ECLI:NL:RBGEL:2017:5419
Rechtbank Gelderland
- Eerste aanleg - meervoudig
- I.A.M. van Boetzelaer - Gulyas
- J.A. van Schagen
- Y. van Wezel
- Rechtspraak.nl
Uitleg over de toepassing van artikel 19aa van de Ziektewet met betrekking tot ziekengeld en uitlooptermijnen
In deze zaak heeft de Rechtbank Gelderland op 18 oktober 2017 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiseres, vertegenwoordigd door haar gemachtigde mr. L. Veenstra, en de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen. Eiseres had een beroep ingesteld tegen het besluit van verweerder om haar met ingang van 28 april 2016 geen ziekengeld toe te kennen op grond van de Ziektewet. Verweerder had eerder, op 1 augustus 2016, geweigerd om ziekengeld toe te kennen, en dit besluit werd later op 2 februari 2017 in het bestreden besluit bevestigd. Eiseres stelde dat verweerder ten onrechte geen uitlooptermijn van één maand in acht had genomen, zoals geregeld in artikel 19aa, tweede lid, van de Ziektewet.
De rechtbank heeft vastgesteld dat eiseres zich op 9 maart 2015 ziek had gemeld en dat haar dienstverband op 28 april 2016 was beëindigd. Verweerder had geoordeeld dat eiseres in staat was om meer dan 65% van haar maatmaninkomen te verdienen, en daarom geen recht had op ziekengeld. De rechtbank heeft de argumenten van eiseres en verweerder tegen elkaar afgewogen en geconcludeerd dat de uitlooptermijn alleen van toepassing is als er sprake is van een toegekend recht op ziekengeld. Aangezien eiseres geen ziekengeld was toegekend, was er geen recht op een uitlooptermijn. De rechtbank oordeelde dat verweerder terecht geen uitlooptermijn in acht had genomen en verklaarde het beroep ongegrond.
De uitspraak benadrukt de zorgvuldigheidseisen die gelden bij de beëindiging van het recht op ziekengeld en de interpretatie van de relevante wetgeving. De rechtbank heeft de beslissing openbaar uitgesproken en het beroep ongegrond verklaard, zonder aanleiding voor een proceskostenveroordeling.