Financiële opbrengst per oogst
De daadwerkelijke verkoopprijs van de hennep kon niet worden vastgesteld. Volgens het BOOM-rapport bedraagt dit minimaal EUR 3280,00 per kilogram.
De totale bruto opbrengst
per oogstbedraagt minimaal 2,056 kilogram x EUR 3280,00
= EUR 6743,68.
(…)
De gebruikte elektrische apparaten in de groeitent gebruiken bij een kweek van 10 weken (1 volledige kweek) 4259 kWh. Bij
2volledige kweken zou het totaal gebruik aan elektra uitkomen op 8518 kWh (8518 kWh x 0,23 euro = 1959,14 euro).
(…)”
3. Bij vonnis van de politierechter van Rechtbank Midden-Nederland van 18 november 2015 is eiseres veroordeeld ter zake van het medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 3 onder C van de Opiumwet gegeven verbod op 30 september 2013. Bij vonnis van dezelfde datum heeft de politierechter het wederrechtelijk verkregen voordeel vastgesteld op € 1.000. Daarbij is hij aangesloten bij de verklaring van eiseres ter zitting dat zij de schuur verhuurde voor € 100 per maand.
4. Bij het doen van aangifte IB/PVV voor het jaar 2013 heeft eiseres geen inkomsten uit hennepteelt aangegeven. Door verweerder is bij het vaststellen van de aanslagen een bedrag van € 13.487 als resultaat uit overige werkzaamheden aangemerkt. Verder is op grond van artikel 67e van de Algemene wet inzake rijksbelastingen (hierna: AWR) een vergrijpboete van 40% van de nagevorderde belasting opgelegd.
5. In geschil is of verweerder terecht en tot het juiste bedrag inkomsten uit hennepteelt heeft belast en of de vergrijpboete terecht en tot het juiste bedrag is opgelegd.
Beoordeling van het geschil
6. Verweerder heeft gesteld dat eiseres de vereiste aangifte niet heeft gedaan door de inkomsten uit hennepteelt daarin niet aan te geven. Hierdoor is volgens verweerder een relatief en absoluut aanzienlijk bedrag aan belasting niet geheven. Dit dient te leiden tot omkering en verzwaring van de bewijslast. Op verweerder rust de bewijslast om aannemelijk te maken dat de vereiste aangifte niet is gedaan.
7. Verweerder stelt dat eiseres twee oogsten heeft voltooid voordat de politie op 30 september 2013 de kwekerij heeft aangetroffen. Hij verwijst daarvoor naar het rapport van 12 maart 2015 en de daarin opgenomen feiten.
8. Met verwijzing naar het rapport berekening wederrechtelijk verkregen voordeel hennepkwekerij van 12 maart 2015 en de daarin opgenomen feiten en berekeningen heeft verweerder naar het oordeel van de rechtbank in dit geval niet aannemelijk gemaakt dat de vereiste aangifte niet is gedaan. Daarbij overweegt de rechtbank als volgt.
9. Eiseres heeft gesteld dat zij cocaïneverslaafd is geweest. Zij had een schuld bij haar dealer en daarom heeft zij hem in de gelegenheid gesteld in haar schuur hennep te kweken. Zij heeft bij de politie verschillende verklaringen afgelegd, omdat zij van de dealer moest zeggen dat ze het allemaal zelf had gedaan. Hij bedreigde haar.
10. De rechtbank acht de verklaring van eiseres geloofwaardig. Daarbij is van belang dat bekend is dat een werkwijze als door eiseres beschreven is vaker voorkomt. Het feit dat eiseres niet illegaal stroom heeft afgetapt ondersteunt de geloofwaardigheid van haar verklaring. Daar komt bij dat uit de veroordeling van de politierechter kan worden afgeleid dat hij haar verklaring eveneens heeft gevolgd, nu eiseres niet is veroordeeld voor het telen van hennep maar voor het aanwezig hebben van hennep op de datum waarop de hennepkwekerij is aangetroffen (30 september 2013) en het verkregen voordeel is begroot op de huur die zij stelt te hebben ontvangen van de dealer.
11. Als uitgangspunt bestaat er naar het oordeel van de rechtbank aanleiding inkomsten uit de hennepkwekerij aan eiseres toe te rekenen. Op grond van het stroomverbruik, dat blijkens het rapport van 12 maart 2015 in de periode van 1 januari 2013 tot 30 september 2013 opvallend hoog was, is de rechtbank van oordeel dat het aannemelijk is dat er ten minste twee oogsten hebben plaatsgevonden, zoals verweerder stelt. De rechtbank acht het aannemelijk dat de opbrengst uit de hennepkwekerij werd gebruikt om de schuld van eiseres aan de dealer af te lossen. Zij heeft dus voordeel behaald, in die zin dat haar schuld is afgenomen. Wat dat betreft is er dus geen aanleiding aan te sluiten bij de uitgangspunten van de strafrechter. De rechtbank dient op basis van een eigen weging van het bewijs een oordeel te geven over de belastingrechtelijke gevolgen.
12. Eiseres heeft verklaard dat haar schuld aan de dealer € 900 bedroeg. Verweerder heeft ter zitting terecht opgemerkt dat dit bedrag door eiseres niet eerder is genoemd en niet is onderbouwd. Verweerder heeft echter de hoogte van het bedrag ook niet concreet betwist. Mede gelet op de ver strekkende gevolgen van de omkering van de bewijslast is de rechtbank van oordeel dat zonder aanwijzingen dat de verklaring van eiseres onjuist is, van de juistheid daarvan moet worden uitgegaan.
13. Naast de aflossing van de schuld is van belang dat eiseres maandelijks voor € 100 aan cocaïne van de dealer ontving. Aangezien zij hiervoor niet hoefde te betalen, moet ook dit fiscaalrechtelijk als een voordeel worden gezien. Het verband met de exploitatie van de hennepkwekerij acht de rechtbank ook zodanig nauw dat ook dit voordeel als resultaat uit de hennepkwekerij moet worden beschouwd. Uitgaand van de periode van 1 januari tot 30 september 2013 begroot de rechtbank dit voordeel, evenals de strafrechter, op € 1.000. In totaal is het voordeel daarmee ten minste € 1.900. De rechtbank laat gelet op hetgeen hierna wordt overwogen in het midden of het bedrag van € 1.000 als huur moet worden gezien en dan opgaat in het eigenwoningforfait, zoals verweerder meer subsidiair heeft betoogd.
14. Tegenover deze opbrengsten staan in dit geval kosten, die voor aftrek in aanmerking komen. Eiseres is alleen veroordeeld voor het aanwezig hebben van hennepplanten op 30 september 2013. Daarmee is zij dus niet veroordeeld voor enig strafbaar feit ter zake van de twee oogsten die voor die tijd al hadden plaatsgevonden. Verweerder heeft in dat licht ten onrechte geen aftrek toegelaten van kosten. De rechtbank merkt op dat in dit geval zich niet de situatie van artikel 3.95 en artikel 3.14, eerste lid, letter d, van de Wet inkomstenbelasting 2001 (hierna: Wet IB) voordoet. Kosten zijn niet aftrekbaar wanneer zij verband houden met een strafrechtelijke veroordeling. Daarvan is hier geen sprake voor zover het gaat om de kosten die in het rapport van 12 maart 2015 zijn opgenomen voor afschrijvingen, stekken, variabele kosten en elektriciteit. Die kosten hebben allemaal betrekking op de oogsten die in het resultaat uit overige werkzaamheden zijn betrokken en hebben geen betrekking op de aangetroffen hennepplanten. Dat het bij de misdrijven bedoeld in artikel 3.14, eerste lid, letter d, van de Wet IB daadwerkelijk zo nauw luistert kan worden afgeleid uit het arrest van de Hoge Raad van 7 december 2007, ECLI:NL:HR:2007:BA1113. Daar stond een veroordeling ter zake van transport van verdovende middelen niet aan aftrek ter zake van aanschafkosten in de weg. Overigens is de rechtbank uit andere zaken bekend dat verweerder dit onderscheid gewoonlijk ook maakt (vergelijk Rechtbank Gelderland 17 oktober 2017, ECLI:NL:RBGEL:2017:5405). 15. Gelet hierop dient rekening te worden gehouden met een bedrag aan kosten voor elektriciteit. De rechtbank acht het aannemelijk dat de andere kosten die zijn genoemd in het rapport van 12 maart 2015 (aanschaf stekken, afschrijving e.d.) voor rekening van de cocaïnedealer zijn gebleven. In het rapport is uitgegaan van een bedrag van € 1.959,14 aan elektriciteitskosten. Wanneer dit bedrag in mindering wordt gebracht op het voordeel van € 1.900 resteert geen resultaat.
16. Het voorgaande leidt in de eerste plaats tot de conclusie dat de bewijslast niet wordt omgekeerd. Er is zelfs geen aanleiding om af te wijken van de aangifte. Eiseres heeft niet betoogd dat een bedrag van € 59 als negatief resultaat in aanmerking moet worden genomen en de rechtbank ziet daar ook geen reden toe: zolang niet te verwachten valt dat de opbrengst hoger zal zijn dan de kosten, is geen sprake van een bron van inkomsten. Gelet op de verklaring van eiseres kan overigens ook worden betwijfeld of aan de overige criteria voor de aanwezigheid van een bron is voldaan.
17. Op grond van het voorgaande dient het belastbaar inkomen uit werk en woning te worden verminderd met € 13.487 tot € 21.413. Het beroep is dus gegrond. De aanslag wordt verminderd. Daarnaast wordt de beschikking belastingrente vernietigd. Verweerder dient met inachtneming van deze beslissing te beoordelen in hoeverre aan eiseres belastingrente dient te worden vergoed.
18. Aangezien het belastbaar inkomen uit werk en woning wordt verminderd tot het bedrag dat is vermeld in de aangifte, dient ook de boetebeschikking te worden vernietigd.
19. Omdat er per saldo geen resultaat uit overige werkzaamheden is genoten, is ook het beroep ter zake van de aanslag inkomensafhankelijke bijdrage ZVW gegrond. Die aanslag wordt eveneens vernietigd. Dit geldt ook voor de desbetreffende beschikking belastingrente.
20. De rechtbank vindt aanleiding verweerder te veroordelen in de kosten die eiseres in verband met de behandeling van de beroepen redelijkerwijs heeft moeten maken. Deze kosten zijn op de voet van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vastgesteld op € 990 (1 punt voor het beroepschrift, 1 punt voor het verschijnen ter zitting met een waarde per punt van € 495, een factor 1 vanwege samenhang en een wegingsfactor 1). Van overige voor vergoeding in aanmerking komende kosten is de rechtbank niet gebleken.