ECLI:NL:RBGEL:2017:5475

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
18 oktober 2017
Publicatiedatum
23 oktober 2017
Zaaknummer
c/05/326747 KG RK 17-893
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Wraking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing wrakingsverzoek wegens gebrek aan objectieve feiten en omstandigheden

Op 18 oktober 2017 heeft de Rechtbank Gelderland een beschikking gegeven in een wrakingsprocedure. Het wrakingsverzoek was ingediend door verzoeker, die de rechter, mr. P.J. Wiegman, had gewraakt omdat deze niet bereid was zijn ID-bewijs te tonen. De rechtbank oordeelde dat het verzoek tot wraking niet kon worden toegewezen, omdat verzoeker geen concrete feiten of omstandigheden had aangedragen die de vrees voor partijdigheid van de rechter objectief gerechtvaardigd zouden maken. De rechtbank benadrukte dat een rechter uit hoofde van zijn aanstelling vermoed wordt onpartijdig te zijn, tenzij er uitzonderlijke omstandigheden zijn die dit vermoeden weerleggen. In dit geval was er geen sprake van dergelijke omstandigheden, en de rechtbank concludeerde dat het wrakingsverzoek geen basis had in de feiten.

De rechtbank merkte op dat verzoeker zijn verzoek tot wraking had ingediend zonder voldoende onderbouwing, wat leidde tot onnodige vertraging van de procedure. Dit werd gezien als misbruik van het wrakingsmiddel. De rechtbank besloot dat een volgend verzoek tot wraking in deze zaak niet meer in behandeling zou worden genomen. De beschikking werd openbaar uitgesproken op 12 oktober 2017 en vastgesteld op 18 oktober 2017, waarbij de rechtbank de afwijzing van het verzoek tot wraking bevestigde.

Uitspraak

beschikking

RECHTBANK GELDERLAND

Wrakingskamer
zaaknummer: C/05/326747 / KG RK 17/893
Beschikking van 18 oktober 2017 naar aanleiding van de mondelinge uitspraak van12 oktober 2017
van de meervoudige wrakingskamer van de rechtbank op het verzoek van
[verzoeker]
wonende te [adres verzoeker],
hierna te noemen: verzoeker,
strekkende tot de wraking van
mr. P.J. Wiegman,
rechter in deze rechtbank,
hierna te noemen: de rechter.

1.De procedure

Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het proces-verbaal van 20 september 2017 waarin het mondelinge wrakingsverzoek en de gronden daarvoor zijn vermeld
- het schriftelijke verweer van de rechter van 4 oktober 2017.
Bij de mondelinge behandeling zijn verzoeker en de rechter niet verschenen.

2.Het wrakingsverzoek

2.1
Het verzoek tot wraking strekt tot wraking van de rechter, als rechter in de zaak
met parketnummer [parketnummer] tegen verzoeker als verdachte.
2.2
Verzoeker heeft blijkens het proces-verbaal van het mondelinge verzoek de rechter gewraakt omdat hij niet bereid was zijn ID-bewijs te tonen.
2.3
De rechter heeft laten weten niet in de wraking te berusten en heeft verweer gevoerd. Dat verweer wordt hierna zover nodig besproken.

3.De beoordeling

3.1
Wraking van een rechter is slechts mogelijk op grond van feiten of omstandigheden waardoor de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen lijden. Daarvan kan sprake zijn indien de rechter jegens een partij vooringenomen is of indien de vrees van een partij daarvoor objectief gerechtvaardigd is. Bij de beoordeling daarvan moet voorop staan dat een rechter uit hoofde van zijn aanstelling moet worden vermoed onpartijdig te zijn, tenzij zich uitzonderlijke omstandigheden voordoen die zwaarwegende aanwijzingen opleveren voor het oordeel dat de rechter jegens een partij een vooringenomenheid koestert, althans dat bij die partij dienaangaande bestaande vrees objectief gerechtvaardigd is (HR 24 oktober 1995 NJ 1996,484). Uit de artikelen 512 en 513 Wetboek van Strafvordering (hierna: Sv) en het vermoeden van onpartijdigheid volgt dat de verzoeker concrete feiten en omstandigheden moet aanvoeren waaruit objectief afgeleid moet worden dat de rechter jegens een partij vooringenomen is of de vrees van een partij dat dat zo is objectief gerechtvaardigd is. Met inachtneming hiervan overweegt de rechtbank het volgende.
3.2
Blijkens het proces-verbaal ter terechtzitting van 20 september 2017 heeft verzoeker eerst ten overstaan van de rechter zich (ongevraagd) gelegitimeerd en vervolgens de rechter verzocht zich ook te legitimeren. Toen de rechter hier geen gehoor aan gaf, heeft verzoeker de rechter gewraakt. De gronden waarop de wraking dan berustte, kon verzoeker niet nader toelichten, aldus het proces-verbaal ter terechtzitting. Nu ook bij de behandeling van het verzoek tot wraking de gronden niet nader zijn toegelicht, is de wrakingskamer van oordeel dat de klacht van verzoeker geen concrete feiten en omstandigheden bevat waaruit de rechtbank vooringenomenheid van de rechter of zwaarwegende aanwijzingen voor objectief gerechtvaardigde vrees daarvoor kan afleiden. Daarom moet het verzoek worden afgewezen.
3.3
Verzoeker heeft een wrakingsverzoek in de onderhavige procedure gedaan zonder naar behoren concrete feiten en omstandigheden te stellen waaruit in redelijkheid zou kunnen worden afgeleid dat sprake is van partijdigheid of objectief gerechtvaardigde vrees daarvoor. Daarmee is de voortgang van de procedure onnodig vertraagd. Dat leidt tot de conclusie dat verzoeker het middel van wraking gebruikt voor een ander doel dan waarvoor het is gegeven of met geen ander doel dan de voortgang van de procedure te frustreren. Naar het oordeel van de rechtbank is er sprake van misbruik. De rechtbank zal daarom op de voet van artikel 515 lid 4 Sv bepalen dat een volgend verzoek tot wraking in deze zaak niet meer in behandeling zal worden genomen.

4.De beslissing

De rechtbank
Wijst het verzoek tot wraking af;
Bepaalt dat een volgend wrakingsverzoek in deze zaak niet in behandeling zal worden genomen.
Deze beschikking is gegeven door de mrs. H.P.M. Kester (voorzitter), F.J.H. Hovens en G.H.W. Bodt (rechters) in tegenwoordigheid van de griffier [naam griffier] en in het openbaar uitgesproken op 12 oktober 2017 en als beschikking vastgesteld op 18 oktober 2017.
De griffier De voorzitter
Tegen deze beslissing staat geen rechtsmiddel open.