ECLI:NL:RBGEL:2017:5488

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
23 oktober 2017
Publicatiedatum
23 oktober 2017
Zaaknummer
AWB - 17_5075
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bestuursrechtelijke geschil over sluitingstijden van horecagelegenheid in Wageningen

In deze zaak heeft de Rechtbank Gelderland op 23 oktober 2017 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijk geschil tussen eiseres, een horecagelegenheid in Wageningen, en de burgemeester van de gemeente Wageningen, die als verweerder optreedt. Eiseres had een vergunning aangevraagd om haar horecagelegenheid op donderdag, vrijdag en zaterdag tot 1.30 uur geopend te hebben. De burgemeester verleende aanvankelijk deze vergunning, maar herroept deze later op basis van bezwaren van derde-partijen die stellen dat de exploitatie leidt tot onevenredige aantasting van hun woongenot door geluidhinder. Eiseres heeft hiertegen beroep ingesteld.

De rechtbank heeft de zaak behandeld en geconcludeerd dat de burgemeester beleidsvrijheid heeft bij het vaststellen van sluitingstijden. De rechtbank oordeelt dat de belangenafweging die de burgemeester heeft gemaakt niet onredelijk is, en dat de bezwaren van de derde-partijen terecht zijn. De rechtbank wijst erop dat eiseres niet voldoende heeft onderbouwd dat de burgemeester in strijd met het gelijkheidsbeginsel heeft gehandeld, en dat er geen bewijs is dat de sluitingstijden onterecht zijn vastgesteld. De rechtbank verklaart het beroep van eiseres ongegrond en ziet geen reden om de burgemeester te veroordelen tot vergoeding van proceskosten.

De uitspraak is openbaar gemaakt en partijen zijn op de hoogte gesteld van hun recht om binnen zes weken hoger beroep in te stellen bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND

Zittingsplaats Arnhem
Bestuursrecht
zaaknummer: AWB 17/5075

uitspraak van de meervoudige kamer van

in de zaak tussen
[eiseres] ’, te [woonplaats] , eiseres (gemachtigde: mr. P.H.N. van Spanje),
en

de burgemeester van de gemeente Wageningen, verweerder (gemachtigde:

mr. V.A. Textor).
Derde-partijen:
-
[belanghebbende]en
[belanghebbende], beiden te [woonplaats] (gemachtigde:
mr. T.E.P.A. Lam); en
-
[belanghebbende],
[belanghebbende],
[belanghebbende],
[belanghebbende],
[belanghebbende],
[belanghebbende],
, [belanghebbende] en [belanghebbende]en
[belanghebbende], allen te [woonplaats] , (gemachtigde: [belanghebbende] )

Procesverloop

Bij besluit van 6 april 2017 (hierna: primair besluit) heeft verweerder aan eiseres vergunning verleend om de binnenruimte van een door haar geëxploiteerde horecagelegenheid op donderdag, vrijdag en zaterdag tot 1.30 uur geopend te hebben, met de toevoeging dat deze ontheffing geldt tot en met 31 december 2017.
Bij besluit van 18 september 2017 (hierna: bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van derde-partijen gegrond verklaard, het primaire besluit herroepen en de daarin vervatte vergunning alsnog geweigerd. Dit betekent dat de horecagelegenheid dagelijks tot uiterlijk 0.00 uur mag zijn geopend.
Op 27 september 2017 heeft eiseres beroep tegen het bestreden besluit ingesteld.
Op 3 oktober 2017 heeft verweerder een verweerschrift ingediend.
Op 5 oktober 2017 is het beroep behandeld tijdens een zitting. Daarbij waren aanwezig:
- mr. P.H.N. van Spanje, die werd vergezeld door [betrokkene] en [betrokkene] ;
- mr. T.E.P.A. Lam, die werd vergezeld door [belanghebbende] ;
- [belanghebbende] en [belanghebbende] ;
- mr. V.A. Textor namens verweerder, die werd vergezeld door S. Hendriks.

Overwegingen

Inleiding
1. Eiseres exploiteert op het adres [adres] te [woonplaats] (hierna: perceel) een horecagelegenheid met de naam [eiseres] ’. De horecagelegenheid bestaat uit een café- en lunchruimte, een zaal (‘de gelagkamer’) en een terras (‘buitentuin’). Een deel van het terras is overdekt met een veranda.
2. Derde-partijen stellen dat de huidige exploitatie van de horecagelegenheid leidt tot een onevenredige aantasting van hun woongenot, met name vanwege geluidhinder. Daarom willen zij dat verweerder de exploitatie van de horecagelegenheid aan banden legt. Tegen deze achtergrond moeten de diverse geschillen tussen partijen worden gesitueerd.
Omvang van het geding
3. Partijen worden verdeeld gehouden door het antwoord op de vraag of verweerder de openingstijden van de horecagelegenheid op de donder-, vrij- en zaterdagen – net als in het primaire besluit – had moeten vaststellen op 1.30 uur.
Wettelijk kader
4.1.
Ingevolge artikel 2:29, eerste lid, van de Algemene plaatselijke verordening 2014 (hierna: APV) is het de exploitant verboden de openbare inrichting (als bedoeld in artikel 2:27, eerste lid, aanhef en onder a van de APV) voor bezoekers geopend te hebben, of bezoekers in het horecabedrijf te laten verblijven, tussen 0.00 uur en 6.00 uur.
4.2.
Ingevolge artikel 2:29, derde lid, van de APV kan de burgemeester door middel van een besluit andere sluitingstijden vaststellen voor een afzonderlijke openbare inrichting.
Beleid
5.1.
Verweerder heeft de bevoegdheid tot toepassing van artikel 2.29, derde lid, van de APV ingekaderd door middel van de – door hem op 24 oktober 2006 vastgestelde, en nadien gepubliceerde – Beleidsregel sluitingstijden voor horecabedrijven in de gemeente Wageningen 2006 (hierna: Beleidsregel).
5.2.
Volgens artikel 3.1 van de Beleidsregel kan in gebied 2 en gebied 3 (in de zin van dit besluit) aan ondernemers een vergunning worden verleend om een café of restaurant op donderdag, vrijdag en zaterdag tot de volgende ochtend 2.00 uur geopend te hebben.
Oordeel van de rechtbank
6.1.
Bij de beantwoording van de vraag of toepassing aan artikel 2.29, derde lid, van de APV wordt gegeven, beschikt verweerder over beleidsvrijheid. De rechtbank mag het gebruik van die vrijheid slechts terughoudend toetsen. Dit wordt niet anders door wat in artikel 3.1 van de Beleidsregel is bepaald, aangezien daar slechts is aangegeven in welke gevallen verweerder een andere sluitingstijd
kanvaststellen.
6.2.
De verwijzing naar artikel 11 van de Beleidsregels kan eiseres niet baten. Die bepaling heeft immers slechts betrekking op het incidenteel – maximaal vier keren per kalenderjaar – afwijken van de in artikel 2.29, eerste lid, van de APV neergelegde uitgangspunt. Het gaat eiseres echter om het structureel – wekelijks – afwijken van dat uitgangspunt.
6.3.
De verwijzing naar artikel 15 van de Beleidsregels kan eiseres evenmin baten. Die bepaling heeft immers slechts betrekking op het ambtshalve intrekken van een vergunning. Het bestreden besluit behelst echter een heroverweging van een besluit op grondslag van een ontvankelijk bezwaar. Het bestreden besluit kan dan ook niet worden aangemerkt als een sanctie ten laste van eiseres.
7. Blijkens de gedingstukken en de daarover ter zitting afgelegde verklaringen hecht verweerder meer gewicht aan het belang van de derde-partijen bij het behoud van hun woongenot dan aan het belang van eiseres bij een zo rendabel mogelijke exploitatie van de horecagelegenheid. De rechtbank acht dit resultaat van de door verweerder gemaakte belangenafweging niet onredelijk.
8.1.
Wie betoogt dat een besluit in strijd komt met een algemeen beginsel van behoorlijk bestuur, moet dit betoog adstrueren aan de hand van concrete en objectief te controleren feiten. Vervolgens ligt het op de weg van het bestuursorgaan om die feiten te waarderen.
8.2.
Het betoog inzake de strijd met het gelijkheidsbeginsel is gebaseerd op de stelling dat alle horecabedrijven in Wageningen desgevraagd een vergunning als bedoeld in artikel 2.29, derde lid, van de APV krijgen. Die stelling is echter niet nader onderbouwd met concrete voorbeelden, en ziet – blijkens de formulering van het beroepschrift – slechts op toestemmingen om horecabedrijven incidenteel na 0.00 uur geopend te hebben. De beroepsgrond faalt.
8.3.
Het betoog inzake de strijd met het vertrouwensbeginsel is gebaseerd op de stelling dat verweerder voor het verlenen van vergunningen als bedoeld in artikel 2.29, derde lid, van de APV de onder 8.2 genoemde vaste gedragslijn hanteert. Ook die stelling is echter niet nader onderbouwd met concrete voorbeelden, en ziet – blijkens de formulering van het beroepschrift – evenzeer slechts op toestemmingen om horecabedrijven incidenteel na 0.00 uur geopend te hebben. Verder is op geen enkele wijze gebleken van een schriftelijke, ondubbelzinnige en aan verweerder toe te rekenen toezegging dat eiseres de gelegenheid op de donder-, vrij- en zaterdagen structureel tot 1.30 uur geopend mag hebben. Overigens heeft verweerder de mogelijkheid om terug te komen van een eertijds gemaakte keuze, op basis van nieuw gebleken feiten en/of veranderde beleidsmatige inzichten. Blijkens de motivering van het bestreden besluit heeft verweerder die mogelijkheid benut. De beroepsgrond faalt.
8.4.
Het betoog inzake de strijd met het evenredigheidsbeginsel is gebaseerd op de stelling dat de omzet van de gelegenheid daalt door maatregelen van verweerder die de exploitatiemogelijkheden ervan aan banden leggen. De door eiseres aangeleverde gegevens bieden echter geen duidelijke aanknopingspunten voor de gerechtvaardigde veronderstelling dat een rechtstreeks causaal verband bestaat tussen de dalende omzet en de ter discussie staande maatregelen van verweerder. De beroepsgrond faalt.
Conclusie
9. De tegen het bestreden besluit aangevoerde gronden slagen niet. Daarom zal de rechtbank het beroep ongegrond verklaren. Gelet hierop ziet zij geen reden om verweerder te veroordelen tot vergoeding van de proceskosten die eiseres heeft gemaakt.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. L.M. Koenraad, voorzitter, mr. J.H. van Breda en mr. M.J.M. Verhoeven, rechters, in tegenwoordigheid van mr. E. Mengerink, griffier.
De beslissing is in het openbaar uitgesproken op:
griffier
voorzitter
Afschrift verzonden aan partijen op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State. Als hoger beroep is ingesteld, kan bij de voorzieningenrechter van de hogerberoepsrechter worden verzocht om het treffen van een voorlopige voorziening of om het opheffen of wijzigen van een bij deze uitspraak getroffen voorlopige voorziening.