Uitspraak
1.De procedure
2.De verdere beoordeling
“(…). Ik heb zelf aan [gedaagde] meerdere malen gevraagd of de keuring goed was, hiermee bedoel ik of de röntgenfoto’s goed waren. Ik wist van [gedaagde] en [getuige 3] dat er foto’s al waren. Ik heb nog aan [getuige 3] gevraagd of [gedaagde] te vertrouwen was ten aanzien van zijn mededeling dat de röntgenfoto’s goed waren. [getuige 3] heeft mij dat bevestigd. Bij de aflevering van een paard zitten gebruikelijker wijs alle papieren, (…). Dat was in dit geval ook zo, maar de foto’s zaten er niet bij. (…) [getuige 3] heeft mij gezegd dat de foto’s bij de papieren die bij de aflevering zouden meekomen, zouden zitten. Ik heb het paard gekocht om uit te brengen in de hogere eventing sport en [gedaagde] was hiervan op de hoogte. Ik ging er hierom vanuit dat met de mededeling van [gedaagde] dat de foto’s goed waren hij hiermee ook bedoelde dat het paard geschikt was voor de eventing sport. (…)”
“(…) Uit de contacten die ik in de aanloop naar de koop van het paard had met mijn moeder weet ik dat mijn moeder er vanuit ging dat zij een goedgekeurd paard kocht. Dit had zij ook zo vernomen van [getuige 3] en [gedaagde] . Er staat mij nog bij dat er toen ik bij mijn moeder in de auto zat een telefoongesprek is gevoerd door haar met meneer [getuige 3] . Via de car-kit heb ik het gesprek kunnen volgen. [getuige 3] heeft gezegd dat het een gezond paard was geschikt voor de eventing. Ik weet dat mijn moeder met [gedaagde] zelf ook heeft gesproken, maar ik weet niet meer of dat voor of na de koop is geweest. Ik weet dat door mijn moeder aan [getuige 3] is gevraagd of er foto’s bij waren en dan bedoel ik foto’s waaruit blijkt dat het een goedgekeurd sport paard was, dat heeft zij gevraagd in het telefoongesprek in de auto. [getuige 3] heeft dit bevestigd. Dit gesprek vond plaats ergens in december, preciezer kan ik dat niet aanduiden.”
“(…). Mevrouw [eiseres] heeft gezegd dat zij een top paard had gekocht, geschikt voor de eventing sport. Ik heb van mevrouw [eiseres] gehoord dat haar gezegd is dat het paard goed was. Zij heeft aangegeven dat zij om de foto’s en papieren van het paard heeft gevraagd en haar is vervolgens toegezegd dat die zouden komen. Ik durf niet te zeggen wanneer die dan zouden komen. (…) Ik weet dat [gedaagde] heeft gezegd dat de foto’s in orde waren waarmee bedoeld wordt dat het paard geen relevante afwijkingen heeft. Ik weet dat mevrouw [eiseres] meerdere malen heeft gevraagd om de foto’s. Zij heeft hiertoe contact gezocht met [gedaagde] en als het niet lukte heeft zij ook [getuige 3] gevraagd. Ik weet dat dit een aantal keer is gebeurd en de reactie van [gedaagde] was dat de foto’s zouden komen. Ik heb er een aantal keer bijgezeten dat mevrouw [eiseres] een dergelijk telefoongesprek heeft gevoerd met [getuige 3] en [gedaagde] . Toen het paard werd afgeleverd zaten de foto’s er niet bij. Mevrouw [eiseres] heeft daarna dus een aantal malen gezeurd om de foto’s, via de mail en telefoon. Voordat het paard afgeleverd werd vertrouwde zij erop dat bij de aflevering de foto’s aanwezig zouden zijn. Ik heb van [gedaagde] volgens mij was hij het, gehoord dat het paard goed was en dat heb ik gehoord toen de telefoon op de speaker stond. De gesprekken met [gedaagde] werden gevoerd in het Engels. Ik kan het Engels goed verstaan.”
“(…) Ik ken beide partijen en ik heb vanaf aanvang gezegd dat ik dit wel wilde doen voor hen en dat ik er geen vergoeding voor wilde. (…) Ik wist dat [gedaagde] weer een paard te koop had nadat de eerste koper was afgehaakt. Ik wist dat het paard nooit kreupel geweest was. Ik wist dat de eerste koper af is gehaakt vanwege de bemerking die op de röntgenfoto te zien was, om welke reden de verzekeringsmaatschappij het paard niet in dekking wilde nemen. Beide partijen hebben met mij telefonisch contact nog gehad, onder andere over de prijs en de toestand van het paard. (…) Het is niet zo dat ik als bemiddelaar ben opgetreden, ik heb partijen geadviseerd en partijen hebben zelf met elkaar de koop gesloten. (…) Ik weet ook niet of mevrouw [eiseres] op één of meerdere momenten voor de aflevering expliciet om afgifte van de foto’s heeft verzocht. Nadat het paard dus zonder foto’s was afgeleverd heeft mevrouw [eiseres] mij gevraagd of ik [gedaagde] kon benaderen voor afgifte van foto’s. Uiteindelijk zijn de foto’s gekomen, dit heeft wat langer geduurd omdat [gedaagde] niet de opdrachtgever van de keuring was. [gedaagde] dacht dat hij een goed paard verkocht, daar ga ik vanuit. Ik denk dat wat hij tegen mij heeft gezegd ook wel tegen mevrouw [eiseres] gezegd zou hebben, maar ik kan daar uit eigen waarneming of wetenschap niets over verklaren. Ik heb tegen mevrouw [eiseres] gezegd dat het een goed paard was. (…) Ik heb mevrouw [eiseres] ook gezegd dat het paard een bemerking had in die zin dat er een afwijking aan het bot in het spronggewricht van het linker achterbeen bestond. Ik heb haar verder hierin niet geadviseerd.”
“(…) Ik wist dat [naam] het paard wilde gebruiken om een hoger niveau te bereiken in de eventing sport. Het paard moest daar dan natuurlijk geschikt voor zijn, en zij heeft het ook achttien maanden als zodanig gebruikt. Ik heb [naam] verteld dat het paard meedeed in de eventing sport. De resultaten van de paarden zijn zichtbaar op het internet. [naam] zei mij dat ze zelf al had gekeken. Ik heb haar geen röntgenfoto’s laten zien, want die had ik niet. Ongeveer 3 à 4 maanden later heeft [naam] voor het eerst om de röntgenfoto’s gevraagd. Ik heb haar gezegd dat ik zou proberen deze bij de vorige (potentiele) koper op te vragen. Ik had geen enkele reden om mij zorgen te maken over deze foto’s. [naam] wist dat de vorige koper van de koop had afgezien omdat deze het paard niet verzekerd kreeg. [naam] wilde het paard heel graag hebben. Ik heb tegen [naam] gezegd dat het paard voor zover ik kon nagaan gezond was, het was een goed paard. Ik heb haar verteld dat er een veterinair certificaat was. Dit certificaat is overgelegd als productie 17 bij de conclusie van repliek en had ik tot mijn beschikking, mevrouw [eiseres] heeft dit rapport ontvangen. (…) Ik weet niet wat het te bereiken doel van mevrouw [eiseres] was. Ik weet niet waar, in welke landen mevrouw [eiseres] met het paard wilde rijden. Het veterinair certificaat waar ik het net over had is opgemaakt nadat het paard helemaal is onderzocht. Er zijn ook röntgenfoto’s gemaakt en één of meer bloedtests afgenomen. De uitslagen van de bloedtest zijn gestuurd naar de dierenarts van de vorige (potentiele) koper en de röntgenfoto’s zijn daar ook naar toe gestuurd. Dit onderzoek is geschied in opdracht van de vorige (potentiele) koper. U houdt mij voor de e-mail die ik heb gezonden aan [naam] op 27 mei 2015 en de e-mail van 16 juni 2015 (productie 7 dagvaarding). U houdt mij voor dat uit de inhoud van deze mails zou kunnen worden afgeleid dat ik de foto’s met mijn dierenarts heb bestudeerd. (…) Ik heb de foto’s niet bestudeerd, maar ik was wel bij de dierenarts toen hij ze heeft bekeken. Hij heeft toen opgemerkt dat er een probleem kon zijn met het spronggewricht achter dus hij wilde hier nog een nader onderzoek naar doen. Hij wilde dat been nog onderzoeken om na te gaan of het paard in orde was. Mevrouw [eiseres] wist dat het paard in dezelfde toestand verkeerde als toen het paard drie jaar oud was. Ik heb tegen mevrouw [eiseres] gezegd dat er een nader onderzoek naar het been is gedaan, zij heeft vervolgens de conclusie getrokken dat dit de reden moest zijn geweest voor het niet doorgaan van de transactie met de vorige (potentiele) koper. Het paard was nooit kreupel geweest en zij vond het geen probleem.”