ECLI:NL:RBGEL:2017:5377

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
30 augustus 2017
Publicatiedatum
17 oktober 2017
Zaaknummer
281117 / HA ZA 15-193 / 17
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Benoeming deskundige in civiele procedure over bouwkundige schade door wateroverlast

In deze civiele procedure, aangespannen door twee eisers tegen de Gemeente Maasdriel, staat de bouwkundige schade als gevolg van wateroverlast centraal. De eisers, vertegenwoordigd door advocaat mr. R. Aboukir, hebben de Gemeente, vertegenwoordigd door advocaat mr. P.E. Bloemendal, aangeklaagd voor schade die zij stellen te hebben geleden door wateroverlast sinds 1997. De rechtbank Gelderland, zittingsplaats Arnhem, heeft op 30 augustus 2017 een vonnis gewezen waarin een deskundige wordt benoemd om de schade te onderzoeken.

De rechtbank heeft in het tussenvonnis van 28 juni 2017 al enkele overwegingen gemaakt en de eisers hebben op 12 juli 2017 een akte uitlating ingediend. De rechtbank heeft vastgesteld dat de eisers geen bezwaren hebben geuit tegen de voorgestelde deskundigen door de Gemeente, maar dat hun verzoek om een andere deskundige te benoemen niet voldoende onderbouwd is. Daarom heeft de rechtbank J. van der Wal, werkzaam bij Vanderwal & Joosten, benoemd als deskundige voor het onderzoek naar de schade.

De deskundige moet onder andere vaststellen of de schade het gevolg is van de wateroverlast en welke werkzaamheden nodig zijn om de schade te herstellen. De rechtbank heeft ook bepaald dat de eisers een voorschot van € 4.850,- moeten betalen voor de kosten van de deskundige. De deskundige moet binnen twee weken na ontvangst van het voorschot een afspraak maken voor het onderzoek en een conceptrapport indienen voor 15 november 2017. De zaak wordt vervolgens naar de rolzitting verwezen voor verdere behandeling na het deskundigenbericht.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK GELDERLAND

Team kanton en handelsrecht
zittingsplaats Arnhem
zaaknummer / rolnummer: 281117 / HA ZA 15-193 / 17
Vonnis van 30 augustus 2017
in de zaak van
[eiser sub 1]en
[eiser sub 2]
beiden wonende te [woonplaats]
eisers
advocaat: mr. R. Aboukir te Tilburg
tegen
de publiekrechtelijke rechtspersoon
GEMEENTE MAASDRIEL
zetelend te Kerkdriel
gedaagde
advocaat: mr. P.E. Bloemendal te Arnhem
Eisers zullen hierna [eisers] en gedaagde de Gemeente worden genoemd.

1.De procedure

1.1
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het tussenvonnis van 28 juni 2017 (hierna: het tussenvonnis)
- de akte uitlating van [eisers] van 12 juli 2017.
1.2
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De verdere beoordeling

2.1
De rechtbank blijft bij hetgeen in het tussenvonnis is overwogen en beslist.
2.2
Naar aanleiding van het tussenvonnis hebben [eisers] zich uitgelaten. Zij hebben geen concrete bezwaren geuit tegen een of meer van de door de Gemeente voorgestelde deskundigen. Hun wens dat de rechtbank een deskundige benoemt buiten de door de Gemeente voorgestelde deskundigen is slechts daarop gestoeld dat [eisers] geen kennis over of ervaring met deskundigen hebben en de Gemeente wel. Dat is echter geen goede grond om geen van die voorgestelde deskundigen te benoemen. De rechtbank zal daarom, na zich er van te hebben vergewist dat deze vrijstaat, als deskundige benoemen: J. van der Wal, werkzaam bij Vanderwal & Joosten te Utrecht. De deskundige heeft zich bereid verklaard het onderzoek te verrichten. Aan de hand van de opgave van de deskundige wordt het voorschot op zijn loon en kosten bepaald op € 4.850,- inclusief btw (naar verwachting 20 te declareren uren). Gegeven de in artikel 195 Rv neergelegde hoofdregel dient dit voorschot door [eisers] te worden voldaan.
2.3
Bij de formulering van de vragen zal de rechtbank aansluiting zoeken bij de door de Gemeente voorgestelde tekst. Deze omvat goeddeels de door [eisers] voorgestelde vragen, echter (in ieder geval) met uitzondering van de vragen II + IX (reden: schade aan het fundament van de woning c.q. kosten van te verwachten tijdelijk onderdak is/zijn niet begrepen in het door [eisers] (in het petitum) gevorderde bedrag), VI + X + XII + XIII (reden: deze vragen hebben geen betrekking op de begroting van de geleden schade aan de bebouwing of die wegens het opheffen van de (gevolgen van de) door [eisers] aan de woning verrichte waardedrukkende aanpassingen).
2.4
Iedere verdere beslissing zal worden aangehouden.

3.De beslissing

De rechtbank
3.1
beveelt een onderzoek door een deskundige ter beantwoording van de volgende vragen:
1. Kunt u op basis van eigen onderzoek vaststellen of, en zo ja, in hoeverre de door [naam] B.V. in haar rapport van 18 januari 2017 genoemde beschadigingen en/of gebreken het gevolg zijn van de wateroverlast die [eisers] sinds 1997 stellen te ervaren?
2. Welke werkzaamheden acht u noodzakelijk om de in uw antwoord op vraag 1 genoemde beschadigingen en/of gebreken – aldus uitsluitend die welke het gevolg zijn van de gestelde wateroverlast – te herstellen?
3. Welke werkzaamheden acht u noodzakelijk om de op pagina 38 van het rapport van [naam] B.V. onder “Ophoging van de begane grondvloer” genoemde verschijnselen ongedaan te maken, dan wel de waardedrukkende effecten daarvan weg te nemen?
4. Welke kosten zijn volgens u gemoeid met het uitvoeren van de in uw antwoord op de vragen 2 en 3 genoemde werkzaamheden?
5. In hoeverre komen [eisers] , mede gelet op het bouwjaar van de woning en de vermoedelijke staat waarin deze zonder de wateroverlast zou hebben verkeerd, door de uitvoering van de in uw antwoord op de vragen 2 en 3 genoemde werkzaamheden in een betere positie te verkeren ten opzichte van de situatie waarin geen wateroverlast zou hebben plaatsgevonden, met andere woorden: in hoeverre acht u een `aftrek nieuw-voor-oud’ op zijn plaats?
6. Zijn er nog andere punten die u naar voren wilt brengen en waarvan de rechtbank volgens u kennis dient te nemen bij de verdere beoordeling?
3.2
benoemt als deskundige om dit onderzoek te verrichten:
J. van der Wal, werkzaam bij Van der Wal & Joosten B.V., [postadres] , [telefoonnummer] , [e-mail] ;
3.3
bepaalt dat de griffier een kopie van dit vonnis aan de deskundige zal toezenden;
3.4
bepaalt dat [eisers] binnen twee weken na datum van dit vonnis (kopieën van) de overige processtukken aan de rechtbank Gelderland, Team kanton en handelsrecht, zittingsplaats Arnhem, civiele roladministratie, Postbus 9030, 6800 EM Arnhem zullen doen toekomen;
3.5
bepaalt dat [eisers] binnen twee weken na de datum van dit vonnis als voorschot op de kosten van de deskundige € 4.850,- (incl. btw) ter griffie van deze rechtbank dienen te deponeren door voldoening van de nota die het Landelijk Dienstencentrum voor de Rechtspraak zal toesturen;
3.6
bepaalt dat de griffier onmiddellijk na betaling van dit voorschot de deskundige hiervan in kennis zal stellen en dat de deskundige pas dan met het onderzoek behoeft te beginnen;
3.7
bepaalt dat de deskundige binnen twee weken nadat hij bericht heeft gekregen dat het voorschot is gedeponeerd met de partijen een afspraak moet hebben gemaakt voor een datum en tijdstip waarop het onderzoek zal plaatsvinden en die datum aan de rechtbank moet hebben doorgegeven;
3.8
bepaalt dat indien een partij of de deskundige de aldus afgesproken datum voor het onderzoek wil wijzigen, die partij of de deskundige daartoe een schriftelijk gemotiveerd verzoek moet doen aan de griffie van de rechtbank, met afschrift aan de andere betrokkenen;
3.9
bepaalt dat de deskundige zich met vragen over het onderzoek kan wenden tot de rechter mr. R.J.J. van Acht;
3.1
bepaalt dat de deskundige bij het onderzoek de partijen in de gelegenheid moet stellen opmerkingen te maken en verzoeken te doen, en dat de deskundige in het schriftelijk bericht moet doen blijken of aan dit voorschrift is voldaan, onder vermelding in dat bericht van de eventueel gemaakte opmerkingen en/of gedane verzoeken;
3.11
bepaalt dat de deskundige een schriftelijk en ondertekend conceptrapport zal inleveren ter griffie van deze rechtbank
vóór 15 november 2017, waarna schriftelijk nadere instructies van de rechtbank zullen volgen over de indiening van het definitieve rapport en de declaratie van de deskundige;
3.12
verwijst de zaak naar de rolzitting van vier weken na de datum waarop het definitieve rapport ter griffie is ingeleverd voor het nemen van een conclusie na deskundigenbericht aan de zijde van [eisers] of voor bepaling datum vonnis;
3.13
houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit vonnis is gewezen door mr. R.J.J. van Acht en in het openbaar uitgesproken op 30 augustus 2017.