en/of het vastpakken/betasten van de penis van die [slachtoffer] en/of het laten vastpakken/betasten van zijn, verdachtes, penis door die [slachtoffer] ;
2. Overwegingen ten aanzien van het bewijs [1]
De feiten
Op grond van de bewijsmiddelen wordt het volgende, dat verder ook niet ter discussie staat, vastgesteld.
Op tijdstippen in de periode van de maand juli 2016 tot en met 14 december 2016 heeft verdachte in Maasbommel, gemeente West Maas en Waal, telkens bij [slachtoffer] , geboren op [geboortedatum 2] die toen de leeftijd van zestien jaren nog niet had bereikt, ontuchtige handelingen gepleegd, te weten het in zijn, verdachtes, mond nemen van de penis van die [slachtoffer] en het vastpakken/betasten van de penis van die [slachtoffer] . [2]
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gesteld dat wettig en overtuigend bewezen kan worden geacht dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het tenlastegelegde feit in die zin dat alle genoemde seksuele handelingen kunnen worden bewezen.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft aangevoerd dat alleen die handelingen die verdachte bekent, het in de mond nemen van de penis van aangever en het vastpakken/betasten van de penis van aangever, kunnen worden bewezen nu wat dat betreft is voldaan aan het bewijsminimum.
Voor wat betreft de overige tenlastegelegde handelingen stelt de verdediging zich op het standpunt dat naast een betrouwbare verklaring van de aangever de juistheid van de kern van de tenlastelegging ook uit andere bewijsmiddelen, afkomstig uit een andere bron dan aangever,moet blijken. Steunbewijs afkomstig uit een andere bron dan aangever is niet aanwezig. Verdachte zal van de overige tenlastegelegde handelingen moeten worden vrijgesproken.
Beoordeling door de rechtbank
Aangever verklaart dat verdachte hem benaderde met de vraag of hij in zijn tuin wilde komen werken. De ontuchtige handelingen zijn, aldus aangever, begonnen medio juli 2016 en geëindigd toen hij er met zijn pleegmoeder (mw. [getuige 1] ) over sprak, medio december 2016. In totaal is aangever zo’n 13 keer bij verdachte geweest in die periode. Aangever heeft verklaard dat verdachte veel drugs en alcohol had en dat er ook een doos met strings en bh’s aanwezig was. De ontuchtige handelingen vonden over het algemeen plaats in het schuurtje maar ook op de slaapkamer en de boot van verdachte. [3] Aangever verklaart ook dat verdachte geen erectie kon krijgen. [4] Mw. [getuige 1] verklaart dat, omdat aangever wel een zakcentje kon gebruiken, zij het goed vond dat aangever bij verdachte in de tuin ging werken. Dat was zo rond juni 2016. [5]
Aangever verklaart vervolgens dat verdachte zijn vinger meerdere keren in zijn anus heeft gedaan wat pijn deed. Toen hij zei dat het pijn deed stopte verdachte daarmee. Aangever verklaart bovendien dat het, op het moment dat verdachte zijn vinger in zijn anus stopte, het voelt alsof hij, aangever, moet poepen, [6] en dat verdachte met zijn billen/anus op hem ging zitten en bewegingen maakte over zijn penis. Verdachte ging met zijn anus op de penis van aangever zitten en ging met zijn lichaam heen en weer aldus aangever. [7]
Aangever weigerde in eerste instantie op het verzoek van verdachte in te gaan om zijn penis vast te houden. Verdachte pakt dan de hand van aangever en probeert die naar zijn penis te trekken. Aangever houdt de penis van verdachte dan één of twee tellen vast en trekt zijn hand dan gelijk terug of hij pakt zijn jas of iets wat hij vast kan pakken om daarmee de penis van verdachte aan te raken. [8]
De pleegmoeder van aangever, mw. [getuige 1] omschrijft aangever als een zorgzame jongen met ontzettend veel humor maar dat hij de laatste tijd schrikachtig is. Aangever kan goed liegen om te manipuleren maar dat past bij zijn problematiek. Je prikt er zo doorheen aangezien de verhalen dan inconsistent zijn. Als aangever liegt dan begint hij te hakkelen, als hij een verhaal duidelijk aan een stuk vertelt dan is het de waarheid. Op het moment dat aangever tegenover mw. [getuige 1] zijn verhaal doet herkende [getuige 1] weer de jongen zoals zij hem kent. Het was bijna een waterval, hij vertelde het heel concreet. Mw. [getuige 1] heeft nog even gedacht of aangever dit zo vertelde omdat hij gespijbeld had maar volgens mw. [getuige 1] kan aangever zo’n verhaal niet verzinnen en op zo’n manier vertellen, aan één stuk. [9]
Aangever heeft op verschillende momenten over het seksueel misbruik verklaard. De rechtbank acht de verklaring van aangever betrouwbaar en consistent. Daarnaast vindt zijn verklaring, met name ook de daarin beschreven context waarin het één en ander heeft plaatsgevonden, ook bevestiging in andere bewijsmiddelen.
Naast de handelingen die verdachte erkent en zoals in de vaststaande feiten worden omschreven, komen de verklaringen van verdachte en aangever op diverse overige onderdelen overeen. Zo bevestigt verdachte dat hij aangever in de tuin van zijn buurvrouw heeft zien werken, hij gevraagd heeft aan aangever of hij ook bij hem in de tuin wilde komen werken, dat hij aangever daarvoor betaalde en dat de door verdachte erkende ontuchtige handelingen plaatsvonden in het schuurtje / tuinhuisje. [10] Bovendien bevestigt verdachte dat hij geen erectie kan krijgen. [11]
Er zijn meer onderdelen uit de verklaring van aangever die door een andere bron bevestigd worden. De getuige [getuige 2] , ten tijde van het verhoor bij de politie 30 jaar, verklaart dat hij toen hij 15 à 16 jaar oud was bij verdachte kwamen dat verdachte toen met zijn vinger en zijn tong aan de anus van de getuige zat, verdachte getuige pijpte en verdachte aan de getuige vroeg of hij hem wilde aftrekken wat de getuige niet gedaan heeft. Ook de getuige verklaart over de “strings” waar aangever over verklaard heeft. [12]
Daarnaast spreekt getuige [getuige 3] er over dat hij zo’n tien jaar geleden, toen hij 15 jaar was, regelmatig met vrienden bij verdachte thuiskwam, waar ze bier te drinken kregen, er wiet op tafel kwam en verdachte hun pornofilms liet zien. [13]
Van de vijf tenlastegelegde ontuchtige handelingen erkent verdachte er twee. Voor wat betreft de overige drie handelingen bevindt zich alleen de verklaring van aangever in het dossier.
Op grond van het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat de verklaring van aangever in meer dan voldoende mate wordt ondersteund door andere verklaringen waarvan niet gezegd kan worden dat deze uit dezelfde bron (aangever) afkomstig zijn. Zo bevestigt verdachte zelf diverse onderdelen uit de verklaring van aangever, worden onderdelen uit de verklaring van aangever bevestigd door de getuige [getuige 2] die zijn verhaal doet over wat hem met verdachte is overkomen toen hij 15 à 16 jaar was en door getuige [getuige 3] , die ook spreekt van contacten van verdachte met jonge jongens in combinatie met aanwezigheid van drank, drugs en seksueel gerelateerde zaken.

3.Bewezenverklaring

Naar het oordeel van de rechtbank is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het tenlastegelegde heeft begaan, te weten dat:
hij op
één of meertijdstip
(pen
)gelegen in
of omstreeksde periode van de maand juli 2016 tot en met 14 december 2016 te Maasbommel, gemeente West Maas en Waal,
(telkens
)met [slachtoffer] , geboren op [geboortedatum 2] , die toen de leeftijd van zestien jaren nog niet had bereikt, buiten echt,
een of meerontuchtige handelingen heeft gepleegd, te weten het brengen van zijn, verdachtes, vinger
(s
)tegen en/of in de anus van die [slachtoffer] en/of met zijn, verdachtes, billen/anus zitten/bewegen op/over de penis van die [slachtoffer] en/of in zijn, verdachtes, mond nemen van de penis van die [slachtoffer] en/of het vastpakken/betasten van de penis van die [slachtoffer] en/of het laten vastpakken/betasten van zijn, verdachtes, penis door die [slachtoffer] ;
Wat meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard, is niet bewezen.
Verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.

4.De kwalificatie van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert op:
Met iemand beneden de leeftijd van zestien jaren buiten echt ontuchtige handelingen plegen, meermalen gepleegd.

5.De strafbaarheid van het feit

Het feit is strafbaar.

6.De strafbaarheid van de verdachte

Verdachte is strafbaar, nu geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit.

7.Overwegingen ten aanzien van straf en/of maatregel

Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft geëist dat verdachte ter zake van het tenlastegelegde zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 15 maanden waarvan 8 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 3 jaar met de bijzondere voorwaarden conform het reclasseringsadvies. Voorts vordert de officier van justitie een contactverbod met aangever.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat volstaan kan worden met een werkstraf. Een voorwaardelijke straf met daaraan verbonden de voorwaarden zoals door de reclassering omschreven is het meest passend in deze zaak. Tegen het opleggen van een contactverbod heeft verdachte geen bezwaar, maar uit het dossier komt geen enkele aanwijzing naar voren waaruit blijkt dat verdachte op enigerlei wijze contact heeft opgenomen met aangever.
Beoordeling door de rechtbank
De rechtbank heeft bij de bepaling van de op te leggen straf gelet op de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard, de omstandigheden waaronder dit is begaan, mede gelet op de persoon en de omstandigheden van de verdachte zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken, waarbij onder meer is gelet op:
- het uittreksel uit het algemeen documentatieregister, gedateerd 31 augustus 2017;
- een tweetal voorlichtingsrapporten van de Reclassering Nederland, gedateerd 20 januari 2017 en 3 oktober 2017;
De rechtbank overweegt als volgt.
Verdachte, een ten tijde van het plegen van de bewezenverklaarde feiten 65 jarige man, heeft met een 15 jarige jongen meerdere vergaande ontuchtige handelingen gepleegd. Daarbij heeft verdachte naar het oordeel van de rechtbank slechts oog gehad voor zijn eigen seksuele gevoelens en op geen enkele wijze rekening gehouden met het slachtoffer. Ondanks meerdere afwijzingen van het slachtoffer om hem bepaalde handelingen te laten verrichten bij verdachte bleef verdachte doorgaan om het slachtoffer toch zover te krijgen met als resultaat dat het slachtoffer zelf bij verdachte een enkele ontuchtige handeling heeft verricht.
Het is een feit van algemene bekendheid dat het verrichten van dergelijk vergaande seksuele handelingen bij jongeren ernstige gevolgen kan hebben voor de normale ontwikkeling maar met name voor de seksuele ontwikkeling van deze jongeren. Dat als gevolg van het moeten ondergaan van verregaande seksuele handelingen zoals bewezen bij een jongere sprake kan zijn van (ernstige) psychische schade is algemeen bekend. Het slachtoffer heeft een opsomming gegeven van zijn klachten, wat hij doormaakt en hoe hij bezig is zijn leven weer op de rails te krijgen. Daar komt bij dat het slachtoffer niet voor niets verbleef in een gezinsvervangend tehuis en al problemen had. Verdachte wist wat voor jongeren er in het huis waar het slachtoffer woont, verbleven, dat het jongeren waren met een probleem en verdachte heeft daarvan naar het oordeel van de rechtbank misbruik gemaakt.
Nu de rechtbank komt tot een volledige bewezenverklaring komt oplegging van een werkstraf niet meer in aanmerking. De rechtbank is van oordeel dat, gelet op de ernst van de feiten, de duur van het seksueel misbruik en de gevolgen welke deze voor het slachtoffer hebben gehad en nog kunnen hebben, uitsluitend een (deels) onvoorwaardelijke gevangenisstraf op zijn plaats is.
De rechtbank zal aan het voorwaardelijk deel van de op te leggen gevangenisstraf de bijzondere voorwaarden koppelen zoals door de reclassering geadviseerd.
De verdediging heeft, zo de rechtbank overweegt een gevangenisstraf op te leggen, het verzoek gedaan de zaak aan te houden opdat omtrent verdachte een psychologisch rapport wordt opgemaakt om meer over de persoonlijkheid van verdachte te weten te komen.
De rechtbank overweegt hierover als volgt. Noch uit het onderzoek ter terechtzitting noch uit de omtrent verdachte opgemaakte rapportage blijkt van enige detentieongeschiktheid van verdachte. Daarnaast zijn geen omstandigheden aannemelijk geworden c.q. aangevoerd die het nodig of noodzakelijk maken dat omtrent verdachte een psychologisch rapport zou moeten worden opgemaakt. Het voorwaardelijk door de verdediging gedaan verzoek om aanhouding wordt daarom afgewezen.
Het onder verdachte inbeslaggenomen en nog niet teruggegeven scheerapparaat kan aan verdachte worden teruggegeven.
7a. De beoordeling van de civiele vordering(en), alsmede de gevorderde oplegging van de schadevergoedingsmaatregel
De benadeelde [slachtoffer] heeft zich in het strafproces gevoegd ter verkrijging van schadevergoeding ter zake van het bewezenverklaarde feit. Gevorderd wordt een bedrag van € 17.249,36.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft verzocht de vordering van de benadeelde partij tot betaling van het gevorderde bedrag toe te wijzen, waarbij tevens de schadevergoedingsmaatregel ex artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht wordt opgelegd tot dit bedrag.
De officier van justitie heeft daartoe het volgende aangevoerd.
De immateriële schade is in voldoende mate onderbouwd. Kijkend naar de duur van de gepleegde handelingen en de persoon van aangever acht de officier van justitie de gevorderde immateriële schadevergoeding redelijk.
Datzelfde geldt voor de materiele schade zoals reiskosten, telefoonkosten en extra kosten voor begeleiding. Het is in voldoende mate omschreven waar de kosten aan verbonden zijn. Ook is nauwgezet uiteengezet waarom de reis naar Frankrijk nodig en noodzakelijk was en kunnen, aldus de officier van justitie, de kosten worden toegewezen zoals verzocht.
De studievertraging is lastig. Het slachtoffer moet één schooljaar overdoen en komt dus één jaar later op de arbeidsmarkt. Het slachtoffer had ook kunnen zeggen dat hij piloot wilde worden, maar hij beperkt zich tot zijn wens om het leger in te gaan. De letselschaderaad hanteert voor studievertraging forfaitaire bedragen die hoger zijn dat de bedragen die nu gevorderd worden. Daarom acht de officier van justitie hetgeen het slachtoffer vordert reëel en goed onderbouwd.
Het standpunt van de verdediging
Het moet evident vaststaan dat de gemaakte kosten volledig te wijten zijn aan het handelen van verdachte.
Voor de extra gezinskosten is geen onderbouwing voorhanden waarom die extra begeleiding noodzakelijk is en waarom daar speciaal iemand voor ingehuurd moest worden.
De reis naar Frankrijk is, gelet op de vordering, geboekt vanwege de dreiging en onrust mede veroorzaakt door de ouders van aangever. Er wordt gesteld dat er onrust is in het dorp en de kinderen zich gevangen voelden in hun huis. Uit het einddossier blijkt niet van een dergelijk dreigen.
Het derde schooljaar laat ten opzichte van het vierde schooljaar geen sterke daling in de cijfers zien, zoals wordt aangevoerd. De studievertraging is niet alleen te wijten aan de gebeurtenissen maar tevens, zo blijkt uit een brief van de examencoördinator, door examenstress.
De verdediging is van oordeel dat de vordering, ook voor wat betreft het immateriële deel, te ingewikkeld en onvoldoende onderbouwd is en daarmee een onevenredig zware belasting is van de strafzaak en dus niet-ontvankelijk moet worden verklaard.
Beoordeling door de rechtbank
Naar het oordeel van de rechtbank is, op grond van de gebezigde bewijsmiddelen en hetgeen verder ter terechtzitting met betrekking tot de vordering is gebleken, komen vast te staan dat de benadeelde partij als gevolg van het bewezen verklaarde schade heeft geleden, waarvoor verdachte naar burgerlijk recht aansprakelijk is.
De immateriële schade.
Voor wat betreft de immateriële schade zal de rechtbank een bedrag van € 3.500,-- bij wijze van eenvoudig vast te stellen gedeelte toewijzen. De immateriële schade wordt door de benadeelde partij onderbouwd waarbij de benadeelde partij wordt omschreven als een minderjarige die vanwege zijn achtergrond al kwetsbaar is en suïcidale gedachten heeft gehad. Daarnaast is bij de benadeelde partij PTSS vastgesteld. Om vast te stellen in hoeverre het bewezenverklaarde heeft bijgedragen aan de omschreven immateriële schade is nadere informatie nodig. Omdat behandeling daarvan naar het oordeel van de rechtbank een onevenredige belasting van het strafgeding oplevert zal de benadeelde partij voor het meerdere niet-ontvankelijk worden verklaard.
De materiële schade.
De materiële schade is onder te verdelen in reiskosten (€ 461,36), porto- en telefoonkosten (€ 50,--), extra gezinskosten (€ 1.593,90 personeelskosten en € 1.044,82 reis Frankrijk) en studievertraging (€ 7.599,28).
De gevorderde reiskosten, porto- en telefoonkosten kunnen worden toegewezen zoals verzocht nu deze naar het oordeel van de rechtbank in voldoende mate zijn onderbouwd en kosten zijn die het rechtstreekse gevolg zijn van het bewezenverklaarde feit.
Voor wat betreft de overige posten, extra gezinskosten en studievertraging, is de rechtbank van oordeel dat het causaal verband tussen deze kosten en het bewezenverklaarde feit in onvoldoende mate is onderbouwd en verdere behandeling daarvan naar het oordeel van de rechtbank een onevenredige belasting van het strafgeding oplevert. De benadeelde partij zal ten aanzien van deze posten niet-ontvankelijk worden verklaard.
Gelet op het vorenstaande ziet de rechtbank aanleiding om aan verdachte op basis van het bepaalde in artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht de verplichting op te leggen tot betaling aan de Staat van het toe te wijzen bedrag ten behoeve van genoemde benadeelde partij.
De gevorderde en toe te wijzen rente, zijn daar niet bij inbegrepen. De gevorderde wettelijke rente is toewijsbaar vanaf 14 juli 2016.

8.De toegepaste wettelijke bepalingen

De beslissing is gegrond op de artikelen 10, 14a, 14b, 14c, 14d, 24c, 36f, 57 en 247 van het Wetboek van Strafrecht.

9.De beslissing

De rechtbank:
 verklaart bewezen dat verdachte het tenlastegelegde, zoals vermeld onder punt 3, heeft begaan;
 verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij;
 verstaat dat het aldus bewezenverklaarde oplevert het strafbare feit zoals vermeld onder punt 4;
 verklaart verdachte hiervoor strafbaar;
veroordeelt verdachte wegens het bewezenverklaarde tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
15 (vijftien) maanden;
 bepaalt, dat van deze gevangenisstraf een gedeelte, te weten 8 (acht) maanden,
niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, wegens niet nakoming van na te melden voorwaarden voor het einde van de proeftijd die op drie jaren wordt bepaald;
 de algemene voorwaarden dat de veroordeelde:
- zich voor het einde daarvan niet zal schuldig maken aan een strafbaar feit;
- ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit zijn medewerking zal verlenen aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 Wet op de identificatieplicht ter inzage zal aanbieden;
- zijn medewerking zal verlenen aan het door de Reclassering Nederland te houden toezicht, bedoeld in artikel 14d, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen.
 de bijzondere voorwaarden dat de veroordeelde:
- zich zal houden aan de aanwijzingen die de Reclassering Nederland geeft voor zover deze niet reeds zijn opgenomen in een andere bijzondere voorwaarde. Veroordeelde meldt zich bij de Reclassering Nederland te Nijmegen (tel 088-8041405) zoals afgesproken in het huidige reclasseringstoezicht. Veroordeelde moet zich blijven melden, zo frequent als de Reclassering Nederland dat nodig acht;
- wordt verplicht om diagnostiek te laten verrichten en zich te laten behandelen bij de forensische polikliniek Kairos of een soortgelijke ambulante (forensische) zorg, zulks ter beoordeling van de Reclassering, waarbij veroordeelde zich zal houden aan de aanwijzingen die hem in het kader van die behandeling door of namens de instelling/behandelaar zullen worden gegeven, indien en zolang de Reclassering dit noodzakelijk acht;
- gedurende de proeftijd op geen enkele wijze, direct of indirect, contact zal opnemen, zoeken of hebben met [slachtoffer] , zolang de reclassering dit noodzakelijk acht.
 Geeft opdracht aan de Reclassering Nederland tot het houden van toezicht op de naleving van voormelde bijzondere voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden (artikel 14d, tweede lid van het Wetboek van Strafrecht).

Beslissing op de vordering van de benadeelde partij:

veroordeelt verdachte ten aanzien van het bewezenverklaarde feit tot betaling van schadevergoeding aan de benadeelde partij [slachtoffer] , van een bedrag van € 4.011,36 (vierduizendelf euro en zesendertig eurocent), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 14 juli 2016 tot aan de dag der algehele voldoening en met betaling van de kosten van het geding en de tenuitvoerlegging door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil;
  • verklaart de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk in de vordering;
  • legt aan veroordeelde de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van de benadeelde partij [slachtoffer] , een bedrag te betalen van € 4.011,36 (vierduizendelf euro en zesendertig eurocent), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 14 juli 2016 tot aan de dag der algehele voldoening, met bepaling dat bij gebreke van betaling en verhaal van de hoofdsom 50 (vijftig) dagen hechtenis zal kunnen worden toegepast zonder dat de betalingsverplichting vervalt;
  • bepaalt dat, indien veroordeelde heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat daarmee de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij in zoverre komt te vervallen en andersom dat, indien veroordeelde heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat in zoverre komt te vervallen;
Dit vonnis is gewezen door mr. M.C. Gerritsen, voorzitter, mr. L.C.P. Goossens en mr. G. Noordraven, rechters, in tegenwoordigheid van R. van Dijk, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 26 oktober 2017.

Voetnoten

1.Het bewijs is terug te vinden in het in de wettelijke vorm door een verbalisant van de politie Oost Nederland, district Gelderland-Zuid, opgemaakte proces-verbaal, dossiernummer PL2016617305, gesloten op 9 april 2017 en in de bijbehorende in wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal en overige schriftelijke bescheiden, tenzij anders vermeld. De vindplaatsvermeldingen verwijzen naar de pagina’s van het doorgenummerde dossier, tenzij anders vermeld.
2.Verslag verbatim studioverhoor inhoudende de verklaring van aangever (pagina’s 48, 53, 56), de verklaring van verdachte, afgelegd ter terechtzitting d.d. 12 oktober 2017;
3.Verslag verbatim studioverhoor inhoudende de verklaring van aangever (pagina’s 43, 45, 52, 53, 63);
4.Verslag verbatim studioverhoor inhoudende de verklaring van aangever (pag. 73 halverwege);
5.Proces-verbaal verhoor getuige [getuige 1] (pag. 30, vierde alinea);
6.Verslag verbatim studioverhoor inhoudende de verklaring van aangever (pagina’s 51, 67 en 68);
7.Verslag verbatim studioverhoor inhoudende de verklaring van aangever (pagina’s 48, 54, 58, 59);
8.Verslag verbatim studioverhoor inhoudende de verklaring van aangever (pagina’s 52, 74);
9.Proces-verbaal verhoor getuige [getuige 1] (pag. 27 5e alinea)
10.Een proces-verbaal verhoor verdachte (pag. 181 en 182);
11.Verklaring verdachte ter terechtzitting d.d. 12 oktober 2017;
12.Een proces-verbaal van bevindingen (pag. 139 e.v.);
13.Proces-verbaal van verhoor getuige (p. 143 e.v.);