ECLI:NL:RBGEL:2017:5472

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
19 oktober 2017
Publicatiedatum
23 oktober 2017
Zaaknummer
05/840812-17 en 05/840980-17
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Diefstal van een lokfiets en vrijspraak van bedreiging

In deze zaak heeft de Rechtbank Gelderland op 19 oktober 2017 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die werd beschuldigd van bedreiging en diefstal. De rechtbank heeft de verdachte vrijgesproken van de bedreiging, omdat er onvoldoende bewijs was dat hij de bedreigende woorden had geuit richting de aangeefster. De aangeefster had in haar aangifte niet over de telefonische bedreiging verklaard en er was geen overtuigend bewijs dat de verdachte de bedreigende woorden had geuit.

Ten aanzien van de diefstal van een lokfiets, heeft de rechtbank vastgesteld dat de verdachte op 2 september 2017 te Tiel een blauwe herenfiets heeft weggenomen, die toebehoorde aan de politieregio Gelderland-Zuid. De rechtbank oordeelde dat er voldoende bewijs was dat de verdachte de fiets had gestolen, onder andere op basis van camerabeelden en getuigenverklaringen van verbalisanten. De kleding van de verdachte kwam overeen met de beschrijving van de persoon die op de camerabeelden te zien was.

De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot plaatsing in een inrichting voor stelselmatige daders (ISD) voor de duur van twee jaar, gezien zijn recidive en verslavingsproblematiek. De rechtbank heeft ook de vordering van de benadeelde partij afgewezen, omdat de verdachte werd vrijgesproken van de bedreiging.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND
Team strafrecht
Zittingsplaats Arnhem
Parketnummers : 05/840812-17 en 05/840980-17
Datum uitspraak : 19 oktober 2017
Tegenspraak
vonnis van de meervoudige kamer
in de zaak van
de officier van justitie bij het arrondissementsparket Oost-Nederland
tegen
[verdachte]
geboren op [geboortedag] 1982 te [geboorteplaats] , wonende aan de [adres] , [woonplaats] ,
thans gedetineerd te P.I. Arnhem - HvB Arnhem Zuid te Arnhem,
raadsvrouw: mr. A.H.J. Raaijmakers, advocaat te Oisterwijk.
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting
van 5 oktober 2017.

1.De inhoud van de tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
Ten aanzien van parketnummer 05/840812-17:
hij op 25 juli 2017 te Tiel, [slachtoffer] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of met zware mishandeling, door via de telefoon (die op speaker stond) te roepen “Ik zou nog liever mijn dochter en mijn ex neersteken dan ze twee jaar niet mogen zien”, terwijl die [slachtoffer] die woorden kon horen/kennis heeft genomen van die woorden, althans woorden van gelijke aard of strekking.
Ten aanzien van parketnummer 05/840980-17:
1.
hij op of omstreeks 2 september 2017 te Tiel met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een (blauwe) (heren)fiets (merk [naam 1] ), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan politieregio Gelderland-Zuid, in elk geval aan een ander
of anderen dan aan verdachte, waarbij verdachte zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft en/of die/dat weg te nemen fiets onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak en/of verbreking;
althans, indien het vorenstaande onder 1 niet tot een veroordeling leidt:
Subsidiair
hij op of omstreeks 2 september 2017 te Tiel, een goed te weten een (blauwe) (heren)fiets (merk [naam 1] ) heeft verworven, voorhanden gehad, en/of overgedragen, terwijl hij ten tijde van de verwerving of het voorhanden krijgen van dit goed wist of redelijkerwijs had moeten
vermoeden dat het een door misdrijf verkregen goed betrof;
althans, indien het vorenstaande onder subsidiair niet tot een veroordeling leidt:
Meer subsidiair
hij op of omstreeks 2 september 2017 te Tiel opzettelijk en wederrechtelijk een (blauwe) (heren)fiets (merk [naam 1] ), in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander, te weten aan politieregio Gelderland-Zuid toebehoorde, heeft vernield, beschadigd,
onbruikbaar gemaakt en/of weggemaakt.
2. Overwegingen ten aanzien van het bewijs [1]
Ten aanzien van parketnummer 05/840812-17
Aangeefster [slachtoffer] heeft in haar aangifte niet verklaard over de telefonische bedreiging. Ook heeft zij, toen verbalisant [verbalisant 1] haar vroeg of zij de bedreigingen via de telefoon had gehoord, niet verklaard welke bedreigende woorden verdachte heeft geuit.
De rechtbank is daarom, samen met de officier van justitie en de verdediging, van oordeel dat er onvoldoende wettig en overtuigend bewijs is dat verdachte richting aangeefster [slachtoffer] de ten laste gelegde woorden heeft geuit, zodat verdachte dient te worden vrijgesproken van dit feit.
Ten aanzien van parketnummer 05/840980-17
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft aangevoerd dat de kleding die verdachte aanhad toen hij werd aangehouden overeenkomt met de kleding van de persoon die op de camerabeelden te zien is en de fiets heeft gestolen. Voordat verdachte werd aangehouden heeft verbalisant [verbalisant 2] gezien dat hij de fiets vasthield en bezig was met de fiets.
De officier van justitie heeft op basis hiervan geconcludeerd dat wettig en overtuigend bewezen kan worden geacht dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan diefstal van de fiets.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft integrale vrijspraak bepleit, vanwege een gebrek aan overtuigend bewijs. De raadsvrouw heeft aangevoerd dat uit de camerabeelden niet blijkt dat verdachte de persoon is die de fiets meeneemt. Ook heeft de raadsvrouw aangevoerd dat er onvoldoende bewijs is dat verdachte de fiets heeft geheeld of vernield. Verbalisant [verbalisant 2] heeft verklaard dat hij bij de fiets een persoon zag die een spijkerbroek aan had en verdachte had geen spijkerbroek aan ten tijde van zijn aanhouding, enkele ogenblikken later.
Beoordeling door de rechtbank
De lokfiets betreft een blauwe herenfiets van het merk [naam 1] en is op 31 augustus 2017 geplaatst aan de [naam 2] te Tiel. [2] De fiets was voorzien van een blauw en witte fietstas, was onbeschadigd en werkte naar behoren op het moment van plaatsen. [3]
Verbalisant [verbalisant 2] kreeg op 2 september 2017 omstreeks 06.10 uur een melding dat een lokfiets in beweging was gekomen en is naar de getraceerde plaats toegegaan. Verbalisant [verbalisant 2] zag ter plaatse een man die een fiets vasthield bij het stuur. Hij stond op ongeveer
10 meter afstand van de man. Hij zag dat de fiets een herenfiets betrof die zeer gelijkend was op een van de lokfietsen die hij op een foto had gezien. Hij zag vervolgens dat de man naast de fiets knielde en hoorde gerommel. Verbalisant [verbalisant 2] omschreef de verdachte aan zijn collega's en heeft steeds zicht op de man gehouden tot aan het moment van de aanhouding. Na de aanhouding is verbalisant [verbalisant 2] naar de plaats gelopen waar hij de man met de fiets had zien
staan. Daar trof hij de lokfiets aan met links daarnaast een zakmes met meerdere tools eraan. Hij zag dat een van de mesbladen was afgebroken en dat de kettingkast van de lokfiets kapot was, namelijk afgebroken. [4]
Verbalisanten [verbalisant 3] en [verbalisant 4] hebben verdachte aangehouden. Verdachte kwam om de hoek lopen van de flat aldaar.
Verbalisant [verbalisant 5] is na de aanhouding van verdachte teruggelopen naar de fiets en heeft vastgesteld dat het de lokfiets van de politie was. [5]
Verdachte had in zijn fouillering een donkerblauw vest zitten, met op de buikhoogte in het midden van de voorzijde van het vest een zak met openingen van twee kanten en op de borst een logo met de tekst: "ALPHA INDUSTRIES U.S.A.". [6] Verdachte droeg een zwarte trainingsbroek voorzien van drie witte strepen op de buitenzijde van de benen, de strepen stoppen ter hoogte van het midden van de kuit. De schoenen die verdachte in zijn fouillering had waren van het merk Nike en waren voornamelijk grijs van kleur. De logo's van Nike waren alle roodkleurig en de zichtbare rand van de zool was voornamelijk wit van kleur. [7]
De meldingen van bewegingen van de lokfiets zijn binnen gekomen op 2 september 2017 om 02:39 uur, 02:41 uur, 06:06 uur en 06:08 uur. [8]
Verbalisant [verbalisant 6] heeft de camerabeelden uitgekeken. Op de camerabeelden zag verbalisant [verbalisant 6] dat er omstreeks 02.37 uur een persoon op een fiets bij een andere fiets stond. Zij zag dat de persoon een donkere trui aan had, een capuchon droeg en een donkere broek met witte strepen aan de onderkant aan had. Zij zag dat de persoon een blanke tot licht getinte huid had. De persoon tilde de andere fiets op en verplaatste deze een stukje. Vervolgens fietste de persoon weg en liet de andere fiets staan. Verbalisant [verbalisant 6] zag dat de fiets, die was achtergelaten op de stoep, fietstassen had die licht van kleur waren. In de linker fietstas zag zij iets zitten wat donker van kleur was. Omstreeks 02.39 uur kwam er een persoon aanlopen, in de richting van de fiets. De persoon kwam uit de richting van waar de persoon die eerder zichtbaar was op de camera heen was gefietst. Verbalisant [verbalisant 6] zag dat de persoon een donkere trui aan had met een lichtkleurig logo op de borst en dat hij een capuchon op had, een blanke tot licht getinte huid had en donkere schoenen aan had met lichtgekleurde zolen. Zij zag dat de persoon de fiets beetpakte en vervolgens de fiets optilde en met de fiets in de richting van waar de persoon vandaan kwam rende. [9]
De rechtbank overweegt dat verbalisant [verbalisant 2] heeft gezien dat verdachte rond 06.10 uur de fiets vasthield. De verdediging heeft gesteld dat verdachte niet de persoon bij de fiets kan zijn, omdat verbalisant [verbalisant 2] heeft verklaard dat de persoon bij de fiets een spijkerbroek aanhad en verdachte een zwarte trainingsbroek aan had. De rechtbank overweegt dat verbalisant [verbalisant 2] zicht heeft gehouden op verdachte tot het moment van aanhouding en er zijn geen andere personen gezien ten tijde van de aanhouding of bij de fiets. Naar het oordeel van de rechtbank heeft verbalisant [verbalisant 2] zich kennelijk vergist wat betreft de spijkerbroek, nu uit de overige processen-verbaal en de foto’s blijkt dat verdachte bij zijn aanhouding de hiervoor genoemde kleding droeg (waaronder een zwarte trainingsbroek voorzien van drie witte strepen op de buitenzijde van de broekspijpen, waarbij de strepen stoppen ter hoogte van het midden van de kuit).
De kenmerken van deze kleding, te weten de broek, trui en schoenen die verdachte ten tijde van zijn insluiting droeg komen exact overeen met de door verbalisant [verbalisant 6] waargenomen kenmerken van de broek, trui en schoenen die de persoon die de fiets wegnam aan had. Verdachte was slechts enkele uren later met de fiets bezig en hij heeft hiervoor geen aannemelijke verklaring gegeven. Naar het oordeel van de rechtbank is verdachte dan ook de persoon die de fiets omstreeks 02.37 uur heeft weggenomen.
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte op 2 september 2017 te Tiel met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een blauwe herenfiets, merk [naam 1] , geheel toebehorende aan politieregio Gelderland-Zuid.

3.Bewezenverklaring

Naar het oordeel van de rechtbank is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder parketnummer 05/840980-17 primair ten laste gelegde feit heeft begaan, te weten dat:
Ten aanzien van parketnummer 05/840980-17:
1.
hij op
of omstreeks2 september 2017 te Tiel met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een
(blauwe
) (heren
)fiets
(merk [naam 1]
),
in elk geval enig goed,geheel
of ten deletoebehorende aan politieregio Gelderland-Zuid
, in elk geval aan een ander
of anderen dan aan verdachte, waarbij verdachte zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft en/of die/dat weg te nemen fiets onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak en/of verbreking.
Wat meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard, is niet bewezen.
Verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.

4.De kwalificatie van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert op:
Ten aanzien van parketnummer 05/840980-17, primair:
diefstal.

5.De strafbaarheid van het feit

Het feit is strafbaar.

6.De strafbaarheid van de verdachte

Verdachte is strafbaar, nu geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit.

7.Overwegingen ten aanzien van straf en/of maatregel

Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft geëist dat verdachte ter zake van het onder parketnummer 05/840980-17 primair tenlastegelegde zal worden veroordeeld tot oplegging van de maatregel tot plaatsing in een inrichting voor stelselmatige daders (hierna: ISD). Verdachte voldoet aan de criteria. Het gedrag en het levenspatroon van verdachte dat ten grondslag ligt aan het plegen van de vermogens- en geweldsdelicten is onveranderd. Het verplichte kader van de ISD-maatregel is noodzakelijk om het recidiverisico te verminderen en ter bescherming van de maatschappij.
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft gesteld dat, indien de rechtbank tot een bewezenverklaring komt, het aantal recente veroordelingen van verdachte de oplegging van de ISD-maatregel niet rechtvaardigt. Ook heeft zij gesteld dat de veiligheid van personen de oplegging van de maatregel niet rechtvaardigt. Verdachte heeft alleen geweldsdelicten tegen zijn (ex-)partner gepleegd en zij heeft hier zelf een aandeel in. De oplegging van de ISD-maatregel voor het zeer geringe feit waarvan verdachte momenteel wordt verdacht is volgens de raadsvrouw buitenproportioneel. Primair verzoekt de raadsvrouw om enkel het bewezen verklaarde feit af te straffen. Subsidiair verzoekt de raadsvrouw de ISD-maatregel voorwaardelijk op te leggen.
Beoordeling door de rechtbank
De rechtbank heeft bij de bepaling van de op te leggen straf gelet op de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard, de omstandigheden waaronder dit is begaan, mede gelet op de persoon en de omstandigheden van de verdachte zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken, waarbij onder meer is gelet op:
- het uittreksel uit het algemeen documentatieregister, gedateerd 3 september 2017;
- het reclasseringsadvies van Reclassering Nederland, gedateerd 4 september 2017;
- de reclasseringsadviezen van Reclassering Nederland, gedateerd 16 augustus 2017 en
13 september 2017;
- het terugkoppelingsformulier ZSM/vroeghulp van het Leger des Heils, gedateerd 27 juli 2017; en
- de Pro Justitia rapportage van drs. [naam 3] , psychiater, gedateerd 7 september 2017.
Vanwege het toenemend aantal fietsendiefstallen rondom het centrum [naam 4] in Tiel heeft de politie een lokfiets geplaatst. Verdachte heeft deze lokfiets gestolen en neemt hiervoor geen enkele verantwoordelijkheid. Het betreft een zeer hinderlijk feit.
Aan verdachte is in de vijf jaren voorafgaande aan deze feiten ten minste drie keer wegens een misdrijf onherroepelijk een vrijheidsbenemende straf of een taakstraf opgelegd. De rechtbank stelt vast dat verdachte het bewezen verklaarde feit heeft begaan na tenuitvoerlegging van deze straffen.
Het door verdachte thans begane feit is een misdrijf waarvoor voorlopige hechtenis is toegelaten.
In de hierboven genoemde rapporten staat dat verdachte al jarenlang problemen veroorzaakt. Hij blijft in aanraking komen met politie en justitie en houdt er eigen wetten en regels op na. Uit de rapporten blijkt tevens dat verdachte zeer verslaafd is. De rechtbank heeft geen redenen om te twijfelen aan de observaties van de reclassering met betrekking tot het drugsgebruik van verdachte. Verdachte bagatelliseert zijn drugsgebruik en wil hierbij geen hulp aanvaarden. Door zijn drugs en medicijngebruik vertoont verdachte onberekenbaar gedrag en recidiveert steeds. Ook ontbreekt het aan dagbesteding, het nemen van verantwoordelijkheid en probleembesef, waardoor betrokkene in beeld blijft komen bij justitie en er geen verbetering in zijn situatie lijkt te komen. Eerdere behandel- en begeleidingstrajecten zijn niet van de grond gekomen en verdachte heeft niet meegewerkt aan een klinische behandeling. Kairos en Iriszorg zijn van mening dat ambulante behandeling onvoldoende kader en houvast biedt om verdachte abstinent en stabiel te krijgen. Een strak en langdurig kader lijkt noodzakelijk om te komen tot een positieve gedragsverandering, stabiliteit en afname van zijn delictgedrag.
Het opleggen van de ISD-maatregel, binnen welk kader aanhoudende stimulatie tot gedragsverandering kan plaatsvinden, zou kunnen bijdragen aan het verminderen dan wel stoppen van het plegen van strafbare feiten door verdachte. Iriszorg heeft geadviseerd tot oplegging van de ISD-maatregel zodat in dat kader, eventueel na diagnostiek, een behandeling kan plaatsvinden.
Door verdachte is geweigerd mee te werken aan een psychiatrisch onderzoek.
Ten aanzien van de stelling van de raadsvrouw dat het aantal veroordelingen van verdachte en het thans begane feit de ISD-maatregel niet rechtvaardigt, overweegt de rechtbank dat verdachte recent is veroordeeld voor bedreiging, mishandeling, schuldheling, diverse diefstallen en overtreding van de Opiumwet. Verdachte kan daarmee worden aangemerkt als een stelselmatige dader. Dat verdachte ook enkele malen is veroordeeld voor misdrijven ten aanzien van zijn (ex-)partner, doet naar het oordeel van de rechtbank niet ter zake.
Gelet op de verslavingsproblematiek van verdachte en de omstandigheid dat de thans bewezen verklaarde feiten zijn begaan na een recente veroordeling wegens soortgelijke delicten, moet er naar het oordeel van de rechtbank ernstig rekening mee worden gehouden dat verdachte wederom een misdrijf zal plegen. De rechtbank is van oordeel dat de wetgever met de ISD-maatregel heeft beoogd de maatschappij langdurig tegen stelselmatige daders te beschermen, zonder dat de zwaarte van het delict op zichzelf de duur van de maatregel voor de duur van twee jaar rechtvaardigt. Ook de eerdere veroordelingen spelen een rol bij de proportionaliteit van de maatregel. De ISD-maatregel strekt er mede toe een bijdrage te leveren aan de oplossing van verslavingsproblematiek, dan wel andere problematiek. Gelet op het delictgedrag van verdachte, eist de veiligheid van personen en goederen het opleggen van de ISD-maatregel. De maatregel strekt derhalve tot beveiliging van de maatschappij en de beëindiging van de recidive van de verdachte.
Gelet op hetgeen hiervoor is overwogen, is de rechtbank van oordeel dat plaatsing in een inrichting voor stelselmatige daders noodzakelijk is. Gelet voorts op het belang van beveiliging van de maatschappij, de behandeling van de verslavingsproblematiek van verdachte en van beëindiging van de recidive van de verdachte, zal de rechtbank de maatregel voor de maximale duur van twee jaren opleggen en zal zij de tijd die door verdachte in verzekering en voorlopige hechtenis is doorgebracht niet in mindering brengen op de duur van de maatregel.
7a. De beoordeling van de civiele vorderingen, alsmede de gevorderde oplegging van de schadevergoedingsmaatregel
De benadeelde partij [slachtoffer] heeft zich in het strafproces gevoegd ter verkrijging van schadevergoeding ter zake van het onder feit 1 bewezen verklaarde feit. Gevorderd wordt een bedrag van € 300,- en vergoeding van de proceskosten van € 27,50.
Beoordeling door de rechtbank
Nu verdachte zal worden vrijgesproken van het onder parketnummer 05/840812-17 ten laste gelegde feit, dient de vordering van de benadeelde partij naar het oordeel van de rechtbank te worden afgewezen.

8.De toegepaste wettelijke bepalingen

De beslissing is gegrond op de artikelen 38m, 38n en 310 van het Wetboek van Strafrecht.

9.De beslissing

De rechtbank:
 spreekt verdachte vrij van het onder parketnummer 05/840812-17 ten laste gelegde feit;
 verklaart bewezen dat verdachte het ten laste gelegde feit, zoals vermeld onder punt 3, heeft begaan;
 verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij;
 verstaat dat het aldus bewezenverklaarde oplevert het strafbare feit zoals vermeld onder punt 4;
 verklaart verdachte hiervoor strafbaar;
 veroordeelt verdachte wegens het bewezenverklaarde tot plaatsing in een
inrichting voor stelselmatige daders voor de duur van 2 (twee) jaar.
De beslissing op de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer]

wijst af de vordering tot schadevergoedingten bedrage van € 300,- (driehonderd euro) en de vergoeding van de proceskosten ten bedrage van € 27,50 (zevenentwintig euro en vijftig cent), ingediend door de
benadeelde partij.
Dit vonnis is gewezen door mr. S.H. Keijzer (voorzitter), mr. K.A.M. van Hoof en mr. Y. Cenik, rechters, in tegenwoordigheid van mr. M. Langstraat, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 19 oktober 2017. mr. S.H. Keijzer en mr. Y. Cenik zijn buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.

Voetnoten

1.Het bewijs is terug te vinden in het in de wettelijke vorm door verbalisant [verbalisant 7] van de politie Oost-Nederland, district Gelderland-Zuid, opgemaakte proces-verbaal, dossiernummer PL0600-2017347356, gesloten op 27 juli 2017, en in de bijbehorende in wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal en overige schriftelijke bescheiden, tenzij anders vermeld. De vindplaatsvermeldingen verwijzen naar de pagina’s van het doorgenummerde dossier, tenzij anders vermeld.
2.Het proces-verbaal van bevindingen, p. 3.
3.Het proces-verbaal van bevindingen, p. 16.
4.Het proces-verbaal van bevindingen, p. 4 en 5.
5.Het proces-verbaal van bevindingen, p. 7.
6.Het proces-verbaal van bevindingen, p. 22.
7.Het proces-verbaal van bevindingen, p. 25.
8.Het proces-verbaal van bevindingen, p. 17.
9.Het proces verbaal van bevindingen, p. 29A.