ECLI:NL:RBGEL:2017:5489

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
23 oktober 2017
Publicatiedatum
23 oktober 2017
Zaaknummer
AWB - 16 _ 3604 en 16_3610
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bestuursrechtelijke geschillen over vergunning sluitingstijd horeca en proceskostenvergoeding

In deze zaak, behandeld door de Rechtbank Gelderland op 23 oktober 2017, zijn eisers sub 1 en sub 2 in beroep gegaan tegen het besluit van de burgemeester van de gemeente Wageningen, die op 27 januari 2016 een vergunning had verleend aan een horecagelegenheid om op donder-, vrij- en zaterdagen tot 1.30 uur geopend te zijn. De eisers betogen dat deze vergunning leidt tot onevenredige aantasting van hun woongenot door geluidshinder. De rechtbank heeft de beroepen, geregistreerd onder de zaaknummers AWB 16/3604 en 16/3610, ongegrond verklaard.

De rechtbank overweegt dat de burgemeester bij het verlenen van de vergunning beleidsvrijheid heeft en dat de belangen van de horecagelegenheid niet zonder meer ondergeschikt zijn aan de belangen van de omwonenden. De rechtbank concludeert dat de burgemeester niet gehouden was om het primaire besluit te herroepen, ondanks de bezwaren van de eisers. De rechtbank heeft ook geoordeeld dat de eisers geen recht hebben op vergoeding van de proceskosten die zij tijdens de bezwaarfase hebben gemaakt, omdat het bestreden besluit niet is herroepen wegens onrechtmatigheid.

De uitspraak is gedaan door een meervoudige kamer, bestaande uit de voorzitter en twee rechters, en is openbaar uitgesproken. Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND

Zittingsplaats Arnhem
Bestuursrecht
zaaknummers: AWB 16/3604 en 16/3610

uitspraak van de meervoudige kamer van

in de zaken tussen

[eiser] en [eiser], beiden te [woonplaats], eisers sub 1 (gemachtigde:

mr. T.E.P.A. Lam); en
[eiser sub 2],
[eiser sub 2],
[eiser sub 2],
[eiser sub 2],
[eiser sub 2],
[eiser sub 2],
, [eiser sub 2], [eiser sub 2]en
[eiser sub 2], allen te [woonplaats], eisers sub 2 (gemachtigde: [eiser sub 2]);
en

de burgemeester van de gemeente Wageningen, verweerder.

Derde-partij: de vennootschap [derde partij], te [woonplaats](gemachtigde: mr. P.H.N. van Spanje).

Procesverloop

Bij besluit van 27 januari 2016 (hierna: primaire besluit) heeft verweerder voor het jaar 2016 aan derde-partij vergunning verleend om de binnenruimte van een horecagelegenheid op de donder-, vrij- en zaterdagen tot 1.30 uur geopend te hebben.
Bij besluit van 10 mei 2016 (hierna: bestreden besluit) heeft verweerder de bezwaren van eisers ongegrond verklaard en het primaire besluit in stand gelaten.
Op 17 juni 2016 hebben eisers sub 1 beroep tegen het bestreden besluit ingesteld. Dit beroep is bekend onder zaaknummer 16/3604.
Op 17 juni 2016 hebben eisers sub 2 beroep tegen het bestreden besluit ingesteld. Dit beroep is bekend onder de zaaknummers 16/3610.
Op 23 augustus 2016 heeft verweerder een verweerschrift ingediend.
Op 22 mei 2017 is tijdens een comparitie met partijen over de beroepen gesproken.
Op 22 september 2017 heeft verweerder een nader verweerschrift ingediend.
Op 5 oktober 2017 zijn de beroepen tegelijkertijd behandeld tijdens een zitting. Daarbij waren aanwezig:
- mr. T.E.P.A. Lam, die werd vergezeld door [eiser];
- [eiser sub 2], die werd vergezeld door [eiser sub 2],
- mr. V.A. Textor namens verweerder, die werd vergezeld door S. Hendriks;
- mr. P.H.N. van Spanje, die werd vergezeld door [derde partij] en [derde partij].

Overwegingen

Inleiding
1. Op het adres [adres] te [woonplaats] (hierna: perceel) exploiteert derde-partij een horecagelegenheid met de naam [derde partij]. De horecagelegenheid bestaat uit een café- en lunchruimte, een zaal (‘de gelagkamer’) en een terras (‘buitentuin’). Een deel van het terras is overdekt met een veranda.
2. Eisers betogen dat de huidige exploitatie van de horecagelegenheid leidt tot een onevenredige aantasting van hun woongenot, met name vanwege geluidhinder. Daarom willen zij dat verweerder de exploitatie aan banden legt. Tegen deze achtergrond moeten de diverse geschillen tussen partijen worden gesitueerd.
Omvang van de gedingen
3. Partijen worden verdeeld gehouden over de vraag of verweerder is gehouden tot vergoeding van de proceskosten die eisers tijdens de bezwaarfase hebben gemaakt.
Wettelijk kader
4. Ingevolge artikel 7:15, tweede lid, van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb) worden de kosten die de belanghebbende in verband met de behandeling van het bezwaar redelijkerwijs heeft moeten maken, door het bestuursorgaan uitsluitend vergoed op verzoek van de belanghebbende voor zover het bestreden besluit wordt herroepen wegens aan het bestuursorgaan te wijten onrechtmatigheid.
Oordeel van de rechtbank
5. Inmiddels geldt het primaire besluit niet meer. Desondanks hebben eisers nog voldoende procesbelang bij een inhoudelijke toetsing van het bestreden besluit, aangezien zij tijdens de bezwaarfase hebben verzocht om vergoeding van de gemaakte proceskosten. Om daarover een uitspraak te doen, moet de rechtbank – gelet op de voorwaarden om toepassing te geven aan artikel 7:15, tweede lid, van de Awb – de rechtmatigheid van het primaire besluit beoordelen.
6. Vandaag heeft de rechtbank uitspraak gedaan op het beroep, bekend onder zaaknummer 17/5075, van derde-partij tegen het besluit van verweerder van 18 september 2017. Bij dit besluit heeft verweerder geweigerd om te bepalen dat de horecagelegenheid op de donder-, vrij- en zaterdagen tot 1.30 uur mag zijn geopend.
7. De rechtbank heeft het beroep tegen het besluit van 18 september 2017 ongegrond verklaard. Hiermee is echter – anders dan eisers blijkbaar veronderstellen – niet zonder meer gezegd dat verweerder het primaire besluit in deze zaak had moeten herroepen. Daartoe overweegt de rechtbank – onder verwijzing naar de uitspraak met zaaknummer 15/5075 – dat verweerder bij de beantwoording van de vraag of toepassing aan artikel 2.29, derde lid, van de Algemene Plaatselijke Verordening 2014 wordt gegeven, beschikt over beleidsvrijheid. Verweerder heeft daarbij de mogelijkheid om terug te komen van een eerder gemaakte keuze op basis van nieuw gebleken feiten en/of veranderde beleidsmatige inzichten. Verweerder heeft in zijn besluit van 18 september 2017 van die mogelijkheid gebruik gemaakt. De rechtbank mag het gebruik van de beleidsvrijheid slechts terughoudend toetsen. In dat licht ziet de rechtbank geen grond voor het oordeel dat verweerder in 2016 redelijkerwijs meer gewicht had moeten hechten aan het belang van eisers bij het volledig behoud van hun woongenot dan aan het belang van derde-partij bij een zo rendabel mogelijke exploitatie van de horecagelegenheid.
Conclusie
8. De rechtbank concludeert dat verweerder rechtens niet was gehouden tot herroeping van het primaire besluit ten gunste van eisers. Naar het oordeel van de rechtbank heeft verweerder het verzoek om vergoeding van de tijdens de bezwaarfase gemaakte proceskosten dan ook terecht afgewezen.
9. De rechtbank zal de beroepen ongegrond verklaren. Daarom ziet zij geen reden om verweerder te veroordelen tot vergoeding van de proceskosten die eisers tijdens de beroepsfase hebben gemaakt.

Beslissing

De rechtbank verklaart de beroepen ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. L.M. Koenraad, voorzitter, mr. J.H. van Breda en
mr. M.J.M. Verhoeven, rechters, in tegenwoordigheid van mr. E. Mengerink, griffier.
De beslissing is in het openbaar uitgesproken op:
griffier
voorzitter
Afschrift verzonden aan partijen op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State. Als hoger beroep is ingesteld, kan bij de voorzieningenrechter van de hogerberoepsrechter worden verzocht om het treffen van een voorlopige voorziening of om het opheffen of wijzigen van een bij deze uitspraak getroffen voorlopige voorziening.