ECLI:NL:RBGEL:2017:5440

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
16 oktober 2017
Publicatiedatum
19 oktober 2017
Zaaknummer
05/760071-16
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling van een militair voor mishandeling van zijn levensgezel met vrijspraak voor bedreiging

Op 16 oktober 2017 heeft de militaire kamer van de Rechtbank Gelderland uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een 38-jarige militair, die werd beschuldigd van mishandeling van zijn levensgezel over een langere periode. De verdachte is vrijgesproken van de tenlastegelegde bedreiging. De militaire kamer heeft geoordeeld dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan meerdere vormen van mishandeling, waaronder het vastpakken van de keel van het slachtoffer, het duwen tegen een deur, en het schoppen tegen de benen van het slachtoffer. De mishandelingen vonden plaats tussen 1 januari 2015 en 9 juni 2016 in Berkel en Rodenrijs. De militaire kamer heeft een voorwaardelijke werkstraf van 38 uur opgelegd, met een proeftijd van 1 jaar, en heeft als bijzondere voorwaarde reclasseringstoezicht opgelegd. De rechtbank heeft rekening gehouden met de verminderd toerekeningsvatbaarheid van de verdachte, die lijdt aan een posttraumatische stressstoornis (PTSS) als gevolg van zijn militaire missies. De uitspraak is gedaan na een zorgvuldige afweging van de feiten, de verklaringen van getuigen en de psychologische rapportages.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND
Team strafrecht
Zittingsplaats Arnhem
Parketnummer : 05/760071-16
Datum uitspraak : 16 oktober 2017
Tegenspraak
vonnis van de meervoudige militaire kamer
in de zaak van
de officier van justitie bij het arrondissementsparket Oost-Nederland
tegen
[verdachte]
geboren op [geboortedatum] 1979 te [geboorteplaats] , wonende te [adres] .
raadsvrouw: mr. T. ten Wolde, advocaat te Arnhem.
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 02 oktober 2017.

1.De inhoud van de tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
1.
hij op en of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 01 januari 2015
tot en met 09 juni 2016 te Berkel en Rodenrijs, gemeente Lansingerland,
althans in Nederland, zijn levensgezel, [slachtoffer] , heeft mishandeld door opzettelijk die [slachtoffer] (met kracht) bij de keel vast te pakken en/of vast te houden en/of tegen een deur aan te duwen en/of te smijten en/of een been van die [slachtoffer] (met kracht) vast te pakken en/of vast te houden
en/of die [slachtoffer] aan haar been (over een afstand van ongeveer zeven meter) door
de woning te trekken en/of te sleuren waardoor die [slachtoffer] met een/haar knie
en/of been tegen een deurpost is gestoten en/of die [slachtoffer] (met kracht (met
kracht) met een kussen tegen het gezicht en/of hoofd te slaan en/of (met
kracht) tegen het hoofd en/of gezicht en/of de neus te slaan en/of de hand
en/of duim vast te pakken (waardoor die duim is gekneusd) en/of tegen een/haar
been te schoppen en/of te trappen, waardoor die [slachtoffer] pijn en/of letsel heeft
bekomen;
2.
hij in of omstreeks de periode van 01 augustus 2015 en 31 augustus 2015 te
Berkel en Rodenrijs, en/of Soesterberg, in elk geval in Nederland [slachtoffer] heeft bedreigd (terwijl hij, verdachte, zich met die [slachtoffer] in een tijdende auto bevond) met enig misdrijf tegen het leven gericht, althans met zware mishandeling, immers heeft verdachte opzettelijk voornoemde [slachtoffer] dreigend de woorden toegevoegd :"dat hij haar, [slachtoffer] , met zijn, verdachtes
dienstwapen van het leven zou beroven", althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking.
2. Overwegingen ten aanzien van het bewijs [1]
De feiten
Op grond van de bewijsmiddelen wordt het volgende, dat verder ook niet ter discussie staat, vastgesteld.
Verdachte heeft gedurende de tenlastegelegde periode een relatie gehad met [slachtoffer] en in die periode met haar samengewoond te Berkel en Rodenrijs, gemeente Lansingerland. [2]
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gesteld dat wettig en overtuigend bewezen kan worden geacht dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de tenlastegelegde mishandeling en bedreiging. Over de mishandeling heeft zij hiertoe naar voren gebracht dat het verhaal van het slachtoffer geloofwaardig is en op meerdere punten wordt onderbouwd door andere bewijsmiddelen.
Voor wat betreft de bedreiging heeft zij hiertoe aangevoerd dat de verklaring van het slachtoffer wordt ondersteund door de getuigenverklaringen van de wachtposten, waaruit blijkt dat het slachtoffer overstuur was nadat ze uit de auto van verdachte was gestapt. Voorts heeft verdachte zelf ook verklaard dat hij en het slachtoffer ruzie hadden.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft de militaire kamer verzocht verdachte vrij te spreken van beide feiten.
Hiertoe is allereerst bepleit dat het opzet van verdachte op beide feiten ontbreekt, nu verdachte door zijn posttraumatische stressstoornis op het moment van het plegen van de feiten niet over zijn eigen wil kon beschikken en geen controle had over zijn handelen. Over de mishandeling heeft de verdediging daarnaast aangevoerd dat een aantal van de mishandelingen niet duidelijk uit de verklaring van [slachtoffer] volgen, sommige mishandelingen slechts op één verklaring steunen en dat [slachtoffer] aan een aantal tenlastegelegde handelingen geen pijn of letsel heeft overgehouden.
Voor wat betreft de bedreiging heeft de raadsvrouw naar voren gebracht dat de verklaring van [slachtoffer] onvoldoende wordt ondersteund door andere bewijsmiddelen. Bovendien is het volgens de verdediging onwaarschijnlijk dat verdachte het slachtoffer met deze woorden heeft bedreigd, nu verdachte zijn dienstwapen standaard in de achterbak heeft liggen, en [slachtoffer] dit ook weet.
Beoordeling door de militaire kamer
Opzet
Volgens vaste jurisprudentie van de Hoge Raad moet in een geval waarin met een beroep op een ernstige stoornis het opzet van verdachte wordt bestreden, worden vooropgesteld dat zo’n stoornis slechts dan aan de bewezenverklaring van het opzet in de weg staat indien verdachte ten tijde van zijn handelen ieder inzicht in de draagwijdte van zijn gedragingen en de mogelijke gevolgen zou hebben ontbroken. Daarvan zal slechts bij hoge uitzondering sprake zijn
De militaire kamer is van oordeel dat in deze zaak niet van zo’n uitzondering sprake is. Hierbij neemt de militaire kamer in aanmerking dat verdachte volgens het psychologisch rapport niet geheel maar verminderd ontoerekeningsvatbaar was ten tijde van het tenlastegelegde. Daarnaast blijkt alleen al uit het feit dat verdachte na verschillende incidenten letsel bij [slachtoffer] heeft waargenomen dat hij wel enig inzicht had in de draagwijdte van zijn gedragingen.
Feit 1
[slachtoffer] heeft op 9 juni 2016 verklaard dat de eerste keer dat verdachte haar fysiek mishandelde in januari 2015 was. Verdachte vloog haar toen naar haar keel en drukte haar met een hand tegen de deur van de wc. Het deed geen pijn maar ze schrok er wel van. [3] De tweede keer dat verdachte fysiek werd heeft hij haar aan haar been door het huis heen gesleurd over een afstand van ongeveer zeven meter. Ze knalde toen met haar knie tegen de deurpost, wat erg pijn deed. Het geweld werd steeds regelmatiger. Ze heeft verklaard dat verdachte een tot twee keer per maand fysiek geweld gebruikte naar haar toe. Hij heeft haar ook een keer in het gezicht geslagen zodat haar neus kapot was en hij heeft haar een blauw oog geslagen. Daarnaast heeft hij tegen haar knie geschopt waardoor ze een week moeilijk kon lopen. In 2016 werd het qua fysiek geweld steeds heviger. Verdachte heeft haar geschopt tegen haar been waardoor hij zelf een middenvoetsbeentje gebroken had. Dit was in hun slaapkamer. [4] Het fysieke geweld wat [verdachte] de afgelopen tijd tegen haar heeft gepleegd hield onder andere in het met de achterkant van zijn hand op haar neus slaan en het trappen tegen haar benen. [5]
Verdachte heeft verklaard dat hij [slachtoffer] vlak na januari 2015 tegen de deur heeft aangeduwd. [6] [slachtoffer] heeft hem ook een keer via WhatsApp een foto van haarzelf gestuurd waarop te zien was dat ze schrammen had bij haar oog. Hij hoorde achteraf dat dit door hem kwam. [7] In maart 2016 werd er door de dokter bij hem een vermoedelijke beschadiging van zijn middenvoetsbeentje geconstateerd. Dat kwam doordat hij een trap aan iemand had gegeven. [8]
Getuige [getuige 1] , de onderbuurman van [slachtoffer] en verdachte, heeft verklaard dat hij en zijn vrouw regelmatig hebben gehoord dat de buren ruzie met elkaar hadden. Ook hebben ze beiden gezien dat [slachtoffer] een blauw oog had. [9]
Getuige [getuige 2] heeft verklaard dat [slachtoffer] haar in maart 2016 via de WhatsApp heeft verteld dat ze mishandeld werd door [verdachte] . [slachtoffer] vertelde haar dat [verdachte] zijn drie middenvoetsbeentjes had gebroken doordat hij haar geschopt had tegen haar been tijdens een ruzie. [10] Getuige heeft [slachtoffer] in april 2016 met een blauw oog gezien. Daarnaast is [slachtoffer] twee keer huilend met een zonnebril op in de crossfitbox verschenen waar zij en getuige samen sportten. [11]
Getuige [getuige 3] heeft verklaard dat ze weleens heeft gezien dat [slachtoffer] een blauw oog had toen ze naar de crossfitbox kwam waar ze allebei trainden. Ze heeft ook gezien dat [slachtoffer] blauwe plekken had waarvan getuige zeker weet dat het geen blauwe plekken zijn die [slachtoffer] door het sporten opgelopen had. Ze zaten namelijk op een plek waar je geen kwetsuur krijgt tijdens het sporten. [12]
Verdachte heeft op 24 september 2015 aan [naam] , een vriendin van hem, een WhatsApp-bericht gestuurd met onder andere de volgende tekst: “Ik maak er een potje van in mijn relatie…. Ik doe mezelf bewust pijn en ook een ander, zodat ik daarom nog meer pijn kan ervaren. Het is veelal een cirkel, dus een terugkerend patroon…. Telkens als ik het behaald heb ‘de mishandeling’ zeg en zweer ik ‘dit nooit meer.” [13]
Uit onderzoek van de telefoon van verdachte komt naar voren dat [slachtoffer] hem onder andere de volgende berichten heeft gestuurd:
- Ja of moet je me eerst weer in elkaar slaan; [14]
- Je haalt me naar beneden en je maakt me bang. Volgende keer lig ik in het ziekenhuis of sla je me dood; [15]
- Het gaat erom dat je treitert en mishandelt;
- Ik laat me niet meer mishandelen;
- Jij mishandelt mij, ik ben bang voor jou; [16]
- Ik ben alleen heel erg bang voor een escalatie en dat ik weer geslagen en/of bedreigd word;
- Ik eis 100% garantie dat je me nooit meer fysiek pijn doet en/of bedreigd; [17]
Daarnaast is er in de telefoon van verdachte een foto van [slachtoffer] aangetroffen waarop te zien is dat zij letsel onder haar oog heeft. [18]
De militaire kamer overweegt als volgt.
De militaire kamer acht de verklaring van [slachtoffer] betrouwbaar. Haar verklaring wordt op meerdere punten door verscheidene bewijsmiddelen ondersteund. Er zijn meerdere getuigen die letsel bij haar hebben waargenomen en er is ook een foto van dit letsel. Ook de WhatsApp-berichten die zij naar verdachte heeft gestuurd, en het bericht dat verdachte naar [naam] heeft gestuurd ondersteunen haar verklaring. Bovendien heeft verdachte zelf ook over een aantal mishandelingen verklaard.
De militaire kamer zal vervolgens beoordelen of de verschillende gedragingen die in de tenlastelegging staan beschreven bewezen kunnen worden.
Daarbij stelt de militaire kamer voorop dat volgens vaste jurisprudentie van de Hoge Raad de regel dat een bewezenverklaring niet slechts op de verklaring van één getuige mag berusten slechts geldt voor de gehele tenlastelegging. Onderdelen van de tenlastelegging mogen wel op één getuigenverklaring berusten.
Gelet op de verklaring van [slachtoffer] en de verklaring van verdachte is de militaire kamer van oordeel dat bewezen kan worden dat verdachte [slachtoffer] heeft mishandeld door haar bij haar keel te pakken en tegen een deur te duwen. Dat [slachtoffer] heeft verklaard hier geen pijn of letsel aan over te hebben gehouden maakt dit niet anders. Onder mishandeling wordt immers ook verstaan het bij een ander teweegbrengen van een min of meer hevige onlust veroorzakende gewaarwording in of aan het lichaam. Gelet op de hevigheid van de handeling van verdachte en het feit dat [slachtoffer] heeft aangegeven hiervan geschrokken te zijn, is hier in dit geval sprake van.
De militaire kamer acht ook bewezen dat verdachte [slachtoffer] aan haar been heeft vastgepakt en haar aan haar been over een afstand van ongeveer zeven meter door de woning heeft gesleurd, waardoor zij haar knie tegen een deurpost heeft gestoten. Deze gebeurtenis heeft [slachtoffer] gedetailleerd in haar verklaring omschreven en zoals vorenstaand reeds overwogen acht de militaire kamer haar verklaring betrouwbaar.
Op basis van de foto van het letsel van [slachtoffer] , de verklaring van [slachtoffer] en de verklaringen van getuigen die haar letsel hebben gezien, acht de militaire kamer ook bewezen dat verdachte [slachtoffer] met kracht tegen haar gezicht en haar neus heeft geslagen.
Tot slot acht de militaire kamer bewezen dat verdachte [slachtoffer] meerdere keer tegen haar been heeft geschopt. Over de eerste keer heeft [slachtoffer] verklaard dat verdachte tegen haar been heeft geschopt en zij hierdoor een week moeilijk kon lopen. Over de tweede keer heeft zij verklaard dat verdachte haar tegen haar been heeft geschopt waardoor hij zijn middenvoetsbeentjes had gebroken. De tweede keer wordt ondersteund door de verklaring van verdachte en de verklaring van getuige [getuige 2] . Ook hier neemt de militaire kamer aan dat dit schoppen van [slachtoffer] bij haar op zijn minst een hevige onlust veroorzakende gewaarwording in of aan het lichaam heeft veroorzaakt.
Met de verdediging is de militaire kamer van oordeel dat niet bewezen kan worden dat verdachte [slachtoffer] met een kussen tegen het gezicht of het hoofd heeft geslagen, nu [slachtoffer] slechts heeft verklaard dat verdachte haar met een kussen heeft geslagen, en niet dat dit tegen haar gezicht of hoofd was. Ook kan niet worden bewezen dat verdachte [slachtoffer] bij haar duim heeft vastgepakt waardoor die duim is gekneusd, omdat [slachtoffer] niet heeft verklaard op welke manier verdachte haar duim zou hebben gekneusd.
Feit 2
De militaire kamer is van oordeel dat er onvoldoende wettig en overtuigend bewijs aanwezig is dat verdachte de tenlastegelegde bedreiging heeft gepleegd en hierbij de woorden zoals omschreven in de tenlastelegging heeft geuit. Hiertoe overweegt de militaire kamer dat de verklaringen van de twee getuigen, de wachtposten, de verklaring van [slachtoffer] over de bedreiging onvoldoende ondersteunen. Deze getuigen hebben immers slechts kunnen verklaren dat [slachtoffer] overstuur was. Deze staat zou ook kunnen passen in de verklaring van verdachte dat hij en [slachtoffer] ruzie hadden. Bovendien heeft verdachte verklaard dat hij zijn dienstwapen altijd in zijn dienstauto bewaart, waardoor de militaire kamer de overtuiging mist dat verdachte de bewoordingen zoals omschreven in de tenlastelegging heeft gebezigd. De militaire kamer zal verdachte dus van de bedreiging vrijspreken.

3.Bewezenverklaring

Naar het oordeel van de militaire kamer is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 tenlastegelegde heeft begaan, te weten dat:
1.
hij op
en ofmeer tijdstippen in
of omstreeksde periode van 01 januari 2015
tot en met 09 juni 2016
te Berkel en Rodenrijs, gemeente Lansingerland,
althansin Nederland, zijn levensgezel, [slachtoffer] , heeft mishandeld door opzettelijk die [slachtoffer]
(met kracht
)bij de keel vast te pakken en
/ofvast te houden en
/oftegen een deur aan te duwen
en/of te smijtenen
/ofeen been van die [slachtoffer]
(met kracht)vast te pakken en
/ofvast te houden
en
/ofdie [slachtoffer] aan haar been
(over een afstand van ongeveer zeven meter
)door
de woning
te trekken en/ofte sleuren waardoor die [slachtoffer] met een/haar knie
en/of beentegen een deurpost is gestoten en
/of die [slachtoffer] (met kracht (met
kracht) met een kussen tegen het gezicht en/of hoofd te slaan en/of (met
kracht
)tegen het
hoofd en/ofgezicht en
/ofde neus te slaan en/
of de hand
en/of duim vast te pakken (waardoor die duim is gekneusd) en/oftegen
een/haar
been te schoppen
en/of te trappen, waardoor die [slachtoffer] pijn en/of letsel heeft
bekomen.
Wat meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard, is niet bewezen.
Verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.

4.De kwalificatie van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert op:
Mishandeling, begaan tegen zijn levensgezel, meermalen gepleegd

5.De strafbaarheid van het feit

Het feit is strafbaar.

6.De strafbaarheid van de verdachte

Verdachte is strafbaar, nu geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit.

7.Overwegingen ten aanzien van straf en/of maatregel

Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft geëist dat verdachte ter zake van het onder 1 en 2 tenlastegelegde zal worden veroordeeld tot het verrichten van 38 uren werkstraf, te vervangen door 19 dagen hechtenis, geheel voorwaardelijk met een proeftijd van 3 jaren, met als bijzondere voorwaarde reclasseringstoezicht.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft primair verzocht om artikel 9a van het Wetboek van Strafrecht toe te passen. Subsidiair heeft de verdediging verzocht om bij de hoogte van de straf rekening te houden met de Beleidsregel Veiligheidsonderzoeken Defensie, en dus een straf op te leggen onder de 40 uur taakstraf, 20 dagen hechtenis of geldboete van € 1000,-.
Beoordeling door de militaire kamer
De militaire kamer heeft bij de bepaling van de op te leggen straf gelet op de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard, de omstandigheden waaronder dit is begaan, mede gelet op de persoon en de omstandigheden van de verdachte zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken, waarbij onder meer is gelet op:
- een voorlichtingsrapportage van Reclassering Nederland, gedateerd 15 juni 2016;
- een voorlichtingsrapportage van Reclassering Nederland, gedateerd 22 november 2016;
- een psychologisch onderzoek pro justitia van drs. N.A. Schoenmaker, psycholoog, gedateerd 16 maart 2017;
- het uittreksel uit het justitieel documentatieregister, gedateerd 22 augustus 2017;
- een voorlichtingsrapportage van Reclassering Nederland, gedateerd 18 september 2017.
De militaire kamer heeft bij de straftoemeting in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft in een periode van anderhalf jaar zijn vriendin, waar hij toentertijd mee samen woonde, meermalen mishandeld. Hiermee heeft hij inbreuk gemaakt op haar lichamelijke integriteit en haar pijn en letsel toegebracht. Daarnaast hebben deze mishandelingen gevoelens van onveiligheid bij het slachtoffer opgeroepen waardoor zij zich niet meer veilig voelde in haar eigen huis, terwijl dit bij uitstek de plaats is waar zij zich veilig zou moeten kunnen voelen. Deze mishandelingen in de huiselijke sfeer rekent de militaire kamer verdachte zwaar aan. Gelet op de ernst van het feit vindt de militaire kamer het dan ook niet passend om artikel 9a van het Wetboek van Strafrecht toe te passen.
De militaire kamer houdt bij de bepaling van de straf ook rekening met het volgende.
Bij verdachte was ten tijde van het tenlastegelegde sprake van een posttraumatische stressstoornis (PTSS). Deze PTSS kwam tot ontwikkeling ten tijde van zijn missies voor Defensie in het buitenland. Verdachte werd daar geconfronteerd met ingrijpende gebeurtenissen die hij emotioneel geen plaats heeft kunnen geven. Hierdoor kende verdachte minder zelfbeheersing, had hij minder controle over zijn handelen, was hij emotioneel geladen en snel geprikkeld. Daarnaast was er ten tijde van het tenlastegelegde bij verdachte sprake van een depressieve stoornis. Dit versterkte bij verdachte de symptomen van de PTSS, zijn gevoel van falen en tekortschieten, zijn angst voor verlies en zijn controleverlies over zijn gedrag. Volgens het psychologisch rapport hebben deze stoornissen de gedragskeuzes van verdachte op het moment van het tenlastegelegde ook beïnvloed. Het rapport concludeert dan ook dat verdachte ten tijde van het tenlastegelegde als verminderd toerekeningsvatbaar kan worden beschouwd. De militaire kamer neemt deze conclusie over.
Daarnaast houdt de militaire kamer er rekening mee dat verdachte sinds juni 2016 voor zijn PTSS wordt behandeld bij het MGGZ. Volgens de behandelend psycholoog verloopt dit goed, en is verdachte therapiegetrouw en gemotiveerd. De PTSS en de depressieve stoornis zijn in gedeeltelijke remissie. Ook bouwen verdachte en het slachtoffer langzaam weer een relatie op.
Ten gevolge van het tenlastegelegde is verdachte door Defensie een rang teruggezet. Hij is recent weer gestart met de werkzaamheden bij Defensie die hij eerder ook uitoefende. Een veroordeling van verdachte zou echter nog wel kunnen leiden tot het ontslag van verdachte bij Defensie omdat de aan hem – gelet op de Beleidsregel veiligheidsonderzoeken Defensie – verstrekte verklaring van geen bezwaar (VGB) kan worden ingetrokken.
De militaire kamer overweegt dat verdachte zijn leven sinds dit incident klaarblijkelijk goed heeft opgepakt en hard bezig is om aan zijn problematiek te werken. Oplegging van een zodanige straf dat verdachte alsnog zijn baan bij Defensie zou verliezen acht de militaire kamer disproportioneel. De militaire kamer zal daarom een geheel voorwaardelijke werkstraf opleggen van 38 uur, met een proeftijd van 1 jaar. Aan deze voorwaardelijke straf zal de militaire kamer als bijzondere voorwaarde een meldplicht bij de reclassering verbinden, zodat verdachte nog een extra stok achter de deur heeft om aan zijn problematiek te blijven werken.
De militaire kamer acht een proeftijd van 1 jaar voldoende, nu verdachte sinds juni 2016 al bezig is met zijn behandeling.

8.De toegepaste wettelijke bepalingen

De beslissing is gegrond op de artikelen 14a, 14b, 14c, 14d, 22c, 22d, 27, 300 en 304 van het Wetboek van Strafrecht.

9.De beslissing

De militaire kamer:
 Spreekt verdachte vrij van het onder 2 tenlastegelegde feit;
 verklaart bewezen dat verdachte het overige tenlastegelegde feit, zoals vermeld onder punt 3, heeft begaan;
 verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij;
 verstaat dat het aldus bewezenverklaarde oplevert het strafbare feit zoals vermeld onder punt 4;
 verklaart verdachte hiervoor strafbaar;
 veroordeelt verdachte wegens het bewezenverklaarde tot een
werkstrafgedurende
38 (achtendertig) uren, met bevel dat indien deze straf niet naar behoren wordt verricht vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van 19 (negentien) dagen;
 bepaalt, dat deze werkstraf
niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, wegens niet nakoming van na te melden voorwaarden voor het einde van de proeftijd die op een jaar wordt bepaald;
 de algemene voorwaarden dat de veroordeelde:
- zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig zal maken aan een strafbaar feit;
- ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit zijn medewerking zal verlenen aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 Wet op de identificatieplicht ter inzage zal aanbieden;
- zijn medewerking zal verlenen aan het door de Reclassering Nederland te houden toezicht, bedoeld in artikel 14d, tweede lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen;
 de bijzondere voorwaarde dat de veroordeelde:
- zich binnen 5 dagen na het onherroepelijk worden van het vonnis zal melden bij de Reclassering Nederland (Vivaldiplantsoen 200, 3533 JE Utrecht, 088-8041101) en gedurende de proeftijd zich zal blijven melden bij deze instelling, zo frequent en zolang de instelling dat noodzakelijk acht;
 Geeft opdracht aan de Reclassering Nederland tot het houden van toezicht op de naleving van voormelde bijzondere voorwaarde en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden (artikel 14d, tweede lid, van het Wetboek van Strafrecht);
 beveelt dat voor de tijd die door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van de werkstraf in verzekering en voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van die straf uren in mindering worden gebracht volgens de maatstaf dat per dag in verzekering doorgebracht 2 uur in mindering wordt gebracht;

heft ophet geschorste bevel tot
voorlopige hechtenis.
Dit vonnis is gewezen door mr. J. Barrau (voorzitter) en mr. K. Gilhuis, rechters, en Luitenant-kolonel mr. C.E.W. van de Sande, militair lid, in tegenwoordigheid van mr. L. Ruizendaal-van der Veen, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 16 oktober 2017.

Voetnoten

1.Het bewijs is terug te vinden in het in de wettelijke vorm door verbalisant [verbalisant] van de Staf Commandant Koninklijke Marechaussee, Kabinet, Cluster Integriteit, Sectie Interne onderzoeken, opgemaakte proces-verbaal, proces-verbaalnummer 1607070900.ALG, gesloten op 28 juli 2016 en in de bijbehorende in wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal en overige schriftelijke bescheiden, tenzij anders vermeld. De vindplaatsvermeldingen verwijzen naar de pagina’s van het doorgenummerde dossier, tenzij anders vermeld.
2.Verklaring verdachte ter terechtzitting d.d. 2 oktober 2017 en proces-verbaal van verhoor getuige [slachtoffer] , p. 90 en 91
3.Proces-verbaal van verhoor getuige [slachtoffer] , p.92.
4.Proces-verbaal van verhoor getuige [slachtoffer] , p.93.
5.Proces-verbaal van verhoor getuige [slachtoffer] , p. 145.
6.Verklaring van verdachte ter terechtzitting d.d. 2 oktober 2017.
7.Verklaring van verdachte ter terechtzitting d.d. 2 oktober 2017.
8.Proces-verbaal van verhoor verdachte, p.71.
9.Proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 1] , p.102.
10.Proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 2] , p.106.
11.Proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 2] , p.107.
12.Proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 3] , p.124.
13.Een schriftelijk bescheid bestaande uit een printscreen van een WhatsApp-bericht, p.80 t/m 82.
14.Proces-verbaal van bevindingen, p.162.
15.Proces-verbaal van bevindingen, p.165.
16.Proces-verbaal van bevindingen, p.166.
17.Proces-verbaal van bevindingen, p.167.
18.Rechtelijke waarneming ter terechtzitting d.d. 2 oktober 2017 van foto p.173.