ECLI:NL:RBGEL:2017:5471

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
19 oktober 2017
Publicatiedatum
23 oktober 2017
Zaaknummer
05/740264-17
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verkoop en bezit van cocaïne door een oudere man, inclusief wapens

In deze zaak heeft de Rechtbank Gelderland op 19 oktober 2017 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte, geboren in 1941, die beschuldigd werd van het dealen van cocaïne en het bezit van wapens. De verdachte, die gedetineerd was in P.I. Arnhem, werd bijgestaan door zijn raadsvrouw, mr. M.G.C. van Riet. De zaak kwam voor de rechtbank na een onderzoek op de terechtzitting van 5 oktober 2017. De tenlastelegging omvatte meerdere feiten, waaronder het opzettelijk bereiden, verkopen en aanwezig hebben van cocaïne in de periode van 1 juni 2016 tot en met 27 juni 2017 in Nijmegen. Daarnaast was de verdachte in het bezit van een bus pepperspray en een stroomstootwapen.

De officier van justitie stelde dat er voldoende bewijs was voor de beschuldigingen, waaronder verklaringen van afnemers en waarnemingen van de politie. De verdediging voerde aan dat de verdachte door zijn gezondheidstoestand de Nederlandse taal niet goed beheerste en dat er sprake was van eendaadse samenloop van feiten. De rechtbank oordeelde dat de verklaringen van de verdachte bruikbaar waren voor het bewijs, ondanks zijn gezondheidsproblemen.

De rechtbank achtte het wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte zich schuldig had gemaakt aan de ten laste gelegde feiten. De verdachte werd veroordeeld tot een gevangenisstraf van 12 maanden, waarvan 8 maanden voorwaardelijk, met bijzondere voorwaarden zoals een meldplicht en ambulante behandeling. De rechtbank hield rekening met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, waaronder zijn leeftijd en gezondheid, maar ook met de ernst van de feiten en de overlast die hij had veroorzaakt in de buurt.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND
Team strafrecht
Zittingsplaats Arnhem
Parketnummer : 05/740264-17
Datum uitspraak : 19 oktober 2017
Tegenspraak
vonnis van de meervoudige kamer
in de zaak van
de officier van justitie bij het arrondissementsparket Oost-Nederland
tegen
[verdachte] ,
geboren op [geboortedag] 1941 te [geboorteplaats] , thans gedetineerd te P.I. Arnhem - HvB ArnhemZuid te Arnhem,
raadsvrouw: mr. M.G.C. van Riet, advocaat te Amsterdam.
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting
van 5 oktober 2017.

1.De inhoud van de tenlastelegging

Aan verdachte is, na een op 5 oktober 2017 toegewezen vordering wijziging tenlastelegging, ten laste gelegd dat:
1.
hij, op één of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 1 juni 2016 tot
en met 27 juni 2017 te Nijmegen, gemeente Nijmegen, en/of elders in Nederland, (meermalen) opzettelijk heeft bereid en/of bewerkt en/of verwerkt en/of verkocht en/of afgeleverd
en/of verstrekt en/of vervoerd, in elk geval opzettelijk aanwezig heeft gehad, een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne, zijnde cocaïne een middel als bedoeld in de bij de
Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van
artikel 3a van die wet;
2.
hij, op of omstreeks 27 juni 2017 te Nijmegen, gemeente Nijmegen, opzettelijk aanwezig heeft gehad ongeveer 225,52 gram, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne en/of ongeveer 26,27 gram, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne, zijnde cocaïne (telkens) een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
3.
hij, op of omstreeks 27 juni 2017 te Nijmegen, gemeente Nijmegen, een bus pepperspray (merk 'Protect Pfeffer-Spray anti-dog'), zijnde een voorwerp bestemd voor het treffen van personen met (een) verstikkende en/of weerloosmakende en/of traanverwekkende stof(fen) van de categorie II, onder 6°,
en/of een wapen van categorie II onder 5°, te weten een voorwerp waarmee door een elektrische stroomstoot personen weerloos kunnen worden gemaakt of pijn kan worden toegebracht, voorhanden heeft gehad.
2. Overwegingen ten aanzien van het bewijs [1]
Ten aanzien van de feiten 1 en 2
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gesteld dat wettig en overtuigend bewezen kan worden geacht dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de ten laste gelegde feiten. Dat verdachte cocaïne heeft verkocht, bewerkt, verstrekt en afgeleverd blijkt uit de MMA meldingen, de postacties van de politie, de verklaringen van afnemers en de aangetroffen cocaïne bij drie personen die kort daarvoor bij verdachte thuis zijn geweest. In zijn woning zijn verdovende middelen en een grote hoeveelheid contant geld aangetroffen. Ook heeft verdachte bij de politie de feiten bekend. De officier van justitie heeft gesteld dat de verklaringen van verdachte bij de politie bruikbaar zijn voor het bewijs.
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft gesteld dat verdachte door zijn gezondheidstoestand de Nederlandse taal onvoldoende machtig is om te kunnen worden verhoord zonder tolk. De gezondheidstoestand van verdachte is het afgelopen half jaar sterk achteruit gegaan.
De raadsvrouw heeft verder aangevoerd dat sprake is van eendaadse samenloop wat betreft de feiten 1 en 2, in welk geval slechts een van de bepalingen dient te worden toegepast, bij verschil die waarop de zwaarste hoofdstraf is gesteld. Dit betekent volgens de raadsvrouw in dit geval dat uitgegaan dient te worden van artikel 10 lid 4 van de Opiumwet.
Beoordeling door de rechtbank
Verbalisanten [verbalisant 1] en [verbalisant 2] hebben op 11 januari 2017 van 19.00 uur tot 20.45 uur gepost bij de woning van verdachte te Nijmegen. Zij namen waar dat vier personen de woning betraden en binnen één minuut weer naar buiten gingen, één man is twee minuten binnen geweest en één man is 1 uur en 10 minuten binnen geweest. [2]
Verbalisanten [verbalisant 1] en [verbalisant 2] hebben op 24 januari 2017 van 19.20 uur tot 20.15 uur gepost bij de woning van verdachte. Zij namen waar dat vier personen de woning betraden en binnen één minuut weer naar buiten gingen. [3]
Verbalisanten [verbalisant 3] , [verbalisant 4] en [verbalisant 5] hebben op 13 april 2017 van 17.53 uur tot 19.22 uur gepost bij de woning van verdachte. Zij namen waar dat elf personen een kort bezoek brachten aan de woning. [4] Eén van deze personen werd herkend als [naam 1] . [naam 1] is bij de wijkagent bekend als drugsgebruiker. Vier van de voertuigen waarvan de bezoekers gebruik maakten stonden op naam van personen die antecedenten hebben op het gebied van verdovende middelen. [5]
Verbalisant [verbalisant 6] heeft op 8 juni 2017 van 17.30 uur tot 20.15 uur gepost bij de woning van verdachte. Hij zag een duidelijke overdracht, waarbij de bewoner, een Turks uitziende oudere man, iets dat lijkt op geld aanneemt van iemand die aan zijn voordeur staat en enkele ogenblikken later een pakketje ter grootte van een sigarettenpakje overhandigt aan die persoon. Ook zag hij dat meerdere personen een kort bezoek brachten aan de woning. [6] Verbalisant [verbalisant 7] heeft op 27 juni 2017 van 18.00 uur tot 20.03 uur gepost bij de woning van verdachte. Hij zag dat acht personen een kort bezoek brachten aan de woning. Eén man verliet de woning met een pakketje van ongeveer 10 centimeter doorsnede. Ook liep verdachte naar de bestuurderszijde van een auto, waarna de auto direct wegreed. [7] Verbalisant [verbalisant 7] heeft aan collega’s, die zich in de omgeving van de woning bevonden, signalementen doorgegeven van de personen die kortstondig in de woning van verdachte zijn geweest, en de door hen gebruikte voertuigen. [8]
Verbalisant [verbalisant 8] heeft verklaard dat op 27 juni 2017 drie verdachten zijn aangehouden ter zake van het bezit van harddrugs. Deze personen waren door politiemedewerkers gevolgd toen zij uit de woning van verdachte kwamen. Deze personen zijn [naam 2] , [naam 3] en [naam 4] . [9] Op de wikkels die bij hen zijn aangetroffen, is op de voorzijde een zeehond met een speelbal boven op zijn neus afgebeeld. [10]
Tijdens de doorzoeking van de woning van verdachte op 27 juni 2017 [11] en bij de insluitingsfouillering van verdachte [12] is ongeveer 225,52 gram en 26,27 gram cocaïne [13] aangetroffen.
[naam 3] heeft op 27 juni 2017 verklaard dat hij drie keer per week cocaïne koopt bij de dealer waar hij is aangehouden. Hij heeft verklaard dat hij een jaar tot anderhalf jaar bij deze dealer cocaïne koopt. [14]
[naam 5] , die op 13 april 2017 gezien is op het adres van verdachte, heeft op 11 juli 2017 verklaard dat hij ongeveer anderhalf jaar cocaïne koopt op het woonadres van verdachte. [15]
Verdachte heeft op 28 juni 2017 verklaard dat hij drugs verkocht aan vaste klanten. De personen die kopen geven hem geld en daar koopt hij dan nieuwe voor. Zij doen het zeg maar samen. Hij heeft verklaard dat de laatste tijd steeds meer mensen langskwamen, dit waren vrienden van zijn vaste klanten. [16] De sealtjes die hij gebruikte zijn van buiten wit met een zeehondje er op. Verdachte heeft verklaard dat hij cocaïne verkocht. Deze cocaïne mengde met hij met inositol, hiervoor gebruikte hij de koffiemolen. [17] Verdachte heeft verklaard dat hij de aangetroffen verpakkingsmiddelen, lege sealtjes en weegschaaltjes gebruikte om de verdovende middelen in te verpakken voor de verkoop. Het in zijn woning aangetroffen contante geld is drugsgeld om nieuwe drugs te halen. Ook het geld dat is aangetroffen bij zijn insluiting is drugsgeld. Dat geld is verkregen door de verkoop van verdovende middelen. [18] Verdachte heeft verklaard dat hij al heel lang met zijn vaste kennissen drugs kocht en het met hen verdeelde. Sinds anderhalf jaar verkocht hij aan meerdere andere mensen verdovende middelen. Verdachte heeft verklaard dat iedereen die in de avond van 27 juni 2017 bij hem is geweest, drugs bij hem heeft gekocht of opgehaald. [19]
Ten aanzien van de stelling van de raadsvrouw dat verdachte de Nederlandse taal onvoldoende machtig is, overweegt de rechtbank dat verdachte concrete antwoorden heeft gegeven op de vragen van de politie en dat deze antwoorden overeenkomen met wat de politie heeft waargenomen. Zo heeft verdachte verklaard dat hij de door de politie aangetroffen sealtjes en het weegschaaltje gebruikte voor de verkoop van drugs, dat meerdere mensen langskwamen om drugs te kopen en dat de personen die bij hem zijn geweest in de avond van 27 juni 2017 cocaïne bij hem hebben gekocht of opgehaald. Verdachte heeft de sealtjes die hij gebruikte concreet beschreven. Deze beschrijving – wit met een zeehondje – komt overeen met de aangetroffen sealtjes bij de personen die na de postactie zijn aangehouden op 27 juni 2017. Ook heeft verdachte verklaard dat hij wist dat de politie al langer acties uitvoerde. Tijdens deze verhoren heeft verbalisant [verbalisant 9] geconstateerd dat verdachte het Nederlands voldoende beheerste en achtte verdachte zichzelf in staat om in de Nederlandse taal te communiceren.
Dat de gezondheid van verdachte het afgelopen half jaar erg achteruit is gegaan, acht de rechtbank aannemelijk. Dit neemt echter niet weg dat verdachte ten tijde van de verhoren door de politie in staat was om in het Nederlands een betrouwbare verklaring af te leggen. Voor de rechtbank weegt mee dat verdachte ter terechtzitting nu en dan zonder tussenkomst van de tolk adequaat antwoord gaf in het Nederlands op de door de voorzitter in het Nederlands gestelde vragen.
De rechtbank is, gezien het voorgaande, van oordeel dat de bij de politie afgelegde verklaringen van verdachte bruikbaar zijn voor het bewijs.
De rechtbank overweegt dat [naam 3] heeft verklaard dat hij een jaar tot anderhalf jaar drugs heeft gekocht bij verdachte. [naam 5] heeft verklaard dat hij al anderhalf jaar drugs koopt bij verdachte en verdachte zelf heeft ook verklaard dat hij sinds anderhalf jaar aan meerdere mensen drugs verkoopt. De politie heeft op meerdere data in de ten laste gelegde periode waargenomen dat verschillende mensen kortstondige bezoeken brengen aan verdachte. Tevens zijn de sealtjes die bij verdachte zijn aangetroffen, en waarover verdachte heeft verklaard, aangetroffen bij personen die zijn woning hebben bezocht. Ook heeft verdachte verklaard dat hij cocaïne heeft vermengd met inositol.
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte op meer tijdstippen in de periode van 1 juni 2016 tot en met 27 juni 2017 te Nijmegen, meermalen opzettelijk cocaïne heeft bewerkt, verkocht, afgeleverd en verstrekt, zijnde cocaïne een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van
artikel 3a van die wet.
Tevens acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte op 27 juni 2017 te Nijmegen, opzettelijk aanwezig heeft gehad ongeveer 225,52 gram van een materiaal bevattende cocaïne en ongeveer 26,27 gram van een materiaal bevattende cocaïne, zijnde cocaïne telkens een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan
wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet.
Ten aanzien van feit 3
Er is sprake van een bekennende verdachte als bedoeld in artikel 359 derde lid, laatste zin van het Wetboek van Strafvordering en daarom wordt volstaan met een opgave van de bewijsmiddelen.
Bewijsmiddelen:
- het proces-verbaal van bevindingen, p. 73;
- het proces-verbaal van bevindingen, p. 91;
- de verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 5 oktober 2017.

3.Bewezenverklaring

Naar het oordeel van de rechtbank is wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder 1, 2 en 3 tenlastegelegde heeft begaan, te weten dat:
1.
hij, op
één ofmeer tijdstippen in
of omstreeksde periode van 1 juni 2016 tot
en met 27 juni 2017 te Nijmegen,
gemeente Nijmegen, en/of elders in Nederland, (meermalen
)opzettelijk heeft
bereid en/ofbewerkt en
/of verwerkt en/ofverkocht en
/ofafgeleverd
en
/ofverstrekt
en/of vervoerd, in elk geval opzettelijk aanwezig heeft gehad, een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne, zijnde cocaïne een middel als bedoeld in de bij de
Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van
artikel 3a van die wet;
2.
hij, op
of omstreeks27 juni 2017 te Nijmegen
, gemeente Nijmegen, opzettelijk aanwezig heeft gehad ongeveer 225,52 gram
, in elk geval een hoeveelheidvan een materiaal bevattende cocaïne en
/ofongeveer 26,27 gram
, in elk geval een hoeveelheidvan een materiaal bevattende cocaïne, zijnde cocaïne
(telkens
)een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
3.
hij, op
of omstreeks27 juni 2017 te Nijmegen
, gemeente Nijmegen, een bus pepperspray
(merk 'Protect Pfeffer-Spray anti-dog'
), zijnde een voorwerp bestemd voor het treffen van personen met
(een)verstikkende en
/ofweerloosmakende en
/oftraanverwekkende stof
(fen
)van de categorie II, onder 6°,
en
/ofeen wapen van categorie II onder 5°, te weten een voorwerp waarmee door een elektrische stroomstoot personen weerloos kunnen worden gemaakt of pijn kan worden toegebracht, voorhanden heeft gehad.
Wat meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard, is niet bewezen.
Verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.

4.De kwalificatie van het bewezenverklaarde

De raadsvrouw heeft gesteld dat sprake is van eendaadse samenloop ten aanzien van het tenlastegelegde onder 1 en 2. De rechtbank overweegt dat de op 27 juni 2017 in de woning van verdachte aangetroffen cocaïne kennelijk (nog) niet was verkocht, afgeleverd of verstrekt door verdachte. Ook is niet vastgesteld dat verdachte deze cocaïne heeft bewerkt. De aangetroffen cocaïne had verdachte slechts voorhanden en betrof een ander goed (andere cocaïne) dan de onder 1 tenlastegelegde cocaïne. De rechtbank is van oordeel dat daarom geen sprake is van eendaadse samenloop.
Het bewezenverklaarde levert op:
Ten aanzien van feit 1:
opzettelijk handelen in strijd met een in art. 2, onder B van de Opiumwet gegeven verbod, meermalen gepleegd.
Ten aanzien van feit 2:
opzettelijk handelen in strijd met een in art. 2, onder C van de Opiumwet gegeven verbod.
Ten aanzien van de feit 3:
handelen in strijd met art. 26 lid 1 van de Wet wapens en munitie, strafbaar gesteld bij art. 55 lid 1 van de Wet wapens en munitie.

5.De strafbaarheid van het feit

De feiten zijn strafbaar.

6.De strafbaarheid van de verdachte

Verdachte is strafbaar, nu geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit.

7.Overwegingen ten aanzien van straf en/of maatregel

Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft geëist dat verdachte ter zake van alle ten laste gelegde feiten zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 15 maanden, waarvan
5 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 3 jaren, met als bijzondere voorwaarden een meldplicht, ambulante behandeling en het meewerken aan diagnostiek, met aftrek van de tijd in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht.
Ook heeft de officier van justitie gevorderd dat het onder verdachte inbeslaggenomen contante geld verbeurd wordt verklaard.
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft verzocht het onvoorwaardelijke deel van de gevangenisstraf zo kort mogelijk te houden, gezien de gezondheid van verdachte. Verdachte heeft niet uit puur winstbejag cocaïne verkocht. Hij heeft slechts in zijn eigen gebruik willen voorzien, maar dit is uit de hand gelopen. De wapens die verdachte voorhanden had, lagen niet gebruiksklaar. Tevens is het recidiverisico lager dan door de reclassering wordt voorgesteld, aangezien hij na detentie zal verblijven bij zijn familie en zijn medische situatie is verslechterd sinds zijn arrestatie. De raadsvrouw heeft verzocht een fors deel van de gevangenisstraf voorwaardelijk op te leggen met de door de reclassering geadviseerde voorwaarden.
Verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat het in zijn woning aangetroffen geld gespaard vakantiegeld betrof. De raadsvrouw heeft betoogd dat het geld deels, namelijk tot een bedrag van € 1.500,- teruggegeven dient te worden aan verdachte en voor het overige verbeurd kan worden verklaard.
Beoordeling door de rechtbank
De rechtbank heeft bij de bepaling van de op te leggen straf gelet op de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard. Ook heeft de rechtbank gelet op de omstandigheden waaronder de feiten zijn begaan., Daarbij is gelet op de persoon en de omstandigheden van de verdachte zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken, waarbij onder meer is gelet op:
- het uittreksel uit het algemeen documentatieregister, gedateerd 28 augustus 2017;
- de adviezen van Reclassering Nederland, gedateerd 17 juli 2017 en 2 oktober 2017.
Verdachte was verslaafd aan cocaïne en heeft door de handel in drugs willen voorzien in zijn gebruik. Vanuit deze situatie heeft hij gedurende een lange periode cocaïne verkocht en een grote hoeveelheid cocaïne aanwezig gehad. Uit de postacties van de politie blijkt dat verdachte aan veel verschillende mensen cocaïne heeft verkocht en verstrekt. Het was een komen en gaan van mensen. Verdachte heeft in drugs gedeald vanuit zijn woning en dit heeft volgens de wijkagent voor veel overlast gezorgd in de buurt. Ook heeft verdachte bijgedragen aan de verslaving van (mede)verslaafden en zo de gezondheid van die anderen in gevaar gebracht. Ten slotte heeft verdachte een stroomstootwapen en pepperspray voorhanden gehad.
De rechtbank houdt in het voordeel van verdachte rekening met zijn medische situatie en zijn gevorderde leeftijd. Gebleken is dat verdachte (inmiddels) een hulpbehoevende man is. Zijn gezondheidstoestand is momenteel slecht en ook geestelijk gaat verdachte achteruit.
Aan de andere kant bagatelliseert verdachte de feiten en zijn middelengebruik. De reclassering acht nader onderzoek naar delictgerelateerde persoonlijkheidsproblematiek aangewezen, waarna verdachte eventueel behandeling nodig heeft. Hij is zijn woning kwijtgeraakt en wil niet meer zelfstandig wonen. Verdachte wil graag hulp bij het vinden van passende huisvesting. De rechtbank is gezien het voorgaande van oordeel dat een voorwaardelijke straf met bijzondere voorwaarden op zijn plaats is.
De eis van de officier van justitie is gezien de ernst van de feiten begrijpelijk. De rechtbank is echter van oordeel dat de persoonlijke omstandigheden van verdachte zwaar wegen. Daarom zal de rechtbank een gevangenisstraf opleggen voor de duur van 12 maanden, waarvan 8 maanden voorwaardelijk met als bijzondere voorwaarden een meldplicht en een ambulante behandeling.
Ten aanzien van het beslag en de vordering tot verbeurdverklaring overweegt de rechtbank dat verdachte afstand van het inbeslaggenomen geldbedrag heeft gedaan en dat hij hierop niet is teruggekomen. Door de verklaring van verdachte dat het geldbedrag hem toebehoorde en dat hij hiervan afstand deed, mag de officier handelen als ware het geld verbeurd verklaard. Het beslag is hiermee geëindigd, zo bepaalt artikel 134 lid 2 sub b, juncto artikel 116 lid 2 sub c van het Wetboek van Strafvordering. De rechtbank heeft geen grond meer voor het nemen van een beslissing.

8.De toegepaste wettelijke bepalingen

De beslissing is gegrond op de artikelen 10, 14a, 14b, 14c, 14d, 57, 91 van het Wetboek van Strafrecht, artikelen 2, 10 en 13 van de Opiumwet, artikelen 2, 26, 55 en 56 van de Wet wapens en munitie.

9.De beslissing

De rechtbank:
 verklaart bewezen dat verdachte het tenlastegelegde, zoals vermeld onder punt 3, heeft begaan;
 verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij;
 verstaat dat het aldus bewezenverklaarde oplevert de strafbare feiten zoals vermeld onder punt 4;
 verklaart verdachte hiervoor strafbaar;
  • veroordeelt verdachte wegens het bewezenverklaarde tot een
  • bepaalt, dat een gedeelte van de gevangenisstraf groot
 de algemene voorwaarden dat de veroordeelde:
- zich voor het einde daarvan niet zal schuldig maken aan een strafbaar feit;
- ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit zijn medewerking zal verlenen aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 Wet op de identificatieplicht ter inzage zal aanbieden;
- zijn medewerking zal verlenen aan het door de Reclassering Nederland te houden toezicht, bedoeld in artikel 14d, tweede lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen;
 de bijzondere voorwaarden dat de veroordeelde:
- zich uiterlijk binnen drie dagen na het onherroepelijk worden van dit vonnis zal melden bij Reclassering Nederland op telefoonnummer 088-8041405, om een afspraak te maken op de locatie aan de Stieltjesstraat 1 te Nijmegen, en gedurende de proeftijd zich zal blijven melden bij de reclassering, zo frequent en zolang de reclassering dat noodzakelijk acht;
- zijn medewerking zal verlenen aan nadere diagnostiek en zich gedurende de proeftijd onder behandeling zal stellen van Iriszorg, Kairos of soortgelijke ambulante (forensische) zorg, zulks ter beoordeling van de reclassering, waarbij veroordeelde zich zal houden aan de aanwijzingen die hem in het kader van die behandeling door of namens zorginstelling/behandelaar zullen worden gegeven;
- geeft opdracht aan Reclassering Nederland tot het houden van toezicht op de naleving van voormelde bijzondere voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden (artikel 14d, tweede lid, van het Wetboek van Strafrecht);
 beveelt dat de tijd, door veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht;

heft ophet bevel tot voorlopige hechtenis met ingang van het tijdstip waarop de duur daarvan gelijk wordt aan die van de onvoorwaardelijk opgelegde straf.
Dit vonnis is gewezen door mr. K.A.M. van Hoof (voorzitter), mr. J.M. Klep en
mr. Y. Cenik, rechters, in tegenwoordigheid van mr. M. Langstraat, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 19 oktober 2017. Mr. J.M. Klep en mr. Y. Cenik zijn buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.

Voetnoten

1.Het bewijs is terug te vinden in het in de wettelijke vorm door verbalisant [verbalisant 10] van de politie Oost-Nederland, district Gelderland-Zuid, opgemaakte proces-verbaal, dossiernummer PL0600-2016594866, gesloten op 28 juli 2017, en in de bijbehorende in wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal en overige schriftelijke bescheiden, tenzij anders vermeld. De vindplaatsvermeldingen verwijzen naar de pagina’s van het doorgenummerde dossier, tenzij anders vermeld.
2.Het proces-verbaal van bevindingen, p. 11.
3.Het proces-verbaal van bevindingen, p. 13.
4.Het proces-verbaal van bevindingen, p. 15 -16.
5.Het proces-verbaal van bevindingen, p. 16-17.
6.Het proces-verbaal van bevindingen, p. 25-26.
7.Het proces-verbaal van bevindingen, p. 59-60.
8.Het proces-verbaal van bevindingen, p. 59.
9.Het proces-verbaal van bevindingen, p. 63.
10.Het proces-verbaal van bevindingen, p. 64.
11.Het proces-verbaal van bevindingen, p. 62.
12.Het proces-verbaal van aanhouding, p. 97.
13.Het proces-verbaal onderzoek verdovende middelen, p. 78-81; het NFI rapport van 12 september 2017, zaaknummer 2017.09.04.150.
14.Het proces-verbaal van verhoor verdachte [naam 3] , p. 110.
15.Het proces-verbaal van verhoor van verdachte [naam 5] , p. 8.
16.Het proces-verbaal van verhoor van verdachte, p. 119.
17.Het proces-verbaal van verhoor van verdachte, p. 120.
18.Het proces-verbaal van verhoor van verdachte, p. 125.
19.Het proces-verbaal van verhoor van verdachte, p. 126.